Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

Preken

Groeiende serie preken die ik gehouden heb in één van de kerken van de parochie St. Petrus in Uden en de parochie Willibrordus in Oss.

23 Januari 2022

Over het offer. 3 zondag door het jaar C

Beste mensen; broeders en zusters, gedoopten in de Naam van Christus; Hoewel de lezingen van vandaag tal van zinvolle aanknopingspunten geven, wil ik het daar een keer niet over hebben. Ik wil u wat anders vertellen. Vorige week zat ik naar de preek van kapelaan Renders te luisteren en zoals u dat waarschijnlijk ook vaak vergaat; af en toe haak je aan bij een woord en dan mijmer je daar zelf op voort. Het ging vorige week over het wijnwonder bij gelegenheid van een bruiloft in Kana. En ik kreeg allerlei ingevingen waarvan ik dacht; daar zou ik eens iets over moeten zeggen. Centraal bij die ingevingen stond een woord dat veel te horen is in de Kerk, maar dat niet kan bogen op grote populariteit. Het gaat om het woord “offer”.

Wij zijn hier samengekomen om deel te nemen aan een “heilig misoffer”. Zo noemen we dat. Maar wat is dat eigenlijk; een offer? En waarom zouden we offers moeten brengen? Onwillekeurig zullen velen zich dat afvragen; waarom God offers van ons vraagt. U kent het verhaal van Abraham die zijn enige zoon, Isaac, moest offeren aan God. Velen zullen ervan gruwen en het verhaal af serveren als;  “Iets uit de primitieve oudheid”, maar het offer van Abraham en Isaac is zo actueel als wat. Op de eerste plaats moeten we weten dat het in de cultuur van Abraham geen uitzondering was om je eerste zoon letterlijk aan de goden te offeren. Het was een teken van grote eerbied voor de plaatselijke godheid. Het is dan ook niet zo vreemd dat Abraham in eerste instantie meegaat in de gedachte dat ook hij zijn zoon zal moeten offeren. Maar de verfrissende ontdekking van Abraham is dat zijn God, onze God, juist niet dezelfde offers vraagt als de afgoden van zijn wereld. Dat onze God wel offers wil; maar dan met het grote verschil dat offeren aan de ene ware God leven geeft, terwijl offeren aan de afgoden leidt tot de dood. Afgoden zijn er niet meer? Nou, wat denkt u van geld, gezondheid, roem, carrière. Hoe gemakkelijk offeren wij onze kinderen niet aan één van de afgoden van de wereld, want hoe graag willen we niet dat ze rijk of beroemd, of wat dan ook worden. Of vandaag misschien eerder; vinden we dat ze met de moderne tijd mee moeten, hoe verderfelijk die op sommige vlakken ook is. En het is bepaald ook niet verkeerd om je kinderen op te voeden met idealen, maar die idealen moeten geen afgoden worden.

En dat is wat Abraham, als voorbeeld voor ons, moest leren; nee, niet jouw eigen verwachtingen en plannen op dit kind drukken, maar hem teruggeven aan zichzelf, of aan de ene ware God. Hem fundamenteel vrij laten om te worden wie hij zelf moet zijn in zijn eigen relatie tot de leven gevende God. Isaac leert en passant van zijn vader hoe belangrijk God is in je leven; het allerbelangrijkste, zo belangrijk dat je bereid zou zijn om je grootste liefde ervoor op te geven. Niet offeren aan de afgoden, maar aan de ene ware God, omdat Hij je vrij maakt, zoals we ook zien in het verhaal van Abraham en Isaac. Het Hebreeuwse woord voor offeren betekent ook “naderen tot”, “dichterbij brengen’. En dat is ten diepste wat wij allemaal zouden moeten willen, naderen tot God, dichter bij Hem komen; niet omdat Hij van alles van ons moet hebben, maar omdat we dicht bij Hem het echte leven vinden; en alleen daar.

