Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

Preken

Groeiende serie preken die ik gehouden heb in één van de kerken van de parochie St. Petrus in Uden en de parochie Willibrordus in Oss.

11 December 2021

Hier is meer dan een gelukkig Kerstfeest 3e Advent 2021

Vandaag wil ik het Evangelie voor zichzelf laten spreken want dat is duidelijk genoeg. Als wij vragen “Wat moeten wij doen?”, dan ligt voor ieder van ons het antwoord voor de hand. Geen grootse,  wereldschokkende prestaties worden van ons gevraagd; maar alleen voor de hand liggende dingen; tevreden zijn met je soldij, als je teveel hebt aan kleding, voedsel of andere zaken; delen met wie niets heeft. En dan hebben we mooi de gelegenheid om de daad bij het woord te voegen. Want daar achter in de kerk staat geduldig de collectebus van de Adventsactie op ons te wachten; daar kunnen wij eventueel iets doen met wat we teveel hebben ten bate van de armen in Cordoba, Argentinië.

Nee, ik wilde het vandaag met u hebben over het thema van deze 3e Adventszondag; “Gaudete, verheugt u” en dan specifiek over de tweede lezing. De meesten van ons kunnen de lezingen onderhand dromen en dan bestaat het gevaar dat je niet echt meer luistert. Want daar staat iets heel merkwaardigs; ……verheugt u…ten alle tijden…. Niet alleen; “verheugt u”, maar “verheugt u ……ten alle tijden”… Ik denk niet dat je met zo’n boodschap aan moet komen, bij een tiener die voor de zevende keer gezakt is voor zijn rijexamen, of bij een smoorverliefde jongen of meisje, wiens verkering net is uitgegaan, of bij iemand die sinds kort weet dat hij ongeneeslijk ziek is of bij een moeder die haar kindje verloren heeft. En er zullen toch mensen zijn met soortgelijke ervaringen, die dat vandaag lezen; “Verheugt u ten alle tijden”. Misdadig toch om dat van die mensen te verlangen? En toch staat het er, en toch is het nog waar ook. Ergens anders horen we Jezus ook zoiets tegen; “Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt”. Hoe moet dat, met iemand die mij het bloed onder de nagels vandaan haalt? Een klein stukje antwoord vinden we één van de lezingen die ik nog wel eens bij een uitvaart wil gebruiken; daar staat; “….gij moogt niet bedroefd zijn, zoals die andere mensen die geen hoop hebben?” Natuurlijk mag ook een gelovige mens intens verdriet hebben om een geliefde die hem ontvallen is, maar……. niet op dezelfde manier......als die andere mensen die geen hoop hebben. Daar zit hem het verschil.

Er zijn de dagelijkse ups en downs in ons leven, die ons blij of droevig maken, we maken immers van alles mee. En een ongelovige heeft dan niets anders, dan die dagelijkse of wekelijkse ervaringen die zijn emoties heen en weer slingeren met het moment. Een ongelovig iemand, iemand die niet in contact staat met die stille, onverwoestbare Kracht die er altijd geweest is en er altijd zal zijn; Hem die wij God noemen, die wordt enkel gestuurd en bepaald door zijn eigen emoties. Maar een gelovige die heeft, naast de ups en downs, naast de grote of kleine verdrietjes in zijn leven, óók nog iets anders; hij leeft in een onderstroom van geborgenheid waarin hij of zij zich continue verheugen kan, wat er ook gebeurt. En mocht het verdriet soms zo groot zijn dat het hem te veel wordt, dan zal diegene zo snel mogelijk weer terugkeren naar de Bron, waar hij weet van heeft.

En hoe doe je dat, dan, terugkomen bij die bron, die rots, dat onveranderlijke vertrouwen, of welke naam je God ook wilt geven? ……Door te bidden. Door te bidden breng je dat kleine geïsoleerde, ik, dat heen en weer geslingerd wordt door emoties terug in contact met de stille, maar rotsvaste Aanwezigheid van God. En daarom kan Paulus zeggen; …verheugt u ten alle tijden… Niet dat je altijd met een onechte, vrolijke grimas moet gaan rondlopen, maar dat je, ondanks alles wat je overkomt, weet hebt van dat onverwoestbare fundament onder je leven; groter nog en sterker dan het allerergste; de dood.  

