Gen. 15,1-6;21,1-3, Hebr. 11,8.11-12.17-19 Lc. 2,22-40
Gisteren op de feestdag van H. Stefanus, sloot de pastoor af met een kleine duiding van de inhoud van het feest. “Het feestelijke van vandaag is natuurlijk niet dat er iemand gestenigd is”, zei hij, “maar dat hij voor het gelóóf gestenigd is”. “Nou, dank je de koekoek” dacht ik, “dat maakt het inderdaad een stuk leuker, dat die diaken gestenigd is om zijn geloof!” Om met Maxima te spreken; “De pastoor was een beetje dom”. (….) Want het is natuurlijk een vreselijke schande dat er een diaken gestenigd wordt óók, en misschien nog wel méér, als dat om zijn geloof is. Het feestelijke eraan is, dat deze diaken zo’n sterke godsverbondenheid kende dat hij zich niet de mond liet snoeren, ook niet als hij dat met steniging moest bekopen. Daarmee geeft hij een onverwoestbaar getuigenis.
Maar vandaag hebben we weer een heel ander feest. We vieren vandaag de Heilige Familie. Als wij in, deze dagen na kerstmis, terugkijken op de kinderjaren van Jezus, dan lopen we het gevaar te blijven steken in een al te eenvoudig en romantisch beeld; Maria en Jozef wisten vanaf het begin dat ze met een heilig kind te doen hadden en hoefden zich dus geen zorgen te maken. Hij was immers de Zoon van God en Hij wist dus zelf goed wat Hij moest doen! Maar zo is het natuurlijk helemaal niet geweest. Dat kun je heel goed zien aan dat ene zinnetje midden in het Evangelie; “Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat er over dit kind gezegd werd”. Zoals gezegd, achteraf snappen wij de gang van dit kind misschien wel, maar zijn ouders, noch Jezus zelf wisten van te voren wat het betekende om Gods Zoon te zijn. Zelfs tot heel kort voor Zijn dood was Hij nog heftig in strijd met de Vader over het hoe en waarom van Zijn bittere einde. Nee, Maria en Jozef ze zagen de tekenen, ze hoorden wat er van Hem gezegd werd, “maar ze verbaasden zich keer op keer en Maria bewaarde alles in haar hart”; zo staat er. En Maria en Jozef doen verder gewoon met Jezus wat elke vrome Jood deed; Zo goed mogelijk leven volgens hun geloof en de Wet die ze kenden. En ze wisten waar het goed voor was “dat toe-heiligen van de eerstgeborene van het mannelijk geslacht aan de Heer”. Ze kenden de betekenis van de tempel in Jerusalem die volgens de overlevering precies stond op de plek waar Abraham zijn enige zoon Isaak dacht te moeten offeren. Wat ze nog niet wisten was dat hun Zoon het geloof van die tempel niet zou overleven en echt geofferd zou worden. Maar ze blijven luisteren, ze blijven de dingen van het leven volgen in geloof. Ze geven Jezus mee wat ze zelf hebben geleerd aan wijsheid en waarheid vanuit hun geloof, maar ze laten Hem ook vrij om Zijn eigen weg gaan. Precies zoals Abraham.
