Praktijkles 23ste zondag dhjr 2020
23e zondag door het jaar A Ez. 33,7-9, Rom. 13,8-10, Mt. 18,15-20
Vandaag krijgen we hele concrete praktijkles van Jezus. Met een plechtig woord gaat het over “broederlijke vermaning”. In taal van vandaag; elkaar aanspreken op verkeerd gedrag, elkaar op het rechte spoor houden. En daarmee ligt er meteen een flink probleem op tafel. Enerzijds hebben we allemaal zo iets van; ‘Wie ben ik om een ander tot de orde te roepen? Iedereen moet maar doen wat hij of zij het beste vind’? En aan de andere kant; hoe moeilijk is het niet voor ieder van ons om ons iets te laten gezeggen door een ander? We bedoelen het allemaal goed. Waar zouden we het recht trouwens vandaan halen om elkaar iets te zeggen? Het is nog eens ook onchristelijk ook. Jezus zegt het duidelijk; “oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden?” Vandaag de dag is het ongeveer het meest negatieve wat je kunt doen; oordelen, of “discrimineren” heet het al gauw. Terwijl discrimineren letterlijk niet meer betekent dan; verschillen benoemen. En inderdaad; onze samenleving is bijna zo ver dat je een man geen man meer mag noemen en een vrouw geen vrouw. Maar als wij mensen samen willen leven -en we kunnen niet anders- dan zullen we elkaar op het rechte spoor moeten houden. Niet elkaar veroordelen, niet afschrijven, maar aanspreken.
De Bijbel is daar glashelder over en niet met de meest voorzichtige woorden. "Als gij de boosdoener niet waarschuwt voor zijn gedrag dan sterft die boosdoener wel om eigen schuld, maar dan kom Ik zijn bloed van u opeisen”; horen we Ezechiël in de eerste lezing zeggen. In het volk van God is het dus zo, dat als wij elkaar niet op het rechte pad houden, dat we dan medeschuldig zijn aan het verloren lopen van de ander, net zo goed als dat we hem laten omkomen van de honger. Wij gedoopte mensen zijn gemeenschap in Christus, wij hebben elkaar nodig, wij moeten elkaar vasthouden, bemoedigen, helpen, maar ook de waarheid zeggen als dat nodig is. Niet met de bedoeling elkaar te beschadigen, maar om elkaar bij de les te houden. Maar wat is die les? Wat is het rechte pad? Wat is de waarheid? Wat weet ik daarvan? Goed en kwaad zijn in een samenleving waaruit de ene God aan het verdwijnen is een kwestie van “eigen mening of eigen gevoel” geworden. En als er geen gezamenlijk erkende waarheid is, dan heeft iedereen gelijk. De een haalt dat gelijk met slimmigheden, de ander met bruut geweld, maar het is allebei even verkeerd. De waarheid over goed en kwaad is niet te vinden in onze eigen mening, maar als het goed is zoeken wij de waarheid bij God die van ons houdt. God die ons vraagt niet enkel voor onszelf te leven, maar samen te leven in Zijn Naam. Die ons ook een weg wijst naar dat samen leven; met de Tien Geboden, met het voorbeeld van Christus en in Zijn voetspoor, met de leer van de Kerk.
Of het nuttig is om elkaar op het goede pad te houden, dat lijkt wel duidelijk, maar hoe doe je dat dan? Daar geeft Jezus zelf in het Evangelie een helder antwoord op. Het zal niet voor de eerste keer zijn dat u het hoort, het is geen revolutionair nieuws, maar het probleem is zo hardnekkig dat het goed is om er weer eens bij stil te staan. “Als je broeder gezondigd heeft wijs hem dan onder vier ogen terecht”. -Onder vier ogen- Niet onder de ogen van de hele wereld. Zo helder, zo simpel, maar kennelijk zo moeilijk. Want hoe doen wij dat meestal? Heel vaak is degene die het aangaat juist de laatste die we aanspreken. Veel liever klagen we bij iemand anders onze nood. Of we sturen een boze e-mail of tweet. Veel gemakkelijker is dat ook. Natuurlijk is het veel moeilijker om de persoon in kwestie onder vier ogen aan te spreken. Maar hoeveel beter, constructiever en mooier is het niet, om de hele wereld er buiten te laten en je medemens de kans te geven zonder gezichtsverlies bij te draaien. Doe het uit zorg voor de persoon, uit liefde voor je medeschepsel. Als het je op die manier lukt dan heb je pas echt vooruitgang gemaakt. Maar Jezus is realistisch. Hij weet dat het niet altijd werkt. “Pas als het niet werkt, haal er dan een ander bij”. zegt Hij. Samen kunnen ze proberen het probleem aan te pakken. Niet met de hele wereld. Misschien hebben zij wèl het effect dat jij in je eentje niet had. “Als dat ook niet werkt, haal er dan de Kerk maar bij”; zegt Jezus. Wij moeten ons wel even voorstellen wat Jezus in de eerste eeuw met de Kerk bedoelde. Niet de website van de parochie, geen wereldwijde gemeenschap van een miljard mensen, maar een kleine groep oprechte christenen; dat was –de Kerk-. Zij moeten een laatste poging doen om de zondaar te laten omkeren, en als ook dat niet lukt, zegt Jezus, beschouw hem dan als een heiden of een tollenaar. “Hè, hè dan zijn we eindelijk van hem af”, zouden we gemakshalve kunnen denken. Maar toch; Halen wij ons even in herinnering hoe Jezus zelf omging met tollenaars en zondaars.Geen mens afschrijven, nooit en te nimmer!Blijven hopen, blijven bidden voor de afgedwaalde.
Bijna 25 jaar ben ik diaken en al die tijd heb ik jonge mensen mogen voorbereiden op het doopsel van hun kindjes. Voor het grootste deel waren het allemaal lieve jonge mensen, die echt het beste voor hadden met hun kindje en met hun leven. Daarom ook komen ze om het doopsel vragen; zij weten dat God een veilige haven is. Maar wat mij in verreweg de meeste gevallen bevreemd heeft, is dat vrijwel géén van die ouders een levende relatie met Christus en de Kerk onderhoudt. O ja, sommigen steken wel eens een kaarsje aan, of gaan naar een mis waarin opa of oma herdacht wordt, maar zelf Christus zoeken in de Eucharistie? Dat doen ze alleen als ze er zin in hebben en dat moeten ze toch ook zelf weten? Hoe ze hun leven invullen, dat moeten ze zelf weten! Wel of niet trouwen, dat moeten ze zelf weten! Het zijn wellicht niet de boosdoeners waar Ezechiel het over heeft, maar om in zijn termen te spreken wil ik toch voorkomen dat God mijn bloed komt opeisen omdat ik verzaakt zou hebben deze jonge mensen te wijzen op de waarheid in Christus. Een medaille heeft twee kanten, ook die van het doopsel. Aan de ene kant is er de overvloedige genade van God, die elke zondaar in zijn armen wil nemen. Aan de andere kant is er de noodzaak voor de mens om de relatie met God te onderhouden.
“Werken is ook bidden”, met die smoes zijn veel mensen in de 60-er jaren thuis gebleven. Vandaag zou ik willen zeggen; “Bidden is ook werken". Laten we dat dus blijven doen. Zo samen bidden dat God in Zijn Kerk zichtbaar wordt. Amen.