Beste mensen, vanwege bepaalde gebeurtenissen in onze samenleving móét ik er wel weer iets over zeggen; laat u toch alstublieft niet gek maken! Waar gaat het over? U weet wellicht dat er al verschillende jaren een sterke lobby in onze samenleving aanwezig is die allerlei vormen van seksuele afwijkingen, samengevat onder de noemer LHBTIQA, fanatiek propageert als zijnde volkomen normaal. Dat gaat van aanmoediging tot vreemdgaan op platforms als “Second Love”, tot het ombouwen van mannen tot vrouwen of andersom in de transgenderwereld en het inprenten bij onze kinderen, dat twee pappa’s of twee mamma’s hebben, net zo goed is als een mamma en een pappa. En die lobby wordt als maar sterker in West-Europa. Vorige week vertikte de aanvoerder van Feyenoord het om de zogenaamde “One Love” armband te dragen. Hoewel hij alle mensen zegt te respecteren wil hij zich niet laten gebruiken als propaganda-middel voor de lhtbi. Ook niet vanwege zijn geloofsovertuiging. Hij is moslim.
U zult zich inmiddels niet meer verbazen dat zo’n beetje heel intellectueel Nederland over de man heen viel. Het feit dat deze moslim zich niet voor hun karretje wil laten spannen is voor de voorstanders hèt bewijs dat er nog heel veel moet gebeuren. Met andere woorden; er kàn over lhbti maar op een manier gedacht worden en dat is op de manier zoals zij er zelf over denken en dat is dat het allemaal prima is. Iedereen die er anders over denkt moet gewoon nog heel veel leren en krijgt al gauw het etiket “homohater” opgeplakt. Enkele wat milder schijnende reacties kwamen van mensen die wel snapten dat de Feyenoorder niet anders kon vanwege zijn geloofsovertuiging. Een beetje in de trant van; “Ja, wat zielig als je nog onder de knoet zit van een tirannieke God, dan is het wel moeilijk”. Met andere woorden; als de wereld nou maar eens van dat stomme geloof af was dan zou alles zoveel eenvoudiger en beter zijn. Maar dat is de grootste vergissing die de moderne wereld aan het maken is. Als het geloof in de ene ware God opgegeven wordt komt er een ander geloof voor in de plaats. En met elk geloof dat ervoor in de plaats komt is de mens niet beter af, maar slechter. We hebben het gezien bij het atheïstische nationaalsocialisme en het communisme. Als het geloof in de ene God vervangen wordt door het geloof in eigen kunnen, dan zijn we per definitie slechter af. De God van ons geloof heeft ons de Tien Geboden gegeven om een weg te wijzen naar gelukkig mens-zijn; Niet om ons allerlei dingen af te pakken of om ons op allerlei manieren te frustreren. De lhbti-mensen zijn erin getuind of ze kiezen bewust voor een leven van; “Ik maak zelf wel uit wat goed voor mij is, ik heb daarbij van niemand een richtingwijzer nodig”. Je hoort de slang als het ware sissen; “Ben je gek, je zult helemaal niet sterven, je kunt zelf je eigen God zijn”. Hoe ze het ook wenden of keren, in de kern van de zaak is het leven van lhbti-mensen niet in overeenstemming met Gods bedoelingen; want onvruchtbaar. Mannelijk en vrouwelijk schiep hij ons en niet van alles daartussenin. Ach daar is ook met hele rationele argumenten nog zoveel over te zeggen, maar dat laat ik dit weekend liever over aan Luc Simons, de priester die hier zondag komt spreken met onze jongeren.