Bij lezing van het verhaal over het offer van Isaak gaan menig wenkbrauwen fronsen; “Wat een achterhaald en primitief gedoe met die mensenoffers!” Moet daar de kinderbescherming niet op af gestuurd worden? Maar wat nadere studie leert ons dat het hier gaat om één van de fraaiste staaltjes geloofsopvoeding uit de geschiedenis van de mensheid. Geloofsopvoeding voor allebei, zowel voor Abraham als voor Isaac; Abraham is een diepgelovige mens maar hij is zoekende. Moet hij, zoals dat in zijn volk gebeurde, ook zijn zoon aan de goden offeren? Want dat God het belangrijkste is van alles, dat wist hij wel. Maar wat is dat voor een God? Wat wil deze God van hem? Hoe kan Abraham het offeren van zijn enige zoon rijmen met de belofte van dezelfde God, dat zijn nakomelingen talrijker zullen zijn dan de zandkorrels aan de zee? Afijn, ik kan hier in deze vijf minuten geen complete studie geven maar Abraham leert rond dit offer dat hij alles over moet geven in de handen van God. Hij was al weggetrokken uit het land en uit zijn familie; alles wat hem bestaanszekerheid gaf. Dat was al en onbegrijpelijke stap. Maar moet hij nou ook nog alles wat hoop op toekomst geeft opofferen? In de drie dagen dat ze samen onderweg zijn wordt het Abraham duidelijk dat –aan God geven- niet betekent; vermoorden, maar vrij maken, vrij geven; zijn eigen eisen en verwachtingen ten aanzien van zijn kind loslaten en in Gods hand leggen. En tegelijk leert Isaak in dit hele proces van zijn vader dat gehoorzaamheid aan God van het allerhoogste belang is. Hij leert dat geloof niet iets is wat je er zo één keer in de week een beetje bij doet, maar dat het een allesbepalende levenshouding is; een zaak van leven en dood. Het is dan ook belangrijker om je kinderen te leren naar God te luisteren, dan naar jou als vader of moeder. Niet omdat jij als vader of moeder niet het goede voor zou hebben, maar omdat je erop vertrouwt dat wat God voor je kinderen in petto heeft, nog veel belangrijker en beter is, dan wat jij denkt.
Dat is ook de gang van het heilige gezin. De Amerikaanse bisschop Robert Barron, die ik al eerder aanhaalde zegt het zo; Een familie is niet zozeer heilig omdat de kinderen netjes hun ouders gehoorzamen, dat men aardig en behulpzaam is voor elkaar, dat er onderling vergeving is, dat er trouw is enzovoort. Dat zijn allemaal belangrijke dingen waaraan ook ongelovigen waarde hechten. Nee, wat een familie heilig maakt is dat zij buitengewone dingen kunnen doen, en doen, vanuit een ijzersterk vertrouwen op God. Zoals we ook lezen in de tweede lezing; Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roeping van God. Door geloof heeft Sara een onmogelijk geacht kind gekregen. Door het geloof heeft Abraham Isaak ten offer gebracht. En door het geloof heeft Abraham zijn zoon Isaak teruggekregen.
Misschien ter illustratie iets over mijzelf. Ik ben, zoals men dat wel noemt “een paplepelkatholiek”. Het geloof is mij met de paplepel ingegeven. Of beter gezegd, de gebruiken, de tradities van het geloof, zijn mij van kinds af aan bijgebracht. Want geloof, daadwerkelijk godsvertrouwen kun je niet zomaar doorgeven. Om echt tot geloof of tot godsvertrouwen te komen heb je voorbeelden nodig, maar daar ga je dan wel een persoonlijke, eigen weg mee. Je kunt “gelovig leven” niet zomaar nadoen. Afijn, voordat ik tot dat verinnerlijkte geloof kwam had ik de stellige overtuiging dat ik geen kinderen op deze wereld zou zetten. “Er lijden al te veel mensen honger op deze wereld en als ik per sé een kind wil, dan haal ik er wel een uit Afrika”; zo dacht ik. Na jaren van vallen en opstaan ben ik dus tot dat innerlijke godsvertrouwen gekomen en vanaf dat moment dacht ik; “Als God mens en wereld zo geschapen heeft en het gevolg van de liefde tussen mijn vrouw en mij zou zijn dat er een kind geboren wordt, wie ben ik dan om het tegen te houden?” En “vier kinderen, waar begin je in deze tijd aan!!?”; werd ons voorgehouden. In Godsvertrouwen je weg gaan en het komt goed! Zelfs met vier… of meer kinderen. Dat wil niet zeggen dat er geen dingen gebeuren die je liever niet zou hebben, maar het wil zeggen dat je blijft vertrouwen; Je blijft vertrouwen omdat je zeker weet dat God uitkomst biedt. Niet de uitkomst die jij het liefste ziet misschien, maar wel uitkomst, ooit,…. in het beroerdste geval pas in het eeuwige leven bij Hem. Mogen wij zo groeien in het geloof; durven te getuigen met alles wat we waard zijn maar loslaten waar God kennelijk andere wegen voorzien heeft. Amen.
