Brood van leven. 19e zondag B 2024
Als iemand aan mij vraagt “geloof jij in God”, dan aarzel ik altijd met mijn antwoord. Meestal vragen de mensen trouwens niet of je in God gelooft, maar of je –nog- in God gelooft; waarmee gezegd wil zijn dat dat niet lang zal duren als je eenmaal verstandig geworden bent. Maar goed, die aarzeling bij de vraag; “Geloof je in God?” Meestal zeg ik dan; “Dat ligt eraan wat jij onder God verstaat”. Ik kan niet zomaar “ja” zeggen, want misschien geloof ik ook niet in de God zoals zij die zich voorstellen. Ik kan natuurlijk ook geen “nee” zeggen, want ik geloof beslist wèl in God; alleen, de God waar ik in geloof is geen man met een lange baard, geen boeman of iemand die alles wel even voor mij regelt. Ook niet het “al” waarin alles oplost of een oceaan waarin alle druppeltjes samenkomen. De God waar ik in geloof is een mysterie waarbij elk menselijk denken tekort schiet. Allereerst is Hij de Schepper van deze onbeschrijflijk mooie aarde in dat even onbeschrijfelijke, mysterieuze heelal. Daarnaast is God voor mij Diegene die door Jezus Christus in deze wereld present gesteld is; een Persoon, Iemand die je aan kunt spreken, Iemand die jou aanspreekt. Iemand die je leert wat goed en kwaad is. Iemand die eindeloos nieuwe kansen wil geven, Iemand die troost en bemoedigt, altijd een beweging naar het positieve, naar leven. Iemand die laat zien wie God is; enkel liefde. Iemand dus, met een grote hoofdletter.
Wij lezen vandaag een stukje Evangelie van Johannes. Aan het begin van dat Evangelie zegt Johannes over Jezus; “Het Woord is vlees geworden”, God, het Mysterie, Het Woord, de Liefde is vlees geworden in Jezus. Wil je die vreemde, verre God leren kennen, dan moet je naar Jezus kijken want Hij is sprekend de Vader. En deze Jezus komt ons rakelings nabij in het brood, wat Hij “zijn vlees noemt”. Nee sterker; door dat brood dat wij eten wordt Zijn vlees vermengd met ons eigen vlees, worden wij één met Hem, leven wij letterlijk van Hem. En aangezien Jezus’ vlees onbederfelijk is, omdat het van God is, worden ook wij onbederfelijk en van God. Eeuwig leven wordt ons beloofd, en eeuwig leven zullen we krijgen. Het enige wat nodig is, dat is geloof. Maar dat is natuurlijk wel een probleem. Niet alleen voor mensen van deze tijd, ook voor de mensen die Jezus zelf gezien hebben. Want wie is Hij wel; toch gewoon de zoon van Jozef en Maria? Waar haalt Hij het lef vandaan om te zeggen dat Hij uit de hemel is neergedaald. En dat is ook een struikelblok van velen in onze tijd. Jezus, dat is “unne goeie kerel”, Hij heeft ons geleerd hoe we goed moeten zijn voor elkaar, breken en delen, maar “uit de hemel neergedaald”, “van God”, en “Verrezen uit de dood”? Nee, dat gaat voor veel verstandige mensen een brug te ver. En toch ligt daar nou juist het grootste belang van ons hele geloof. Als Christus niet verrezen is, dan houden wij ons al 2000 jaar bezig met kletspraat; dan zijn al die prachtige kerkgebouwen die overal in de wereld naar Christus verwijzen voor niets opgericht.
Goed zijn voor elkaar, dat gaat een stuk gemakkelijker als we weten, als we ervaren hoe goed God voor ons is. Als we leven in het besef, geborgen te zijn, definitief geborgen te zijn in God, die zoveel van ons houdt als Jezus ons heeft laten zien. Dan lost onze angst om zelfbehoud vanzelf op. Dan is breken en delen geen opgave meer, maar een vanzelfsprekend gevolg van de rijke gave Gods die Jezus is.
De eerlijkheid gebied te zeggen dat lang niet iedereen zijn of haar leven kan ervaren als een prachtig Godsgeschenk. Het leven van de meeste mensen kent wel degelijk ook zijn dieptepunten. Ik las van de week in de krant dat men in Tilburg netten wil spannen rond de balustrade van een studentenflat om zelfdoding te voorkomen! Het leven is zeker niet alleen rozengeur. Iemand sprak over het leven als een lange reis in een auto of een vliegtuig. Zo’n reis naar Spanje of zo, opgepropt in een auto of met dubbelgevouwen benen urenlang in een te krappe vliegtuigstoel. Zoals de kinderen dan na een klein uurtje vragen; “Zijn we er al bijna?’ Zo is dit leven ook; een reis, niet altijd even comfortabel. Soms gewoon heel moeilijk, wagenziek, zeeziek, hoofdpijn. Maar zoals een lange reis een doel heeft, zo heeft dat dit leven ook; het is een weg naar eeuwig geluk. Onvoorstelbaar misschien en ik zou het ook niet geloven, ware het niet dat ik Jezus zou kennen. Hij heeft het gezegd, Hij heeft ervan getuigd; zelfs het sterven aan een kruis weegt niet op tegen de heerlijkheid die ons te wachten staat.
Laat ik besluiten met een anekdote uit mijn pubertijd; Zoals veel opgroeiende jongeren in die tijd, kreeg ik er op een gegeven moment een hekel aan, om naar de kerk te gaan en ik probeerde daar dan onderuit te komen. Maar mijn moeder sprak me met niet mis te verstane woorden aan; (en dat moet even in het Brabants) “Jonge” zei ze, “zo lang gij hier mi ons aan tafel mee eet, gaode gij ook mee naor de kerk”. Ik hóórde toen; “Zolang ik hier de baas ben…..” Maar dat zei ze niet…ze zei…”zo lang jij hier met ons mee eet...” Want voor mijn moeder waren eten en bidden van één en hetzelfde belang. Samen eten, zoals dat nodig is voor het tijdelijke leven hier op aarde èn samen dat Brood eten, van eeuwig leven, wat ook betekent; “leren vertrouwen op God”. Mogen wij dóór het levende brood dat wij steeds weer ontvangen, groeien in het vertrouwen dat God ons draagt, dóór dit tijdelijke náár het eeuwige. Amen.