Laat ik mijn klomp nu helemaal breken toen ik in de nasleep van het gebeurde, in de krant een artikel las van een collega diaken. Die stelde dat de problemen die onze kerk heeft met lhbti wel over zullen waaien. Volgens hem hebben nieuwe ontwikkelingen in de kerk gewoon meer tijd nodig maar op den duur zal ook de kerk wel omgaan. Ik wist niet wat ik las. De diaken vergeleek het met de gevoeligheid rond echtscheiding. Daar is de kerk inmiddels toch ook aan gewend. Nota bene het commentaar van een diaken. Het moge toch duidelijk zijn; echtbreuk was een drama, is een drama en zal altijd een drama blijven, ook als de Kerk inmiddels wegen gevonden heeft om wat beter met gescheiden mensen om te gaan. Gelukkig. Want juist gescheiden mensen mogen zeker niet door de Kerk in de steek gelaten worden. Door alle propaganda rond lhbti en door de vage reacties van de officiële vertegenwoordigers van onze Kerk, raken nogal wat mensen in complete verwarring rond de normen en waarden die zij altijd hoog gehouden hebben. En dat terwijl de officiële Kerk zich in de Catechismus zo duidelijk en genuanceerd uitspreekt over zaken als homofilie. Dat betekent; geen haat, zeker geen geweld tegenover lhbti-mensen, zo goed mogelijk mee omgaan, maar wij hoeven ons niet te laten dwingen om iets normaal te vinden wat niet normaal is. Letterlijk spreekt de catechismus immers over ongeordende vormen van seksualiteit.
Vroeger, toen ik zelf worstelde met de opstelling van de Kerk t.o.v. seksualiteit heb ik eens aan een bevriende pater gevraagd hoe dat nou zat. En van hem kreeg ik het toen gewenste antwoord; “ja zei hij, ik snap ook niet waarom de Kerk zich daar zo druk om maakt”. Inmiddels snap ik het wel. Liefde en seksualiteit raken aan de kern van ons mens-zijn. En als de schoonheid daarvan bedorven wordt, dan wordt de hele mens bedorven. De duivel, zo weten wij komt graag binnen door zich te vermommen in mooie dingen. En dat doet hij hier ook op de meest gewiekste wijze want hoe kan de Kerk nou tegen de liefde zijn?
Het is niet eenvoudig. Je zou maar een kind hebben dat met dergelijke problemen worstelt. Hoe ga je daar dan mee om? Ik denk dat je dan een groot kruis te dragen hebt en je zou daar heel veel steun bij moeten krijgen van ons. Misschien ligt daar ook wel een nieuwe opdracht voor de Kerk. Maar het kruis elimineren door het allemaal maar geweldig te vinden, dat is niet de oplossing. Niet voor het betreffende kind, niet voor jezelf en niet voor de toekomst. Amen.
Toen ik als opgroeiende tiener, afscheid aan het nemen was van de kerk, heb ik innerlijk weleens wat meewarig zitten doen om de voorbeden;“Kijk nou bidden ze hier al zo lang, en elke zondag opnieuw om vrede, en ik weet niet om wat voor mooi’s allemaal, maar er gebeurt helemaal niks! Oorlogen gaan gewoon door, mensen blijven elkaar geweld aan doen. “Zie je wel, die God waar ze het alsmaar over hebben, die bestaat helemaal niet, of Hij doet in elk geval niks”. De mensen die elke week in de kerk komen worden net zo goed ziek als degenen die er nooit komen. Bidden helpt niet, dus waarom zou je je tijd ermee verdoen?” Een heleboel van mijn generatiegenoten moeten hetzelfde gedacht hebben want ze zijn ondertussen maar helemaal weggebleven. En zelf heb ik de Kerk ook alleen teruggevonden vanwege het geluk dat mijn vrouw zo nodig wilde trouwen voor de Kerk. Inmiddels zij we 50 jaar verder en horen we nog steeds dezelfde voorbeden, terwijl de oorlog dichterbij en dreigender is dan ooit, sinds de tweede wereldoorlog. Psychotherapeuten, de psychiaters, lifestyle-coaches, echtscheidingsadvocaten of andere hulpverleners worden massaal bezocht en de Kerken lopen leeg, wat we ook proberen. Je zou er moedeloos van kunnen worden of wat nog erger is, onverschillig.
En dan horen we vandaag de apostelen zeggen “Heer geef ons meer geloof”. Het zou onze eigen hartenkreet vandaag kunnen zijn. Als wij niet meer zien welke kant het op moet; “Heer geef ons meer geloof”. En dan geeft Jezus toch dat zo vreemde antwoord op die vraag; “Als jullie het geloof zouden hebben als een mosterdzaadje, zegt dan tegen de moerbeiboom…” Misschien was dat geloof er toen nog niet, maar na de verrijzenis hebben de apostelen wel degelijk het geloof gehad van een mosterdzaadje. Anders hadden wij hier vandaag niet gezeten. Natuurlijk moeten we dat beeld van die moerbeiboom die zich in zee zal verplaatsen, niet letterlijk nemen. Jezus vertelt geen onzin en geloof geeft ons geen trukendoos in handen. Wat zegt Hij dan met dit beeld? De boom met wortels diep in de grond, laat ons iets zien van de natuur; van wat natuurlijk, van wat gewoon is, wat we gewend zijn, wat normaal is. Maar, zegt Jezus, dat natuurlijke, dat gewone en normale, dat zo vast in de grond zit, dat zo vast zit, ook in onszelf, dat zal onder invloed van het geloof in beweging komen, en het zal sterker zijn dan de machten van de natuur.