4e zondag van de advent; 2 Sam. 7,1-5.8b-11.16 Ps. 89 Rom. 16,25-27 Lc. 1,26-38
Vandaag wil ik twee fenomenen bespreken, waar ik eigenlijk geen verstand van heb. Een weldenkend mens zegt dan; “doe dat dan maar niet”, maar ik hoop dat ik er, -om met Jezus te spreken-, niet één ben van de “wijzen en verstandigen van deze wereld, maar van de kleinen die geloven”. Twee fenomenen dus die we vandaag in het Evangelie tegenkomen; Engelen en maagdelijke geboorte. We hebben het hier over de engel Gabriël die Maria komt vertellen dat ze moeder wordt van de Zoon van God. “So what, dat hebben we al zo vaak gehoord”, zullen wij bijna onverschillig denken, maar ik kan u verzekeren dat Maria, zich kapot geschrokken is. Ik kom daar straks op terug.
Eerst die engel. Wat is dat voor iets geks, een engel? Hierachter staan er een paar. Althans een paar beelden. Beelden van mannen of vrouwen met vleugels. Ook al zijn het hele mooie beelden; ik heb het er niet zo op. Nou gaat het natuurlijk niet over mijn voorkeuren, maar mijn reserve tegenover die engelenbeelden is duidelijk gefundeerd in de Bijbel. “Gij zult van de Heer uw God geen beeld maken”, luidt het tweede van de tien geboden in korte vorm. En als wij dan van God zelf geen beeld maken, maar wel van zijn naaste medewerkers, de engelen, dan begeven wij ons op glad ijs. Want hebt u ooit zo’n menselijk wezen met vleugels gezien? En als wij dat dan geen van allen ooit gezien hebben, betekent dat dan er geen engelen meer bestaan, of dat ze in elk geval niet onder ons zijn? Als wij nooit ergens dat akelige mannetje zien met die rooie kop met horens en een lange staart, betekent dat dan dat er geen duivelse krachten meer onder ons zijn? Nee, de beelden die wij ervan maken kunnen ons gemakkelijk op het verkeerde been zetten. Het woord “engel” betekent niets meer en niets minder dan “boodschapper”. En boodschappen van God worden niet zozeer overgebracht door mensachtigen met vleugels, maar ze komen van alle kanten op ons toe, dag in dag uit. Overal waar wij geraakt of gegrepen worden door iets of iemand op een manier die zich eigenlijk niet onder woorden laat brengen, zijn wij aangesproken door een engel. Dat kan een indrukwekkende zonsondergang zijn, dat kan de verwondering zijn over het uitbotten van een rozenknop, of een onzichtbaar virus, dat in staat is de hele wereld te ontregelen, de geboorte van een kindje enz. enz. enz. Het zijn allemaal boodschappen van God. In zekere zin is elke mens voor ons een engel, want elke mens is drager van een boodschap van God. Iedere mens heeft mij iets te vertellen, of hij of zij nou vitaal is en midden in het leven staat, of oud en versleten; een mens is een engel, want drager van een boodschap, want door God gewild. Overal waar iets onzegbaars inwerkt op het alledaagse, daar is sprake van een boodschap van God, ofwel van een engel; overal waar het hemelse het aardse raakt. Heel grappig in dit verband is om te zien hoe zich dit ook uitdrukt in de taal. Waar hemel en aarde elkaar raken, waar het horizontale geraakt wordt door het vertikale is sprake van een hoek. En het zal geen toeval zijn dat in het Duits in het Engels en in het Frans dat woord “hoek” vertaald wordt met der Angel, the angle of l’angle. Maar engelen zijn er genoeg om ons heen. Het is meer een vraag of wij voldoende open staan voor hun boodschap.Wat Maria precies gezien heeft, dat weten we niet, ook al verbeelden wij de boodschapper steevast als een mens met vleugels. Trouwens, de naam van die engel bevestigt mijn verhaal van zojuist, want Gabriël betekent niets anders dan; “de kracht van God”. Nou, en dat die daar aan het werk is geweest, die kracht van God, dat is wel duidelijk.
