Wat is mijn antwoord? Doop van de Heer C 2025
De vieringen van dit weekend, de lezingen, het doopsel van Jezus, zij bieden vandaag meer dan genoeg voeding voor een hele lange preek. Niettemin zal ik het zo kort mogelijk houden. Ik wil eerst iets zeggen over het woord “conservatief”. Voor de meeste mensen heeft “conservatisme”een bijzonder negatieve klank. Ook het woordenboek van van Dale, spreekt van “gericht zijn op het behoud van de bestaande maatschappelijke toestanden”. En over een conservator is men niet veel positiever; een conservator is de beheerder van een museum. Niets over de minutieuze waakzaamheid die hij aan de dag moet leggen om de waardevolle kunstwerken te beschermen tegen allerlei invloeden waardoor ze beschadigd zouden kunnen raken. Ja, conservatief betekent inderdaad “behoudend”. En ja, je kunt alles alleen maar blijven doen omdat het altijd zo geweest is. Maar je kunt ook dingen hetzelfde houden omdat ze gewoon goed zijn. Grootmoeders soep is toch niet te evenaren? En “Pizza di mamma”, die moet je hebben.
Maar progressief zijn, dat is het adagio vandaag de dag. “Alles moet anders, niets mag blijven zoals het is”. En het is natuurlijk geen van beiden waar. Conservatief moet je wel degelijk zijn. Niet ten opzichte van alles, maar wel ten aanzien van de dingen die nou eenmaal gewoon goed zijn. Progressief moet je zeker zijn, ook niet ten opzicht van alles, maar wel ten aanzien van die dingen die beter zouden kunnen. En in onze tijd waarin de wereld de progressie heilig verklaard lijkt te hebben; -letterlijk alles moet op de schop-, heeft de Kerk inderdaad een wat conservatief, een wat behoudend karakter. “Ho, ho, niet alles overboord gooien wat goed is”.
En dat is waar ik naar toe wil. Want in die geest mogen wij steeds meer jonge mensen ontmoeten die dat gaan inzien. “Ja, ja, experimenteren, verandering, zelf de dingen bepalen, de verworvenheden van de vrije samenleving, allemaal prima, maar is alles dan vloeibaar, is er helemaal geen vaste grond meer onder onze voeten?” En dan vinden zij die “conservatief” genoemde katholieke Kerk in Oss. Dan zien zij daar een oprechte eerbied voor Iets wat eigenlijk onzichtbaar is. Dan zien zij daar een groep mensen bij elkaar die conservatief is; positief conservatief ten aanzien van het zicht op eeuwig leven. Want dat is wat wij hier proberen te doen; wij proberen het zicht op eeuwig leven bij God onze Vader, te conserveren, te behouden; voor onszelf en voor komende generaties. En dan is het hartverwarmend om zo af en toe te mogen ervaren dat er jonge mensen zijn die dat kennelijk begrijpen.
Zij hebben het zojuist bij hun binnenkomst geantwoord op de vragen van de pastoor; Wat vragen jullie van de Kerk? Het geloof. Welke waarborg schenkt het geloof jullie? Het eeuwige leven. Zij vragen aan ons om het opleidingstraject in te mogen gaan dat zal leiden tot het Heilig Doopsel, dat inderdaad de deur is naar eeuwig leven. En het feit dat zij dit doen in volledige vrijheid, niet, -zoals vroeger misschien vaak- omdat het moet, of omdat het nou eenmaal zo hoort, -daar hebben zij geen weet van- maar omdat zij zelf op zoek zijn naar waarheid in liefde. Het zijn er geen honderden. Het zijn er maar vier, maar het zijn er vier en zij zijn mogelijk de voorlopers voor een hele lange stoet volgelingen; zeker in de mate dat zij in oprechtheid kunnen getuigen van de weg die zij gaan in eenheid met de “conservatieve Kerk”. En het is iets wat tot nadenken moet stemmen als drie van de vier kandidaten voor het catechumenaat, zoals dat proces officieel heet, als drie van de vier kandidaten zich vooral aangesproken voelen door de zogenaamde ”tridentijnse ritus”. Dat vraagt mogelijk ook enige uitleg.
Tot het Tweede Vaticaans concilie bestond de kerkelijke liturgie uit een ritus –een manier van vieren- die terug te voeren is naar concilie van Trente dat plaatsvond in de 16e eeuw. Meest in het oog springend daarbij was dat de priester de mis opdroeg met zijn gezicht naar het hoogaltaar en dat de hele mis opgedragen werd in het latijn. Die vorm had zijn sterke kanten; het mysterie dat God nou eenmaal is, kwam beter tot uitdrukking omdat de hele vorm van de liturgie iets mysterieus had. Het had ook zijn minder sterke kanten, bijvoorbeeld dat het neigde naar een heel sterk individualistisch bezig zijn. De priester stond daar in de verte, met de rug naar het volk onverstaanbaar te bidden en iedereen was in eigen gebed verzonken. Deze manier van doen heeft toch bijna 500 jaar haar duidelijke betekenis gehad.
Bij het Tweede Vaticaans concilie vond men dat het anders moest. Niet alleen het mystieke, niet alleen de aanwezigheid van God moest benadrukt worden, ook de mensen, de gemeenschap van gelovigen moest actiever betrokken worden bij het gebeuren. Gewone gelovigen kregen dan ook een taak in de mis als lector. De taal werd de verstaanbare landstaal en misschien wel het meest in het oog springend; de priester draaide zich om, het altaar werd een heel eind de kerk in geschoven en het werd meer iets van “wij samen”. Dat element van “wij samen”, dreigt nu weer een beetje door te slaan, want in nogal wat kerken meent men dat men op een soort democratische manier, kan gaan vaststellen “wat wij vandaag samen eens van de mis zullen maken”. Terwijl de officiële Kerk dáár toch altijd heel duidelijk in is gebleven; Christus immers is dezelfde, gisteren, vandaag en altijd en Hij wordt vertegenwoordigd door daartoe aangestelde, gewijde, celibataire priesters. Dienovereenkomstig heeft onze moeder de Kerk met grote zorgvuldigheid vastgesteld wat wij hier op het priesterkoor te doen en te laten hebben. Dat is een positieve vorm van conservatisme; als een conservator, met grote zorg behouden wat ten ene male goed is. Paus Benedictus heeft ingezien dat de veranderingen van het Vaticaans concilie weliswaar goed waren, maar hij heeft ook gezien dat daarmee de oude ritus, waarin het goddelijk mysterie beter tastbaar is, niet ineens verkeerd zou kunnen zijn. Wij, hier in onze parochie zijn eigenlijk wel blij dat we een thuis mogen bieden aan beide vormen omdat ook wij aanvoelen dat beiden een eigen goed vertegenwoordigen.
Wat God tegen Jezus zegt bij Zijn doop, mogen wij toch echt aannemen als was het tegen ieder van ons gezegd, Tridentijn, Romein, zondaar of halve heilige; ’Gij zijt mijn zoon, mijn dochter, in u heb ik welbehagen”. Niet wat wij horen of hoe wij vieren is tenslotte bepalend voor wie wij zijn in Gods ogen. Bepalend is ons persoonlijke antwoord op Zijn stem. Amen.