Bij een uitvaart (gedeelte) 2020
1. Kor.13 en Joh. 14, 1-6
Afscheid nemen. Voorbij is dit leven van … jaar. En de confrontatie met het levenseinde, zeker van iemand die je zo dierbaar was, die confrontatie met het levenseinde, roept altijd grote vragen bij ons op. Wat is dit leven? Waar doen we het allemaal voor? Leuk als het goed gaat, maar wat als het allemaal wat minder is? Zijn we op de goede weg? Is dood, dood? Niets meer? Vergelijkbaar met eeuwige slaap? En als dat het is, is het dan niet verstandig om vooral te pakken wat je pakken kunt, voordat het te laat is? Het lijkt erop dat steeds meer mensen deze ideeën huldigen. Maar ……… niet. Jullie hebben ……… niet voor niets hier binnengebracht in dit huis van God. We hebben niet voor niets de Paulusbrief over de liefde gelezen en Jezus horen spreken over een “Huis van de Vader waar plaats is voor velen”. Maar toegegeven: een verstandig mens gelooft niet meer in God. Dat wil zeggen: een mens die God enkel met zijn verstand meent te kunnen doorgronden, die zal Hem nooit meer vinden. Want onze God is een verborgen God. En Hij is een verborgen God omwille van onze vrijheid. Een vrijheid die de belangrijkste voorwaarde is voor het mooiste wat in de Schepping te vinden is: de Liefde. Zoals je niet kunt “moeten geloven”, zo kun je ook niet “moeten liefhebben”. Daarom moet God verborgen zijn en blijven, zoals Jezus zegt voor “wijzen en verstandigen”, en is Hij enkel vindbaar voor hen “die zijn als kinderen”. Dat wil zeggen voor mensen die zo open kunnen staan voor het mysterie, voor het wonderlijke van ons leven, dat zij spontaan op de knieën gaan voor Hem van wie zij het gekregen hebben.
En alleen dat is het bestaansrecht van de Kerk en dit prachtige Godshuis, waarin wij ……… hebben binnengebracht. Dat zij getuigt, en blijft getuigen, in voor- en tegenspoed, soms met velen, soms maar met een enkeling, maar dat zij blijft getuigen van die verborgen God die zich één keer in de mensengeschiedenis heeft laten zien, in de mens Jezus Christus. Maar zelfs Hij heeft onze vragen gekend: “Mijn God waarom hebt ge mij verlaten?”, riep Hij aan het kruis, om vervolgens toch voor die verborgen God te buigen: “Vader in Uw handen beveel ik mijn geest”. Deze mens die in volledige vrijheid gekomen is tot het punt van ultieme liefde: Zijn leven geven voor ons. Deze mens, waarvan we dus mogen aannemen dat Hij ons nooit zou bedriegen, Hij heeft het gezegd en Hij is er in voorgegaan; “Wees maar niet bang, God is groter dan je hart en je verstand”. “Ik ga heen om voor jullie een huis gereed te maken bij de Vader”.
Mogen wij in dat vertrouwen afscheid nemen van deze geliefde ……… wetende dat …… voorgoed veilig zal zijn, bij Hem die Liefde is, samen met ……… en al die anderen die voorgingen.