En nu ik het hier over heb nog iets anders wat daar aan raakt. Velen van ons zullen weer druk bezig zijn met Kerstkaarten schrijven. Ik weet nog dat ik vroeger vond dat mijn moeder zich er gemakkelijk vanaf maakte met haar afkorting: ZK. ZN. Zalig Kerstfeest, Zalig Nieuwjaar. Maar wel twee keer zalig. Tegenwoordig hoor je dat niet veel meer; het is een gelukkig Kerstfeest en een spetterend Nieuwjaar. Maar dat woord Zalig, dat zijn we gaan vermijden. Dat vinden we oubollig en de mensen weten ook niet meer wat het betekent. Zelfs de Zaligsprekingen uit het Evangelie worden soms vertaald naar het, wat men noemt, eigentijdsere, “Gelukkig zij die…”enz. En dat terwijl in dat woord “Zalig” zo veel meer die diepere dimensie zit waar Paulus over spreekt; “verheugt u ten alle tijden in de Heer”. Een gelukkig Kerstfeest heb je, als je de lotto wint of als toevallig alles pays en vree is in je familie, als je met een hoop vrienden, gezellig kunt tafelen. Geen zorgen, lang leve de liefde, misschien wel bijna zoals in de reclame. Maar we weten dat daar ook zomaar ineens de klad in kan komen.

Als je iemand een Zalig Kerstfeest toewenst, dan wens je hem of haar toe dat hij of zij, wat er ook gebeurt, altijd de ervaring houdt dat God de rots is, de troost, de hoop, de steun, of wat iemand ook nodig heeft. Een thuiskomen, een thuis zijn in Hem, desnoods onder de meest moeilijke omstandigheden. Desnoods met de dood voor ogen. Dus zoals Paulus het zegt; “verheugt u in de Heer, ten alle tijden”.

Dus dat zou ik iedereen willen toewensen; geen gelukkig, maar echt een Zalig Kerstfeest. Amen.

 

 

 

 

 

 

 

16 November 2021

Het einde? 33ste zondag 2021

Wij naderen het einde van het jaar. We hebben Allerheiligen en Allerzielen gevierd. Het wordt donker. Corona lijkt het leven opnieuw te verlammen, voor mij komt er dit jaar nog bij dat ik met pensioen ga. Kortom; allemaal zaken die ons confronteren met de eindigheid van het leven. En Jezus lijkt daar vandaag nog een schepje bovenop te doen met een soort dreigementen van een wereld die vergaat. Met wat –apocalyptisch- taalgebruik heet, lijkt Hij een hoop ellende aan te kondigen. De Apocalyps, vaak aangeduid met  “het einde der tijden”, staat voor de deur. En er zijn nogal wat mensen die dat allemaal letterlijk nemen. Zo zou de coronacrisis één van de rampen zijn, die vooraf gaan aan dat  komende einde. God weet dat, maar ik niet.

Maar als we even goed naar het Evangelie kijken dan moet ons toch iets heel vreemds opvallen. Jezus zegt niet dat de wereld ooit, een keer vergaat; Hij zegt “dit geslacht zal niet voorbij gaan totdat dit alle gebeurd is”.  Dus als Hij toen letterlijk bedoeld zou hebben dat de wereld op het punt stond te vergaan, dan heeft Hij er voor één keer toch flink naast gezeten. Want de wereld is helemaal niet vergaan binnen dat ene geslacht, zelfs niet in duizend geslachten; of hoeveel zijn het er inmiddels? Maar het is bepaald niet eenvoudig om te begrijpen wat Jezus dan wel bedoelt met -wat er zal gebeuren voor dit geslacht voorbij gaat-. Het woord Apocalyps roept bij ons het einde der tijden op. Maar letterlijk betekent Apocalyps “ontsluiering”, ofwel zoals de titel van het laatste boek van de Bijbel ook zegt; Openbaring. Wat wordt er dan geopenbaard? Wat wordt er ontsluierd?  Wat geopenbaard of ontsluierd wordt, dat is,- wie God is-. En daarom spreekt Jezus ook de waarheid, als Hij zegt dat nog tijdens Zijn generatie geopenbaard wordt wie God is; Hij is immers zelf degene die God openbaart. Wij moeten helemaal niet wachten op het einde der tijden voor de openbaring van God. God is voor ons geopenbaard, in Jezus Christus.

