U kent nog wel die serie van de Luizenmoeders van een paar jaar terug; het was een persiflage op het dagelijkse leven in een lagere school. Bijna alle priesters die toen een Carnavalsmis moesten doen hebben geopend met het liedje waarmee juf Ank elke dag de kinderen verwelkomde. U moet het wel haast kennen; “Hallo allemaal, wat fijn dat je er bent…”. Maar in die serie wordt juf Ank, met haar klas, geconfronteerd met het feit dat één van de kinderen blijkbaar twee pappa’s heeft; “En dat vinden wij helemaal niet raar, dat vinden wij alleen maar heel bijzonder’; hield zij -politiek-correct- haar kinderen voor. Ondertussen spatte het wel van haar gezicht af dat zij het zelf eigenlijk maar raar vond. We zijn amper een paar jaar verder als wij bij het nieuws zien dat jonge transgenders te lang moeten wachten op de behandeling waar ze recht op hebben en dat er dus snel meer klinieken moeten komen. Elke dag zowat zit men zichzelf en ons in die praatprogramma’s in te prenten dat we dat niet raar mogen vinden, maar dat het juist heel bijzonder is. Maar bijna elke keer ook, beluister ik bij de deelnemers iets van dat geforceerde; “Je hebt niet het lef om er publiekelijk anders over te denken”.
Waar gaan we toch heen met de vrijheid “waartoe Christus ons heeft vrijgemaakt”, zoals we Paulus horen zeggen? “Gij werd geroepen om vrije mensen te zijn. Misbruikt echter de vrijheid niet als voorwendsel voor de zelfzucht”. Wat is vrijheid? Als wij geroepen zijn tot vrijheid is het toch goed om te zijn wie je wilt zijn? In mijn retraite een paar weken geleden las ik een verontrustende passage in een boek van kardinaal Sarah. Hij zegt dat in de westerse samenleving van na de Verlichting de begrippen vrijheid en waarheid steeds verder tegenover elkaar zijn komen staan, en dat dat een desastreuse uitwerking zal hebben op onze toekomst. Ik moet zeggen dat ik behoorlijk geschokt was door zijn analyse.
Waar gaat het over? Het gaat dus over vrijheid. Grofweg zeggen we dat vrijheid betekent dat je kunt doen wat je wilt. Maar iedereen zal aanvoelen dat dat nooit helemaal klopt. Als het in iemand zou opkomen om hier tegen een van die pilaren te gaan staan plassen, dan zouden we allemaal begrijpen dat dat niet kan. Als iemand last heeft van zijn buurman en hij gaat hem vermoorden dan begrijpt iedereen dat hij zijn vrijheid niet mag misbruiken om een ander te vermoorden. Twee voorbeelden, twee waarheden waarover we het gemakkelijk eens worden. Vrijheid van doen en laten heeft dus ook altijd met –waarheid- te maken; Waarheid over wat goed of fout is.
Maar dat, zei paus Benedictus eerder al, en nu ook kardinaal Sarah, een consensus over wat goed en fout is, die is bijna verdwenen. De wereld accepteert geen vast referentiekader meer als het om goed of fout gaat. De waarheid over goed en fout bestaat niet meer. Iedereen kan vinden wat hij of zij wil en iedereen heeft recht op zijn eigen waarheid. Het leidt ertoe dat mensen steeds meer tegenover elkaar komen te staan met die eigen waarheid. Onze democratie doet dappere pogingen om nog iets van een lijn aan te houden maar uiteindelijk is ze wel gedoemd te mislukken als twaalf miljoen eigen meningen, allemaal even belangrijk zijn. Als ik tegen mijn kinderen zeg; “God de ruimte geven in je leven, dat is belangrijk”, dan zeggen ze; “Ja, dat vind jij, dat is jouw mening”, Dan ben je uitgepraat. En inderdaad, ze zijn vrij om zich zo op te stellen, maar of een dergelijke houding ten opzichte van de waarheid mensen uiteindelijk gelukkig maakt valt zeer te betwijfelen. Vrijheid die leven geeft, kan alleen maar bestaan als zij zich laat leiden door de waarheid. Als het goede centraal staat en niet de eigen mening of het eigen gevoel.
