Geroepen om te leven. 5e zondag door het jaar C
Als we de eerste lezing en het Evangelie naast elkaar leggen dan vinden we daar een sterke gelijkenis. Beide verhalen zijn roepingsverhalen. En misschien mag ik daar mijn eigen roepingsverhaal ook naast leggen. In de eerste lezing ontvangt Jesaja zijn roeping en in het Evangelie; Petrus. En die roeping voltrekt zich in allebei de verhalen langs dezelfde vier stappen; Als eerste; Het ontvangen van een sterke ervaring van genade die van God uitgaat. Als tweede; het besef van de geroepene, dat hij volledig tekort schiet. Als derde; De uitzuivering of aanmoediging van Godswege. En tenslotte als vierde; de zending. Zoals we steeds zien komt een roeping niet voort uit het eigen initiatief van de mens. Je kunt niet jezelf roepen, je wordt geroepen. Je kunt er niet voor studeren en je kunt het ook niet verdienen met hard werken. Nee, het initiatief gaat in alle gevallen van God uit.
Bij Jesaja gebeurt het, zoals we net gelezen hebben, door een visioen dat hem overkomt, met engelen die de grootheid van God uitjubelen; “Heilig, heilig, is de Heer, al wat de aarde vult is zijn heerlijkheid”. Vervolgens schrikt hij zo van deze Godservaring dat hij in elkaar krimpt; “Wee mij, ik ben verloren!” Dan wordt hij opnieuw aangeraakt door God met een gloeiende kool; “Zie, nu die kool uw lippen heeft aangeraakt zijn uw zonden verdwenen”. En hierdoor bemoedigd krijgt Jesaja het elan om te antwoorden als God vraagt: “Wie zal ik zenden?” …….. “Hier ben ik Heer, zend mij!.” In het Evangelie precies dezelfde trits. Jezus stapt in de boot; het initiatief ligt niet bij Petrus maar bij Jezus. Petrus heeft het niet gezocht. Het overkomt hem, dat die gekke Jezus zomaar ongevraagd in zijn boot stapt en ook nog eens begint te commanderen. U weet dat Petrus niet zomaar toevallig een bootje heeft; Die boot, dat is zijn leven, want hij is visser van beroep. Ongevraagd stapt Jezus dus het leven van Petrus binnen. Dan overkomt Petrus de overweldigende genade van die enorme visvangst. Vervolgens ook hier weer de ontzetting, de schrik en het besef onwaardig te zijn voor zoveel gratis ontvangen goedheid. Tenslotte opnieuw die bemoediging van Godswege; “Vreest niet want voortaan zult ge mensen vangen”. Petrus liet zijn hele vissersuitrusting achter zich en volgde Jezus. Tot op de dag van vandaag zijn in Rome en in heel de wereld de vruchten daarvan te zien. Maar goed, Jesaja is lang geleden, het meer van Galilea ver weg en hoe moet dat dan met ons?
Ik weet niet of u iets van herkenning beleeft ten aanzien van uw eigen roeping. “Mijn eigen roeping?”; zullen sommigen zich misschien verbaasd afvragen, maar; ja, uw eigen roeping. Want niet alleen de bekleders van ambten in de kerk zijn geroepen; alle mensen worden geroepen door God, op hele verschillende manieren.
En dan nu mijn eigen roepingsverhaal. Het gaat niet om mij, maar het kan een illustratie zijn van hoe zo’n roeping vandaag de dag nog werkt. De periode tot mijn huwelijk bezie ik achteraf als het vruchteloze zwoegen, wat Petrus had gedaan, totdat Jezus in zijn boot stapte. Ik was wel katholiek opgevoed, maar ik kende God niet. Ik was wel begaan met de wereld maar meende die op eigen kracht te moeten verbeteren. Eerst in de psychiatrie, later met drugsverslaafden. Maar eigenlijk, zo wist ik, had ik zelf geen echt fundament. Ik probeerde mensen zogenaamd te helpen, maar ik wist zelf niet echt wat ik met mijn leven aan moest. Totdat ik, vanwege de huwelijkswens van mijn geliefde toen -inmiddels mijn vrouw-, gedwongen werd om nog eens terug te kijken naar het geloof van mijn jeugd. En ik her-ondekte Jezus. Maar in eerste instantie leerde ik Hem vooral kennen als mens. Unne goeie mens, mooie verhalen van ‘goed zijn voor elkaar’. Dat werd het doel van mijn leven; -net zo goed worden als Jezus-. En, net zoals in de lezingen; daarop volgde de depressie. Want je kunt helemaal niet zo goed worden als Jezus; zeker niet op eigen kracht. Al mijn goeie bedoelingen in de verslavingszorg konden in de verste verten niet tippen aan de wonderkracht van Jezus. En zelfs in het gewone ‘goed zijn voor elkaar’, schoot ik hopeloos tekort. Ik voelde mij, ondanks dat ik nu het licht gezien had, waardeloos; omdat ik er uiteindelijk toch weer niets mee bleek te kunnen. Na een heel moeilijk moment op mijn werk, stapte ik in de auto om naar de muziekles in Eindhoven te gaan; volledig ontredderd, tranen met tuiten, gevaar op de weg. En toen kwam de casetterecorder op gang, die nog aanstond; “I will never let you go, cause I love you so”; zo schalde het keihard door de auto. En de kracht die toen door mij heen schoot zal ik mijn hele leven niet meer vergeten. Alsof God zelf me bij mijn nekvel greep en zei; “Nee jongen, verder dan hier zul jij niet zinken, want hier sta Ik”. Door dat moment ben ik een andere mens geworden. Veel meer vertrouwen in het leven dan ooit te voren. Wilde ik eerst geen kinderen omdat ik de verantwoordelijkheid daarvoor te groot vond; Nu hebben we er vier en ben ik zelfs al opa. Een andere vrucht van dit roepingsmoment werd later mijn diakenwijding. Ik wilde voor Jezus gaan werken, omdat ik wist dat Hij mij aan zou nemen, ondanks mijn beperkingen, mijn tekorten en laat ik het maar gewoon noemen; ondanks mijn egoïstische zondigheid. En ook al lijkt de Kerk voor velen een zinkend schip; onmogelijk dat het ooit zal zinken zolang Jezus zelf daarin aanwezig is! We zien het ook terug in het Evangelie; alleen als Jezus er bij is wordt er iets gevangen. En dat zie ik nu als laatste levenstaak; blijven zoeken naar God en naar wegen om Hem te dienen. Van Hem blijven getuigen omdat leven zonder God geen leven is.
Ergens in het boek Deuteronomium al, staat ook zo’n prachtige oproep; “Ik houd u vandaag het leven voor en het geluk, maar ook de dood en het ongeluk; Kies dan het leven, dan zult gij met uw nakomelingen het leven bezitten”. Laten wij dan voor het leven kiezen door bij Jezus in de boot te blijven. De reddingsboot van Jezus die onze Kerk is. Amen.