Als Jezus zegt dat de zon, de maan en de sterren van de hemel vallen dan moeten wij ons proberen in te leven wat zon, maan en sterren voor de mensen van die tijd betekenden; naast een heleboel andere dingen waren zij de belangrijkste middelen  om richting te houden, om zich te oriënteren. Zon, maan en sterren waren toen, wat nu onze GPS is. Jezus zegt; er komt een tijd dat al die bekende richtingwijzers er niet meer toe doen. En de hemelse heerscharen? Dat waren in die tijd de veronderstelde bewakers van de ordening van leven en dood. En inderdaad; in leven, dood en verrijzenis van Jezus worden onze aardse principes helemaal op zijn kop gezet en krijgen wij een totaal nieuwe oriëntatiemogelijkheid. In de Verrijzenis wordt het principe van de dood ontkracht. De hemelse heerscharen in verwarring! En wij ook, want -dood was toch gewoon -dood-?

Laat ik voor mijzelf spreken dat dat alles toch het heerlijke van ons geloof is. In Christus te mogen zien dat dood misschien wel -niet dood- is. In Christus definitief richting vinden voor je leven terwijl je misschien nog wel minder weet waar je heen gaat dan van te voren. Want voordat  je Christus leerde kennen maakte je zelf uit waar je heen ging; je volgde zon, maan en sterren, de richtingwijzers van deze wereld. Als je Christus hebt leren kennen is er maar één richting meer; achter Hem aan! 

En natuurlijk; één keer komt er ook écht wel een einde aan alles, in elk geval aan het aardse leven van ieder van ons. Maar laten we ons voor dat moment troosten met de belofte van Jezus; -dat de Mensenzoon zijn engelen zal uitzenden, om zijn uitverkorenen te verzamelen-. Of beter gezegd eigenlijk; dat heeft Hij al gedaan! Naarmate wij ons Doopsel serieus nemen zijn wij al verzameld in Zijn Kerk, in Zijn Geest, in Zijn eeuwige leven en bovendien mogen wij ons zo meteen weer verenigen met Zijn heilige, verrezen Lichaam. Al kunnen we  misschien niet alles begrijpen wat Jezus zegt; Hij liegt nooit! Amen.

 

 

 

 

 

9 Oktober 2021

"De Koning die altijd thuis is...." 28ste zondag 2021

Vandaag vormen de eerste lezing en het Evangelie een soort tandem. Twee totaal verschillende verhalen, maar wel met dezelfde strekking; “Wat is het belangrijkste bezit voor een mens?” Allereerst komt koning Salomon aan het woord. Deze koning, die in het Oude Testament wordt omschreven als de rijkste koning van de hele Bijbelse geschiedenis, deze koning stelt dat heel die rijkdom niets is, vergeleken met het hebben van -de wijsheid-. En de wijsheid waarover de heilige Schrift spreekt, dat is niet een of andere vorm van geleerdheid, niet per sé voor de bollebozen of de wetenschappers; in de Bijbel heet iemand wijs, als hij of zij de wereld weet te zien en te beoordelen vanuit Gods bedoelingen; vanuit het perspectief van God.  Want voor een gelovige is God almachtig en oneindig groot. En een wijs iemand, iemand die Gods  bedoelingen kent, deelt als het ware in de grootheid van God. En dat, zegt de rijke koning Salomon, dat overstijgt alles wat voor ons tijdelijke aardse leven zo belangrijk schijnt. Wijsheid dus; weten wat God met ons wil, dat is het belangrijkste wat er is. 