En die waarheid, de ene Waarheid, die volgens de massa niet bestaat, die hebben wij hier toevallig wel in ons midden. Christus zelf heeft het gezegd; “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. “Oh, ja” zegt de massa dan weer, “dat is jouw mening, ik heb een andere”. Maar dat Christus zegt dat Hij de waarheid en het leven is, dat is geen mening, dat is geen hoogmoedige grootspraak; het is een feit. Noem mij anders één wezen in de geschiedenis van het universum, dat meer van de Liefde voor de mensheid getuigd heeft, dan Hij. Niet ik of de pastoor of wie dan ook zijn of hebben de waarheid, - wij zijn eigenlijk allemaal maar prutsers- maar één ding hebben we voor; dat wij in elk geval erkennen dat Hij de weg, de waarheid en het leven is en dat niets in deze wereld belangrijker is dan Hij. Dat wil ook weer helemaal niet zeggen dat daarmee je kostje gekocht is. Wij hoeven daar niet zelfgenoegzaam over te doen; het geeft juist een groter verantwoordelijkheid. Het vraagt elke dag om keuzes te maken in het licht van de waarheid die Christus is.
Beste mensen, vooral de jongeren onder ons, laten we niet te lichtzinnig omgaan met de kern van ons geloof. Het is twee voor twaalf. De waarheid staat in onze wereld onder druk als nooit te voren en als nooit te voren is dat bedreigend voor ons leven en voor dat van onze kinderen. Laten we onze vrijheid niet misbruiken door de waarheid geweld aan te doen. Laten we volop genieten van dit leven in vrijheid, maar wel zoals God ons dat gegeven heeft. En laten we ook ernst maken van dat ene uurtje in de week dat we voor Hem reserveren. Om onze dankbaarheid uit te zeggen, wetend dat niet Hij beter wordt van onze dankzegging, maar dat het tenslotte ten goede komt aan ons eigen levensevenwicht. En wat ik al zei; het is geen vrijblijvende zaak, het is twee voor twaalf. We horen die ernst ook terug in het Evangelie; “Laat de doden hun doden begraven en volg Mij”. Of “Wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods”. Amen.
Vroeger, ja, op mijn leeftijd kun je al een beetje over “vroeger” praten, vroeger dacht ik veel beter te weten hoe de wereld in elkaar zit dan nu. Met het grootste gemak verkondigde ik de ene na de andere zekerheid. Bijvoorbeeld dat God een verzinsel is en dat de wetenschap vroeg of laat al onze problemen wel zou oplossen. Vol overgave ben ik daar zelf ook aan begonnen in de verslavingszorg; “Wij zouden die mensen wel eens even beter maken”. Maar door schade en schande wijzer geworden weet ik nu dat het leven wel ietsje complexer is dan de werking van een benzinemotor of de versnellingsnaaf van een fiets. Ook nog vele malen ingewikkelder trouwens, dan de meest geavanceerde computersystemen die we hebben. Vorige week zag ik in een restaurant de eerste robot rondlopen, of rondrijden eigenlijk. Wat een zielig ding vergeleken met een mens! Hij stond meer in de weg dan dat hij het personeel tot hulp diende. En ook toen ik Jezus opnieuw ontdekte als richting voor mijn leven stond de deceptie om de hoek. Al doe ik nog zo mijn best, in de verste verten lukt het mij niet om op Jezus te gelijken. Je maakt de dingen zelf niet zoals je het hebben wil. En dan kom je dus uit bij het leven als een mysterie. Dan wordt je zoetjesaan ook steeds kleiner ten opzichte van de grootheid van de Schepping en nóg veel kleiner ten opzichte van Degene die dat alles geschapen heeft; God onze Schepper. Ondertussen neemt met het kleiner worden van mijn eigen ego, het gevoel van fundamentele geborgenheid evenredig toe.