En nu dus terug naar Maria.Wat wij van haar weten, is dat zij zeker een diepgelovige vrouw was, die samen met haar joodse geloofsgenoten met een groot verlangen uitzag naar de komst van de Messias. Een diepgelovige familie of clan, waarin we weten dat Zacharias, de man van Elisabeth, priester was. Geen katholiek priester natuurlijk, maar joods. Dus je zou kunnen zeggen dat de familie figuurlijk al lang zwanger was, al lang in verwachting van de komst van iets nieuws, voordat de Gabrïël de geboorte van Jezus aankondigde.Wat ik maar wil zeggen is dat de aankondiging van de komst van Jezus, niet zomaar ergens in de wilde weg uit de lucht is gedropped, maar dat er een vruchtbare bodem voor nodig was. Die bodem vond God in Maria. Maar zwanger zonder gemeenschap met een man; “Dat kan niet”, zei Maria. En dat zeggen wij eigenlijk allemaal; dat kan toch niet! Net als alle profeten sputtert ook Maria tegen bij haar roeping om moeder van God te worden; “Het kan niet, het is veel te groot voor mij, wil ik dat wel en hoe moet dat dan?” Maar Maria is dan wel even in tweestrijd, ze breekt het gesprek niet af, ze wil in haar relatie met God niet het laatste woord hebben. Ze vraagt het gewoon letterlijk; “Hoe zal dat geschieden, daar ik geen man beken?" “Maria, je weet toch dat voor God niets onmogelijk is”, zegt de engel, “kijk anders nog maar eens naar je nicht Elisabeth, die heette toch onvruchtbaar!’. Wat ik zo om mij heen hoor is toch dat wij katholieken de maagdelijke geboorte van Jezus graag met een korreltje zout nemen of een beetje verdoezelen. Want eigenlijk kan het ook niet. En ik heb er nog eens wat wijze mannen op nageslagen maar die hebben allemaal verschillende theorieën, dus uiteindelijk wordt je daar niet veel wijzer van. Persoonlijk haak ik aan bij één woord; “Voor God is niets onmogelijk”. Als maagdelijke geboorte voor God onmogelijk zou zijn, dan is de verrijzenis ook onmogelijk en dan is ons hele geloof waardeloos, zoals Paulus zegt. En als ik de schittering van onze Schepping zie dan gaat er dàt niet in bij mij. En bij Maria ook niet, want dan volgt de apotheose, misschien wel de mooiste woorden uit de hele Bijbel; “Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar Uw woord”. Die woorden worden later, op Zijn manier herhaald door Jezus; “Vader in Uw handen beveel ik mijn geest”.
Maar er zit nòg een hele belangrijke lijn in de lezingen van vandaag. Ik heb vorige keer iets van een klacht laten doorschemeren, dat er zo weinig zichtbaar is van Gods bemoeienis met de wereld. Onzin natuurlijk, maar het kan je soms overkomen. In de eerste lezing horen we God aan de koning David beloven dat Hij voor hem een huis zal bouwen dat vast staat voor eeuwig. Dat huis van David heeft 400 jaar geregeerd. Dat is lang maar niet eeuwig. Maar hier, bij Zijn geboorte wordt Jezus op de troon van David gezet met “een koningschap waaraan”, volgens de belofte, “nooit een einde zal komen”. En inderdaad aan het huis van God, aan onze Kerk, aan het mystieke lichaam van Christus, is tot op heden geen einde gekomen. In geen 2000 jaar! En ook al lijkt onze Kerk er voor het oog misschien niet zo florissant voor te staan; het is inmiddels ondenkbaar dat er ooit een einde aan zal komen, eenvoudigweg omdat zij een waarheid herbergt waar de mensheid altijd naar op zoek zal blijven.
