Ik denk dat het zo ongeveer in de jaren 60 begonnen is. Waarschijnlijk onder druk van de beginnende kerkverlating zijn veel priesters langzaam maar zeker begonnen om alleen nog het halve Evangelie te prediken: “Jezus houdt van alle mensen”, “iedereen is welkom aan de tafel van de Heer”, “alles wordt vergeven, ook al ga je nooit biechten”, en “iedereen komt in de hemel”. En mogelijk is het waar. Maar waarschijnlijk is het ook maar de halve waarheid. Houdt mij ten goede; niet dat ik zou weten of uit zou kunnen maken wie er wel en niet in de hemel komt, en of ik er zelf kom, is ook nog maar zéér de vraag, maar dat iedereen er komt, dat is in elk geval niet wat Jezus zegt. Ook vandaag niet, want degenen die het Evangelie niet wensen te ontvangen, zo horen wij, die mensen zal het bij de komst van het Rijk van God, nòg slechter afgaan dan die van Sodom. En Sodom, zo weet u wellicht nog, Sodom was één van de twee steden die door God kompleet vernietigd werden, onder een vuur van zwavel. “Ook ik veroordeel u niet, ga heen en zondig niet meer”, zegt Hij tegen de overspelige vrouw. Hij zegt niet: “ach vrouwke het is allemaal nie zo erg, ge komt er toch wel”. Hij zegt: “Ik veroordeel je niet… maar zondig niet meer”. De handelaren die Gods huis misbruiken voor hun eigen belangen… slaat Jezus de tempel uit. Ergens anders horen we dat mensen die te laat op een feest verschijnen, door Jezus keihard buitengesloten worden. “Ik ken jullie niet”, zegt Hij. Of weer ergens anders: “Wie één van deze kleinen aanstoot geeft, het ware beter dat men hem een molensteen om de nek deed en in zee zou gooien”. En zo zijn er nog tal van plaatsen in het Evangelie waar je kunt zien dat lauwheid niet past bij een gedoopte Christen. Als wij vandaag horen over de zending van de 72 leerlingen, dan mogen wij dat wel begrijpen als dat we zelf gezonden worden. Alle gedoopte christenen zijn mede verantwoordelijk voor de verspreiding van het Evangelie in woord en daad. Ieder natuurlijk op zijn of haar eigen manier, naar eigen mogelijkheden, maar allemaal zijn we verantwoordelijk omdat we door ons Doopsel Christus’ handen en voeten zijn geworden. En, zo horen we, dan worden we gezonden als lammeren tussen de wolven; geen all-inclusive vakantie-reisje zal ons leven dus zijn. Geen beurs, geen schoeisel en geen reiszak; dat betekent dat we ons niet op voorhand moeten indekken tegen alles wat ons overkomen kan. Dat hoeven we ook helemaal niet te doen, want als wij ons doopsel serieus nemen, dan weten wij onszelf in Christus geborgen. De leerlingen komen terug met grote verhalen: zelfs de duivels hebben zich onderworpen. En dat is mooi, dat vindt ook Jezus, maar nog veel belangrijker dan wat je hier op aarde allemaal presteert, is de vraag of je naam staat opgetekend in de hemel. Mogen wij ons daarom altijd in ernst en deemoed wenden tot onze Heer; bidden dat Hij ons vasthoudt, dat Hij ons helpt te worden wie we ten diepste zijn: Zijn kinderen, zijn eindeloos geliefde kinderen.
Vanochtend vond ik het prachtig uitgedrukt in een psalm waarmee ik graag wil afsluiten. Het is Psalm 131:
Mijn hart is niet hoogmoedig, Heer, mijn ogen kijken niet verwaand.
Ik streef ook niet naar grote daden hoger dan ik reiken kan.
De stormen zijn bedaard in mij en vredig is mijn geest.
Zoals een kind op moeders schoot, zo veilig voel ik mij.
Zoek, Israël, uw toevlucht bij de Heer, van nu af voor altijd.
Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest.
Zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
De tweede lezing van vandaag is genomen uit de laatste bladzijden van de Bijbel.
Een Bijbel die begint met de Schepping. God die ziet dat alles goed is tot de mens begint tegen te sputteren
en zijn eigen weg gaat. Dat duurt dan een hele Bijbel lang, terwijl God de ene na de andere reddingspoging onderneemt. Bij Noach maakt Hij schoon schip, een nieuw begin. Later stuurt Hij profeten en leraars om de mensheid te waarschuwen en tenslotte stuurt Hij zelfs Zijn eigen Zoon. De liefde van God voor ons, zijn mensen, is grenzeloos. Als wij dan ook nog deze Zoon vermoorden, laat God voor de laatste keer zien Wie Heer is van hemel en aarde; Hij doet Jezus opstaan uit de dood. Het is dezelfde Jezus in wiens naam wij al 2000 jaar samenkomen, dezelfde Jezus die ons belooft dat wij met Hem zullen Zijn, als wij Zijn leerlingen willen zijn. De tweede lezing is dus het sluitstuk van de Bijbel. Begonnen met de Schepping, eindigend in de belofte van het nieuwe Jerusalem. De zee die staat voor de vernietiging, zoals bij Noach, bestaat niet meer en de dood zal niet meer zijn. “Zie Ik maak alles nieuw”. Wat een vreugde om vanuit dat geloof te mogen leven. “Hij maakt alles nieuw”, en daar kun je op vertrouwen; Hij heeft immers alles gemaakt.
