Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

Preken

Groeiende serie preken die ik gehouden heb in één van de kerken van de parochie St. Petrus in Uden en de parochie Willibrordus in Oss.

14 Oktober 2025

Geloof als een mosterdzaadje 27ste zondag C

Toen ik als opgroeiende tiener, afscheid van de Kerk aan het nemen was, heb ik innerlijk wel eens smalend gelachen om de voorbeden. “Nou bidden ze hier al zo lang ik weet, om vrede en allerlei moois, maar er verandert helemaal niets! Oorlogen gaan gewoon door, mensen blijven elkaar geweld aan doen. En zelf kom ik ook maar niet van mijn onhebbelijkheden af. Zie je wel, die God waar ze het alsmaar over hebben, die bestaat helemaal niet of Hij doet in elk geval niks. Bidden helpt niet, dus waarom zou je daar mee doorgaan?” Wat dat betreft zal de noodkreet van de profeet Habakuk in de eerste lezing, ons niet vreemd in de oren klinken; “Hoelang moet ik nog roepen, Heer, terwijl Gij maar niet luistert? Hoelang moet ik de hemel nog geweld aandoen, terwijl Gij maar geen uitkomst brengt? Waarom laat Gij mij onrecht lijden en ziet Gij die ellende maar aan? Waarom moet ik leven te midden van geweld en verdrukking en waarom rijst er twist en moet men lijden onder tweedracht?” De actualiteit van vandaag lijkt niet veel vrolijker. Overal oorlog, of oorlogsdreiging, kinderen verhongeren, vrouwen worden vermoord, jeugdbendes maken steden onveilig, tweedracht en polarisatie in de politiek.

“Heer geef ons meer geloof”, dat zouden wij in onze dagen de apostelen wel na kunnen zeggen. En kijk dan eens naar dat vreemde antwoord van Jezus op die vraag; “Als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, zegt dan tegen de moerbeiboom…” Je zou het antwoord van Jezus kunnen horen als een verwijt, maar ik weet niet of dat juist is. Misschien was het geloof er toen nog niet meteen maar later hebben de apostelen wel degelijk het geloof van een mosterdzaadje gehad. Anders hadden wij hier vandaag niet gezeten. Dat mosterdzaadje van het geloof van de apostelen zorgt tweeduizend jaar na dato voor meer dan 2 miljard christenen. 

Natuurlijk moeten we dat beeld van die moerbeiboom die zich in zee zal verplaatsen, niet letterlijk nemen. Jezus vertelt geen onzin en geloof geeft ons geen trukendoos in handen. Wat zegt Hij dan met dit beeld?  De boom met wortels diep in de grond, laat ons iets zien van de natuur; van wat natuurlijk, van wat gewoon is, wat we gewend zijn, wat normaal is. Maar, zegt Jezus, dat natuurlijke, dat gewone en normale, dat zo vast in de grond zit, dat zo vast zit in ons ook, dat zal zich onderwerpen aan een hogere macht, een macht die het gewone en natuurlijke overstijgt, de macht van God. En daar heb je maar een klein geloof voor nodig; een geloof zo groot als een mosterdzaadje.

En om dit nog verder door te laten dringen vertelt Jezus dan die parabel. Een knecht die ploegt of wiens werk bestaat uit het verzorgen van vee… Dat is het gewone leven, wat natuurlijk is, dat is wat we te doen hebben, dat is te overzien. Daarmee hebben we onze plek in de samenleving, daarmee verdienen we de kost. Maar zo te leven is nog niet delen in Jezus’ droom van het Rijk Gods. Als we doen wat ons wordt opgedragen - dat ploegen en verzorgen – en niet verder kijken, dan inderdaad zijn we maar gewone knechten. Knechten, slaven van de natuurlijke machten rondom ons. Mensen die meer geleefd worden, dan dat ze vrij leven.  "Maar jullie", hoor ik Jezus over de apostelen heen aan ons zeggen, "jullie hebben een missie. Aan jullie wordt gevraagd om je te bevrijden van de natuurlijke machten die het leven in hun greep hebben, jullie moeten die machten overstijgen. Aan jullie wordt gevraagd om in vertrouwen op God, beeld te zijn voor een andere samenleving. Een samenleving die zich niet hoogmoedig en veeleisend afkeert van God, maar Hem wil dienen in nederige dienstbaarheid".

