Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

1 Juni 2025

Vrede uit de hemel. 6e zondag van Pasen.

Met deze zesde zondag van Pasen, naderen we met rasse schreden het Pinksterfeest. En op deze laatste zondagen lezen we steeds een stukje uit de afscheidsrede van Jezus, zoals Johannes die heeft opgeschreven. Het zijn korte stukjes, maar steeds met een enorme rijkdom en diepgang. Liefst zes verschillende thema’s worden vandaag door Jezus aangesneden; het verband tussen de liefde voor Jezus en het onderhouden van Zijn woorden, het verblijf van Jezus en de Vader, bij hen die in Hem geloven, de zending van de heilige Geest, de Helper, het geschenk van vrede, Jezus’ heengaan en terugkeer, en de aansporing tot blijmoedig geloof.

In deze tijd tussen Pasen en Pinksteren lezen we ook elke zondag nog een stukje uit het allerlaatste Bijbelboek; dat van de Openbaring van Johannes. Dat is een behoorlijk pittig boek. Zonder gedegen kennis van het Oude Testament is er nauwelijks een touw aan vast te knopen. Daarbij zijn er nogal wat mensen die met een letterlijke uitleg van het boek Openbaring tot de meest angstaanjagende conclusies zijn gekomen. Maar het boek Openbaring gaat niet over een concrete realiteit. Net als het Scheppingsverhaal, is het boek Openbaring een beeld, een visioen, symboliek van hoe het komt en hoe het zal zijn. Beide boeken getuigen van één ding; “God heeft het gedaan!”. Het is ook mooi om te zien hoe de eerste en de laatste woorden van de Bijbel inderdaad op elkaar aansluiten; De eerste woorden luiden; “In het begin schiep God” Het laatste woord: “De genade van de Heer Jezus zij met allen”. God stond aan het begin door mens en wereld te scheppen uit alles wat woest en leeg was. en aan het einde der tijden bekroont Hij dat alles met -genade voor alle mensen-. God gaf ons de Schepping om er van te genieten, maar omdat we zelf voor God zijn gaan spelen, -de eerste stedenbouwer in de Bijbel, Kain, was ook de eerste moordenaar-, omdat we zelf voor God zijn gaan spelen, gaat er steeds van alles mis. De hele Bijbel verhaalt van die worsteling van ons, mensen, met God. Maar hier, op de allerlaatste bladzijden van de Bijbel, schetst Johannes het beeld van wat er gebeuren zal als wij God werkelijk God laten zijn. Dan zal er een nieuwe stad uit de hemel neerdalen; Let goed op; Niet wij met al ons vernuft bouwen die nieuwe stad, nee, ze daalt uit de hemel neer, ze wordt ons gegeven, door God. Niet wij zullen echte vrede bewerken, Jezus geeft ze ons. Wij hoeven de wereld niet beter te maken dan dat hij gegeven is en wij kùnnen de wereld niet beter maken dan dat hij gegeven is.  God zelf heeft immers gezegd dat “het goed was”, en bij de Schepping van de mens zei Hij zelfs “dat het heel goed was”. God heeft ons gezegd dat wij Zijn Schepping moeten beheren, niet verbeteren.

De grote misvatting van onze tijd van vooruitgang en wetenschap is dat wij op eigen kracht het leven uiteindelijk zullen veranderen in een aards paradijs. Nee, zegt Johannes: de echte stad van vrede daalt van God uit de hemel neer. En om die stad staan hoge muren. Dat is niet om asielzoekers buiten te houden, dat is om het heilige te beschermen. En in die stad is geen tempel, heel de stad is één tempel van God. Licht is er ook niet nodig want God zelf is het licht. En dan komen we eigenlijk bij de vraag aan ieder van ons. De vraag ook die ieder van ons, persoonlijk zal moeten beantwoorden. Is God werkelijk het Licht voor mij? Want ècht geloof is veel minder vanzelfsprekend dan dat het misschien lijkt. En het is ook niet zo van; “Wel geloof of geen geloof”. Het is altijd “een bepaalde mate van geloof”. We zijn altijd onderweg naar méér geloof. Kerkgang, Onze Vaders, Wees Gegroetjes bidden, de 1ste Communie doen, dat alles zal daar zeker bij helpen, maar uiteindelijk is het niet zeker dat daarmee God ook echt -mijn God-  geworden is. Is ons gebed, doorleefd gebed? Staan we genoeg stil, bij wat we zeggen en vragen? Beseffen we ècht wat het is “Zijn Lichaam en Bloed, voor ons gegeven?’ Proberen we oprecht Jezus’ woord te onderhouden? Waar het tenslotte om gaat is of wij echt op Hem leren te vertrouwen in voor –en tegenspoed.

De laatste woorden van Jezus in het Evangelie van vandaag lijken een soort lakmoesproef voor ons geloof; “Als gij Mij zoudt liefhebben, zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga”. Wie van ons lukt het al om blij te zijn als iemand naar de Vader gaat? Verstaat u mij niet verkeerd; natuurlijk ben je eerst verdrietig als iemand van wie je houdt dood gaat. Jezus zelf huilde ook toen zijn vriend dood ging. Maar Gods almachtige goedheid in gedachte houdend zou, na de eerste emotie, toch ook het vertrouwen moeten komen. Het vertrouwen dat de overledene bij God is, en dat hij of zij daar goed af is. Overigens denk ik niet dat we het verlies van onze eigen dierbaren zomaar gelijk kunnen stellen aan het heengaan van Jezus. Van Jezus is zeker dat Hij bij de Vader is, maar dat kunnen we niet zomaar van alle mensen zeggen. Maar dat Jezus naar de Vader gaat, dat opent voor ons, leden van Zijn lichaam dat de Kerk is, in elke geval wel dezelfde mogelijkheid. En dat zou de grote vreugde moeten zijn die ervan uitgaat. Ondertussen staat ons hier nog een belangrijk ding te doen; “Zijn woord onderhouden”.

Amen.