Opdat uw vreugde volkomen mag zijn... (6e zondag van Pasen) 2021
Hand. 10,25-26.34-35.44-48, 1 Joh. 4,7-10, Joh. 15,9-17
Als mensen op sterven liggen, gebeurt het regelmatig dat er nog heel wezenlijke dingen over het leven worden uitgewisseld. Bevrijdt van alle verwachtingen en conventies kan de stervende vrijuit spreken en zich concentreren op de belangrijkste zaken die hij of zij nog wil zeggen. Niet zelden zijn het heel indringende momenten die de nabestaanden nooit meer vergeten. In die geest mogen we ook luisteren naar de woorden van Jezus in het Evangelie. Het zijn woorden uit Zijn afscheidsrede bij het laatste avondmaal. Jezus vertelt heel geconcentreerd waar het in Zijn leven op aarde om te doen is geweest. Ik heb het vorige week al gezegd; je moet die woorden eigenlijk thuis eens rustig tot je door laten dringen. Degenen die naar de doordeweekse missen komen, hebben dat elke dag al kunnen doen, want elke dag hebben we een stukje uit dit Evangelie gelezen. Prachtige, verstillende, genadevolle woorden zijn het, de hoofdstukjes 14 t/m 17 van Johannes.
Laten we inzoomen op een paar kernmomenten van de lezingen van vandaag. In de tweede lezing horen we; “Niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad”. En in het Evangelie; “Niet Gij hebt Mij uitgekozen, maar ik u…” Het is een belangrijke constatering, die enerzijds zo verschrikkelijk voor de hand ligt, maar anderzijds ook zo gauw weer uit het zicht raakt bij ons. Wij hebben zo de neiging om uit te gaan van onszelf; alsof het leven begint bij ons zelf, alsof het draait om onszelf en alsof het eindigt bij onszelf. Maar nee zegt Johannes; Niet wij hebben God liefgehad, Hij ons…. … Niet wij hebben God gekozen, maar Hij ons…. Als je daar goed bij stilstaat, moet het een geweldige troost zijn; Hij heeft ons lief, hoe dan ook! Hij kiest ons, hoe dan ook! En als God voor jou kiest…… wat wil je dan nog meer? Vaak redeneren zo; dat wij zo moeten leven dat God van ons kan houden. Maar ook dan stellen we onszelf centraal; dan veronderstellen we dat Gods liefde een reactie is op wat wij doen. Daarmee trekken we het initiatief van het liefhebben naar onszelf toe. Dan trekken we Gods liefde naar onze eigen maat, een maat van voor wat hoort wat, en dan vergeten we wat Johannes zegt; “Niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad”. Hij heeft Zijn Zoon gestuurd uit soevereine liefde; niet toen wij het verdienden, maar juist omdat we de weg totaal kwijt waren..
“De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde”, horen we in de eerste lezing. “God is liefde”. We hebben het al zo vaak gehoord, maar komt het echt binnen? God is liefde; dat wil zeggen dat God niet Iemand is die lief heeft, zo af en toe, zoals wij mensen lief hebben. Bij ons is de liefde nogal veranderlijk, zo weten we. Soms houden we veel van iemand, maar als diegene vervelend doet in onze ogen, dan wordt dat minder. Maar bij God is dat niet zo. Hij heeft, zo zou je kunnen zeggen, geen keus met Zijn liefde. God heeft geen liefde, Hij is liefde. Hij kan niet anders dan Liefde zijn. Je zou het kunnen vergelijken met de zon. De zon straalt zijn licht uit; naar alle kanten evenveel. De zon geeft niet hier een beetje meer licht dan daar. Oh jawel, hier en daar kan de zon wat minder doorkomen omdat er wolken tussen zitten; daar komt de zon dan minder goed door, maar hij schijnt overal even sterk.
Maar dan! Zoals we deze lente weer zien; als de dood lijkende plantenwereld door de zon beschenen wordt, dan komen de blaadjes tevoorschijn en komt alles tot leven. Als vanzelf. Zo mogen we het gebod van Jezus, -om elkaar lief te hebben-, verstaan. De overweldigende liefde, die van God uitgaat, is weliswaar gratuit, maar zij nodigt ons wel uit tot een antwoord. Dat wij zelf tot leven komen volgens het gebod van de liefde. Dat wij zelf, de liefde van God die we ontvangen, ook uitstralen in onze omgeving. En we hebben het hier al zo vaak gezegd; liefde is niet alleen een mooi gevoel, het is vooral iets doen. Liefde is een werkwoord.
Tenslotte; Waarom doet en zegt Jezus ons dit alles? Hij geeft zelf het antwoord; “opdat Mijn vreugde in U moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden”. -Onze volkomen vreugde-, daar is het Jezus om te doen. Van de ene kant moet het merkwaardig aandoen; dat iemand met de dood voor ogen, spreekt over “volkomen vreugde”. Maar als wij het geloof van Jezus kennen, als wij weten hoezeer Hij zich geliefd weet door de Vader, dan is het ook zo vreemd weer niet. Als je echt gelooft in wat wij zojuist nog beleden hebben; -de almachtige Vader en het eeuwige leven-, dan kan er nog wel angst zijn voor de manier van sterven, maar dan moet er een onderstroom van vreugde zijn over het binnengaan van het eeuwige leven. De van zijn geloof gevallen duitse filosoof Friedrich Nietsche, heeft gezien en pijnlijk beschreven, hoe die geloofsbelijdenis van ons toch vaak zijn waarachtige beleving mist; “Als je naar het gezicht van veel christenen kijkt, dan krijgt men niet de indruk dat zij werkelijk in de verrijzenis van Christus geloven”; zei hij.
Onze opdracht is dus niet om met een wereldvreemde, blije kop te gaan rondlopen, “everybody happy?”, maar om meer en meer binnen te gaan in de waarachtige Liefde van God, zo dat die liefde de wereld kan veroveren. De waarachtige liefde van God, dat is de liefde die Jezus ook weer op ons overbrengt in de Eucharistie. Amen.