Nederige dienstbaarheid aan God en aan elkaar, dat zijn toch wel woorden waar veel mensen vandaag de dag van gruwen. Dat dat zo is, dat heeft wellicht ook wel weer zijn oorzaak in de geschiedenis, maar toch is het de enige weg naar volledig en heel mens worden; nederige dienstbaarheid aan God. Niet omdat God iets van ons nodig zou hebben. God heeft helemaal niets van ons nodig. Nederige dienstbaarheid aan onze Schepper komt enkel ten goede aan onszelf omdat we daarin volledige verzoening vinden met onszelf en met alles wat leeft om daarmee het eeuwige leven binnen gaan.

Voor mensen die zich bij vervelende situatie en gebeurtenissen ook die vraag stellen; Waar is God? Ik merk er zo weinig van en ik snap niet waar ik het aan verdiend heb of waar dit goed voor is -voor mensen die door alle moeilijkheden van het leven hun geloof dreigen te verliezen-, heb ik nog een mooi beeld ontleend aan bisschop Robert Barron. Hij zegt; “Als je toevallig één losse bladzijde uit een roman zou vinden en je leest die ene pagina, dan kan dat eruit zien als volstrekte onzin. Maar het is ook maar een klein stukje uit een groot verhaal. Zo ook met ons leven. We beleven vandaag een enkele pagina uit dat hele boek en dat kan ons pijnlijk of onzinnig overkomen. Het is dan ook maar een klein stukje uit een heel groot verhaal. Misschien dat iemand zal zeggen; “Maar mijn hele leven is één mislukking!”. In het verhaal van God is jouw hele leven slechts een speldenprik. Voor God zijn duizend jaren als één dag. Jij kunt niet overzien welke betekenis jouw leven heeft in die grote roman die God met ons schrijft. Ogenschijnlijk liep het leven van Jezus ook uit op een grote mislukking uit, maar voor iemand met het geloof van een mosterdzaadje werd het de grootste gebeurtenis in de hele wereldgeschiedenis.

Het is belangrijk om dat geloof, al is het zo groot als een mosterdzaadje, levend te houden. De eucharistie die we zo meteen weer mogen vieren is daartoe de beste voeding. Moge het u wel bekomen. Amen.

11 September 2025

"God first!" 23ste zondag dhjr. C 2025

De laatste decennia zijn wij Jezus nogal gaan zien als het Lieve Heertje dat van iedereen houdt en alles wel goedvindt. Maar als je hier elke week komt en goed naar de Evangelielezingen van de laatste tijd geluisterd hebt dan hoor je toch ook iets anders.

Dat Jezus van iedereen houdt, dat God van alle mensen houdt; dat staat zo vast als een huis. Jezus heeft zich nota bene laten kruisigen omwille van Zijn liefde voor ons. Maar dat Jezus van alle mensen houdt, wil bepaald niet zeggen dat Hij alles wel goed vindt wat wij doen. Integendeel; juist omdat Hij zoveel van ons houdt en niet wil dat wij verloren gaan, stelt Hij zich radicaal op tegenover onze zondigheid. Ergens zegt Hij bijvoorbeeld dat het beter is handen af te hakken en ogen uit te rukken, dan dat er met die handen en ogen gezondigd zou worden.