En dan komt de rijke jongeling ten tonele. Jezus heeft kennelijk al naam gemaakt in de omgeving, want de mensen komen op Hem af, met de grootst mogelijke vragen. Ze zien Jezus duidelijk als een wijze. “Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?” Het is, met andere woorden, ongeveer dezelfde vraag die we eerder al stelden; “Wat is het belangrijkste bezit voor een mens?” En dan volgen eerst de basale regels zoals die gelden vanuit de Tien Geboden. Goed doen, niet doden, niet stelen enzovoorts. Het zijn de gewone dingen die wij zelf ook wel begrijpen en waar de meesten van ons zich ook wel aan proberen te houden. Ook de rijke jongeling kan met de hand op het hart zeggen dat hij de Tien Geboden heeft onderhouden. Maar dan komt de grote schok; Jezus kijkt de jongeman liefdevol aan want Hij heeft met hem te doen. “Ga verkopen wat je bezit, geef het de armen en kom dan terug om Mij te volgen”. Het is een dramatisch moment in het Evangelie, want hier wordt het akelig stil. “De rijke jongeling slaat de blik neer en gaat heen”. Verder horen we niets meer van hem. Jezus richt zich tot zijn leerlingen die ook flink geschrokken zijn, en tot ons. Hij doet er nog een schepje bovenop; “Ja, voor een rijke is het moeilijker om in het Rijk van God te komen dan voor een kameel door het oog van een naald te gaan”. “Pffff….. Wie van ons kan dan gered worden?”: dat zouden we ook aan elkaar kunnen vragen? 

Als we dit alles serieus nemen, en dat moeten we zeker wel doen, dan zouden we er een zwaar hoofd van kunnen krijgen en dat is natuurlijk niet de bedoeling. Althans, het is niet de bedoeling van Jezus, dat we er een zwaar hoofd van krijgen. De bedoeling van Jezus is dat we tot bekering, tot omkeer, komen. En die bedoeling klinkt mee in het woord waarmee Hij afsluit; “Voor God is alles mogelijk”. Dat is de kern van de hele boodschap; God is de alpha en de omega, het begin en het einde, het alles en het niets. Niet jij maakt je leven, met of zonder rijkdom; je krijgt het van Hem.  

Het Evangelie van vandaag kan voor velen een harde les lijken. Voor de jongeling was de les kennelijk te hard. Hij vergat zijn vraag naar het eeuwige leven en keerde ontdaan terug naar zijn bezittingen. Hoe is dat voor ons? Keren wij straks ook ontdaan terug naar ons bezit, of durven we ons te laten raken? Wij moeten daarbij niet de fout maken om dit Evangelie te lezen als een simpele aanklacht tegen iedereen die rijk is, want de rijkdom zelf is niet het probleem. Het is de manier waarop je ermee om gaat. De goede manier is dat je er, om te beginnen, dankbaar voor bent. Dat je beseft dat je het gekregen hebt van de Gever van alle goeds, dat je er goede dingen mee doet en dat je anderen laat delen in je rijkdom. De slechte manier, en dat is de manier waartoe velen vandaag helaas vervallen, de slechte manier is, dat je slaaf wordt van je bezittingen. Als je niet kunt geloven dat God jouw leven draagt, dat Hij je het eeuwige leven zal geven, dan is het logische gevolg dat je zelf dat eeuwige leven probeert te maken; hier en nu. Maar daar heb je dan wel ontzettend veel geld voor nodig. Want zelf een paradijs bouwen? Nou, dat kost wat. Hoeveel huwelijken zijn er niet op de klippen gelopen door dit principe? Manlief, met maar één doel voor ogen; “Zoveel mogelijk geld verdienen, voor het grootst mogelijke huis, met de duurste auto en de meest exotische vakanties, of wat voor andere hebbe-dingen dan ook’. In de zestiger jaren had Conny van den Bosch hier al een prachtig liedje over dat altijd in mijn hoofd is blijven zitten;

“Een paleis met gouden muren, dat wordt nog ooit mijn huis, koningin van alle buren, maar de koning is nooit thuis”.

