Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

26 Februari 2021

Offeren: aan God of aan de goden? 2e Zondag Veertigdagentijd 2021

Gen. 22,1-2.9a.10-13.15-18 Ps. 116 Rom. 8,31b-34 Mc. 9,2-10

Op 8 december, de dag van Maria Onbevlekt Ontvangenis is het jaar van de Heilige Jozef ingegaan. Als kapelaan Renders er enkele weken geleden niets over gezegd zou hebben, dan had ik er waarschijnlijk geen erg in gehad. Veel meer dan dat het jaar pontificaal is aangekondigd, is er ook niet van te  merken. Wellicht heeft dat te maken met de figuur van Jozef zelf, een vaderfiguur op de achtergrond. Niet onbelangrijk, maar wel op de achtergrond. Hij was per slot van rekening ook niet de verwekker van Jezus. Dat was een Vader die veel meer op de voorgrond staat; God de Vader. Alle vader-gestalten van onze wereld vallen in het niet, bij Hem. U zult inmiddels begrijpen waar ik heen wil; ik wil vandaag spreken over vaderschap.

Toevallig viel mijn oog van de week op een zeer kritisch artikel van de Italiaanse journalist en Vaticaankenner, Aldo Maria Valli, over onze huidige paus. Ik wil niet zozeer ingaan op wat deze journalist over de paus zegt, maar wel iets van hem overnemen dat mij erg aanspreekt, als vader van vandaag. Valli zegt; “de wereld van vandaag, die geboren is uit de revolutie van de 60ér jaren, wil geen èchte vader. Onze wereld geeft de voorkeur aan een vader als vriend en metgezel. Het onderricht van een vader, als hij een echte vader is, is moeizaam, omdat het de weg wijst van vrijheid in verantwoordelijkheid. Het is veel gemakkelijker om iemand naast je te hebben die je gewoon gezelschap houdt, zonder je ergens op te wijzen. En dat is precies (en dan toch iets over de paus) en dat is precies wat onze paus ook doet. Hij toont een “god” die geen vader is, maar een metgezel”.

Dit gezegd hebbende wil ik terug naar de eerste lezing van vandaag. Daar staat ook een vader centraal. Vader Abraham, ook wel de oervader van het geloof genoemd. We lezen het schokkende relaas van deze vader die zijn zoon lijkt te gaan vermoorden, - nota bene- omdat God het wil. Wellicht één van de slechtst begrepen verhalen uit de Bijbel, maar ook een verhaal met een ongekende rijkdom. Wat een wijsheid bij de schrijver! Toen al. Wij schrikken ons een hoedje. Wat is dat voor een sadistische god die om een mensenoffer vraagt? Iemand die daarnaar luistert moet je meteen oppakken en levenslang opsluiten. Maar laten we eens goed naar het verhaal kijken. En als we goed naar een, van oorsprong joods, verhaal kijken dan moeten we dat proberen te doen vanuit het joodse verstaan. Op de eerste plaats moet gezegd worden dat het in de tijd waarin Abraham leefde, helemaal niet zo vreemd was om je eerstgeborene aan de goden te offeren. En wij hebben gemakkelijk praten. Wij hebben een hele Bijbel; wij hebben Christus, die ons geleerd heeft dat onze God een God van liefde is, maar Abraham had nog helemaal niets van dat alles. Hij  had alleen de cultuur waarin hij leefde. Hij moest het doen met de goden die hem omringden en zijn persoonlijke zoektocht naar leven. In dat zoeken had hij eerder al eens een vreemde stem gehoord; “Trek weg uit je land, en ik zal een groot volk van je maken”. Dat was de stem van een heel andere God dan die hij kende uit zijn eigen stam. En Abraham gaf er gehoor aan. Tientallen lange jaren gebeurt er niks. Abraham en Sara lijken onvruchtbaar en worden oud. Dus dat van dat grote volk, daar lijkt niets van terecht te komen. Maar dan gebeurt het toch; Abraham blijft geloven en wordt vader. Vader van Isaac, de zoon van de belofte. Maar hoort hij het nu goed? Moet hij, net als zijn cultuurgenoten, nu ook deze zoon offeren? Want dat meent hij toch echt begrepen te hebben! Keihard is de opdracht. Ze wordt hem drieledig ingepeperd; “Ja, je zoon,….. je enige, Isaac,…… die ene…… die je zo liefhebt”. En Abraham, die gehoorzaam is aan de stem van God, gaat op weg. Jammer genoeg valt er dan een stuk weg uit onze tekst. Wij horen niet dat deze vader drie dagen met zijn zoon onderweg is. Drie dagen waarin Abraham de tijd heeft om te mediteren over de betekenis van deze vreemde opdracht. De vraag van Isaac moet hem ondertussen als een mes in het hart getroffen hebben; “Vader, we hebben wel hout en vuur, maar waar is het offerdier?” Voor ons is het totaal onzichtbaar, maar de joden zien al een vingerwijzing naar de goede afloop van het verhaal. Want…..Isaac moet zelf het hout dragen en dat kan helemaal niet! Het is in de joodse wet namelijk streng verboden om een offerdier zelf het hout te laten dragen, waarmee het geofferd wordt. Afijn, u hebt de afloop gehoord. Net op tijd komt God tussen beide en redt vader en zoon van een verschrikkelijk drama.