Kijken we even naar het Evangelie van vandaag en stelt u zich dat eens voor; Jezus is op weg naar Jeruzalem en “talloze mensen” trekken met hem mee. “Hele drommen of vele scharen” staat er in andere vertalingen. En dan ineens keert Jezus zich om en zegt die snoeiharde woorden; dat je je vader en moeder, je vrouw en je kinderen, je eigen leven moet haten om Hem te kunnen volgen. Je zou haast denken dat Jezus de mensen wil wegjagen, maar zo is het niet. Het woord “haten”, valt hier natuurlijk erg op. Het lijkt helemaal haaks te staan op al dat andere wat het geloof ons leert; “eer je vader en je moeder, heb de naaste lief als jezelf”. Wij moeten de angel niet uit Jezus’ woorden halen door ze een beetje in onze eigen richting te vertalen, ook al denk ik niet dat het “haten” wat Jezus hier bedoelt precies overeenkomt met wat wij vandaag onder “haten” verstaan. Uit het oude testament kennen we het verhaal van Jacob die na zeven jaren zwoegen niet zijn grote liefde Rachel tot bruid krijgt aangewezen, maar Lea. Hier wordt dan van Jacob gezegd dat hij Rachel liefhad, maar Lea haatte. En hier betekent het dat Lea voor Jacob duidelijk op de tweede plaats kwam. In deze zin bedoelt Jezus wellicht dat scherpe woord “haten”. Om Hem te volgen moet je alles, je ouders, je vrouw, je kinderen, ja zelfs je eigen leven op de tweede plaats zetten.

Ik hoef u niet te zeggen wat er dan op de eerste plaats moet staan. We weten wat, of beter, Wie er voor Jezus op de eerste plaats heeft gestaan. God de Vader en het Rijk Gods, dàt is waar het om gaat. Ten opzichte daarvan dient alles, maar dan ook alles, op de tweede plaats te komen. Alles wat wij hebben en zijn is van tijdelijke aard, maar het Rijk Gods heeft eeuwigheidswaarde.

En toch..... Met die voorstelling, dat het allereerst om God gaat, zou je kunnen denken dat dit aardse leven niet belangrijk is. Maar dat is het natuurlijk wel. Juist ook als God voor ons op de eerste plaats staat, erkennen wij en eerbiedigen wij het leven zoals Hij het ons geeft, ook als dat een tijdje wat moeilijker gaat. Als God voor ons op de eerste plaats staat, dan hebben we alles en iedereen lief die Hij ons gegeven heeft, maar dan haten we alles en iedereen die probeert om de eerste plaats in te nemen. De eerste plaats is voor God, voor niets of niemand anders.

Maar het roept wel een serieuze vraag in ieder van ons op; Staat God werkelijk op de eerste plaats in ons leven? Willen we dat eigenlijk wel? Anders gesteld; Is God eigenlijk wel het ene, alles overstijgende belang? Nog anders gesteld: Is God het waard om door ons op de eerste plaats gezet te worden? Want kijk eens om je heen. Hoeveel mensen gaan niet flierefluitend door het leven en trekken zich van God noch gebod iets aan? Waarom zouden wij ons dan druk maken over wat er in de Bijbel staat, of om de Tien Geboden of om wat Jezus ons te vertellen heeft? En al helemaal; waarom zouden we bereid zijn om een kruis op te nemen als we het ook links kunnen laten liggen?

Hier gaat het natuurlijk om de kern van ons geloof. Geloof ik werkelijk in God de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde? Geloof ik werkelijk n Jezus Christus, zijn enige Zoon onze Heer? Geloof ik inderdaad in de opstanding van de doden en het leven in het komend Rijk? Voor iemand die dàt werkelijk gelooft, is het helemaal geen vraag meer of God op de eerste plaats moet staan.

Jezus stelt aan de mensen, aan ons, niet de vraag of we Hem achterna willen lopen, maar of we Zijn leerling willen zijn; of we dus willen leren om te leven zoals Hij. Dat wil zeggen of wij ons leven in overeenstemming willen brengen met Gods bedoelingen, zoals Jezus dat heeft gedaan, met de eventuele consequenties van het kruis. Niet voorop stellen wat wijzelf allemaal willen en moeten, maar wat Hij wil. En dan zegt Jezus terecht; “Denk toch vooral niet dat het gemakkelijk is om Mij te volgen”. Dat illustreert Hij vervolgens met de parabels over die bouwer die goed moet nadenken voor hij aan zijn bouwwerk begint, en die strijder die moet overwegen of hij de vijand wel de baas zal kunnen zijn.