Vandaag vieren we het feest van de heilige Drie-eenheid; een feest dat ook wel “een nachtmerrie’ genoemd wordt voor degene die erover moet preken. Nou, ik heb er geen nachtmerrie van gehad. Ik heb vanaf het begin besloten; “Ik weet het toch niet, dus ik ga ook niet proberen om het uit te leggen”. Kijk, God als Vader, als Schepper, dat gaat nog wel. Dat is nou eenmaal een mysterie en je neemt dat op een gegeven ogenblik gewoon aan; “Er moet wel Iemand zijn die deze prachtige Schepping veroorzaakt heeft, het kan niet allemaal toeval zijn”. God de Zoon, dat is evident. Daar hebben we hele duidelijke verhalen over. Maar dan die heilige Geest. Wie is dat dan? En hoe kan dat dan? En waarom is dat ook nog eens “een van de drie goddelijke personen?” Ik zou zeggen; twee personen is toch genoeg om lief te hebben; De Vader heeft de Zoon lief en die liefde is wederkerig. Maar de Kerk noemt die liefdesband “heilige Geest”. Sterker nog; Jezus zelf spreekt ondubbelzinnig over het belang van de heilige Geest. We hebben Zijn komst vorige week, met Pinksteren, nog gevierd en heel expliciet ook in het Heilig Vormsel. Ik weet nog van mijn eigen Vormsel dat ik de Geest toen niet gewaar geworden ben. Toen niet, maar later op heel andere, onverwachte momenten wel degelijk.
Maar bij elk gebed noemen we hem; “De Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest” Of in de geloofsbelijdenis; “Ik geloof in de heilige Geest die Heer is en het leven geeft”. Is het nou God de Vader die Heer is en het leven geeft, of is het de heilige Geest die Heer is en het leven geeft? Ik zal er maar over ophouden, want u wordt in deze toch niet wijzer van mij.
Ik weet niet of het de Geest was, of God zelf, of Jezus, maar dat ik ooit gegrepen ben door dat mysterie, dat staat wel vast. Regelmatig gebeurt dat hier tijdens het vieren van de Eucharistie maar het sterkst overkomt mij dat elke keer weer bij een retraite; Op een onverklaarbare manier gebeuren er gekke dingen met je als je je een week opsluit in een klooster, met niet veel meer dan gebed en stilte. Is dat de Geest, is het God? Ik weet het niet en het maakt mij ook niet uit, als het maar iets goeds is, als het maar inspireert, als het maar hoop geeft.
Kijken we vandaag naar de lezingen dan zien we daar ook de positieve uitdrukking van dat grote mysterie. Doorheen alle drie de lezingen spreekt iets van de liefde, de goede bedoelingen, de uitnodiging die God aan ons, mensen, doet. Voorzichtig; Nog veel heb Ik U te zeggen, maar gij kunt het nu nog niet dragen. Blij; Het was me een genot bij de mensen te zijn. Hoopvol; de hoop wordt niet teleurgesteld. Tijdloos; Van eeuwigheid ben ik gevormd, lang vóór het begin van de aarde. Vol van belofte; Hij zal u tot de volle waarheid brengen. Allemaal flarden van teksten die u in de drie lezingen kunt terugvinden en waarmee ons als het ware wordt ingepeperd; God is liefde; of Hij zich nu uitdrukt in de Wijsheid, in Jezus de Zoon, door de H. Geest, of door de Schepping die dezer dagen, ondanks de stikstofproblemen op zijn mooist is; God is liefde en Hij hunkert naar een antwoord op die liefde door het schepsel dat Hij het meest lief heeft; en dat zijn wij, u en ik. Mogen wij meer en meer tot een antwoord komen. Amen.
