Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

16 Februari 2020

Regels. 6e zondag dh.jr A. 2020

Jeszus Sirach 15, 15-20,
Mt. 5,  17 -37

De kerk wordt nogal eens verweten dat zij zich te druk maakt om allerlei regels en dat zij daarmee Jezus helemaal niet ten voorbeeld stelt, “want Jezus houdt van alle mensen”. “Maar,” zegt men dan, “je hebt van die conservatieve kerkmensen, van die Farizeërs, die maar blijven hameren op de regeltjes”. Nou, vandaag is echt niet de enige keer dat Jezus korte metten maakt met dat misverstand. Jezus houdt inderdaad van alle mensen, maar tegenover de zonde is Hij onverbiddelijk. Geen jota, geen letter, zegt Hij, mag je aan de wet van God veranderen. Sterker nog, als je zegt christen te zijn, volgeling van Christus, dan moet je méér doen dan je precies aan de wet - aan de norm - houden. Maar waar gaat het dan allemaal om met die wet en die regels? Waar is het goed voor? Laten we een heel simpel voorbeeld nemen. In het verkeer rijden we allemaal netjes rechts. En we weten dat onze regering die wet niet heeft gemaakt om de regel, maar om ervoor te zorgen dat we elkaar niet tot gort rijden. Zo ook de regels van God, om zo maar te zeggen: die zijn er om niet te “verongelukken” in het leven. Alle regels van de Kerk zijn opgesteld na gedegen studie naar het voorbeeld van Jezus en ze zijn er enkel en alleen met het doel om mensen echt gelukkig te maken. Maar geen oppervlakkig en vluchtig geluk, geen “fast-food”. Nee, het gaat Jezus en de Kerk om veel meer dan dat. Zoals de oude Catechismus al zei, het gaat erom “om hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn.” En als Jezus spreekt over die wet waar geen letter aan veranderd mag worden, dan klinken daar op de achtergrond de Tien Geboden. Ook die zijn niet door God ingesteld om het ons moeilijk te maken. Ze zijn er niet in het belang van God, “de grote baas”, maar in ons eigen belang. Ik wil ze in dat verband eens kort met u doorlopen.

Het eerste: waarom is er maar één God die we mogen aanbidden? Niet omdat God ons wil testen, maar omdat alle andere goden, waarvoor we geneigd zijn te buigen, ons afhankelijk, tot slaaf maken van die goden. De enige God die uit is op Liefde in volkomen vrijheid, dat is de Ene, verborgen God, wiens Naam we eigenlijk niet eens kunnen uitspreken. Verborgen is Hij, omdat Hij zich niet wil opdringen. Hij respecteert onze vrijheid. Het tweede gebod: waarom mogen we geen beeld van God maken? Omdat niemand God helemaal kan verbeelden, omdat niemand God in zijn zak kan steken en opdat niemand zich zal aanmatigen met zijn eigen “enige juiste beeld” anderen de maat te nemen. Het derde: waarom Zijn Naam niet ijdel gebruiken? Dat heeft met het vorige te maken: omdat niemand God voor zijn eigen karretje mag spannen, omdat niemand God mag misbruiken voor zijn eigen belangen. Het vierde gebod: waarom moeten we de zondag heiligen? Niet om God een plezier te doen, God heeft geen plezier nodig, maar opdat wij kunnen ervaren dat de tijd een geschenk is en dat niet alle dagen werkdagen zijn; opdat we voorkomen dat we slaaf worden van de economie. En zo kan ik gemakkelijk doorgaan met de andere zes geboden, maar die spreken expliciet al over menselijk geluk. Eerbied voor je vader en moeder, niet doden, niet stelen, geen echtbreken, geen valse getuigenis afleggen en niet begeren wat van de naaste is. Het gaat mij er niet om, om vandaag een studie van de tien geboden te maken. Het gaat mij om de regels van de Kerk, en wat die met vrijheid en menselijk geluk te maken hebben. Father Robert Barron, een Amerikaanse bisschop waar ik graag naar mag luisteren ter inspiratie, zei het zo: Als je een kind bent volg je vanzelf de regels die van buitenaf, door je ouders, worden opgelegd. Je hebt geen andere keus want je bent totaal afhankelijk. Dan komt er een kentering. Het kind ontdekt dat het zelf ook wat kan en begint her en der wat te experimenteren en tegen te sputteren. In de pubertijd en jongvolwassenheid laat hij alle regels die zijn ouders oplegden varen en kiest helemaal voor zijn of haar eigen regels, die soms precies tegen die van zijn ouders ingaan. Hij wordt autonoom, zelfstandig. Sommigen schieten daar op een gevaarlijke manier in door, of blijven er in hangen, maar de meeste mensen komen tenslotte in de volwassen fase: dat ze weten waarvoor ze leven en dat ze kiezen voor gezond verstand en een gezonde leefwijze. Nu vraagt God ons niet om in de slaafse volgzaamheid van kleine kinderen te blijven hangen, en met mensen die enkel hun eigen wetten laten gelden kan Hij ook niets. God is op zoek naar de volwassen mens die zijn plaats in de wereld kent en die een zelfbewuste keuze wenst te maken. En op dat punt houdt de eerste lezing ons een spiegel voor: “Wanneer gij wilt, kunt gij de geboden onderhouden”. “Vóór de mens liggen het leven en de dood, en wat een mens behaagt wordt hem gegeven”. “Wanneer gij wilt kunt u de geboden onderhouden”. Je hebt de vrije keuze: je kunt voor de dood kiezen, en dat doe je als je alleen voor jezelf kiest met je eigen geboden. Of je kiest voor het leven, en dan probeer je in te groeien, in Gods geboden, die je tot een waarachtig en evenwichtig mens maken. Het is niet de gemakkelijkste weg, maar wel de beste.

Zo bezien is het ook duidelijk dat de Kerk, om dat vervelende woord toch nog maar een keer te noemen, de regels niet kan veranderen. Het zijn immers geen regels die zij zelf heeft uitgevonden. De Kerk bepaalt niet wat een mens ten diepste is; wat de mens is, dat is ons door de Schepper gegeven en door Christus bevestigd. Laten wij dus voortgaan in onze groei naar volwassenheid en kiezen voor wat echt leven is. Nieuwsgierig blijven naar de weg die God met ons in petto heeft; Partnerschap zoeken met onze Schepper.

Amen.