Het is een ernstig betoog, ik kan het ook niet helpen. Maar ècht christen zijn vraagt nou eenmaal dat wij anders zijn dan de gemiddelde meeloper. Dat wij onze nek durven uitsteken tegen het kwaad. Dat wij durven uitkomen voor dàt waar het in het leven echt om gaat. Er zijn onder ons zoveel waarden die steeds verder wegzakken in het moeras. Denk aan abortus en euthanasie die zich op een glijdende schaal bevinden. Het wordt steeds gewoner gevonden om zèlf over leven en dood te beslissen. Denk aan de teloorgang van het huwelijk en het groeiende gemak waarmee men meerdere relaties achter elkaar, of soms zelfs naast elkaar, onderhoudt. In deze zin maak ik mij ook grote zorgen over onze regering. Het gaat daar niet om trouw aan de waarheid, maar om zoveel mogelijk stemmen te trekken met een populair geluid. En dat moet ook wel want je hebt die stemmen nodig om überhaupt mee te doen.

Maar Jezus volgen betekent dat ja, ja is en nee, nee. Dat je het leven neemt zoals God het je geeft, ook al komt dat soms wat minder goed uit. Jezus volgen betekent dat je soms een kruis te dragen krijgt, maar voor diegene die het èchte leven zoekt is Hij de Weg, de Waarheid en het Leven. Laten wij ons dus tot God keren en bidden dat Hij ons helpen mag om steeds meer te leven naar Zijn bedoelingen. Amen.

3 September 2025

"Geleufde gij dè allemaol?" 19e zondag dhrj. 2025

Volgens de bekende theoloog, Paul Tillich, is het woord “geloof/geloven” een van de meest verkeerd begrepen woorden van deze tijd. Veel mensen denken dat geloof een achterhaald iets is. Iets voor simpele, vaak angstige zielen. Mensen die nog in sprookjes geloven en zich vooral met bijgelovige praktijken bezighouden. Mensen die zich van alles wijs laten maken zonder dat er bewijs voor is. Moderne mensen, mensen van deze tijd, nemen alleen dingen aan, waarvoor wetenschappelijk bewijs geleverd is. Die laten zich zogenaamd -niets wijs maken-.

Maar dat is niet het soort geloof waar de Bijbel voor staat. Geloof in de Bijbel heeft vooral te maken met vertrouwen. De Bijbel staat vol met verhalen van mensen die met hun geloof -niet achteroverleunen- en alles maar laten gebeuren, maar juist in actie komen. Mensen die grote stappen in het leven durven te zetten, zonder dat ze weten, althans zonder dat ze precies weten, wat ervan terecht zal komen. Leven in vertrouwen, dat heeft meer met geloof te maken dan het aannemen van onbewijsbare feitjes. Religieuze mensen zijn mensen die God en het goede zoeken en daarin risicovolle wegen durven gaan. Zo ook bijvoorbeeld het huwelijk. Als je met iemand trouwt dan geloof je, dan vertrouw je erop, dat je samen een gelukkige toekomst tegemoet gaat, dat God je die zal geven. Dat weet je helemaal niet zeker, maar je pakt de handschoen van de trouw op in geloof, in vertrouwen dat het kan. In goede en kwade dagen elkaar blijven steunen.  Het kerkelijk huwelijk heeft in deze dan ook een heel bijzondere betekenis; juist omdat het onontbindbaar is. De stap die je daarmee zet, het risico dat je daarmee loopt, alsmede de getuigenis-kracht ervan, die zijn natuurlijk stukken groter dan van een wettelijk huwelijk dat je in principe zo vaak kunt maken en breken als je wilt. 

Een ander aspect van geloof is kennis, maar dan kennis van een bijzonder soort. Geen wetenschappelijke kennis, maar de overtuiging van een werkelijkheid die onzichtbaar is. Dit geloof staat niet stil bij het uiterlijke, niet bij datgene wat direct voor handen is, maar het kijkt verder, het zoekt naar waarheid. Het weet dat er meer is tussen hemel en aarde dan alleen zichtbare, materiële zaken. Beide aspecten maken het geloof tot een dynamische kracht die mensen voortdrijft. Zij gaan op weg, geroepen of gedreven door het woord van God. Zij nestelen zich niet in, in verworven posities, zij leggen zich niet neer bij vastgeroeste situaties, maar weten zich vreemdelingen onderweg, passanten op aarde. Tenslotte zien zij uit naar een hemels vaderland.

