Een goede herder. 16e zondag 2021
Als we vandaag een titel of thema voor de viering zouden moeten bedenken, dan kwamen we uit bij “de herder met zijn schapen”, ofwel -leiderschap in het volk van God-. Het mag dan eeuwenlang een passend beeld geweest zijn; voor ons, kinderen van de zestiger jaren is dat beeld toch niet zonder complicaties. Want wij willen helemaal geen schapen meer zijn, die achter een herder aan sukkelen. Wij hebben zelf gestudeerd, we hebben geleerd een eigen mening te hebben en voor onszelf op te komen. En dat heeft voor velen dan ook zeker tot een breuk geleid met de pastoors die als herders van de kudde waren aangesteld en soms de wijsheid in pacht leken te hebben. Wij waren wars van autoriteit en zijn daar wellicht ook in doorgeschoten.
En ik kan het niet helpen, maar toen ik Jeremia net hoorde in de eerste lezing, moest ik meteen denken aan het seksueel misbruik in de kerk. “Wee de herders door wie de schapen van mijn kudden omkomen….”, Want ook al zou de helft maar waar zijn; wat is er de laatste decennia funester geweest voor de geloofwaardigheid van onze herders dan dat? Maar dat niet alleen. Er zijn helaas onder de priesters, die dus herder zouden moeten zijn, ook nogal wat mannen die leven alsof de heiligheid van hun wijding, hen zelf ook meteen heilig heeft gemaakt; alwetend en onaantastbaar. En dat is natuurlijk helemaal niet zo; de wijding is heilig, dat zeker wel! Degene die je vertegenwoordigt, Christus, die is heilig, maar als mens moet een priester nog wel laten zien in hoeverre hij een echte herder is. En lang niet elke priester heeft die gave als vanzelfsprekend. Dat kan ook niet en dat is ook niet zo erg als die priester maar eerlijk is naar zichzelf. Want zelfingenomen, afstandelijke priesters dat zijn in elk geval niet de herders die de Kerk toekomst geven. Maar het heeft natuurlijk geen pas om hier nu enkel onze priesters op de korrel te nemen; in ons doopsel zijn we immers allemaal opgeroepen om herder te zijn voor elkaar. En dan moeten we maar eens kijken hoe ver we daar zelf mee komen.
Afijn terug naar de lezingen; In de eerste lezing zien we dat God het er niet bij laat zitten, om de slechte herders te straffen. Nee, Hij vervolgt met een belofte; “Ik Zelf breng de overgebleven schapen bijeen”. Hij zal een afstammeling van David doen opstaan ……die met bekwaamheid regeert. En wij weten wie die afstammeling is. Jezus Christus, de Herder bij uitstek. Jezus heeft het beeld van de goede herder vaak gebruikt. Een goede herder.
De Amerikaanse bisschop Robert Barron zegt wat het is; een goede herder. Een goede herder gaat voorop, hij is tussen de schapen in en komt ze achterop. Als we goede herders willen zijn betekent dat dus; dat we voorop gaan, -dat we richting geven naar het echte leven. Leven met God. Dat we tussen de mensen in zijn; -dat we elkaar helpen om de lasten onderweg te dragen- en dat we achterop komen; -dat we mensen die uit de boot dreigen te vallen er weer bij halen-. Geen mens, geen priester, behalve Jezus, is perfect in alle drie deze facetten. De een zal meer een voorganger zijn, de ander meer een helper. Maar als we eerlijk zijn naar onszelf, dan kunnen we ons wellicht laten aanvullen op onze zwakke plekken en zo samen nog een heel eind komen.
Tenslotte; In het Evangelie laat Jezus zien dat een echte herder nooit vakantie heeft. Oh, ja, hij kan best eens even rusten, dat moet ook. Wij hebben een lichaam van God gekregen dat soms rust nodig heeft. Maar als het nodig is, zo leert Jezus ons, als mensen je ècht nodig hebben omdat ze verloren lopen, dan maak je daar tijd voor vrij. Een echte herder heeft geen CAO en de hemel een stukje openmaken is belangrijker dan vakantie vieren. De hemel een stukje open maken; dat is vakantie vieren. Amen.