Om dat nog dieper door te laten dringen vertelt Jezus dan die parabel. Een knecht die ploegt of wiens werk bestaat uit het verzorgen van vee. Dat is het gewone leven, wat natuurlijk is, dat is wat we te doen hebben, dat is te overzien. Daarmee hebben we onze plek in de samenleving, daarmee verdienen we de kost. Maar zo te leven is nog niet delen in Jezus’ droom van het Rijk Gods. Als we doen wat ons wordt opgedragen - dat ploegen en verzorgen – en niet verder kijken, zeg dan inderdaad dat we maar gewone knechten zijn. Knechten, slaven van de machten rondom ons, hetzelfde als al die mensen die niet geloven. Mensen die meer geleefd worden, dan dat ze zelf voor het leven kiezen. 'Maar jullie,' hoor ik Jezus over de apostelen heen aan ons zeggen, 'jullie hebben een missie’. Aan jullie wordt gevraagd om je te bevrijden van de natuurlijke machten die het leven in hun greep hebben, jullie moeten die machten overstijgen. Aan jullie wordt gevraagd om in vertrouwen op God, beeld te zijn voor een andere samenleving: een samenleving waar God een God van mensen is. Het gaat om mensen die de zogenaamde mislukking van Jezus niet als een fiasco zien, maar als dat wat het is; de hoogst mogelijke uitdrukking van Gods aanwezigheid in deze wereld. Als wij ons aan die Aanwezigheid toevertrouwen zijn wij geen gewone knechten meer, die hun werk doen. Als wij ons aan die Aanwezigheid toevertrouwen dan worden wij partners van de ene God, met perspectief voorbij het natuurlijke. Met perspectief tot voorbij de grootste natuurlijke macht die de dood is. Zo heeft Hij ons geroepen; voor eeuwig levend kind van God te zijn.
Bij mijn zoeken naar wat woorden bij de Schriftlezingen van vandaag stootte ik op een klein commentaar van de heilige moeder Teresa dat ik tenslotte graag met u wil delen.
“Wees altijd trouw tot in de kleinste dingen, want daaruit bestaat onze kracht. Voor God is niets klein. Niets is minder waard voor Hem. Voor Hem zijn alle dingen oneindig. Beoefen de trouw in de kleinste dingen; niet om de deugd, maar om de grootheid van de wil van God. Zoek het niet in spectaculaire acties. Wij moeten vrijwillig onthechten aan alle verlangens om de vrucht van ons werk te zien. Laten we alleen doen wat we kunnen, en geven we de rest in de handen van God. Wat belangrijk is, is de gave van jezelf en de graad van liefde die je in iedere handeling legt. Als je je best gedaan hebt, sta jezelf dan niet toe om wanhopig te worden bij een teleurstelling. Weiger ook de roem als je wel slaagt. Geef alles aan God met diepste dankbaarheid. Als je je verslagen voelt, is dat een teken van trots die toont hoeveel je nog in je eigen kracht gelooft. Houd je niet bezig met wat de mensen denken. Wees nederig en niets zal je ooit nog storen. De Heer heeft me verbonden, daar waar ik ben. Daar zal Hij me ook weer los maken”. Amen.
U kent waarschijnlijk wel het bestaan van de top 2000 die rond de jaarwisseling wordt uitgezonden? Dan weet u ook dat daar al jaren achter elkaar hetzelfde nummer op 1 staat; Dat is Bohemian Rhapsodie van Queen. En ook al staat dat al zolang bovenaan, ooit komt er wel een ander liedje voor in de plaats. Als ze een hitlijst zouden opstellen voor Bijbelfragmenten, dan zou het Evangelie van vandaag zeker in de top 3 staan. En niet voor 10 of 15 jaar, maar voor de eeuwigheid. Tenminste wat mij betreft.
