Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

Preken

Groeiende serie preken die ik gehouden heb in één van de kerken van de parochie St. Petrus in Uden en de parochie Willibrordus in Oss.

2 November 2020

Mensen uit één stuk. Allerheiligen 2020

Mt. 5, 1-12a 

Vandaag is het feest van alle heiligen, een dag waarop alle heiligen van de kerkgeschiedenis herdacht en geëerd worden. En het is een goeie zet van de kerk om tot heiligverklaring over te gaan, want aan de hand van de geschiedenissen van de heiligen, blijft het gezicht van Christus ook zichtbaar in concrete mensen. Vroeger dacht ik dat heiligen geen echte mensen waren, maar een soort übermensch, een soort geest, met zo’n lichtkrans om het hoofd. Heilig was iemand op grote afstand, iemand zonder één enkel foutje. Totaal onbereikbaar voor wie dan ook. Inmiddels zijn de heiligen toch wat dichterbij gekomen en weet ik dat het gewone mensen zijn die op één of andere manier uitblonken, in hun manier van leven vanuit het geloof. Niet helemaal uit te sluiten valt overigens dat er heiligen in de kerkelijke boeken opgenomen zijn, die daar niet echt thuishoren. Er zijn in de kerkgeschiedenis tenminste tijden geweest dat mensen nogal gemakkelijk heilig verklaard werden om het één of ander. Maar goed, waar het om gaat is dat het leven van de Kerk wel degelijk een lange stoet hele grote mensen heeft voortgebracht. Inmiddels zijn er duizenden heiligen waarvan wij er maar een paar kennen. Mensen die ècht, en soms letterlijk, hun leven gegeven hebben voor God en mens en daarom terecht heilig verklaard zijn. Naast de heiligen die door de Kerk als zodanig herkend zijn, die ons voorgehouden worden als levende voorbeelden, zijn er natuurlijk nog miljoenen heiligen meer. Mensen die misschien niet genoeg zijn opgevallen bij leiding van de kerk, maar die wel degelijk heilig zijn bij God.  

We hebben zojuist een lezing gehoord uit de Apokalyps, ofwel het boek van de Openbaring. Als je dat Bijbelboek zo gauw even leest kan het wat zwaar op de maag liggen. De meest vreemde visioenen en beelden van rampen en ellende lijken ons te zullen overkomen, als gevolg van goddeloosheid. Sommige christelijke bewegingen nemen dat allemaal heel letterlijk en voorspellen er het einde van de wereld mee. De momentele corona-crisis past ook mooi in dat beeld natuurlijk. Maar, zo zegt Jezus, “Het komt u niet toe om dag en uur te weten”, dus houdt ik mij niet bezig met dat soort voorspellingen. Bij een wat betere bestudering van het boek Openbaring, blijkt trouwens ook dat de nadruk niet ligt op de bedreigingen, maar op de oproep om te kiezen voor een leven met Christus. Maar wel een serieuze oproep; niet in de zin, van “ach zie maar wanneer je een keer tijd hebt”. Wat dit aangaat, heb ik het gevoel dat het er behoorlijk spant in onze tijd. Want willen wij ons nog wel openlijk een volgeling van Christus noemen. Willen wij er nog voor uit komen dat we bij Hem horen, -in een wereld die Hem niet kent-, zoals de tweede lezing zegt? Zullen wij het uithouden  om beschimpt te worden terwijl we Zijn Naam hoog proberen te houden? Durven wij in deze tijd nog zonder te lachen uit te spreken dat we heilig zouden willen worden? Want woorden als “heilig en zonde”, dat lijken wel besmette woorden te zijn, ook onder veel katholieken. Van “zonde” daar willen we niets meer van weten. Het klinkt ons veel te zwaar. We zijn geen zondaars, zo vinden we. Wij maken hoogstens foutjes, onbedoelde vergissingen. En aan de andere kant; mensen zouden je voor gek verslijten, als je serieus zou zeggen dat je heilig wilt worden. We maken foutjes maar we zijn geen zondaars. We bedoelen het goed, maar we hoeven nou ook weer niet heilig te worden. En toch moet het voor de hand liggen; Als wij hier samenkomen om Christus te ontmoeten als wij in het deelnemen aan de heilige Eucharistie ons verenigen met Zijn heilige lichaam, dan is dat toch nergens anders om, dan dat we mèt Hem heilig willen worden? Niet in de zin van een heilig boontje; een boon is niet heilig. Nee, heilig in de zin van; heel-zijn, mens-zijn uit één stuk. Leven dat beantwoordt aan Gods bedoelingen met ons; Beeld en gelijkenis van Hem te zijn. Dat is heilig zijn.  

