Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

16 Januari 2021

Zien en gaan. 2e zondag dhjr. 2021

Met de doop van de Heer, vorige week, hebben we de Kersttijd afgesloten. We zijn weer in het groen, dat betekent dat we in de gewone zondagen van het jaar zitten. Hoewel; “gewone zondagen” bestaan niet voor iemand die Eucharistie mag vieren en er de diepte van kent. Maar ook in andere zin bestaan gewone zondagen al bijna een heel jaar niet. We moeten alsmaar dat vervelende, saaie “afstand houden’, er valt zelfs geen normale verjaardag te vieren, onze jongeren lopen bijna tegen de muur op van verveling en uitzichtloosheid en de nieuwsberichten geven ook weinig aanleiding tot vrolijkheid. We zijn het corona-virus kennelijk nog lang niet de baas; integendeel, er komt misschien nog wel een grotere dreiging op ons af. Ondertussen ligt de grootste wereldmacht met zichzelf overhoop, en is ook onze eigen regering gevallen. Eerlijk gezegd verbaast het mij, en wij mogen daar best dankbaar voor zijn, maar het verbaast mij soms, dat de meesten van ons het, ondanks alles, toch nog zo goed hebben. De kachel brandt nog steeds en voor honger hoeven we ook niet direct te vrezen. Maar naast die materiële kant mogen wij ons toch vooral rijk prijzen met de notie van God die ons bijstaat. Want zoals paus Benedictus lang geleden al zei; “Als God niet voor je bestaat, dan ben je overgeleverd aan de elementen die je zelf moet zien te beheersen”. Zie daar de echte voedingsbodem voor angst en depressie. Want niemand kan zijn eigen leven maken, noch  garanderen. Alle virologen, wetenschappers en politici ten spijt; tenslotte is er maar één veilige haven en die is hier te vinden. Niet per sé in dit gebouw, maar bij de persoon die wij vieren; Jezus Christus. 

Als je de Schrift-teksten van vandaag met een nuchtere of kritische blik beschouwt, dan valt er amper een touw aan vast te knopen. Drie keer achter elkaar roept God Samuel aan en als hij eindelijk op de goede manier luistert, dan denk je: –nou heeft God zeker wel iets heel belangrijks te zeggen- maar dan zegt Hij niets. Had Hij het arme jong niet beter kunnen laten slapen? Het Evangelie is nog mysterieuzer. Hoe weet Johannes dat hier het “Lam Gods” voorbij gaat? En wat is dat überhaupt; het “Lam Gods?” We zitten nèt in het eerste hoofdstuk van Johannes, Jezus heeft nog helemaal niets bijzonders gedaan; hoe kan Johannes dan nu al weten dat Jezus het “Lam Gods” is? Vervolgens vragen de leerlingen om te mogen zien waar Jezus verblijf houdt. Worden wij, met hen, nieuwsgierig naar wat daar dan wel te zien zal zijn….. Maar…helemaal niks,….. lezen we daar over.

Een tijd geleden had ik contact met een oudere mevrouw die zich helemaal vast zat te bijten in de Bijbel en probeerde alles te begrijpen. Ik heb het haar ernstig afgeraden want als je alles wilt begrijpen wat in de Bijbel staat dan houdt je waarschijnlijk vooral veel hoofdpijn over. De grootste bijbelgeleerden hebben hun hele leven gestudeerd op één Bijbelboek en dan zijn ze het er nog lang niet over eens wat er nou precies staat en hoe dat in het Nederlands vertaald zou moeten worden. Kun je er dan niks mee? Ja natuurlijk wel. Kijken wij naar het stukje evangelie van vandaag dan komen wij daar zes keer het woord “zien” tegen en zes keer een vervoeging van het woord “gaan”. “Zien en gaan”. Die twee horen bij elkaar, zo zou je kunnen zeggen, als de hemel bij de aarde, als de zee bij het land, als de dag bij de nacht. Als wij “zien” dat God bij ons is, dan “gaan” we een stuk lichter door het leven. En dat is trouwens ook waar het hele Evangelie om draait. De Goede Boodschap gaat nergens anders over dan dat God zich geopenbaard heeft, zich zichtbaar gemaakt heeft aan ons mensen, opdat onze gang door het leven lichter zou worden. Of dat nou beschreven wordt in de mysterieuze woorden van Johannes, of door de wat nuchterder Marcus, maar dáár gaat het om; dat God zich zichtbaar heeft gemaakt onder de mensen.

En wat verder nog eenvoudig uit de lezingen is op te maken is dat mensen altijd weer geroepen worden. Drieduizend of misschien al vijfduizend jaar geleden Abraham en Samuel, tweeduizend jaar geleden de leerlingen rond Jezus en vandaag wij. Om te zien en te gaan. Om te zien, om in te zien, dat God ons draagt, om trouw te blijven aan het verbond dat Hij met ons gesloten heeft en om gaandeweg en op onze beurt te getuigen van Hem. Zó, dat komende generaties Hem ook kunnen kennen. Dat zij het lichte juk dat Hij hen oplegt op zich mogen nemen maar verder niet zo bang zijn.

De laatste woorden die in dit Evangelie zijn opgetekend over Johannes luiden: “Hij zag, en geloofde”. Wat zag Johannes dan? Hij zag eigenlijk niks. Ja, een leeg graf, dat zag hij. Maar in dat lege graf zag Hij de hand van God. Hij zag, hij geloofde en hij ging. Amen.