De voorafgaande zondagen gingen de Evangelies vooral over de eisen die aan een christen gesteld worden en de radicaliteit die gevraagd wordt als je Jezus wilt volgen. En die radicaliteit wordt van ons gevraagd omdat we een afspiegeling zouden moeten zijn van de nog veel grotere en radicalere liefde die God voor ons heeft. Met het Evangelie van vandaag wordt de aandacht verlegd van dat wat wij zouden moeten doen naar datgene wat God doet. In de drie parabels die we vandaag horen houdt Jezus ons een beeld voor van God. Als het om Gods liefde voor ons gaat, vervallen we vaak in de volgende redenering; “God is een beetje een moeilijk Iemand. Een veeleisend baasje op grote afstand, die ook nog eens uitmaakt wie er in de hemel komt en wie niet. Als ik maar ontzettend mijn best doe, als ik me zo goed mogelijk aan de regels houdt, als ik maar genoeg goede dingen doe, dan verdien ik misschien Zijn liefde en dan kom ik straks misschien ook in de hemel”. Het is een hardnekkig beeld dat maar blijft bestaan, al wordt het regelmatig door het Evangelie ontkracht. Jezus laat ons vandaag in elk geval weer een heel ander beeld van God zien; een God die gek is van verliefdheid op ons. Kei gek! Dat zegt Jezus met de drie parabels van vandaag.
De eerste gaat over de herder met zijn honderd schapen waarvan hij er een kwijt is. “Wie zou niet de 99 in de steek laten om het ene te gaan zoeken in de woestijn”; vraagt Jezus. Om eerlijk te zijn. “Niemand van ons, zou dat doen”. Geen verstandig mens zou zo gek zijn om te riskeren dat hij die 99 schapen kwijt raakt, terwijl hij niet eens zeker weet of hij dat ene wel terug zal vinden. Onze Herder, God, die doet dat wel. “Ach die zondaar, die idioot, die drugsverslaafde, die loser, die is totaal afgedwaald in een leven dat nergens toe leidt. Er zijn genoeg fatsoenlijke, goede mensen, mensen die zich netjes aan de regels houden, een heel leger heiligen zelfs; dan ga je je toch niet zo druk maken om die ene die afgedwaald is”. Zo redeneren wij vaak, als we eerlijk zijn; dat is onze logica. Maar dat is niet de manier hoe God dat ziet. Als het ware helemaal vergetend wat hij achter zich laat, rent onze gekke schaapsherder de wildernis in om dat ene schaap te zoeken. Vervolgens die vrouw met die drachmen. Nog gekker. Ze haalt het hele huis overhoop en als ze de drachme gevonden heeft, dan stopt ze hem niet gauw in haar geldkistje, maar ze gaat een groot feest geven. Een feest dat meer kost dan wat de hele drachme waard is!
En dan komt dus de top 1 aller tijden wat mij betreft; het verhaal van de verloren zoon. Het emotioneert mij vaak, als ik mij een voorstelling maak van die tedere ontmoeting van de vader met de jongste zoon, en als ik de vader zo liefdevol en machteloos tegen de oudste hoor zeggen: “Jongen jij bent toch altijd bij mij en alles wat van mij is, is toch ook van jou”. Maar even terug naar het begin. De jongste zoon heeft er kennelijk genoeg van, thuis. Hij wil de wijde wereld in. Op zich een bekend verschijnsel, ook onder ons. Maar wat hij doet is eigenlijk verschrikkelijk; hij eist zijn deel van de erfenis op, lang voordat zijn vader dood is. Hij wil daar niet op wachten; voor hem is zijn vader al dood. Maar de vader (God dus) respecteert de vrije wil van de mens en laat hem gaan. Nou…., het geld raakt op, de jongen raakt aan lager wal en dan krijgt hij honger. Hij moet de varkens hoeden, en dat is, zeker voor een joods verstaander, wel zo ongeveer het allerlaagste wat er is. Goed beschouwd staat de jongen nog lager dan de varkens want hij krijgt niet eens de