Wat gebeurt hier allemaal en wat heeft het ons te zeggen? Wat hier gebeurt is het toppunt van geloofsonderricht. De vader leert gaandeweg dat hij los moet komen van goden die mensenoffers willen. Hij leert dat deze God, onze God, definitief anders is dan de goden uit de cultuur waar hij vandaan komt. Hij leert ook dat hij zijn zoon los moet laten. Hij leert dat hij zijn eigen godsbeeld niet mag opleggen aan zijn zoon, maar dat Isaac een eigen, persoonlijke weg met God moet kunnen gaan. En Isaac leert van zijn vader dat er niets, maar dan ook helemaal niets gaat, boven de gehoorzaamheid aan God. Dat gehoorzaamheid aan God belangrijker is dan het leven van je enige kind, niet omdat het leven van dat kind niet belangrijk is, maar juist omdat het door de gehoorzaamheid zelf pas echt vrij kan worden. Het is eigenlijk een verkeerde vraag, maar ik kan me toch voorstellen dat hij leeft; Waarom moet God zo nodig de belangrijkste zijn? Waarom mag er niets belangrijker zijn dan de liefde tot God? Vooropgesteld; God, de Schepper van het Al, heeft het voor Zichzelf niet nodig om belangrijk gevonden te worden. Dat wij de enige, ware God boven alles stellen is vooral in het belang van onze eigen vrijheid als mens. Ze worden vaak tegenover elkaar gesteld; als wij gehoorzaam zijn aan God, worden we beknot in onze eigen vrijheid. Maar het is juist andersom; Alleen in gehoorzaamheid aan de ene ware God worden wij echt vrije mensen. De glorie van God is de levende mens. De ècht levende mens.

Al te gemakkelijk kunnen wij concluderen dat het verhaal van Abraham die zijn zoon aan de goden offert achterhaald is. Pas hier ontzettend op, want hebben wij wel in de gaten aan welke goden wij onze kinderen neigen te offeren. Wij zijn mensen van deze tijd, wij zijn omringd door de afgoden van deze tijd, en voor we er erg in hebben, offeren we onze kinderen ook aan die afgoden. En als wij dan als vaders van deze tijd, méér willen zijn dan beste vriend of metgezel van onze kinderen, als wij dan om met Aldo Maria Valli te spreken, ook ècht onze verantwoordelijkheid als vader of moeder willen nemen, laten wij dan zorgen dat wij, net als de oervaders en de Ene Vader, richting geven aan onze kinderen. En die richting dat is geen vaag gepraat; die richting heeft als basis de Tien geboden. Als het gaat om strengheid in het naleven van Gods geboden, is dat een groter daad van liefde dan onze kinderen over te laten aan de stormen van deze tijd. Andes gezegd; Met Abraham,  je kinderen offeren aan de ene ware God, is een groter daad van liefde, dan ze aan hun lot over te laten en ze daarmee te offeren aan de afgoden.

Amen.