"Waarom zijt gij zo bang...?"12e zondag dhjr. B 2024
Onverdiend lijden, oorlogen en vernietigende natuurrampen zijn toch wel de grootste problemen voor een mens, waar het gaat om het geloof in God te behouden. “Hoe kan God dit toch toelaten. Waar heb ik het aan verdiend? Als God dan zo goed en almachtig is, waarom is er dan zoveel verdriet en onverdiend lijden in de wereld?” Zeker als lijden ons persoonlijk hard raakt stellen wij ons niet zelden de vraag; “Waar is God nu?”
Het is precies ook de strekking, van waar het hele boek Job over gaat. We hebben daar zojuist in de eerste lezing zo’n klein stukje van gehoord dat het haast voorbij is voordat je er erg in hebt. Dat Bijbelboek gaat dus over Job die onverdiend allerlei ellende over zich heen krijgt. Terwijl hij onberispelijk leeft, verandert zijn welvarende, gelukkige leven in korte tijd, in een grote poel van ellende. Hij verliest zijn hele bezit, zijn kinderen vinden de dood en uiteindelijk belandt Job zelf, met zweren bedekt op de vuilnisbelt. Zijn vrienden komen hem vertellen dat hij maar eens goed moet nagaan wat hij verkeerd gedaan heeft, want hij zal het toch wel ergens aan verdiend hebben. Job weet één ding heel zeker; dat hij het niet verdiend heeft. En vanuit die zekerheid roept hij God ter verantwoording; “Wat ben jij voor een God? Waarom dit? Waarom ik?” Of met zijn eigen dichterlijke woorden; “Weg met de dag waarop ik geboren werd”, “Weg met de nacht die mijn ontvangenis zag. Waarom ben ik in de schoot niet gestorven? Niet gestikt bij mijn geboorte?” Niet zo dichterlijk en extreem als Job het verwoordt, maar de aanklacht “Waarom ik?” is toch een heel herkenbare, menselijke gedachte. Rond die vraag; “Waarom ik” wordt in het boek Job dan ook heel wat af-gediscussieërd en Job heeft zelfs het lef om God ter verantwoording te roepen. En wat dan volgt is een majestueuze terechtwijzing en plaatsbepaling van de mens ten opzichte van God. Omdat het zo mooi is, en omdat we er zo zelden iets van te horen krijgen lees ik het -ietsje uitgebreider- een keer opnieuw; „Toen begon de Heer in storm en wind tot Job te spreken; Wie waagt het daar met woordenkraam mijn bestel te verdoezelen? Weer je als een man, want Ik ga jou vragen stellen en jij geeft bescheid. Waar was jij, toen ik de aarde begon te bouwen? Spreek op als je zoveel weet. Wie stelde het bestek vast, wie bepaalde de maten? – jij weet dat toch- !? Waar was je toen de zee haar poorten beukte, onstuimig los wilde breken uit de moederschoot; toen Ik haar kleedde in wolken en hulde in windels van wolkenslierten; toen Ik haar paal en perk stelde, de poort vergrendelde en zei: Tot hier en niet verder, hier breken uw trotse golven?” U zou het hele boek Job zelf eens moeten lezen; het is prachtig. Tenslotte geeft Job zich gewonnen en ziet hij in dat Gods bedoelingen eindeloos veel groter zijn, dan zijn kleinmenselijke vragen. En zo klinkt dan die overgave van Job; “Inderdaad, God, Gij kunt alles. Hoe durft onze kortzichtigheid uw plan te verdoezelen? En ik maar spreken zonder iets te weten over al die wondere dingen die ik niet begreep”.
Iets dergelijks klinkt ook door in het Evangelie van vandaag. Weer en wind gehoorzamen Jezus. Natuurlijk; want God staat boven de elementen. En ook hier horen we het ongeloof en de aanklacht van de mens in nood; “Heer, raakt het u niet dat wij vergaan?” En ook hier het antwoord van God; “Waarom zijt gij zo bang? Hoe is het mogelijk dat gij nòg geen geloof bezit?” Ach, God heeft wel begrip voor onze angst, maar Hem aanklagen, aanmerkingen maken over de manier hoe Hij met Zijn Schepping omgaat, wantrouwen aan zijn bedoelingen met ons, niet geloven in Zijn liefde, omdat dingen anders lopen dan wij wensen, dat gaat net een brug te ver.
De storm op het meer is een soort proef op de som; blijven de leerlingen, blijven wij vertrouwen, ook als God schijnt te slapen of afwezig lijkt? Of gaan ook wij bij elke tegenslag twijfelen? Met Jezus in ons bootje zouden we, net als Hij; van de storm, van de duvel en zelfs van de dood niet bang hoeven te zijn. Met Jezus in ons hart weten wij ons geborgen in die grote almachtige God, die Heer is over de elementen, Heer over ons leven, Heer over de hele Schepping. Het enige wat Jezus van ons vraagt is om bij Hem te blijven. Bij Hem blijven als het ons goed gaat en bij Hem blijven als ons leven geteisterd wordt door heftige stormen.
Bij Hem blijven kun je doen door minstens één uurtje in de week Hem op te zoeken in de stilte van een godgewijd huis en in de sacramenten. Je zult het merken, als je Jezus werkelijk in je bootje hebt binnengelaten dan zal Hij ook op alles wat jouw bedreigt en angst inboezemt antwoorden; “Zwijg stil”, en je hart zal vrede vinden. Amen.