Klein maar onstuitbaar. 11e zondag dhjr. 2021
Toen ik zo’n 40 jaar geleden ernstig op zoek was naar de zin van mijn leven, - ik had toen de Kerk nog niet ontdekt-, kwam ik tijdens een stage in een verslavingskliniek in Groningen de tuinman tegen die daar de leiding had over het hele tuingebeuren. Al opwerkende met hem, kwamen we te spreken over de zin van het leven. En ik vertelde hem van mijn pessimistisch wereldbeeld; met haar toenemende agressie, de dreiging van een nucleaire oorlog of ramp (toen heel actueel) en de milieu verontreiniging, die een logische consequentie moest zijn van een alsmaar doorgroeiende wereldbevolking. “Het moet”, zo redeneerde ik, “toch slechts een kwestie van tijd zijn, voordat we de hele wereld naar de filistijnen hebben geholpen”. “Maar nee”, zei de tuinman, “de natuur is zo sterk dat die altijd weer overeind zal krabbelen. Die zal altijd een nieuw evenwicht vinden. We kunnen veel kapot maken maar niet alles”. En ik werd enorm geraakt door het onwrikbare vertrouwen van deze tuinman. Ik dacht meteen; ‘Ja, hij kon natuurlijk ook weleens gelijk hebben, want de veerkracht van de natuur is ook gigantisch’. En we zien inmiddels ook dat de tuinman gelijk heeft; want het gebied rond de ontplofte kerncentrale in Tsjernobyl bijvoorbeeld, dat voor tientallen jaren onbewoonbaar werd verklaard, is inmiddels uitgegroeid tot één van de mooiste natuurgebieden van de streek.
Vandaag horen we Jezus vergelijkingen maken met diezelfde groeikracht. Hij vergelijkt de komst van het Rijk van God met de kracht van de natuur. Zoals het kleinste zaadje onstuitbaar zijn weg vindt naar de grootste boom, zo is inderdaad ook de Kerk gegroeid. Eeuwenlang onverstoorbaar, met vertakkingen in alle delen van de wereld, in alle landen in alle steden en dorpen. Oké, we mogen het in ons tijdvak allemaal een beetje zien teruglopen, maar dat soort bewegingen zijn er in de hele kerkgeschiedenis geweest. Bovendien is niet bepalend wat de wereld ermee doet, maar wat u, jij en ik er mee doen.
De Kerk is er nog steeds en zal er altijd blijven. Dat weet ik zeker en ik heb daar twee goede redenen voor. Op de eerste plaats heeft Jezus het zelf gezegd; “Ik ben met haar tot het einde der tijden en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen”. Aan beloftes van Jezus hoef je niet te twijfelen. Ten tweede; in het innerlijk van de mens zit een hang naar het goede, naar het beste. En volkeren kunnen een tijdje dwalen, en andere dingen voor het beste aanzien, maar tenslotte zullen ze allemaal bij het beste uitkomen; Eeuwig geluk, bij God; te vinden aan de hand van Jezus Christus. Wij hoeven dus niet te wanhopen. Doen wat we kunnen; dat is, een levend voorbeeld zijn van wat Jezus bedoelt, maar verder de groeikracht aan God over laten. Zoals de boer die zaait, maar niet weet hoe het zaad groeit.
Maar de meeste mensen, en wij vaak ook, we willen de dingen graag zelf maken. Wij willen dat koninkrijk liefst hier en nu tot stand brengen. Wat zich onzichtbaar voor onze ogen voltrekt of wat ons te lang duurt, dat wantrouwen we. We bedenken onze eigen wereld, we bouwen onze eigen steden, een muur om ons huis en wetten om ons te beschermen. Het lijkt op het eerste gezicht allemaal te werken, beter te werken zelfs dan die Kerk met haar zwakke gestel. Want wat heb je nou aan bidden? Wat koop je voor het deelnemen aan de Eucharistie? Kost ruim een uur van je tijd en kun je aan iemand laten zien wat het je oplevert. En toch mogen we er zeker van zijn dat het werkt. Want onze tuinman is Jezus Christus. Hij geeft ons levenskracht die zelfs door de fysieke dood niet begrensd wordt. Hij heeft iets laten zien dat zich door geen mens en geen natuurwet laat dwingen. Hij heeft ons het mooiste van de hele Schepping laten zien en dat is onvoorwaardelijke liefde. Maar die liefde laat zich niet uit de grond trekken. Ze vraagt om gedaan te worden, belangeloos, want anders is ze geen Liefde, maar in vertrouwen dat ze groeien zal omdat God zelf erachter staat.
In de voorbereiding van deze preek stiet ik op een grappig verhaaltje dat ik u niet wil onthouden. Een boer en een pastoor liepen samen door een rijk gevulde akker. “Oh, wat goed toch” zei de pastoor “dat God hier zoveel wasdom geeft”. “Nou” gaf de slimme boer ten antwoord, “dan had je deze akker eens moeten zien toen God het nog alleen deed”. En ze hebben natuurlijk allebei gelijk; Als we niks doen gebeurt er niks, maar mèt alles wat we doen, kunnen we toch het leven niet dwingen. Jezus is in ons hart geplant. Laten we nèt als Hij, beiden doen; goede daden stellen en verder leven in overgave aan God. Amen.