Van de week had ik een gesprek met een docente levensbeschouwing van een grote, middelbare school hier in de buurt. En het trof me weer eens hoe mensen toch eigenlijk weinig weten van ons geloof. Want zelfs zo’n lerares blijft bij de kennis over Jezus steken bij wat moralistische principes. Dat we moeten breken en delen, dat zou de boodschap van Jezus zijn! Maar nee, natuurlijk moeten we dat ook wel doen, dat staat ook in het Evangelie van vandaag, de liefde onder elkaar bewaren, maar Jezus is zo oneindig veel meer.
In de Eucharistie zegt Hij niet in de eerste plaats dat wij moeten breken en delen. Nee in de eerste plaats getuigt Hij van de grenzeloze liefde van God voor ons, zondaars. Ook al breken en delen wij niet,
Jezus geeft ons Zijn Lichaam omdat Hij van ons houdt. Misschien kun je niet geloven dat Iemand zijn leven heeft gegeven voor jou, maar toch is het zo. Misschien kun je niet geloven dat God deze mens uit de dood heeft opgewekt, maar toch is het zo. Ware het niet zo, dan is de kerk een waardeloos instituut. En kennelijk is het dat al in de perceptie van velen. Want inderdaad, dat je moet breken en delen, dat kun je overal wel leren, daar heb je helemaal geen kerk voor nodig. Maar dat wij Christus in ons midden mogen weten,
dat wij ons gedragen mogen weten door de oneindige liefde van God, dat is van een totaal andere orde!
Dat moet een intense vreugde losmaken. Een intense vreugde, zelfs al “moeten wij door vele kwellingen het Rijk Gods binnengaan”, zoals we in de eerste lezing hoorden. Mogen wij meer en meer thuiskomen bij onze Schepper, bij Jezus, die het aangezicht van onze Schepper in deze wereld is. Leven vanuit vertrouwen, sterven met de zekerheid “Hij maakt alles nieuw”.
Amen.
Afgelopen maandag is de Notre Dame afgebrand. Wereldwijd nieuws. CNN zat er bovenop. Verschrikkelijk natuurlijk. Doodzonde van zo’n prachtige kathedraal. Wat mij nog het meest ontroerde waren al die mensen die zachtjes het Ave Maria voor haar zongen. Maar de Franse president heeft al gezworen dat ze gerestaureerd zal worden. Spontaan ook, worden tientallen miljoenen toegezegd voor de restauratie. Blijkbaar zijn er zo’n rijke mensen in de wereld, die dat zomaar kunnen. Bedenkelijk is het ook. Maar ik geloof dat ik er wel blij om ben. Dat ik het ook wel snap. Zo’n prachtig monument. Maar iets in mij zet ook wel vraagtekens bij die spontane uitbarsting van liefde voor een kerkgebouw. Want op hetzelfde moment dat de miljoenen binnenstromen voor de Notre Dame, staan overal in ons rijke westen, misschien niet zo’n fraaie, maar toch ook hele mooie kerken te verpieteren. Ze worden met sluiting, of zelfs met sloop bedreigd. Ook voor ons mooie “Jacobus de Meerdere-kathedraaltje” is een kerkenvisie bedacht, die haar over levert aan commerciële partijen, als we niet uitkijken.
Maar goed, dat gaat dan nog over de gebouwen; belangrijk, maar niet onmisbaar. Jezus heeft het zelf ook gezegd: het gaat niet om de stenen tempels, het gaat om de tempel van ons hart. De stenen tempels zijn een middel; een belangrijk middel, maar niet het doel. Het doel dat zijn wij. Het gaat om ons. En dan denk ik: waren de mensen die zo treuren om de Notre Dame ook maar zo begaan met het ernstig in verval geraakte besef van de Heilige Eucharistie.