En dan het offer van Jezus. Waar God op het laatste moment voorkòmt dat Abraham zijn zoon  daadwerkelijk offert, gebeurt dat in het geval van Jezus niet meer. Jezus offert zichzelf letterlijk. Wat Hij met brood en wijn tekent, bevestigt Hij met Zijn leven. Jezus offert zichzelf aan God. Let weer even op de Hebreeuwse betekenis van het woord “offeren”; In de kruisdood, die het ultieme bewijs is van Zijn Liefde voor God en mensen, nadert Jezus God op een beslissende manier, valt Hij samen met God, is Hij God. Jezus geeft Zijn leven, offert Zijn leven,  nadert God daarmee als geen ander.

En toen moest ik ook ineens weer aan het huwelijk denken. Want de essentie van het huwelijk is ook dat je je leven geeft aan de ander. Jarenlang heb ik gedacht dat het erom ging dat ik een partner zou krijgen, waar ik dan op een of andere manier goed mee af zou zijn, vooral voordelig voor mijzelf. Bij de huwelijkssluiting wordt de vraag zo ook gesteld; “Neemt gij… ….tot uw echtgenote’. Maar eigenlijk, zo leerde ik in een cursus veel later, eigenlijk is de vraag niet om te nemen, maar om te geven; daar heb je het weer; om te offeren, om op die manier te naderen tot……. te naderen tot die ander die God jouw gegeven heeft. “Wil jij je leven geven aan die ander?” Dat had de vraag moeten zijn. Als beide echtgenoten het huwelijk ingaan met de intentie hun leven te geven, dan kan er onmogelijk nog een scheiding van komen. Een huwelijk loopt immers stuk op het ontevreden gevoel van “te weinig te krijgen”, nooit omdat de beide echtelieden elkaar teveel geven. Ik heb het zelfs bij de raad voor de liturgie aangekaart, of dat niet veranderd moest worden in de huwelijksliturgie, en daar gaf men inderdaad toe dat de vraag beter anders gesteld had kunnen worden. Maar ja, dan moeten er nog heel veel grote molens overheen, voordat de Kerk dat ooit zal veranderen.  Ik vind dat toch jammer want het maakt een wezenlijk verschil; of je belooft te geven of te nemen.  

Hoe dan ook, offeren betekent dus  “naderen tot’. Zo meteen zullen wij ook offeren. In de collecte offeren wij. Hoeveel zal het zijn? 50 cent, een euro? Soms zelf een tientje. Het is geen verwijt; dat is generaties lang zo gegroeid, maar is het werkelijk een offer waarmee u voelt dat er iets met u gebeurt? Brengt het werkelijk toenadering tot God? Nee, het gaat natuurlijk ook niet om de grootte van het geldbedrag. Zoals in een huwelijk een ringetje wordt uitgewisseld, waarmee de bedoeling wordt uitgesproken elkaar het hele leven te geven, zo kan een klein geldelijk offer ook uitdrukking zijn van het leven wat je wilt geven. En hier naartoe komen, dat is natuurlijk ook al een vorm van een offer.  

Geven, je leven geven, aan God, doorheen je echtgenoot, doorheen je kinderen, doorheen je werk; daar moet het om gaan, want dat soort offers zijn onze God welgevallig. Nogmaals, niet omdat Hij iets van ons nodig heeft, maar omdat wij, door ons aan Hem te geven, aan Hem te offeren, leven zullen vinden, eeuwig leven zullen vinden. Onze Heer Jezus ging ons voor in dat eeuwige leven bij de Verrijzenis. Hij gaf zich volledig, ten offer. Wij zijn wellicht niet geroepen om aan een kruis te sterven, net als Hij, maar we zijn wel geroepen om ons leven te geven. Hoe? Dat is de unieke opdracht van elke vrije mens. Amen.