Tussen Hemelvaart en Pinksteren overwegen wij woorden uit het gebed van Jezus bij zijn afscheid. Hij bidt dat zijn leerlingen bij elkaar mogen blijven en getuigen van Gods liefde die in het leven van Jezus v oor ons zichtbaar geworden is. Deze laatste zondag voor Pinksteren lezen we ook echt over de laatste dingen. De tweede lezing, uit het boek Openbaringen, eindigt met de allerlaatste woorden van de hele Bijbel. “Kom, Heer Jezus!” Maar één zinnetje volgt er nog; “De genade van de Heer Jezus zij met u allen”, en dan hebt u de Bijbel ècht helemaal uit. Méér valt er niet te zeggen. Stefanus wordt gestenigd en geeft de geest in de eerste lezing; ook afgelopen! En in het Evangelie horen we de allerlaatste woorden van Jezus voordat Hij gearresteerd wordt en aan het kruis geslagen. De laatste woorden van Jezus die bestaan uit één lang gebed. Nu Hij in deze zichtbare wereld alles gedaan heeft wat Hij maar kòn doen, blijft er voor Hem nog maar één ding over en dat is; bidden. Bidden dat Zijn leven, sterven en verrijzen, niet voor niets zal zijn, maar dat de zin daarvan door ons -mensen- opgepakt zal worden. Ik heb dat laatste gebed van Jezus nog eens helemaal doorgelezen, en daarbij ben ik aan het begin gestoten op een belangrijk woord. Een woord dat we hier vaak horen, een woord waar de Kerk voor leeft en dat is “het eeuwige leven”. En wat zegt Jezus dan wel over dat “eeuwige leven”? “Eeuwig leven”, zegt Jezus “dat betekent dat de mensen U, de waarachtige God, leren kennen en ook Degene die U gezonden hebt; Jezus Christus”. Eeuwig leven betekent dus “God kennen” en in Bijbelse zin is “kennen” een diepe, innige verbondenheid leven met God. Daar bidt Jezus dus voor; dat wij God ten diepste mogen leren kennen door het leven, door de dood en door de verrijzenis van Jezus. Hij bidt dat wij mensen, net als Hij, één mogen zijn met God de Vader. En als dit gebed afgelopen is, dan wordt Hij gekruisigd; dan doet Hij wat Hij gezegd heeft.
Tenslotte, zo staat er bij Johannes, geeft Hij de Geest. Wij verstaan mogelijk spontaan dat “Hij toen doodging”, maar dat staat er niet. Zeker niet in de griekse grondtekst, daar staat een woord dat betekent; “Hij droeg de Geest over, Hij gaf de Geest door”. Dus in die laatste ademtocht van Jezus, draagt Hij “de Geest” over. In Zijn stervensmoment immers, toont zich de grenzeloze Liefde die bestaat tussen Hem en de Vader, en tussen Hem en ons. Daarover heeft Jezus gebeden, dat wij dàt zouden begrijpen, dat Hij en de Vader zo één zijn dat geen dood hen definitief kan scheiden. En dat ook wij, indien wij met Hem willen leven, in die Eenheid zullen zijn opgenomen.
Een tijd geleden, in Uden nog, had ik in dit kader, een paar hele bijzondere gesprekjes. Er kwam een mevrouw naar me toe, die haar nieuwe huis ingezegend wilde hebben. “Maar” zo vertelde ze, “ze voelde dat kwade machten invloed op haar wilden uit oefenen”, of ik daar ook iets aan kon doen. Ik probeerde nog: “Misschien wilt u een keer biechten”, maar nee, het ging niet om een slecht geweten, het ging om een “boze geest”. “Nou”, dacht ik, dat zal dan werk voor de “exorcist, de duivel-uitdrijver van het bisdom”. Want boze geesten verdrijven, dat is een vak apart, daar heb ik helemaal geen verstand van. En zo dacht ik het probleem mooi op een andermans bordje te kunnen leggen. Dus ik de betreffende priester maar eens gebeld, om te zeggen dat ik iemand voor hem had. Maar zijn antwoord was nogal ontnuchterend. “Vraag haar eerst maar eens of haar gebedsleven op orde is?” “Ik ben geen tovenaar”; zei die priester.
