Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

3 November 2024

"Hoor Israël"... 31ste zondag B 2024

Soms is het jammer dat de lezingen uit het Evangelie altijd beginnen met dezelfde aanhef: “In die tijd….” Je mist dan de continuïteit met wat eraan vooraf ging. Want letterlijk staat er in het Evangelie van Marcus: “Nu trad een Schriftgeleerde op Jezus toe die naar hun woordenwisseling geluisterd had en, begrijpende dat Hij hun een raak antwoord gegeven had, legde hij Hem  de vraag voor: “Wat is het allereerste gebod?” Deze Schriftgeleerde heeft zijn collega’s, die er vooral op uit waren om Jezus met hun vragen in een valstrik te lokken, aanhoort. Maar hij heeft oprecht geluisterd en ingezien dat deze Jezus wel hele rake antwoorden gaf. Vanuit oprechte interesse vraagt hij nu dan ook wat volgens Jezus het allerbelangrijkste gebod is. En dan komt Jezus met een antwoord dat voor de Joden voor de hand ligt: Hij antwoordt met het; “Sjema Israël, Luister Israël”. Het is de aanhef van het gebed dat elke vrome jood elke dag bidt. Voor hen net zo bekend als voor ons het Onze Vader. Ook hier zegt Jezus dus eigenlijk niets nieuws.

“Hoor Israël, de Heer uw God is een. Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht”. Dit oeroude joodse gebed, met precies diezelfde woorden, vinden we al terug in het boek Deuteronomium. Joden, Schriftgeleerden en Farizeeën mogen er in de christelijke geschiedenis en ook in het Evangelie niet zo goed vanaf komen; deze inzichten, die Jezus zelf dus ook de allerbelangrijkste noemt, die hebben we toch wel aan dat Jodendom te danken.

En dat allerbelangrijkste gebod begint met een oproep; Hoor Israël. Luister Israël. Want dat is waarmee ons hele leven met God zou moeten beginnen: Niet bij onze eigen mening, niet bij alles waar we zo vol van zijn, niet bij wat we allemaal weten of denken te kunnen, maar bij een luisterende, ontvankelijke houding jegens God. Hoor Israël. Luistert… En dan het tweede; De Heer onze God is Eén. Dat besef, dat er Eén God is boven alles, dat is mogelijk het grootste goed dat het Jodendom aan de wereld gegeven heeft. Ons eigen credo, onze geloofsbelijdenis begint er dan ook mee; Ik geloof in Eén God….. Hoe belangrijk dat is, dat is bijna niet in woorden uit te drukken. Maar deze ene God, het ultieme goed, Die ultieme Liefde is, uitgedrukt in Jezus Zijn Zoon, deze God die Een in zichzelf is, geen concurrentie kent, want Al in Een, deze Ene God bevrijdt ons van al die andere goden, al die afgoden die ons gevangen zouden houden. Alles wat wij zien, alles wat wij kennen en liefhebben is een afstraling van deze Ene God, maar niets van dat alles is gelijk aan God. Heel veel van je kinderen houden is goed, maar God is belangrijker. Laat je niet door de liefde voor je kinderen gijzelen. Vol overgave je werk doen is hartstikke goed, maar God is belangrijker. Wordt geen slaaf van je werk. Prachtige kerken bouwen is goed, maar God is belangrijker. Relativeer het belang van gestapelde stenen. Gedreven politiek bedrijven is goed, maar God is belangrijker. Wordt geen workaholic. Genieten van een prachtig concert is goed, maar God is belangrijker. Weet dat Hij de klanken voortbrengt. Veel bidden is goed, maar God is belangrijker. Sluit je niet af in alleen maar vroomheid. U kunt dat lijstje aanvullen met alles wat voor u belangrijk is. Want zo zegt het Achtiengebed en zo zegt Jezus; “Gij zult de Heer onze God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht”.

De Schriftgeleerde heeft Jezus alleen gevraagd naar het eerste, ofwel het belangrijkste gebod, maar Jezus geeft er ongevraagd het tweede bij; “Gij moet Uw naaste liefhebben als u zelf”. Jezus móét er dat tweede gebod wel bij geven want ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Je kunt niet God liefhebben als je zijn Schepping haat. Want wat God geschapen heeft, heeft Hij goed genoemd en over de Schepping van de mens heeft Hij zelfs gezegd dat het “Heel Goed is”. In de eerste brief van Johannes wordt dat heel treffend uitgedrukt; “Als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Want als hij zijn broeder die hij ziet, niet liefheeft, kàn hij God, die hij nooit gezien heeft, niet liefhebben”.

Maar onze naaste beminnen gelijk onszelf, dat is een onmogelijke opdracht als we ons niet eerst in de ruimte van Gods liefde begeven. Dat wordt ten overvloede aangetoond door wat we om ons heen zien gebeuren. Nog nooit werd er zoveel over liefde gesproken als vandaag. Nooit eerder had men het zoveel over respect, eerbied, verdraagzaamheid en solidariteit, terwijl solidariteit hand over hand afneemt, agressie en onverdraagzaamheid toenemen, de kloof tussen arm en rijk steeds groter wordt, huwelijken en gezinnen uiteenspatten. Hoe komt het toch dat juist het tegendeel gebeurt van wat mensen willen? De reden ligt wellicht daarin dat mensen menen dat ze het tweede gebod waar kunnen maken zonder het eerste. Want de moderne mens is ervan overtuigd dat hij zelf, zonder God,een wereld van gerechtigheid en liefde tot stand kan brengen. Maar ook hier geldt dat de mens niet kan scheiden wat God verbonden heeft. Jezus noemt beide geboden in één adem omdat de liefde tot God en de liefde tot de naaste onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Als echte liefde wijkt uit onze wereld dan is dat omdat die wereld zich in zelfgenoegzaamheid afsluit voor Hem die de liefde zelf is. Of zoals de H. Franciscus van Assisi het gezegd moet hebben; “Hoe kan de liefde groeien in een maatschappij waar de Liefde Zelf niet bemind wordt”. Laten wij ons voeden aan Hem die de Liefde Zelf is om gesterkt dóór Hem, onszelf en onze naasten te kunnen liefhebben. Amen.