Het treurigste voorbeeld van dat verval dat ik ken, speelt 25 jaar geleden. Een goede vriendin van ons, een gelovige vrouw, lag in het ziekenhuis en op zaterdagavond kwam men opnemen wat de mensen op zondagochtend wilden eten. En zij ving op hoe dat er aan toeging in de zaal: “Kaas, of rookvlees op de boterham? Melk of Karnemelk? Koffie of thee? Een hostie erbij?” “Een hostie?, zegt de aangesprokene, “Wè is dè?” “Och”, zegt haar buurvrouw, “das zo’n klein wit dingeske van de kerk”. “Oh ja, dan doe er mij ook maar een hostie bij”. Ook vandaag zie je hier bij iedere uitvaart, Jan en Alleman naar voren komen om Het Heilige Lichaam te ontvangen, terwijl men geen flauw benul heeft, van wat het eigenlijk is. Het zijn geen kwade bedoelingen, maar mensen weten gewoon niet beter. Maar deze praktijken zorgen er wel voor dat het besef van het bijzondere, het heilige van de eenwording met het Lichaam van Christus, ernstige schade oploopt. Het is natuurlijk wel een beetje lastig om hierover te beginnen tegen u. Want mensen die op Witte Donderdag naar de kerk komen die zijn daar niet zomaar: die weten doorgaans wel wat de Eucharistie is. Althans? Weten….. en ècht kennen is natuurlijk nog twee. Ik geloof tenminste niet dat iemand van ons in staat is om ècht te laten zien of klip en klaar uit te leggen, wat de Eucharistie is. Alles wat we erover kunnen zeggen, is maar “tot op zekere hoogte”. Tenslotte leeft in ieders hart de persoonlijke ervaring, de persoonlijke beleving, de persoonlijke diepte bij die Eucharistie. Wat gebeurt er werkelijk in je hart, als Jezus tegen jou zegt: “Neemt en eet, dit is Mijn Lichaam”.
De Eucharistie is geen kwestie van even “gauw uitleggen en dan weet ik het”. Het is een kwestie van verlangen en een levenslang groeiproces. Een verlangen om God te leren kennen en te leven vanuit vriendschap met Hem. Gevoelig voor de eucharistie word je op meerdere manieren: je kunt er eens een goed boek over lezen, je kunt er over nadenken en je kunt er actief aan deelnemen. Een tijd geleden kregen wij vanuit Rome de “instructie over het vieren van de Eucharistie”. Een behoorlijke reeks aanbevelingen over wat we hier wel en niet moeten doen. Over de preciese taakverdeling tussen lectoren, diaken, priester, misdienaar, enz. Het zijn natuurlijk dingen voor de buitenkant en sommige mensen vinden het maar “poespas”. Maar ik weet en ervaar, dat ook door de hele konkrete zorg voor de Eucharistie, haar heiligheid opnieuw tastbaar kan worden. En het gáát dan wel niet om de buitenkant en de versiering, maar toch, de zichtbare buitenkant stelt wel degelijk ook de onzichtbare binnenkant present. Misschien voel je niet dat je zou moeten of willen knielen. Misschien wel, maar ben je er niet aan toe, of schaam je je. Maar door het toch te doen, raak je letterlijk de grond en dat doet iets met je. Actieve deelname, vóór in komen zitten, mee zingen, hardop mee bidden, dat zijn allemaal dingen waar je misschien even doorheen moet, maar ze helpen je tenslotte wel, bij het beter verstaan van de Eucharistie. En het is de moeite waard. Als je de Eucharistie écht verstaat met je hart, dan heb je alles wat nodig is om te leven. Dan ben je nooit meer alleen want dan is God altijd bij, en in jou. En als wij onze dagelijkse dag werkelijk doorbrengen, levend vanuit de Eucharistie, dan zijn wij liefhebbende, trouwe en aantrekkelijke mensen. Dan restaureert God met ons Zijn Kerk, al Zijn kerken, al onze harten, als vanzelf.
Witte Donderdag wordt gevierd als de instelling van de Heilige Eucharistie, en in Pater Nuyens wil ik alle priesters dankzeggen. Dank, dat zij de heiligheid van de Eucharistie, met hun persoonlijke levenskeuze hebben willen onderstrepen. Nog zoiets wat voor het afbrokkelende geloof in onze wereld totaal onbegrijpelijk is geworden: dat een mens de keuze kan maken om af te zien van een gezin omwille van de dienst aan God en mensen. Ik mag het niet te lang maken want de priester moet zo meteen nog een heleboel voeten wassen. Godzijdank voor Christus, voor de Heilige Eucharistie en voor de mensen die er hun leven aan gaven en geven.
Amen.
Soms is het een beproeving om te moeten preken, soms is het een feest. Vandaag is het een beetje feest voor mij, want de lezingen bieden zoveel aanknopingspunten dat ik haast niet weet waar te beginnen. En het mag maar zeven minuten duren! Allereerst móét je vandaag, maar ook de laatste weken al, getroffen worden, door de sublieme antwoord van Jezus, aan iedereen die Hem probeert klem te zetten.