Dus dank aan Abraham; de eerste mens die geluisterd heeft naar de stem van God. Dank aan Isaac en Jacob; die het vuurtje brandend hebben gehouden. Dank aan Mozes; die het verdwaalde volk heeft teruggebracht bij Hem. Dank aan koning David; die Gods rijk aanzien gegeven heeft. Dank aan Maria (en een beetje aan Jozef); die “Ja” gezegd heeft aan haar roeping om moeder van God te worden. Dank aan Jezus; die God heeft laten zien in de liefde waarmee Hij voor ons gestorven is. Dank aan de apostelen en alle mensen die; de stormen van de tijd hebben doorstaan en van Hem zijn blijven getuigen tot op de dag van vandaag. Amen.
Jes. 40,1-5.9-11 Ps. 85 2 Petr. 3,8-14 Mc. 1,1-8
Ik ben nu 25 jaar diaken en ik heb mij dus zeker 25 keer intensief bezig gehouden met de lezingen van de Advent. “Hij komt” dat is wat wij elkaar jaar in jaar uit voorhouden. En straks is het Kerstmis; en dan zeggen we -dat Hij gekomen is-. Daarna ruimen we de Kerststal weer op en dan beginnen we weer gewoon met de zondagen door het jaar, tot de Veertigdagentijd en dan wordt het ook vanzelf wel weer Pasen. En is er ondertussen dan iets nieuws te verwachten? Of draaien we gewoon in de vaste molentred mee? Ik moet eerlijk bekennen dat ik soms wel eens een beetje ongeduldig wordt. In plaats van de ervaring dat God zich nog eens laat zien met kracht, zoals Jesaja belooft, lijkt ons christenvolkje steeds verder af te brokkelen. Zo kun je naar jezelf en ons kleine samenzijn kijken. En dat is misschien helemaal niet verkeerd, want dat is óók de realiteit van dit moment. En wij mogen de kop niet in het zand steken. Wat kan voor ons dan toch die belofte betekenen? Want een belofte van God is geen loze belofte…....”Troost, troost mijn volk…” -“Ja, Heer, dat hebt U al zo lang geleden gezegd en dat doopsel met de heilige Geest, daar is toch ook niet zoveel van terecht gekomen?”-
"Wat weet jij daarvan? Is voor mij niet één dag als duizend jaren en duizend jaren als één dag? Weet jij hoe de wereld eruit gezien zou hebben zonder Mijn komst? Zonder al Mijn volgelingen, die eeuwenlang vorm hebben gegeven aan onderwijs, gezondheids –en armenzorg? Weet je wel wat je zelf voor een leven je gehad zou hebben, als je Mij niet had gekend?" En inderdaad, als God zo tegen je spreekt dan smelten verzet en ongeduld onmiddellijk. Dan zie je weer dat die kleine 25 jaar in de hele geschiedenis van God met mensen, nog veel minder voorstellen dan een speldenprik. Ik las ergens dat de mens meer dan 125.000 jaar op aarde leeft. Tegen dat licht komt zelfs het christendom met zijn 2000 jaartjes pas net kijken. En het is niet aan mij of aan ons om te bepalen hoe en wanneer God aan onze verwachtingen moet voldoen. Dus als God belooft dat Hij komt, en als voor Hem duizend jaren zijn als één dag, dan moeten we misschien toch nog maar een paar dagen geduld hebben. Maar geen geduld in de zin van; “Het zal mijn tijd allemaal wel duren”.