 

8 Januari 2022

Priester, profeet en koning. Doop van de Heer 2021

Het feest van de Doop van de Heer nodigt ons uit om eens stil te staan bij ons eigen doopsel. Hoewel weinigen van ons zullen weten wanneer we gedoopt zijn is die dag voor een christen eigenlijk belangrijker dan welke andere dag ook. Want op die dag werd je geënt op het leven van Christus. Met het doopsel werd je deelgenoot aan de relatie van de Zoon met God. Sinds die dag mag je God, “Je Vader” noemen. Op die dag ben je binnengeleid in een geheiligd leven en bestemd tot eeuwig leven. En zo, door het doopsel, geënt op Christus zelf, ben je ook één met Hem in Zijn drievoudige roeping; de roeping tot priester, profeet en koning.

Maar wat houdt het in om priester, profeet en koning te zijn? Eerst het priesterschap; wat of wie is een priester? In de Bijbel zie je dat de priester namens de mensen offers opdraagt aan God. En zo is een priester iemand die contact zoekt met God. Iemand die bidt, voor zichzelf, maar ook voor andere mensen. Als gedoopten zijn wij dus allemaal gezalfd tot het priesterschap. Tot het algemene priesterschap weliswaar, niet te verwarren met het gewijde priesterambt waarmee onze Kerk mensen speciaal heeft aangesteld om voor te gaan in het gebed en de Sacramenten toe te dienen. Priester zijn betekent allereerst dat je bidt. Dus daar ligt een vraag voor ieder van ons; ouders, katholieke ouders, bidt u regelmatig voor uw kinderen?  Neemt u het voor hen op bij God op een biddende manier? En kinderen? Bidden jullie wel eens voor je  ouders? Want ook jullie zijn priesters als je gedoopt bent. Echtgenoot bidt u voor uw vrouw, echtgenote bidt u voor uw man? Het is de priesterlijke taak die je bij het doopsel gekregen hebt. Gezinnen; bidt u voor de maaltijd? Thuis, en, altijd een beetje spannender, hoe doet u dat als u dineert in een restaurant? Ouders, bidt u een avondgebedje met de kinderen en zegent u hen voor het slapengaan. Zo’n mooi en teder priesterlijk gebaar. En tenslotte; gaat u naar de heilige mis op gezette tijden? “Ja”, zult u zeggen, “ik ben er toch?” Inderdaad u bent er, maar de eerlijkheid gebied te zeggen, dat nog maar een paar procent van de gedoopten zijn priesterlijke roeping waarmaakt in het belangrijkste gebed van de Kerk; daar waar je priesterschap het best tot uitdrukking komt. Hoezo daar dan? Zullen sommigen zich afvragen. De pastoor zorgt toch wel dat de Mis door gaat? Maar nee. Zo meteen, bij het klaarmaken van het altaar wordt ons gezamenlijke priesterschap heel mooi uitgedrukt in dat kleine zinnetje, dat velen wellicht ontgaat; “Bidt broeders en zusters dat mijn en uw offer aanvaard kan worden door God de almachtige Vader”. "Mijn en uw offer…..” Hij zegt niet “Mijn offer…”dat ik hier in mijn eentje opdraag, nee, “Mijn offer en dat van u, van alle gedoopten hier aanwezig”. Alle aanwezigen nemen deel aan dat offer van de priester en worden daarmee deelgenoot aan dat grote offer van Christus zelf, aan God. Zo is de collecte die eraan vooraf gaat ook niet zomaar een korte pauze om geld in te zamelen; het is een wezenlijk onderdeel van de mis. De offerande, omdat je daarin iets offert, iets weggeeft van jezelf in het belang van anderen. Het offer dat je brengt is een priesterlijke handeling. Dus als gedoopte ben je als eerste een priester.

