Advent, maar komt Hij wel? 2e Zondag van de Advent. 2020
Jes. 40,1-5.9-11 Ps. 85 2 Petr. 3,8-14 Mc. 1,1-8
Ik ben nu 25 jaar diaken en ik heb mij dus zeker 25 keer intensief bezig gehouden met de lezingen van de Advent. “Hij komt” dat is wat wij elkaar jaar in jaar uit voorhouden. En straks is het Kerstmis; en dan zeggen we -dat Hij gekomen is-. Daarna ruimen we de Kerststal weer op en dan beginnen we weer gewoon met de zondagen door het jaar, tot de Veertigdagentijd en dan wordt het ook vanzelf wel weer Pasen. En is er ondertussen dan iets nieuws te verwachten? Of draaien we gewoon in de vaste molentred mee? Ik moet eerlijk bekennen dat ik soms wel eens een beetje ongeduldig wordt. In plaats van de ervaring dat God zich nog eens laat zien met kracht, zoals Jesaja belooft, lijkt ons christenvolkje steeds verder af te brokkelen. Zo kun je naar jezelf en ons kleine samenzijn kijken. En dat is misschien helemaal niet verkeerd, want dat is óók de realiteit van dit moment. En wij mogen de kop niet in het zand steken. Wat kan voor ons dan toch die belofte betekenen? Want een belofte van God is geen loze belofte…....”Troost, troost mijn volk…” -“Ja, Heer, dat hebt U al zo lang geleden gezegd en dat doopsel met de heilige Geest, daar is toch ook niet zoveel van terecht gekomen?”-
"Wat weet jij daarvan? Is voor mij niet één dag als duizend jaren en duizend jaren als één dag? Weet jij hoe de wereld eruit gezien zou hebben zonder Mijn komst? Zonder al Mijn volgelingen, die eeuwenlang vorm hebben gegeven aan onderwijs, gezondheids –en armenzorg? Weet je wel wat je zelf voor een leven je gehad zou hebben, als je Mij niet had gekend?" En inderdaad, als God zo tegen je spreekt dan smelten verzet en ongeduld onmiddellijk. Dan zie je weer dat die kleine 25 jaar in de hele geschiedenis van God met mensen, nog veel minder voorstellen dan een speldenprik. Ik las ergens dat de mens meer dan 125.000 jaar op aarde leeft. Tegen dat licht komt zelfs het christendom met zijn 2000 jaartjes pas net kijken. En het is niet aan mij of aan ons om te bepalen hoe en wanneer God aan onze verwachtingen moet voldoen. Dus als God belooft dat Hij komt, en als voor Hem duizend jaren zijn als één dag, dan moeten we misschien toch nog maar een paar dagen geduld hebben. Maar geen geduld in de zin van; “Het zal mijn tijd allemaal wel duren”.
En als het dan zo is dat wij te klein zijn om de wereldgeschiedenis om te buigen naar een tijd van wereldvrede, waar de visioenen van Jesaja, nota bene 700 jaar voor Christus al van spreken, wat valt ons dan te doen? Wat voor verwachting mogen we dan wèl hebben? Christus wordt geboren, het wordt zeker weer Kerstmis. Maar deze Kerst komt er niemand anders, dan degene die al 2000 keer gekomen is. Dus groot nieuws kan dat voor ons niet meer zijn. Wat wel kan, dat is, dat wij ons op een nieuwe manier open stellen voor Zijn komst. Dat wij meer ruimte maken voor Hem, te beginnen in ons eigen hart, te beginnen met meer werk te maken van ons gebed. Want doorgaans zijn wij allemaal eigenlijk te vol van onszelf. Druk met onze gezondheid, druk met onze carrière, onze bezittingen, druk met zelfbevestiging en het eigen ego. En als je zo vol bent van jezelf dan is er geen plaats voor God om binnen te komen. Dat Hij wil komen, dat is zeker. Dat wil Hij niet alleen met Kerstmis, dat wil Hij gewoon iedere dag;… al vanaf “den Beginne”. Maar zo lang wij te vol zijn van onszelf, is er voor Hem geen plaats. “Een weg banen voor de Heer”, dat betekent voor ons dus -meer ruimte maken-. Ruimte voor Hem, te midden van al onze eigen drukte. Gewoon heel concreet ook; in deze Advent, extra innerlijke stilte zoeken in het gebed, privé, of samen met ons hier in de Kerk. Jezelf nog eens extra toeleggen op “aardig zijn”. Gewoon voor je buurman of buurvrouw. Gewoon een keer wat minder op je goed recht staan, maar de fout van een ander toedekken of vergeven. Gewoon meer aandacht voor een ander. Gewoon een stapje extra zetten voor hem of voor haar…….. In dat kader wil ik ook onze Adventsactie nog een keer noemen; father Patrick, een jonge priester in Ghana, die geld nodig heeft voor het schooltje van zijn parochie. Ach het is niks groots misschien, een druppel op de gloeiende plaat, zeker tegen de achtergrond van de grote wereldproblemen. Maar toch, een school waar de kinderen veilig kunnen leren is geen overbodige luxe. Sowieso denk ik aan het gemak waarmee wij hier in ons superrijke westen met miljarden kunnen smijten, zoals nu bij de aanpak van de corona-crisis. Wat een onrecht ten opzichte van de rest van de wereld! Dus een beetje delen van alles wat wij teveel hebben hoort zeker bij “een weg banen voor de Heer”.
“Vreugdebode van de Heer, beklim de hoogste berg en verkondig het luide; “Uw God is op komst! Zie God de Heer komt met kracht”; dat roept Jesaja ons toe. En wij zijn in de bevoorrechte positie dat onze God er al lang is. Laten we dan niet passief afwachten, maar ruimte maken voor Zijn heerschappij in ons hart, zoals we dagelijks zingen in het getijdengebed; “Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, zoals het was in het begin en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen". -Eer brengen aan God-, betekent immers dat heel veel problemen zullen wegsmelten als sneeuw voor de zon. Amen.