Vorige week kwam Hij met de parabel van de verloren zoon, als antwoord op het verwijt, dat Jezus aan tafel zat met zondaars. Vandaag vindt Hij het beste antwoord dat maar te geven valt, op de vraag of de overspelige vrouw gestenigd zou moeten worden, zoals de joodse wet, die toch ook voor Jezus heilig is, voorschrijft. De vorige zondag, de vierde zondag van de veertigdagentijd heet zondag laetare: “verheugt u”. Deze zondag is zo mogelijk nog vreugdevoller, tenminste als je naar de inhoud van de lezingen kijkt. “Denk niet aan het verleden en sla geen acht op wat reeds lang voorbij is”, horen we in de eerste lezing. En Paulus in de tweede: “Ik vergeet wat achter me ligt, en ik reik naar wat voor me ligt”. En Jezus in het Evangelie: “Ook ik veroordeel u niet, ga heen, en zondig van nu af niet meer”. Eén en al gerichtheid op toekomst. Eén grote beweging van bevrijding, één grote uitnodiging om vandaag helemaal opnieuw te beginnen. Wat je ook meedraagt uit het verleden, “vandaag is de eerste dag van de rest van je leven”.
Laten we toch vooral het Evangelie wat beter aankijken, want het is een juweeltje. Misschien moeten we eerst even door onze spontane afschuw heen van het element van die steniging. Want, wij mensen van de 21ste eeuw vinden steniging sowieso een verwerpelijke, barbaarse daad. Maar dat is niet de reactie van Jezus. Overspel mag tegenwoordig steeds gewoner en zelfs aangemoedigd worden - door websites als “second-love” - in de kern was, is en blijft het een zeer ernstige, gemeenschaps-ontwrichtende zaak. Jezus ontkent dat niet. Jezus laat, mét Mozes, overeind dat overspel een zeer ernstige zaak is maar - en dan komt het sublieme van zijn optreden - “Wie moet het oordeel ten uitvoer brengen?” Wie is er zo zonder zonden en zo zuiver in zijn eigen geweten, dat hij of zij gerechtigd zou kunnen zijn, om een steen te gooien? Wie kan vanuit een oprecht hart beweren dat diezelfde steen niet ook voor hem of haar zelf bestemd zou moeten zijn? Oké, wij zullen dan niet allemaal overspel plegen in de letterlijke zin van dat woord, maar in de kern beschouwd, plegen we wel degelijk overspel……allemaal…… ten opzichte van God. Want hoe vaak laten we niet onze eigen belangen prevaleren boven Gods wil? Prachtig, hoe Jezus op de grond gaat zitten schrijven. Hij kijkt niemand aan. Hij geeft elk individu de kans om met zichzelf in het reine te komen zonder priemende ogen in de rug. Prachtig ook hoe dan de oudsten, de meest wijze mensen, het eerst tot een eerlijke conclusie komen en vertrekken. Ontroerend vervolgens hoe de vrouw daar blijft staan, als laatste. Ze ontloopt het oordeel niet, terwijl ze daar nu toch de kans voor heeft. Ze wacht op de reactie van Jezus, die tenslotte dat bevrijdende woord spreekt: “Ook ik veroordeel u niet, ga heen en zondig niet meer”. God is barmhartig. Hij wil dat wij toekomst hebben, dat we leven in vrijheid. Dat we niet neergedrukt worden en veroordeeld. Dat we gelukkig zijn. Maar, en dat wordt vooral door de media in de euforie rond paus Franciscus weggedrukt: het feit dat God barmhartig is, het feit dat God zonden wil vergeven, wil niet zeggen dat er geen zonden meer zijn!! “Gaat heen en zondig niet meer,” zegt Jezus. Jezus wil de vrouw écht vrij maken, vrij van oordeel en steniging, maar ook vrij van een destructieve manier van leven, vrij van zonden En dat wil Hij ook voor ons; dat we leven in vrijheid, vrij van oordeel en angst, maar ook vrij van zonden.
Het is mij een grote zorg dat wij katholieken ons steeds meer aanpassen aan wat heet “de moderne wereld”. De paus wordt vooral daar toegejuicht, waar men meent dat hij de regels afschaft. Maar de Tien Geboden zijn niet aan mode onderhevig. Wat goed is voor een mens, is goed, wat slecht is voor een mens blijft slecht, ook al staat God onmiddellijk klaar om de zondige mens, om u en mij te bevrijden, als we dat willen. Dus laten we niet bang zijn om onze zondigheid te erkennen, zodat we straks met nieuw elan deze kerk kunnen verlaten. “Ook ik veroordeel u niet, ga heen en zondig van nu af aan niet meer” of met het jubelen van psalm 126; “Geweldig was het wat de Heer ons deed, daarom zijn wij zo blij”.
Amen.