Zo gaat het hier in één van de rijkste gebieden van de wereld die God vergeten is; er is altijd geld te weinig! Te weinig geld voor gezondheidszorg, te weinig geld voor verslavingszorg, te weinig voor politie, te weinig voor onderwijs, te weinig voor de jeugdhulpverlening, te weinig voor kinderopvang, te weinig voor de bouw, te weinig voor de energietransitie, te weinig…..eigenlijk voor alles. En de koning en de koningin zijn nooit meer thuis. 

Loskomen van je zorgelijke bezitsdrang, meer vertrouwen op God, dat Hij je, op Zijn tijd, zal geven wat je nodig hebt. Dat is de boodschap die we vandaag mogen meenemen. Overgave aan God. Hij is altijd thuis….en het kost niets. Amen.

 

 

 

25 September 2021

"Bende gij ook al iets?" 25ste zondag door het jaar. 2021

Vandaag wil ik mijn overweging beginnen met een kleine anekdote over mijn moeder. Mijn moeder was geen klein vrouwtje; niet van gestalte en ook niet van geest. Als moeder van 4 kleine kinderen kwam eerst haar man plotseling te overlijden, waarna, in de hectiek van –het-er-alleen-voor-staan, haar jongste dochtertje voor de deur van haar huis werd doodgereden. Ze heeft het een en ander meegemaakt dus, maar ze is altijd fier overeind gebleven, zeker ook dankzij haar geloof. Hoewel onze moeder ons heus niet opjutte om desnoods de ellebogen te gebruiken; vond ze het wel belangrijk dat we iets bereikten in het leven, zo dat ze trots op ons kon zijn. En soms was ze een echte flapuit. Toen ik op de diakenopleiding zat in het St. Janscentrum in den Bosch en de aanstelling tot subdiaken mocht ontvangen, zaten we naderhand bij de koffie naast iemand met een wit boordje. “En gij”, zei mijn moeder op zijn plat-Brabants tegen, nota bene de rector van het seminarie, “bende gij ook al iets?” Want natuurlijk zag ze wel aan dat witte boordje dat hij “ook al iets moest zijn”. Helaas heeft ze mijn wijding niet meer mee mogen maken, anders had ze zelf kunnen zien dat ik “iets geworden ben”. Nee, bij mijn moeder zat dat heus allemaal niet zo diep, maar toch raakt het wel aan het thema, zou je kunnen zeggen, van de lezingen van vandaag.

Jaloezie, na-ijver en eerzucht; ze vormen een krachtige dynamiek in al onze menselijke relaties, en in zijn oervorm vinden we ze dan ook al terug bij Adam en Eva. Want wat is de reden dat Eva naar de verboden vrucht grijpt? Juist; Eva kan zich niet schikken in iets of iemand die haar een beperking zou opleggen. Aangemoedigd door de duivel; “Je zult helemaal niet sterven, je zult gelijk worden aan God”, geeft zij ruimte aan haar jaloezie. En daar waar de innerlijke relatie met God verstoord raakt, beginnen ook meteen de problemen met de onderlinge relaties, zo blijkt. Want vanaf dat moment verbergen Adam en Eva hun aanvankelijke onschuld voor elkaar. Jacobus zegt het onomwonden in de tweede lezing; “Waar komen bij u die vechtpartijen en ruzies vandaan? Toch alleen van uw eigen hartstochten die u niet met rust laten”. En we zullen het allemaal onmiddellijk kunnen beamen; waar komt heel veel van onze onderlinge ellende vandaan? Niet van het feit dat we, op welke manier dan ook, iets tekort komen. Nee, onze onderlinge onvrede en ruzies komen vooral voort uit onze hartstochten; dat we toch altijd maar meer willen hebben, of beter zijn, of belangrijker dan een ander. Dat we het niet kunnen verkroppen dat een ander het ogenschijnlijk beter treft dan wij. Jezus heeft zo wat te stellen met zijn vrienden. Vorige week hoorden we Jezus voor de eerste keer zeggen dat Zijn manier van leven Hem naar de dood zou leiden, maar ook…… dat Hij in Gods glorie zou verrijzen. Petrus, die Hem nota bene net daarvoor nog “Messias of Christus” genoemd had, hoorde alleen het eerste deel; dat Jezus zou sterven. Dat Hij ook nog zou verrijzen dat kwam helemaal niet binnen, verblind als Hij was door zijn eigen wens-beeld van de Christus; een grote, succesvolle koning, in alle pracht en praal, en Petrus zelf dan naast Hem op de troon. “Ga weg Satan, jij laat je leiden door menselijke overwegingen en niet door God”; dat was de harde les voor Petrus. Vandaag herhaalt Jezus Zijn woorden; dat Hij zou sterven, maar na drie dagen weer opstaan. Ook nu krijgt Hij geen gehoor. Wijs geworden door de les aan Petrus, durven ze Hem maar beter niets meer te vragen, maar ondertussen blijken ze wel weer bezig te zijn met de vraag; ‘wie wel de grootste is’. Precies het tegenovergestelde van de missie die Jezus in deze wereld heeft. Wat is dan die missie? zult u misschien vragen. Voor zover ik het  begrijp is de missie van Jezus dat wij mensen onze relatie met God herstellen. Dat wij onze plek kennen en erkennen tegenover Hem die groter en liefdevoller is dan alles wat wij ons kunnen voorstellen. Dat ons kleinmenselijk gezever over ‘wie wel de grootste zal zijn’, volstrekt belachelijk is in het licht van Gods grootheid; het belang dat Hij aan ieder van ons hecht en de liefde die Hij voor ons heeft. Zoveel liefde, dat Hij Zijn goddelijke leven aan ons geeft. Wie oren heeft hij hore, wie ogen heeft hij kijke.