En als het dan zo is dat wij te klein zijn om de wereldgeschiedenis om te buigen naar een tijd van wereldvrede, waar de visioenen van Jesaja, nota bene 700 jaar voor Christus al van spreken, wat valt ons dan te doen? Wat voor verwachting mogen we dan wèl hebben? Christus wordt geboren, het wordt zeker weer Kerstmis. Maar deze Kerst komt er niemand anders, dan degene die al 2000 keer gekomen is. Dus groot nieuws kan dat voor ons niet meer zijn. Wat wel kan, dat is, dat wij ons op een nieuwe manier open stellen voor Zijn komst. Dat wij meer ruimte maken voor Hem, te beginnen in ons eigen hart, te beginnen met meer werk te maken van ons gebed. Want doorgaans zijn wij allemaal eigenlijk te vol van onszelf. Druk met onze gezondheid, druk met onze carrière, onze bezittingen, druk met zelfbevestiging en het eigen ego. En als je zo vol bent van jezelf dan is er geen plaats voor God om binnen te komen. Dat Hij wil komen, dat is zeker. Dat wil Hij niet alleen met Kerstmis, dat wil Hij gewoon iedere dag;… al vanaf “den Beginne”. Maar zo lang wij te vol zijn van onszelf, is er voor Hem geen plaats. “Een weg banen voor de Heer”, dat betekent voor ons dus -meer ruimte maken-. Ruimte voor Hem, te midden van al onze eigen drukte. Gewoon heel concreet ook; in deze Advent, extra innerlijke stilte zoeken in het gebed, privé, of samen met ons hier in de Kerk. Jezelf nog eens extra toeleggen op “aardig zijn”. Gewoon voor je buurman of buurvrouw. Gewoon een keer wat minder op je goed recht staan, maar de fout van een ander toedekken of vergeven. Gewoon meer aandacht voor een ander. Gewoon een stapje extra zetten voor hem of voor haar…….. In dat kader wil ik ook onze Adventsactie nog een keer noemen; father Patrick, een jonge priester in Ghana, die geld nodig heeft voor het schooltje van zijn parochie. Ach het is niks groots misschien, een druppel op de gloeiende plaat, zeker tegen de achtergrond van de grote wereldproblemen. Maar toch, een school waar de kinderen veilig kunnen leren is geen overbodige luxe. Sowieso denk ik aan het gemak waarmee wij hier in ons superrijke westen met miljarden kunnen smijten, zoals nu bij de aanpak van de corona-crisis. Wat een onrecht ten opzichte van de rest van de wereld! Dus een beetje delen van alles wat wij teveel hebben hoort zeker bij “een weg banen voor de Heer”.
“Vreugdebode van de Heer, beklim de hoogste berg en verkondig het luide; “Uw God is op komst! Zie God de Heer komt met kracht”; dat roept Jesaja ons toe. En wij zijn in de bevoorrechte positie dat onze God er al lang is. Laten we dan niet passief afwachten, maar ruimte maken voor Zijn heerschappij in ons hart, zoals we dagelijks zingen in het getijdengebed; “Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, zoals het was in het begin en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen". -Eer brengen aan God-, betekent immers dat heel veel problemen zullen wegsmelten als sneeuw voor de zon. Amen.
