"Wat God verbonden heeft...." 27ste zondag B 2024
Vandaag horen we een stukje uit het Scheppingsverhaal. Voor veel moderne “verstandige” mensen is het nog altijd maar een achterhaald soort sprookje, maar voor degene die ooit de kans heeft gehad om zich er in te verdiepen is het één van de mooiste en meest betekenisvolle verhalen uit de Bijbel. Het Scheppingsverhaal bedoelt niet een verslag te zijn van het ontstaan van de aarde. Het is veel meer een geloofsbelijdenis van de mens die zich geconfronteerd ziet met de schoonheid, de rijkdom en het mysterie van de Schepping. “Dat heeft God gedaan!”; zo jubelt de schrijver van het Scheppingsverhaal. In zes dagen heeft God de aarde geschapen met zon, maan en sterren, met water, met land met gewassen en tenslotte het hoogtepunt: de mens. Aan het eind van elke scheppingsdag zegt God dat het goed is wat Hij geschapen heeft. Alleen; hier, als de mens geschapen is, dan ziet God dat er iets toch niet helemaal goed is.“Het is niet goed dat de mens alleen is”, en Hij schept een “hulp die bij hem past”. Eigenlijk is dat `hulp die bij hem past` een misleidende vertaling want het kan iets oproepen van waartegen het feminisme, terecht, fel geprotesteerd heeft. Het kan er op lijken dat de vrouw bedoeld is als een soort hulpje voor de man; een sloofje, waar hij naar eigen goeddunken mee kan omgaan. Als ze de afwas niet op tijd doet, als ze zijn bier niet op tijd brengt, of als er een andere interessante vrouw opduikt, dan past dat hulpje niet meer zo goed bij hem en dan kan hij haar wegsturen.
Het is dan ook vanuit die realiteit dat de Farizeeën aan Jezus vragen of het geoorloofd was voor een man om zijn vrouw weg te zenden. “Om de hardheid van uw hart is dat zo bepaald”, zegt Jezus, “maar in het begin, bij de Schepping heeft hij hen als man en vrouw gemaakt”. Het hebreeuwse woord, Ezer kenegdo, “een hulp die bij hem past”, is eigenlijk niet goed te vertalen. Als je het dan toch met “hulp” wilt vertalen, dan zou je het minstens ook andersom moeten zeggen; “een hulp die bij hem past” maar ook “een hulp die bij haar past”. Maar het gaat helemaal niet om twee partijen die elkaar gebruiken; God heeft twee soorten mensen geschapen die erg veel op elkaar lijken, want allebei mens, maar die toch fundamenteel heel anders zijn. Man en vrouw worden ten diepste zichzelf in de wederzijdse ontmoeting met de ander. En dat die wederzijdse ontmoeting soms wat schuurt, dat zou niet het teken moeten zijn dat “de liefde over is” maar dat er kennelijk een nieuwe realiteit aan het groeien is die beiden vraagt om nog eens heel goed naar de ander te kijken en te luisteren. Een andere vertaling van dat woord “ezer kenegdo” is bijvoorbeeld; God schiep voor de mens “een hulp als zijn tegenover”. Een tegenover, een sparringpartner, op gelijke hoogte. Twee mensenkinderen die natuurlijkerwijs zo naar elkaar toe trekken en zich zo aan elkaar hechten, dat zij volkomen één worden; dàt is wat God voor ogen heeft. En in die volkomen eenheid in liefde worden man en vrouw als de scheppende God zelf; zij brengen immers nieuw leven voort. Wat een geweldig plan!
Maar er gaat behoorlijk wat mis in dat hechtingsproces tegenwoordig. Om te beginnen leven een heleboel jonge mensen al lang samen als man en vrouw voordat ze toe zijn aan het dragen van echte verantwoordelijkheid voor elkaar. Dat hoeft ook niet meer want anticonceptie heeft de door God geschapen band tussen lust en verantwoordelijkheid, heel listig doorgeknipt. Véél te vroeg gaan jonge mensen, tegenwoordig, dus al véél te ver. En minstens even dramatisch is het feit dat in onze generatie het ene na het andere huwelijk sneuvelt. Zoveel zelfs dat jonge mensen onderhand maar helemaal niet meer trouwen. Hoogstens leggen ze hun samenleven contractueel vast. Maar ja, een contract is altijd weer op te zeggen.
“Wat God verbonden heeft zal een mens niet scheiden”. Hou me ten goede; daar staat niet de veroordeling van elke scheiding. Er zijn heus situaties tussen mensen die onhoudbaar zijn, en de Kerk leert ook helemaal niet dat twee mensen ten koste van alles bij elkaar moeten blijven. Los van elkaar gaan leven is, om de zaak leefbaar te maken, niet verboden. Maar wat volgens de leer van onze kerk dan weer niet mag, is ondertussen maar met een ander beginnen. “Ja”, tot de dood ons scheidt. Dat is wat man en vrouw elkaar beloven en elkaar ook kùnnen beloven omdat zij, als het echt gelovige mensen zijn, daartoe in kracht gesteld worden door God zelf. Natuurlijk; ècht christelijk handelen, christelijk, een handelen dat op Christus lijkt, is veeleisend, is niet gemakkelijk! Wie is in staat omwille van de liefde offers te brengen die ook maar een beetje in de buurt komen van wat Christus zelf gedaan heeft. “Dit is mijn Lichaam, neemt en eet”. Maar lijkt dat dan niet toch een beetje op onze huwelijksbelofte; “Ja, ik wil, tot de dood ons scheidt”.
Zou de crisis in onze relaties niet gelijk opgaan met de crisis in de Kerk? Misschien drukte die vroeger ook wel een te zwaar stempel op de mensen, in de zin van dat er heel veel werd opgelegd. Ik weet van mijn ouders tenminste dat ze braaf het heilige woord van de pastoor volgden zonder zelf te begrijpen wat de achterliggende redenen waren. En natuurlijk is het ook veel beter dat wij ons eigen verstand gebruiken, dat we willen begrijpen waarom we iets wel of niet zouden moeten doen. Als iets onzinnig lijkt dan schuiven wij het ook gemakkelijk aan de kant. Maar als we dan op zoek zijn naar wezenlijk geluk, dan zou het goed zijn om echt moeite te doen om te begrijpen waarom de Kerk leert wat zij leert; over bijvoorbeeld huwelijk en gezin. Dan zouden we ons niet mogen laten vormen door alles wat we elke avond op televisie te zien krijgen. Laat ons tot een nieuw of dieper besef komen van wat ons doopsel betekent; Kind van God te zijn. Het leven van Hem gekregen om tot antwoord te komen. Het leven ontvangen als een kind. Niet kinds of kinderlijk, zoals de pastoor onlangs zei. Niet kinds of kinderlijk, maar wel in het diepe besef dat Hij het ons gegeven heeft; dat Hij ons alles gegeven heeft; ook je echtgenoot; ook dèze echtgenoot. Amen.