Op de tweede plaats ben je gezalfd tot profeet. Wat is een profeet? Een profeet is iemand die namens God spreekt. Uit de Bijbel kennen we de grote namen; Mozes, Jesaja, Jeremia, Johannes en natuurlijk Jezus. En zoals we uit die Bijbelverhalen, en mogelijk ook uit eigen ervaring weten; Het is gevaarlijk werk om het woord van God te spreken, want het betekent nogal eens dat je tegen de wereldse stroming in moet gaan. Wie durft nog openlijk op te komen voor de visie van de katholieke Kerk ten aanzien van haar morele  standpunten? Hoe lang is het trouwens geleden dat u een boek las over God of christelijke spiritualiteit? Dat is niet alleen iets voor pastoors en theologen, alleen. Dat is iets voor ieder van ons. Je bent gedoopt om profeet te zijn, dus om het woord van God te spreken, maar dan moet je ook willen weten wat dat woord inhoudt. Elke gedoopte persoon immers moet op elk moment klaar staan om, zoals Petrus het in een van zijn brieven zo mooi zegt; “te getuigen van de hoop die in ons leeft”. Er zijn zoveel jonge mensen in onze omgeving die de weg kwijt zijn en met levensgrote vragen zitten. Natuurlijk kloppen ze niet allemaal bij ons aan, maar als ze dat wel doen, zijn wij dan in staat om een antwoord te geven waarmee ze verder komen? Als wij hier onze kleine kindjes dopen wordt er ook expliciet naar gevraagd; “Van u wordt verwacht, dat u uw kind opvoedt in het geloof. Bent u zich bewust van de taak, die u hiermee op u neemt?” Wij mogen dat niet afschuiven op scholen, catecheten en pastoors; De ouders zijn de eerste leraren van het geloof voor hun kinderen.

Tenslotte het koningschap. Een koning is iemand die regeert, die leiding geeft, die ordening aanbrengt. In spirituele zin betekent ons koningschap dat we onze mogelijkheden en gaven ordenen in de richting van God. De paus in Rome doet dat op zijn manier in het groot. Maar ouders handelen als koningen als ze zo richting aan de talenten van hun kinderen weten te geven dat ze hun roeping in het volk van God kunnen ontdekken. Zo ook voor onze houding bij het werk; “Hoe geef je zo richting aan de mogelijkheden die er zijn, dat ze opbouwend zijn voor het Rijk van God in de wereld?” Maar de eerste vorm van koningschap gaat eigenlijk over onszelf. In hoeverre zijn wij in staat om baas te zijn over onszelf. Hoe brengen wij ordening in ons eigen leven, met al onze hartstochten en impulsen? Want iemand die koning is over zichzelf zal ook beter in staat zijn om de koninklijke taak, die van het doopsel uitgaat, te vervullen.

Door ons doopsel zijn we een deel van Christus geworden, wij zijn geënt op Hem, wij werden christenen, “andere christussen”. Dat betekent gezalfden. Dat is een grote rijkdom maar tegelijk ook een grote verantwoordelijkheid. En alleen met de hulp van God zullen we daar op een goeie manier vorm aan kunnen geven. Laten we Hem dan steeds opnieuw bidden om die hulp. Amen.

 

30 December 2021

"Weet je niet dat ik in het huis van de Vader moet zijn". H. Familie C 2021

Het gaat behoorlijk snel met het leven van Jezus. Gisterennacht vierden we nog zijn geboorte, vandaag heeft Hij al zo’n beetje de leeftijd van een 1 ste Communicant of een Vormeling. Hoewel, het Vormsel en de 1ste Communie, die kenden ze toen natuurlijk nog niet. In de tijd van Jezus waren er andere tradities, zoals bijvoorbeeld het Paasfeest. Traditioneel, reisden de mensen met hun kinderen naar het centrum van het land, naar Jerusalem, om daar het feest te vieren dat herinnerde aan de bevrijdende uittocht uit Egypte. Dat was toen al heel lang geleden. Traditioneel hebben wij honderden, duizenden kinderen de 1ste Communie laten doen en het Vormsel toegediend. Maar blijkbaar is deze traditie aan de buitenkant blijven hangen, want evenzoveel kinderen zien we hier bijna nooit meer terug. 