Spreuk. 31,10-13.19-20.30-31, 1 Tess. 5,1-6, Mt. 25,14-30
Op deze laatste gewone zondag van het kerkelijk jaar wil ik u deelgenoot maken van een grote zorg. Er kunnen twee dingen aan de hand zijn; òf ik ben gek aan het worden òf de wereld is gek aan het worden.Zelf denk ik niet dat ik gek aan het worden ben, maar veel mensen die deze preek horen of lezen zullen daar wel anders over denken. Ik ben diaken gewijd en in de Kerk is het zo geregeld dat een diaken mag preken, dat hij “het woord Gods mag verkondigen”, zoals dat heet; dus ik mag u vertellen waarom ik denk dat de wereld gek aan het worden is.Dat er gekke dingen in de wereld gebeuren dat is altijd zo geweest, maar dat de wereld zo massaal aan het ontsporen is; ik weet niet of dat ooit eerder in de geschiedenis voorgekomen is. Eén van de eerste keren dat ik dacht; “Zijn ze nou allemaal gek geworden?” dat was enkele jaren geleden bij het Eurovisiesongfestival. Iemand met de naam Conchita Wurst, ik weet eigenlijk nog steeds niet of het een man of een vrouw is, maar die had in elk geval gewonnen. Hij of zij werd luid bejubeld, niet zozeer om het liedje, maar om zijn of haar verschijning, en het feit dat hij of zij er op zo’n Europees podium voor uitkwam wie hij of zij was.
Vorige week ving ik een flinter op van al het gepraat rond de Amerikaanse verkiezingen. Het was een gesprek met een moeder van drie dochters, die fanatiek Biden-aanhanger was, vanwege het recht op abortus, dat hij verdedigt. “Ja, zei ze, “ik heb drie dochters en ik moet er niet aan denken dat ze straks ongewenst zwanger zijn. Het recht op abortus nemen ze ons niet meer af”. Kennelijk leven de dochters in een wereld waarin ze zich te weer moeten stellen tegen mannen die er continu op uit zijn om hen ongewild te bezwangeren. En àls dat zo is, dan snap ik waarom zoveel mensen, zo fel zijn op dat recht op abortus. Maar het is toch wel een hele gekke wereld.
En dan minister Slob die van de week bakzeil moest halen inzake een school die nog meende dat zij homofilie als iets ongewensts kon definiëren. De complete politiek en de hele samenleving vielen over hem heen; hoe kon hij het in zijn botte hoofd halen dat een school die zich uitdrukkelijk wil profileren als een christelijke school, daar nog vrij in kan zijn? Jawel, abortus wel. Dat moet je jonge mensen al vroeg bijbrengen, dat ze daar altijd recht op hebben als ze ongewenst zwanger worden. Dat twee moeders of twee vaders ook heel gewoon is, daar kun je ze niet vroeg genoeg van op de hoogte brengen. Dat is verplichte lesstof. En dat pappa na al die jaren ook wel eens met een ander vriendinnetje wil spelen, dat valt heel goed uit te leggen. Niets, maar dan ook helemaal niets is meer heilig in onze wereld! Wij met onze Bijbel? Wij zijn achterlijk. Christelijke waarden en normen? Laat me niet lachen! Middeleeuws! Wat wel en niet kan, wordt bepaald door de democratie, de anarchie of pure decadentie. Maar we noemen het allemaal: liefde.
Wil iemand nog weten hoe de Kerk erover denkt? De Kerk heeft namelijk een zeer genuanceerde kijk op alle moeilijke vraagstukken van deze wereld. Natuurlijk wil de Kerk ook niet dat mensen omwille van hun homofiele neigingen buitengesloten, uitgescholden of zelfs mishandeld worden. Verre van dat! Maar de Kerk noemt homofilie wel een intrinsiek ongeordende neiging. Ongeordend omdat er geen sprake is van alleen al de fysieke complementariteit, de lichamelijke wederzijdse aanvulling, die een man en een vrouw wèl hebben. En je kunt bepaalde gevoelens hebben, je kunt zelfs hele sterke gevoelens hebben, maar dat wil nog niet zeggen dat daar dan ongeremd aan toegegeven moet worden. Een man die zich heel sterk aangetrokken voelt tot kinderen, daarvan zeggen we toch ook niet dat het zo erg is dat hij niet mag zijn wie hij is? Of iemand die sterke gevoelens heeft om vreemd te gaan. Dan zeggen we toch ook niet; moet kunnen! Hoewel…. we zijn inmiddels al gewend aan websites als Second Love. “Ben jij gelukkig getrouwd? Ik ook!” Openlijke aanzet tot echtbreuk! En dat mag, want hier hebben we dan weer wèl vrijheid van meningsuiting. En hier komt dat zelfs dicht bij -aanzetten tot geweld-. Want echtbreuk is een vorm van geweld.