schillen die ze vreten. En dan denkt hij terug aan het leven bij zijn vader. Daar had hij het goed. Daar had hij in elk geval te eten. Laten we er niet te gauw een mooi christelijk bekeringsverhaal van maken, want de jongen gaat niet naar zijn vader terug omdat hij zo’n spijt heeft. Nee, de eerste aanzet om terug te gaan, komt voort uit het platte feit, dat hij honger heeft. En natuurlijk snapt hij dan wel dat er iets scheef zit tussen hem en zijn vader. Natuurlijk snapt hij dat zijn vader alle recht heeft om hem af te wijzen. Wellicht met angst en beven gaat hij terug en onderweg bedenkt hij wat hij zal zeggen; “Vader ik ben het niet meer waard uw zoon te heten…..” Maar hij krijgt de kans niet eens om zich uit te spreken. De vader laat alle fatsoensnormen varen. Want het paste, zeker in die tijd niet, dat oude wijze mensen op jongeren afrennen. Zij blijven bedaard op hun zetel zitten en wachten netjes af wat er komt. Maar deze vader niet. Deze vader rent als een gek zijn losgeslagen zoon tegemoet, snoert hem de mond met zijn spijtbetuiging en wil maar een ding; “Feest vieren; want de zoon die dood was, is weer levend geworden”. En dan zit daar ook nog die oudere broer te zuurpruimen. Altijd netjes zijn werk gedaan, precies zoals het hoort, nooit één scheve schaats gereden. Hij kan de blijdschap niet mee voltrekken. Hij kan niet gelukkig zijn met het geluk van zijn vader en zijn jonge broer. Hij redeneert zoals veel mensen redeneren; “als je het niet verdient mag je het ook niet krijgen”. Het is een prikkel naar de zure Farizeeën, waar dit Evangelie mee begonnen is, maar ook naar de farizeese neigingen die soms ook in ons leven; “Geluk moet je verdienen” ofwel “je krijgt wat je verdient”. Maar dat is niet de opstelling van God, die immers de zon laat schijnen over goede en slechte mensen. Een gek goede Vader is het, die God van ons.
Maar het verhaal gaat nog verder. Nee, niet de verzonnen verhaaltjes. Het echte verhaal. Kort nadat Jezus deze verhalen verteld heeft zal Hij de daad bij het woord voegen; Jezus zal zelf laten zien hoe gek Hij is met ons. Uit liefde voor ons, laat Hij zich aan een kruis spijkeren….…en wie doet dàt nou? “Vader vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen…..”; daarmee neemt Hij het voor ons op tot in Zijn laatste ademtocht. Als dat geen liefde is! En dàt is nou onze God. Amen.
Bij het zien van de lezingen van vandaag moest ik meteen denken aan twee gezegdes die vroeger nogal indruk op me gemaakt hebben. Eentje die me goed van pas kwam in mijn puberjaren waarin ik probeerde de kerk te mijden; “Werken is ook bidden”. “Mooi”, dacht ik; “Als werken ook bidden is kun je beter gaan werken want daar heb je tenminste iets aan”. En later, toen ik weer een beetje op het spoor van God gekomen was, verbaasde het mij om ouderen te horen zeggen; “Nee, zondag kunnen we niet naar de kerk want dan komen de kinderen op de koffie”. Een dubbele misser; èn zij missen zelf de aansluiting met hun geloof, èn ze geven hun kinderen het verkeerde voorbeeld. Niet om die mensen dat nou te verwijten, maar het zegt veel over de plek die God werkelijk in hun leven heeft, of had. Het is ook de verklaring voor de razendsnelle instorting van de kerk in Nederland; als het geloof er maar aan de buitenkant opgeplakt zit, als het toch meer iets is van een opgelegd moeten, dan van een innerlijk verlangen, dan is het ook gauw losgelaten. Dan zijn de smoezen gauw gevonden. Jammer, want zovelen missen vandaag de dag de stille vreugde en de hoopvolle geborgenheid die als een genade van God uitgaat.
