Over bekering. 3e zondag door het jaar A 2020
Matteüs 4, 12 -23
Het staat er allemaal nogal rustig en het zijn zo’n bekende teksten voor ons dat we er niet zo gauw meer van op het puntje van onze stoel gaan zitten. Toch is het eigenlijk allemaal heel spannend, dat gebeuren rond Jezus aan het begin van zijn openbare optreden. Net voor dit stukje Evangelie lezen we hoe Jezus – nadat Hij gedoopt werd door Johannes – in de woestijn beproefd is geworden met drie grote verleidingen, die eigenlijk samen te vatten zijn in één: het claimen van de gelijkheid aan God. Jezus heeft die beproevingen glansrijk doorstaan en als Hij uit de woestijn komt, hoort Hij dat zijn grote vriend en voorloper, Johannes, in de gevangenis beland is. Als dopeling van Johannes (en als lid van zijn beweging) loopt Jezus nu zelf dus ook gevaar en derhalve wijkt Hij uit naar Galilea. En in Galilea – neerbuigend ook wel het land van de heidenen genoemd, een beetje het achterland – weet Jezus zich voorlopig nog veilig. Niet dat Hij bang is, maar Hij heeft tijd nodig. Hij heeft tijd nodig om Zijn boodschap te verkondigen, voordat “Zijn uur is gekomen”, zoals de Evangelist Johannes dat schrijft. Dat is toch allemaal heel spannend eigenlijk: Johannes de Doper die vanwege commentaar op Herodus in de gevangenis zit en Jezus, zijn vriend, die daarom moet vluchten.
Wat een gedoe eigenlijk en waar gaat het allemaal om? Wat is Jezus komen doen? Nou, wat Hij letterlijk gedaan heeft staat er heel duidelijk: Hij is komen zeggen “Bekeert u want het Rijk der Hemelen is nabij”. En op de keeper beschouwd is dat ook het enige: het hele spreken van Jezus, Zijn leven, Zijn dood en verrijzenis is er enkel met het oog op onze bekering. Sommige mensen zullen zeggen “Hoezo bekeren? Wij zijn toch katholiek, we zijn toch gedoopt?” En inderdaad, gedoopt zijn, katholiek en ook nog eens af en toe naar de kerk gaan, dat is een stap in de goede richting. Maar de meesten van ons zullen wel weten dat daarmee niet alles klaar is. Wat betekent dan de oproep dat wij ons moeten bekeren? Allereerst moeten wij ons misschien bekeren van de hoogmoed waarmee wij denken dat het vooral de anderen zijn die zich moeten bekeren. Onze echtgenoot, onze vrienden, de pastoor, de buurman; geen enkel probleem om te zeggen wat zij allemaal anders zouden moeten doen. Wat we zelf anders moeten doen, dat komt midden in de nacht in ons op, als het stil is en de lamp uit, als niemand ons ziet. De volgende ochtend zijn we meestal toch wel weer gewoon het mannetje. Het valt allemaal niet mee, en toch is de boodschap om je te bekeren Evangelie, Blijde Boodschap, en niets anders dan dat. Want bekeren betekent niet dat je van vandaag op morgen alles goed moet doen. Dat kun je helemaal niet, ook al zou je het nog zo graag willen. De oproep om je te bekeren betekent alleen dat je je omkeert. Dat je als een kind terugrent naar je vader en je blindelings in de liefdevol gespreide armen van God gooit. Dat is bekering. En dat je van daaruit oprecht de keuze maakt om voortaan met Hem méé te werken. Dus niet goed proberen te doen omdat je anders in de hel komt, of omdat de mensen je anders niet aardig vinden; maar goed willen doen omdat je antwoord wilt geven op Gods liefde voor jou. Jezus wil dat wij ons in plaats van ons te laten verleiden door de dingen van de wereld, in plaats van steeds verder af te dwalen en op te gaan in “de dingen van de wereld”, dat we in plaats daarvan terugkomen in de liefde van God die ons geschapen heeft. Terugkomen bij Hem die zoveel van ons houdt dat Hij voor ons het grootste lijden en de verschrikkelijkste dood heeft willen doorstaan.
Het Joodse volk, waar wij christenen toch uit voortkomen, heeft heel goed aangevoeld wat er speelt in de verhouding tussen God en de mensen. En zij hebben dat subliem verwoord in hun Scheppingsverhaal. Wat daar in de Nederlandse vertaling van overblijft, is eigenlijk maar een gevaarlijk sprookje. Een vreemd sprookje dat ook nog eens indruist tegen alle redelijkheid van ons moderne denken. Maar het Scheppingsverhaal gaat helemaal niet over letterlijke geschiedenis van oorzaak en gevolg. Het is een door God geïnspireerd verhaal over het hoe en waarom van mens en wereld. Niet zozeer over het ontstaan van alles, maar veel meer over de bedoeling ervan. Wij lezen daar het verhaal van Adam en Eva. U kent het. De slang verleidt Eva om van de appel te eten, wat niet mocht, en aldus is die eerste vrouw de oorzaak van al onze ellende. Denk niet dat het ooit echt gebeurd is, zo! Het gaat hier om een krachtige verbeelding van de levensprincipes die gelden voor alle mannen en alle vrouwen van alle tijden! Het is geen verhaal van het begin, het is het verhaal van de beginselen: de principes. God heeft de mens vrij gemaakt om te kiezen. Voor Hem of voor de wereld. En dat is onze persoonlijke strijd die verbeeld wordt in het verhaal van Adam en Eva. Daar ook ligt de grote vraag naar onze bekering. Willen wij ons leven zien als een geschenk van God, of willen we God aan de kant schuiven in de waan dat wij het zelf beter kunnen? De slang, de verleidingen van de wereld, moeten er zijn, om die tweestrijd in ons aan het licht te brengen, om die zichtbaar te maken. En we weten dat we allemaal de neiging hebben om net als Adam en Eva te grijpen naar datgene wat direct waarneembaar en tastbaar is, maar niet naar God; te grijpen naar de dingen van de wereld – want zo zeggen we – “daar heb je tenminste wat aan”. En God? Die zie je toch niet. Bestaat Hij eigenlijk wel?
Maar met Jezus is wellicht het laatste en het grootste getuigenis van Gods aanwezigheid in deze wereld gegeven… Ik kan me tenminste niet voorstellen dat er ooit iets groters zal komen. Dat hoeft ook niet, want er is geen groter teken van liefde nodig dan datgene wat wij zo meteen vieren in de Eucharistie. Een goed verstaander van de Eucharistie zal zich tot de rijkste mensen op aarde rekenen.
Amen.