Het gaat om twee dingen; enerzijds is daar natuurlijk de zwakheid van de mens, waardoor hij soms over de schreef gaat. Maar als zwakheid als zodanig erkend en beleden wordt, kan dat vergeven worden, desnoods 70 x 7 keer! Anderzijds moeten we de spanning die we voelen ten opzichte van onze lastige neigingen en behoeften niet oplossen door alles wat intrinsiek verkeerd is, maar gauw goed te gaan noemen. Zo werkt het volgens mij niet, maar misschien ben ik wel gek aan het worden. Dat we in de 20ste eeuw leven, daarmee slaat men ons om de oren. Dat is het argument waarmee alle gekheid kennelijk verdedigd kan worden.Wat inderdaad door de tijd verandert, dat is niet het wezen van de mens, maar dat zijn de mogelijkheden, zijn wetenschappelijke inzichten en dergelijke. Het wezen zelf van de mens, verandert nooit; Wat ooit goed was voor een mens, blijft altijd goed voor een mens. Wat in principe schadelijk is voor een mens, is en blijft altijd schadelijk. Echte liefde is voor alle mensen van alle tijden, hetzelfde.
De kiem van alle vreemde uitwassen ligt niet in die uitwassen zelf, maar in het algemeen aanvaarde principe van de anticonceptie. Dáár heeft de mens een fatale breuk aangebracht en grote schade toegebracht aan het meest wezenlijke principe van de mens; de liefde. Want waar het hoogtepunt van het liefdevolle samengaan van man en vrouw normaal gesproken gekoppeld is aan verantwoordelijkheid voor elkaar en voor het mogelijke nieuwe leven, daar is die natuurlijke band plotseling doorgeknipt. En daarmee kan men zich nu schijnbaar zonder enige consequentie verliezen in lustvolle bandeloosheid. En als lustbevrediging, zonder de ermee gepaard gaande verantwoordelijkheid al de boventoon is gaan voeren in de gewone man –vrouw verhouding, waarom zouden mensen met andere behoeften zich dan niet naar eigen inzicht mogen uitleven? Als lust het enige principe is dat telt, dan is toch gewoon alles goed wat lekker is!? Zolang het maar niet onder dwang gebeurt.
Nu ik mij zo druk sta te maken over deze dingen, denk ik terug aan mijn zoektocht in de Kerk. Dat ik met iemand die mag gelden als geestelijk adviseur, hierover in gesprek was en dat ik zei dat ik niet snapte dat de Kerk zich hier zo druk over maakt. “Nee, dat snap ik ook niet”; zei de betreffende pater. Maar inmiddels snap ik het wel. Het gaat om de liefde, om echte liefde, het mooiste en belangrijkste goed van het hele mensenbestaan. Daar mag de Kerk zich best heel druk over maken.
Begrijp me goed, ik pleit er niet voor dat wij, als minderheid, de wetten gaan voorschrijven voor de, in onze ogen, goddeloze meerderheid. Ik pleit er alleen voor dat wij ons eigen geweten niet laten ondersneeuwen door het geschreeuw van diezelfde wereld. En nogmaals, voor de wereld mogen wij de Bijbel er niet meer bijhalen want de Bijbel is zogenaamd een achterlijk boek. Maar zolang ik leef zal de God van de Bijbel, ten diepste tot uitdrukking gekomen in de persoon van Jezus Christus, voor mij toch een belangrijker houvast zijn dan de wetten die een democratische meerderheid òns wil opleggen. Eenvoudigweg omdat het bij Hem wèl om echte Liefde gaat. Amen.