Dat is geloof zoals het in de Bijbel bedoeld wordt en daar geeft diezelfde Bijbel legio voorbeelden van, zoals ook vandaag in die tweede lezing uit de Hebreënbrief. Die brengt ons het leven van Abraham in herinnering, één van de eersten die ons voorgingen in het geloof. Abraham geeft gehoor aan de roep van God en gaat op weg. Hij laat alles wat hem zekerheid verschaft achter zich en gaat vertrouwvol op weg naar een land dat hem beloofd is ook al komt hij op die weg heel wat hindernissen tegen. Hij maakt het zelf allemaal niet meer mee, maar de belofte wordt bewaarheid; zijn nakomelingen zijn “talrijker dan de sterren aan de hemel en de zandkorrels aan het strand van de zee”. Maar het vraagt wel van hem dat hij op weg gaat, vertrouwvol op weg gaat. Gelovig op weg gaat.

Kijken we vandaag naar het Evangelie dan geeft het in eerste instantie een wat rommelig beeld. Het lijkt net of de Evangelist Lucas allerlei uitspraken van Jezus zonder samenhang in een vergaarbak gestopt heeft. Maar toch heeft het allemaal te maken met het hoofdthema; geloof, vertrouwen. Waken, wakker zijn, aktief in het leven staan. Vertrouwvol aardse zaken los durven laten. “Weest niet bang kleine kudde, het heeft uw Vader behaagt u het Koninkrijk te schenken. Alleen in geloof, alleen in vertrouwen op de Vader kunnen wij het aardse loslaten en het hemelse binnengaan. “Houdt uw lenden omgord en de lampen brandend”. Niets van “leun maar lekker achterover met je geloof”. Nee, leef met een heilig ongeduld, zoek het goede, bewerk het goede en stop daar niet mee, zolang je leeft. Dat is waar Jezus aan appelleert; een actief geloof dat zich tenslotte uitstrekt naar het hemelse.

Niemand kan je het geloof geven. Je moet dat zelf doen. Je moet het zelf willen. Je moet je er voor openstellen. Openstellen voor al die voorbeelden die de geschiedenis van God met mensen in de Bijbel laat zien, of de dappere, gelovige mensen, die je zelf uit je eigen omgeving kent. Wij willen ons graag spiegelen aan de dapperste van allemaal: Jezus Christus. Hij gaf leven zoals geen ander ooit gedaan heeft. Op Hem is dan ook onze hoop gebaseerd. Door Zijn leven, sterven en verrijzen weten wij zeker dat ons geloof geen blind geloof is. Amen.

20 Juli 2025

Natuurwet? 15e zondag 2025

Vandaag, op deze vijftiende zondag in het kerkelijk jaar, horen wij enkele klassiekers uit de heilige Schrift. Natuurlijk is daar die overbekende parabel van de barmhartige Samaritaan. Maar ik zou toch graag eerst naar de eerste lezing kijken uit het boek Deuteronomium. Het gaat daar over een belangrijk principe waaraan de moderne mens steeds minder een boodschap lijkt te hebben; de natuurwet. Dat is niet zozeer een wet van regeltjes en punten en komma’s,  maar het gaat hier over het principe dat er iets zou bestaan dat van nature goed is of slecht. De moderne mens schuift alsmaar verder op in de richting van het relativeren; “Er bestaat geen universeel goed. Wat goed is, dat is datgene wat voor mij goed is”.  En het kan dus zomaar zijn dat wat de een goed vindt, de ander juist slecht vindt. En we mogen ons niet meer met elkaar bemoeien, want "ieder zijn eigen mening". Maar als er geen universeel goed erkend wordt, dan heeft iedereen dus ook zijn eigen gelijk. En een land waarin iedereen zijn eigen gelijk heeft, valt natuurlijk niet meer te besturen. De een frustreert het bestuur met eindeloze vergaderingen om toch maar recht te doen aan ieders eigen gelijk en de ander frustreert het bestuur door het eigen gelijk dan maar met geweld af te dwingen.