Maar laten we even kijken naar wat de Schrift er vandaag over te zeggen heeft. Allereerst een vreemd verhaal uit Genesis, over Abraham die drie mannen te gast krijgt. Drie mannen die voor hem de betekenis hebben van een Godsverschijning. Maar het is nogal mysterieus. Het zijn drie mannen maar Abraham spreekt ze aan als één en dan geven ze toch weer alle drie antwoord. Christelijke theologen zien hier natuurlijk al de voorafbeelding van de drie-ene God, maar dat even terzijde. Wat belangrijk is, dat is dat Abraham, op het moment dat hij doorheeft dat Hij met God te doen heeft alles uit handen laat vallen en zich helemaal richt op zijn gasten. Meteen heeft God de onverdeelde aandacht van Abraham. Hij verzorgt hen met de typische mediterrane vorm van gastvrijheid. Dat is niet een beetje half half, maar een soort totale overgave aan de gasten die vaak een afmattende reis achter de rug hebben. Een soort noodzakelijke gastvrijheid dus, die draait om leven en dood. Dat is wat het verhaal ons probeert te zeggen; Als God eenmaal in je leven is gekomen, dan verdient hij al je aandacht. Al je bewegingen al je gedachten al je doen en laten is dan gerelateerd aan Hem. Maar als we het verhaal van Abraham verder zouden lezen, zien we dat ook hij nog in een leerschool zit. De zoon die God hem hier belooft, lijkt hij later weer te moeten offeren. Opnieuw een beproeving waarin Abraham leert om los te laten en op een ultieme wijze op God te vertrouwen. Het voert te ver om hier uitgebreid op dat verhaal in te gaan, maar in het offer van Isaac leert Abraham zelf op God te vertrouwen en hij draagt dat geloof over op Isaac, aan wie hij laat zien dat God boven alles dient te staan, zelfs boven de liefde voor je enige, eigen kind. Niet omdat God belangrijker is dan het leven van dat kind, maar omdat het van levensbelang voor het kind is, dat het opgroeit met het besef van God. Ondertussen leren beiden dat God niets afpakt, maar juist teruggeeft, op een nieuwe manier.
Goed, dit gezegd hebbende kijken we naar het Evangelie. Nogal wat mensen kiezen de kant van Marta. Want inderdaad, Maria zit daar maar wat en laat Marta sjouwen. En we hebben net gezien hoe belangrijk toch die gastvrijheid is. “Marta werd in beslag genomen door de drukte”, staat er. Het lijkt er op dat Marta niet zelf kiest voor het verzorgen en bedienen, maar dat ze er door in beslag genomen wordt. De zorgen kiezen haar, nemen haar in beslag. En dat kennen wij, dat we in beslag genomen worden door de drukte. Misschien nog niet eens dat we zo druk te werken hebben, maar wel dat we ons overal zorgen over maken. En dan zegt Jezus kalm; “Marta, Marta, wat maak je je druk over veel dingen”. Marta, Marta, de manier waarop Jezus haar aanspreekt zegt dat het ook echt een vriendin is. “Slechts een ding is nodig”, en dat is niet nòg een ding naast al het andere, dat is een ding dat boven, in, door, onder, tussen en bij alles is, dat is de Godsverbondenheid waarin alles een plek kan krijgen en tot rust kan komen. Het gaat er dus niet om, om contemplatief leven boven actief leven te stellen. Zeker, ook het werk is belangrijk, maar ons werk moet zijn basis vinden in dat ene wat echt nodig is, God die al ons doen en laten verbindt, die zin geeft aan ons bestaan.
Als wij ons in beslag laten nemen door alles wat er in onze wereld speelt - en dat is wat; energiecrisis, verhoging van de zeespiegel, coronavirus, asielzoekers, droogte, bosbranden, stikstof, oorlog, personeelstekorten op alle gebied, relatieproblemen en ga zo maar door-, als wij ons in beslag laten nemen door alles wat in onze wereld speelt, dan raken we innerlijk versplinterd, verdeeld. En dat is het specialisme van de duivel, de diabolo, de verdeler. Maria is dus even niet aan het werk, ze laat zich niet in beslag nemen door het vele wat speelt, maar zij focust zich op God als centrum van haar leven.
Daarom ook is het zo belangrijk om de dag te beginnen met gebed. Even dat rustpunt zoeken in Hem om van daaruit te starten met datgene wat je moet doen. We zijn immers geen kinderen van de aarde, wij zijn niet bepaald en bezeten door de materie; maar we zijn kinderen van God. Zoals de H. Augustinus het zo mooi zei; “Houd van God en doe verder wat je wilt”. Amen.