Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

5 Juni 2022

Geen tovermiddel 7e zondag van Pasen 2022

Tussen Hemelvaart en Pinksteren overwegen wij woorden uit het gebed van Jezus bij zijn afscheid. Hij bidt dat zijn leerlingen bij elkaar mogen blijven en getuigen van Gods liefde die in het leven van Jezus v oor ons zichtbaar geworden is. Deze laatste zondag voor Pinksteren lezen we ook echt over de laatste dingen. De tweede lezing, uit het boek Openbaringen, eindigt met de allerlaatste woorden van de hele Bijbel. “Kom, Heer Jezus!” Maar één zinnetje volgt er nog; “De genade van de Heer Jezus zij met u allen”, en dan hebt u de Bijbel ècht helemaal uit. Méér valt er niet te zeggen. Stefanus wordt gestenigd en geeft de geest in de eerste lezing; ook afgelopen! En in het Evangelie horen we de allerlaatste woorden van Jezus voordat Hij gearresteerd wordt en aan het kruis geslagen. De laatste woorden van Jezus die bestaan uit één lang gebed. Nu Hij in deze zichtbare wereld alles gedaan heeft wat Hij maar kòn doen, blijft er voor Hem nog maar één ding over en dat is; bidden. Bidden dat Zijn leven, sterven en verrijzen, niet voor niets zal zijn, maar dat de zin daarvan door ons -mensen- opgepakt zal worden. Ik heb dat laatste gebed van Jezus nog eens helemaal doorgelezen, en daarbij ben ik aan het begin gestoten op een belangrijk woord. Een woord dat we hier vaak horen, een woord waar de Kerk voor leeft en dat is “het eeuwige leven”. En wat zegt Jezus dan wel over dat “eeuwige leven”? “Eeuwig leven”, zegt Jezus “dat betekent dat de mensen U, de waarachtige God, leren kennen en ook Degene die U gezonden hebt; Jezus Christus”. Eeuwig leven betekent dus “God kennen” en in Bijbelse zin is “kennen” een diepe, innige verbondenheid leven met God. Daar bidt Jezus dus voor; dat wij God ten diepste mogen leren kennen door het leven, door de dood en door de verrijzenis van Jezus. Hij bidt dat wij mensen, net als Hij, één mogen zijn met God de Vader. En als dit gebed afgelopen is, dan wordt Hij gekruisigd; dan doet Hij wat Hij gezegd heeft.

Tenslotte, zo staat er bij Johannes, geeft Hij de Geest. Wij verstaan mogelijk spontaan dat “Hij toen doodging”, maar dat staat er niet. Zeker niet in de griekse grondtekst, daar staat een woord dat betekent; “Hij droeg de Geest over, Hij gaf de Geest door”. Dus in die laatste ademtocht van Jezus, draagt Hij “de Geest” over. In Zijn stervensmoment immers, toont zich de grenzeloze Liefde die bestaat tussen Hem en de Vader, en tussen Hem en ons. Daarover heeft Jezus gebeden, dat wij dàt zouden begrijpen, dat Hij en de Vader zo één zijn dat geen dood hen definitief kan scheiden. En dat ook wij, indien wij met Hem willen leven, in die Eenheid zullen zijn opgenomen.  

Een tijd geleden, in Uden nog, had ik in dit kader, een paar hele bijzondere gesprekjes. Er kwam een mevrouw naar me toe, die haar nieuwe huis ingezegend wilde hebben. “Maar” zo vertelde ze, “ze voelde dat kwade machten invloed op haar wilden uit oefenen”, of ik daar ook iets aan kon doen. Ik probeerde nog: “Misschien wilt u een keer biechten”, maar nee, het ging niet om een slecht geweten,  het ging om een “boze geest”. “Nou”, dacht ik, dat zal dan werk voor de “exorcist, de duivel-uitdrijver van het bisdom”. Want boze geesten verdrijven, dat is een vak apart, daar heb ik helemaal geen verstand van. En zo dacht ik het probleem mooi op een andermans bordje te kunnen leggen. Dus ik de betreffende priester maar eens gebeld, om te zeggen dat ik iemand voor hem had. Maar zijn antwoord was nogal ontnuchterend.  “Vraag haar eerst maar eens of haar gebedsleven op orde is?” “Ik ben geen tovenaar”; zei die priester.  

En inderdaad, om te voorkomen dat een boze geest met je op de loop gaat, kun je natuurlijk zelf het best beginnen, met het opzoeken van de goede Geest. En die goede Geest is mogelijk overal, maar toch zeker hier in de Kerk, waar wij binnen de invloedssfeer van de Geest van Christus staan. Als je zelf de goede geest niet zoekt, kan iemand anders hem niet met een toverspreuk naar binnen jagen. Hoe simpel kan het zijn?  Maar ja, dan moest ik dat nog wel met die mevrouw gaan bespreken. En of haar gebedsleven op orde was dat wist ik niet. Ik had haar in elk geval nog nooit in de kerk gezien. En ik heb al  heel wat gesprekken gehad met mensen die vreemd staan te kijken als je zegt dat het ontvangen van de Sacramenten toch echt ook verbonden zou moeten zijn met regelmatige kerkgang. Want ook Sacramenten zijn geen toverspreuken.

Vervolgens ontspon zich een heel gesprek over wat haar dan allemaal nog te doen stond en daar waren wel moeilijke kwesties bij. Maar “God vraagt niet wat onmogelijk is, Hij eist niet dat je heilig bent”; zei ik. En of je elke dag naar de Kerk moet, of elke week, of je één kaarsje aansteekt of 25, of je wel of niet eerst moet biechten, dat is niet de vraag. Om te beginnen móét je niets. Maar als je iets wilt, dan is de belangrijkste vraag om te onderzoeken; “Wat is voor jou de beste manier om in aanraking te komen met de Goede Geest van God, zo dat Hij je kracht geeft, zo, dat je voelt en weet dat je Zijn geliefde kind bent. Want als je de waarachtige God ècht kent, dan heeft geen enkele boze geest nog een schijn van kans”. En misschien kan het ook een les zijn voor ons; “Dat we ervoor zorgen dat we zoveel mogelijk binnen de invloedssfeer blijven van de ene Goede Geest van Christus, zodat we onze kwade neigingen de baas blijven”. Amen.