Maar zo zit de wereld dus niet in elkaar. Ook al willen velen hem niet meer kennen er is wel degelijk sprake van een natuurwet. Er is aan de mens iets gegeven als richting en de 10 geboden zijn daar een soort samenvatting van. Het Bijbelboek Exodus, maar meer nog Deuteronomium gaan over die natuurwet. Vandaag lezen we daar een mooie passage uit. “De geboden die ik u heden geef zijn niet te zwaar voor u en zij liggen niet buiten uw bereik. Zij zijn niet in de hemel, ze zijn niet overzee. Nee, het woord is dicht bij u. Het in uw mond, het is in uw hart. Gij kunt het dus volbrengen”. Er is iets waarvan alle mensen, waar ook ter wereld, van nature aanvoelen dat het goed is of slecht. Vervolgens weet ook iedereen van nature dat het goed is om het goede dan te doen en het slechte te vermijden.

Een vooraanstaande moraalfilosoof onderscheidt een aantal basisprincipes die elke mens erkent als goed en die het derhalve waard zijn om gezocht te worden. Ik noem er vijf. Het eerste is leven; we snappen allemaal dat het goed is om leven te bevorderen en om alles wat tegen het leven ingaat te vermijden. Het tweede is; wetenschap; we snappen allemaal dat het beter is iets te weten dan niets te weten en dom te blijven. Het derde is; spel. Alle mensen begrijpen spontaan dat iets goed kan zijn, enkel en alleen omdat het leuk is. Sport, spel, theater, kunst, in zichzelf nutteloos misschien, maar leuk om te doen of om naar te kijken, goed voor alle mensen waar ook ter wereld.  Het vierde is; vriendschap. De mens is nou eenmaal een sociaal wezen en zoekt spontaan naar contact met andere mensen. En het vijfde is religie. Vrijwel alle mensen zoeken een vorm van transcendentie, een hogere macht of een hoger doel. Spontaan erkent iedereen dat er meer moet zijn onder hemel en aarde. Dus er is wel degelijk iets van een natuurwet, een aanvoelen van wat goed en kwaad is. Het is ingeschapen in iedere mens. De vraag is dan; wat voor mens wil ik zijn?

En wenden wij ons daarmee dan tot het Evangelie. “Wat moeten wij doen om het eeuwig leven te verwerven?” Want dat is ook onze vraag. “Hoe wordt ik wie ik bedoeld ben te zijn?” Ofwel; “Hoe leef ik zo dat ik volkomen één wordt met mijzelf” of met woorden die we vandaag de dag niet meer zo gemakkelijk uitspreken;  “Hoe wordt ik heilig?” Jezus verwijst de wetgeleerde (en ons dus ook) naar wat hij eigenlijk allang weet; “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel, al uw krachten en geheel uw verstand en de naaste als uzelf”. Als de wetgeleerde daar niet genoeg aan heeft en wil weten wie hij als zijn naaste moet zien, dan komt Jezus met de parabel van de barmhartige Samaritaan, waarbij elke verdere uitleg overbodig is. Het woord is dicht bij. Je hoeft het niet ver te zoeken, het is in uw mond het is in uw hart. Je kunt het dus volbrengen.

Op de klacht dat de Bijbel zo’n moeilijk boek is, schijnt monseigneur Mutsaerts eens gezegd te hebben, dat wij ons niet zo druk moeten maken over wat we allemaal niet begrijpen, maar dat we zouden kunnen beginnen met te doen wat we wel begrijpen. Dat vond ik een waar woord want als we proberen te doen wat we wel begrijpen, dan hebben daar onze handen meer dan vol aan. God beminnen? Ja!. Maar met heel ons hart, met heel onze ziel, met al onze kracht al ons verstand? Een uurtje op zondag dat is al heel wat, voor velen.. En de naaste beminnen als onszelf? Pffff. daar hebben we toch ook nog wel wat te doen. Zeker als we ons realiseren dat Jezus met die parabel bedoelt dat wij ook onze vijanden zouden moeten zien als onze naasten. God beminnen en de naaste als onszelf. Genoeg te doen dus, maar niets op eigen kracht. Allereerst moeten we ons bekeren tot God en in Zijn liefde de kracht zoeken om naast de ander te kunnen gaan staan. Het is dan ook met die bedoeling dat wij steeds opnieuw Eucharistie vieren. Amen.