Hoe anders was dat bij Jezus. Zijn ouders dachten dat Hij het wel begreep; gewoon met de club mee naar huis, als het feest afgelopen is. Naar Jerusalem, het feest vieren, en dan weer naar huis. Dat was hoe het gewoonlijk ging. Na drie dagen komen ze erachter dat Jezus niet zomaar mee hobbelde in die traditie. Nee, in Jerusalem, in het centrum van de wereld van die dagen, en wel precies in de tempel, in het huis van God, dáár wilde Jezus het naadje van de kous weten. “Waar gaat dat hier over?” Zal Hij gevraagd hebben. “Wat is Pasen precies en wat heeft dat met Mijn leven te maken?” En als Zijn ouders Hem dan gevonden hebben blijkt Hij zich definitief te hebben losgemaakt van hen. “Wisten jullie dan niet dat ik in het huis van Mijn Vader moest zijn?” Het kenmerkt Jezus voor de rest van Zijn leven; de wil van God, Zijn Vader, die gaat Hem boven alles. En voor ons, wij die ons toch Zijn leerlingen willen noemen, zou dat niet anders moeten zijn. Jezus wil best gehoorzaam zijn aan de aardse wetten en gebruiken, maar als het puntje bij paaltje komt is de wil van God altijd, maar dan ook altijd, doorslaggevend.

In datzelfde gebied zit hier onze omgang met het coronavirus. Natuurlijk willen wij in redelijkheid meegaan met de regelgeving waarmee men meent het virus te kunnen bestrijden; maar als het puntje bij paaltje komt, doen wij de kerk niet dicht. Als het waar is wat Jezus zegt; “Niet van brood alleen leeft de mens, maar van ieder woord uit de mond van God”; hoe zouden wij dan de supermarkten open kunnen houden en de kerken sluiten?  

De wil van de Vader doen, daar gaat het Jezus dus om. Het grappige is dat Jezus dat niet van een vreemde heeft. Als vrome joodse had Maria kunnen weten dat haar Zoon zich zou houden aan het zesde gebod; “eert uw vader en uw moeder”. En het eren van vader en moeder betekent meer dan alleen positief over hen spreken. Eren van je vader en moeder doe je vooral door hun levenslessen in acht te nemen. En was het  niet de moeder van Jezus, bij wie de “wil van de Vader” het eerst ingang vond? Toen zij de engel antwoordde; “Mij geschiede naar uw woord”? Was dat niet al precies hetzelfde als wat Jezus nu doet; “volledige overgave aan de wil van God de Vader?” Wat Jezus doet, is enkel de lijn van Zijn moeder doortrekken in Zijn eigen leven.

Ik zei eerder al, dat die wil van de Vader ook voor ons voorop zou moeten staan. En dan komt er een hardnekkig misverstand om de hoek kijken. Want wat is de wil van de Vader? Als je niet verder kijkt dan dat Jezus daar aan dat kruis hangt te kreperen, dan zou je goed kunnen bedanken voor de wil van de Vader. Wij schijnen de wil van de Vader toch nog vaak te ervaren als iets wat haaks staat op onze eigen wil. Maar de wil van de Vader doen betekent niet voor iedereen hetzelfde. Gods wil is uiteindelijk niets anders dan dat wij gelukkig zijn. Voor Jezus betekende de wil van de Vader; sterven aan het kruis….., maar ook verrijzen. Dat sterven aan het kruis werd, in de verrijzenis Jezus’ grootste glorie. Wij zijn waarschijnlijk geen van allen geroepen om te sterven aan een kruis, maar allemaal wel om de wil van de Vader te doen. Dat wil zeggen dat wij onze roeping moeten volgen; op christelijke wijze vorm geven aan ons leven; als vader, als moeder, als echtgenoot, als student, als werkgever en als werknemer. En soms betekent dat  inderdaad ook, dat we iets van een kruis te dragen krijgen. Maar dan moeten we dat, net als Jezus, niet van ons afschudden, maar het opnemen omdat het de wil van de Vader is. Maar dat vraagt ook iets van onderscheidingsvermogen want je kunt ook niet zomaar van elk verdriet zeggen dat het de wil van de Vader is.

De wil van de Vader, dat is ook ons hoogste geluk. Dat kun je niet altijd zien, dat kun je niet altijd proeven, maar dat is de essentie van ons geloven. Door dit aardse leven het eeuwige leven bereiken, dat is de wil van God voor ieder van ons. Amen.