Getuigen van de hoop die in je leeft. Zesde zondag van Pasen 2020.
Hand. 8, 5-8.14-17, 1Petr. 3,15-18, Joh. 14, 15-21
Het Evangelie van vandaag, kan bij het eerste gehoor wat moeilijk overkomen. Zo kennen we Johannes; mijmerend en tastend naar woorden om dat grote mysterie van God met mensen verstaanbaar te maken. Als we iedere zin apart willen analyseren kun je er wellicht een heel geleerde studie van maken. Maar als we in vogelvlucht de strekking proberen te proeven dan gaat het maar om één ding; de belofte dat God ons niet in de steek laat. In de tijd vóór Jezus niet, in de tijd ván Jezus niet en in de tijd ná Jezus niet. Toen niet, nu niet en nooit. Nooit laat God ons in de steek! U hoort dat waarschijnlijk niet voor het eerst. Eerlijkgezegd gaat het mij vaak het ene oor in, het andere uit. Maar als je goed stilstaat bij wat het betekent; als die boodschap echt een plek krijgt in je hart, dan zal je leven nooit meer hetzelfde zijn. “God laat mij nooit in de steek”. Het enige wat Hij van ons vraagt is dat wij in Zijn liefde blijven. Anders gezegd; dat wij zelf Zijn uitgestrekte hand niet loslaten. Hij vraagt ons niet om bij voorbaat heilig te zijn, Hij vraagt ons om de relatie met Hem te onderhouden.
Wij leven in de tijd tussen Pasen en Pinksteren, en wat voor een tijd is dat? Mogelijk is er in de hele kerkgeschiedenis niet één moment geweest, waarop ons geloof, wereldwijd, zo beproefd is geworden als nu. Er is een verbod uitgesproken op het houden van openbare Eucharistievieringen en in de paniek rond de eerste coronadoden zijn wij –en dan spreek ik over de pastoor en mij- daar gedeeltelijk in meegegaan. Maar toen wij weer bij onze positieven kwamen hebben wij toch meteen hele grote vraagtekens gezet bij dat verbod. Want hoe verhoudt zich de angst voor een ziekte met ons vertrouwen in God? Hoe kunnen wij nu, juist in deze tijd van nood, het belang van onze relatie met God opzij schuiven? De God die wij toch belijden als de Schepper van Hemel en Aarde. De God die alles geschapen heeft, Hemel en Aarde, al wat leeft en dus ook virussen? “Een foutje van de Schepper misschien?” O ja? Weten wij het dan misschien beter dan Hij? Of geloven we eigenlijk toch niet echt in God als Schepper van Hemel en Aarde? Geloven we, als het puntje bij paaltje komt, ook niet echt in de verrijzenis en het eeuwige leven, dat ons door Jezus gebracht is? Natuurlijk moeten we niet roekeloos zijn en iedereen maar blootstellen aan gevaarlijke virussen. We némen ook maatregelen die de risico’s indammen. Maar alle maatregelen die je neemt helpen slechts -tot op zekere hoogte-. De enige manier om helemaal zeker te weten dat je geen virus zult oplopen is door jezelf op te sluiten in een glazen kooi en dan nog; vooral niet te ademen. Liggen alle risico’s van ons leven voor een deel niet ook in Gods hand? Ligt daar niet juist de kern van ons gebed? Dat wij, in alle ups en downs, in al onze wederwaardigheden en ook in alles wat ons bedreigt, God blijven zoeken, omdat Hij de Enige is die ons nooit in de steek laat? En nu gaan we dat verbieden? Nee, zullen velen zeggen, we verbieden je niet om God te zoeken, we verbieden om openbare Eucharistievieringen te houden.
Oké, maar nu heb je priesters voor wie de Eucharistie ècht is wat ze ook volgens de Kerk zelf is; bron en hoogtepunt in de ontmoeting met God. En nu heb je een priester voor wie de Eucharistie, dat geneesmiddel tegen alle angsten, dagelijkse noodzaak is; kun je hem dat dan verbieden? Een priester is gewijd om de mensen te dienen door vóór te gaan in Godsvertrouwen, juist in tijden van nood. Moet hij zich nu dan laten bepalen door risico-analyses? Laat hem de mis doen als hij dat wil. Laat hem doorgaan met “getuigen van de hoop die in hem leeft”; zoals de apostel Petrus zegt. Niemand wordt gedwongen om te geloven zoals wij. Maar net zo goed mag niemand ons dwingen om ons geloof te verloochenen. Niemand móét naar de missen toekomen die wij opdragen. We luiden ook geen klokken, we roepen niemand op om te komen. Wij respecteren het volledig als mensen het advies van de regering opvolgen en thuisblijven. Iedereen mag en moet zijn of haar eigen geweten volgen, maar deze priester, wij ook! En zijn geweten zegt dat hij door moet gaan. En zijn geweten zegt dat hij dat wil doen met in acht name van alle redelijke risico-mijdende maatregelen. God zij dank; dat er zulke priesters zijn.
Oké, zegt men, laat die priester dan maar zijn mis opdragen, maar niet met mensen erbij. In zijn eentje voor de live-stream, dat is toch ook goed? De livestream is niet goed. Het is beter dan niks, dat wel. Maar het is een noodoplossing en het blijft een slap aftreksel van daadwerkelijke deelname. “Want”, zoals mgr. Mutsaerts zo mooi zei; “Je kunt je niet warmen aan de foto van een kachel”. En dus; als er mensen zijn, voor wie de daadwerkelijke ontmoeting met Christus in de Eucharistie óók sterker weegt dan angst voor eventuele besmetting, kun je die dan wèl verbieden om erbij te zijn, als de priester de mis opdraagt? Dan zou je je schuldig maken aan klasse-discriminatie; Hij, de “belangrijke” priester wel, maar de “gewone” gelovige niet? Dat kan toch niet!
Lieve mensen, het is geen kleinigheidje, niet zomaar een beetje binnen-kerkelijk gesteggel, waar we het hier over hebben. Het gaat hier over de kern van ons geloof, de hele zin van het christendom. Het gaat hier over de vrijheid van geweten, over de plaats van God in het leven van iedere unieke mens. Over de hoogmoed misschien, van de mens die meent dat hij met zijn eigen maatregelen ooit wel sterker zal zijn dan God. Nogmaals, ik bedoel niet dat we alle voorzichtigheid moeten laten varen. Maar als God het wil, stort morgen de zon op de aarde en dan houden wij dat niet tegen. Als God het wil, worden wij gauw verlost van dat verschrikkelijke virus. Als God het wil, zullen wij leven, zelfs al zijn wij gestorven.
Amen.