En inderdaad, om te voorkomen dat een boze geest met je op de loop gaat, kun je natuurlijk zelf het best beginnen, met het opzoeken van de goede Geest. En die goede Geest is mogelijk overal, maar toch zeker hier in de Kerk, waar wij binnen de invloedssfeer van de Geest van Christus staan. Als je zelf de goede geest niet zoekt, kan iemand anders hem niet met een toverspreuk naar binnen jagen. Hoe simpel kan het zijn? Maar ja, dan moest ik dat nog wel met die mevrouw gaan bespreken. En of haar gebedsleven op orde was dat wist ik niet. Ik had haar in elk geval nog nooit in de kerk gezien. En ik heb al heel wat gesprekken gehad met mensen die vreemd staan te kijken als je zegt dat het ontvangen van de Sacramenten toch echt ook verbonden zou moeten zijn met regelmatige kerkgang. Want ook Sacramenten zijn geen toverspreuken.
Vervolgens ontspon zich een heel gesprek over wat haar dan allemaal nog te doen stond en daar waren wel moeilijke kwesties bij. Maar “God vraagt niet wat onmogelijk is, Hij eist niet dat je heilig bent”; zei ik. En of je elke dag naar de Kerk moet, of elke week, of je één kaarsje aansteekt of 25, of je wel of niet eerst moet biechten, dat is niet de vraag. Om te beginnen móét je niets. Maar als je iets wilt, dan is de belangrijkste vraag om te onderzoeken; “Wat is voor jou de beste manier om in aanraking te komen met de Goede Geest van God, zo dat Hij je kracht geeft, zo, dat je voelt en weet dat je Zijn geliefde kind bent. Want als je de waarachtige God ècht kent, dan heeft geen enkele boze geest nog een schijn van kans”. En misschien kan het ook een les zijn voor ons; “Dat we ervoor zorgen dat we zoveel mogelijk binnen de invloedssfeer blijven van de ene Goede Geest van Christus, zodat we onze kwade neigingen de baas blijven”. Amen.
Vandaag staan de lezingen in het teken van nieuwe dingen. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde worden ons in het vooruitzicht gesteld. Jezus geeft ons een nieuw gebod. Wat kan dat voor ons betekenen, de aankondiging van nieuwe dingen die ondertussen al weer 2000 jaar oud zijn?
Heel veel mensen van vandaag zijn op zoek naar een nieuw geloof. Een soort samensmelting van alle religies, die dan wereldwijd en universeel zou moeten zijn. Het is een gevaarlijke weg, want zoiets kan ten slotte alleen maar leiden tot nieuwe ideologieën, waarin vrijheid ver te zoeken zal zijn. Anderen pleiten dan weer liever voor helemaal geen geloof. Maar dat is ten ene malen onmogelijk; leven zonder geloof. Wij zijn niet geschapen als dieren die alleen instinctief reageren maar als mensen naar het beeld van God, met verstand een wil. Niet alleen mensen die in God geloven, ook mensen die niet in God geloven, hebben een verstand en een wil; uiteraard. Ze kunnen nadenken, keuzes maken en ze maken die keuzes op grond van datgene wat ze belangrijk vinden; datgene waarvan ze geloven dat het belangrijk is. Zo kun je dus in van alles en nog wat geloven, maar je kunt niet niet geloven.