“Toen zette Hij zich neer”, zo staat er plechtig in het Evangelie. Wij zouden zeggen; “Toen ging Hij er eens goed voor zitten”. Nu had Hij zijn leerlingen toch wel iets heel belangrijks te vertellen! Hij neemt een kind en zet dat in hun midden. Maar om te begrijpen wat hier gebeurt moeten we ons wel proberen in te leven in de betekenis van een kind, in de tijd van Jezus. Een kind stond helemaal onderaan de sociale ladder. Een kind betekende zo goed als niets. Het had niets in te brengen, er was niets van te verwachten en het telde dus niet mee in de grote mensenwereld. Maar juist dat kind zet Jezus in hun midden als voorbeeld als het gaat over belangrijk zijn. Waarom een kind? Om twee redenen. Allereerst is een kind in staat om zonder berekening te leven en helemaal op te gaan in de blijdschap van het moment. Het heeft geen besef van; “had ik maar zus of zo, of zal ik straks dit of dat…”. Geen gevoel van mislukt te zijn en ook geen idee van een grootse carrière. Het kind is….doodgewoon in de ruimte en de tijd die het krijgt. Eenvoudig dankbaar met wat is. Ten tweede stelt Jezus het kind als voorbeeld voor al die mensen die in de ogen van de wereld niet meetellen; de rechtelozen, vluchtelingen, armen, gehandicapten, werkelozen; al die mensen die in onze ogen misschien “minder” lijken. Weet dat ze voor God geenszins minder zijn en dat we door hen op te nemen, als het ware Hem zelf opnemen, dat aan onze waardering voor hen, onze waardering voor God zelf af te lezen valt. Ook zij zijn immers Zijn geliefde kinderen. “Maar ja”, zult u zeggen. “Ik ben geen kind, ik ben geen vluchteling ik ben niet arm. Ik ben rijk (wij zijn hier allemaal rijk) ik ben vader of moeder of pastoor of directeur of politiek leider, ik heb toch verantwoordelijkheden? Ik kan mij toch niet als een kind gedragen?”  Dat is natuurlijk ook zo. Maar waar het om gaat is dat je je bewust bent van het feit dat elke positie die je ook maar bekleden kunt in deze wereld, je gegeven is. Dat, hoe groot en hoe belangrijk je ook bent in het dagelijks bestel, dat je toch altijd een kind van de Ene Vader blijft en broer of zus van elke andere medemens. Dat je je voor God niet groter hoeft voor te doen dan je bent en dat jij nooit voor Hem kunt doen wat Hij voor jou gedaan heeft. “Bende gij ook al iets?” Nou, In Zijn ogen….in elk geval! Amen.