Wij, die wel in God geloven, hebben een geweldige steun aan de Bijbel. Tussen het Scheppingsverhaal, dat begint met “de woeste lege aarde”, -in het Hebreeuwse woord; “tohoewabohoe”, kun je zonder vertaling al horen hoe woest en leeg die aarde is-, tussen “de woeste lege aarde” van het begin en de “nieuwe hemel en de nieuwe aarde” aan het eind worden talloze momenten beschreven waarin God met de mensheid bezig is, om ze te bevrijden uit die woeste leegheid. Keer op keer doet God nieuwe pogingen om een band van liefde te smeden met ons. “Adam, mens waar ben je”; roept Hij naar de eerste mens als die in zijn eigengereidheid verdwaald is. Met Abraham roept Hij een volk in leven om Zijn Naam op de hele wereld bekend te maken. Tenslotte stuurt Hij Jezus, Zijn eigen Zoon, om dat liefdesverbond voor eens en voor altijd, onvoorwaardelijk beschikbaar te stellen aan alle mensen. En dan zeg ik; er hoeft geen nieuw geloof te komen en er kan geen nieuw geloof meer komen. Alle nieuwe vormen van geloof die mensen mogelijk nog uitvinden zullen altijd minder zijn dan het geloof in Jezus Christus. Want wat is het geloof in Jezus Christus? Dat is geloof in het allerbelangrijkste waar alle mensen in alle landen in alle tijden naar streven; de liefde. En wat liefde voor een mens betekent, dat verandert nooit. Wat wel nieuw kan zijn, wat elke dag heel vernieuwend kan zijn, dat is de manier waarop wij ons geloof in Jezus Christus beleven. Wat wel nieuw en heel vernieuwend kan zijn dat is ons gedrag dat door ons geloof in Gods liefde, kan veranderen. Wat wel nieuw kan zijn, dat is dat wij door een diepere ervaring van Gods liefde voor ons, ook zelf meer gaan liefhebben.
Het nieuwe gebod waarvan Jezus spreekt; “hebt elkaar lief zoals ik u heb liefgehad”, zal daarbij voor altijd onze leidraad zijn. Niet gemakkelijk, geen eis op voorhand, maar een uitnodiging. “Hebt elkaar lief zoals Ik u heb liefgehad”. En we weten wat Jezus ons geleerd heeft over dat liefhebben; “Als iemand je tegen je linkerwang slaat, keer hem dan ook de rechter toe”. We weten tot in welke gradatie Jezus ons heeft liefgehad. En we weten dat de liefde waarmee de zichtbare Jezus voor ons de marteldood gestorven is niets anders is dan de liefde van de onzichtbare God voor ieder van ons. Niet alleen goede raad en wijze lessen; Jezus stelde zelf het ultieme voorbeeld van wat liefde is, ook voor mensen die helemaal niet lief voor Hem waren. Want zelfs stervende aan het kruis nam Hij het nog voor ons op; “Vader vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen.” Dat is het nieuwe gebod van Jezus; “elkaar lief te hebben zoals Hij ons heeft liefgehad”. Daarmee ligt de lat natuurlijk wel erg hoog. Veel te hoog voor een gewoon mensenkind. Maar God weet dat en Hij snelt ons te hulp met Zijn vergevende liefde. “Vader vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen”. In deze zin mogen wij, gedoopte mensen ons zalig weten. We hebben richting voor ons leven; groeien in liefde en we hebben Iemand die van ons blijft houden, ook al slaan we de plank regelmatig mis.
Vandaag wordt de zalige Titus Brandsma heilig verklaard. Hij heeft geen nieuw geloof uitgevonden, maar hij heeft de liefde van God op een nieuwe manier beantwoordt; hij heeft niet willen wijken voor de nazi’s hij heeft hun onchristelijke handelen bekritiseerd en dat met de dood moeten bekopen. Zo heeft Titus, op zijn manier laten zien wat liefde is.
Een nieuw gebod geef ik u; “hebt elkander lief zoals Ik u heb liefgehad”. Wij hoeven geen helden te zijn, zoals Titus Brandsma, wij hoeven niet ver te zoeken om dat gebod van Jezus vorm te geven. Kijk maar in onze huwelijken, kijk maar in onze gezinnen, heel dichtbij wordt dagelijks van ons gevraagd om “elkaar lief te hebben zoals Jezus ons heeft liefgehad”. In de mate dat we daarin slagen komt de hemel dichterbij. Amen.