En hoe wordt je dan heilig? Naast de zaligsprekingen die we zojuist hoorden wijst de Kerk daar twee wegen voor aan die niet gescheiden mogen worden; De ene weg is de weg van actie…, betrokkenheid, concrete hulp aan elkaar. De andere weg is die van contemplatie…. beschouwing, inkering gebed en vroomheid. Ga je de ene weg; alleen die van de actie, dan dreig je uit te komen bij fanatisme en eigenwaan. Ga je alleen de andere weg, die van de vroomheid, dan zou je weleens wereldvreemd en zelfgenoegzaam kunnen worden. De èchte heiligen zitten in het midden; ze leven verbonden met God en zijn betrokken op mensen. Natuurlijk ieder naar eigen vermogen, rekening houdend met leeftijd en levensstaat. Maar iedere mens is uniek en alleen God kent de roeping van ieder van ons. Alleen jij zelf kunt beoordelen In hoeverre je beantwoordt aan die roeping en of je er misschien nog in kunt groeien.  

Laten we ons in elk geval blijven richten tot de Heilige bij uitstek; deel hebben aan Zijn heilig Lichaam. zodat we dóór Hem worden wie we zijn; door ons doopsel geheiligde kinderen van God. Amen.  

 

17 Oktober 2020

Aan God geven wat Hem toekomt. 29ste zondag dhjr. 2020

Jes. 45,1.4-6, 1 Tess. 1,1-5b Mt. 22,15-21

Protestanten hebben een heel andere manier van preken dan wij, katholieken. Protestantse preken lijken doorgaans veel op een les of een hoorcollege, terwijl de bedoeling van een katholieke preek meer iets heeft van “verkondigend getuigen”. Bij ons is de preek slechts een aanvulling, een voorbereiding op de Eucharistie. Maar vandaag wil ik dus ook een beetje les geven. Geschiedenisles. In de eerste lezing gaat het over een zekere Cyrus die een merkwaardige titel krijgt; de gezalfde van God, of in het hebreeuws “de Messias”. En dat is heel vreemd, zeker als we weten dat deze Cyrus een heiden is, een ongelovige. Wat is er aan de hand? Zo’n 600 jaar voor Christus is het joodse volk gedeporteerd, zal ik maar zeggen, naar Babylonië of Perzië. Afgesneden van het voor de joden heilige Jerusalem met de Tempel; afgesneden dus van het centrum voor aanbidding van de ene ware God. In 538 voor Christus is koning Cyrus aan de macht in het Babylonische Rijk. Voor de joden moet het een mirakel geweest zijn, want deze koning laat de joden zomaar ineens terugkeren naar hun eigen land, naar Israël, en hij geeft ook nog eens de geroofde schatten van de Tempel mee terug. Een mirakel want zoals Jesaja schrijft over Cyrus; “Ik ben de Heer uw God. Ik omgord u -en gij kent Mij niet-”. In de ogen van de profeet dus, loopt de geschiedenis van God met mensen, ook langs mensen die God niet eens kennen! Iets vergelijkbaars zien we later als Jezus in gesprek is met de Samaritaanse vrouw, of als het over de Barmhartige Samaritaan gaat. Mensen van wie gezegd wordt dat ze God niet kennen, buitenstaanders, die wel degelijk een rol spelen in Zijn plannen. Hier dus wordt de heidense Cyrus, maar liefst “gezalfde van God” genoemd! Waarom moeten wij deze geschiedenis horen? Wat heeft het met ons te maken? De Amerikaanse bisschop Robert Barron, bij wie ik soms graag mijn licht mag opsteken, zegt dat ons geloof bedreigd wordt door twee principes; relativisme en tribalisme. Tegenwoordig hebben we het meeste last van relativisme want vandaag de dag krijgen wij van alle kanten te horen, dat het er niet toe doet welk geloof je aanhangt, omdat alle religies bij dezelfde God uitkomen, zij het langs een andere weg. Dus het maakt eigenlijk niet uit wat je gelooft. Het resultaat is dat veel mensen zijn gaan geloven wat hen zelf het beste uitkomt. De andere bedreiging is het tribalisme. Met alle “ismen” is iets mis, ook met het tribalisme. Tribalisme betekent dat er zo’n sterk gevoel van verbondenheid is, binnen een groep, zo’n overtuiging van eigen superioriteit, dat anderen uitgestoten worden. Tegen allebei die “ismen” heeft Jezus zich sterk verweerd.

“Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven”, heeft Hij gezegd, en “Alleen door Mij heeft men toegang tot de Vader”. Hij zei niet: “Ik ben een weg”, maar “Ik ben de Weg”. Hij zei niet; “Ook door Mij heeft men toegang tot de Vader” maar “Alleen door Mij..”  Bepaald geen relativerende uitspraken. Anderzijds weten we uit de parabels die Jezus ons de laatste weken vertelt, hoezeer hij uitvaart tegen de Farizeeën, die zich met hun verheven gebedspraktijken en wetskennis, superieur voelen boven het gewone volk. Het is ook het  spanningsveld waarin wij zelf leven. Enerzijds mogen wij weten dat wij de ene, heilige, katholieke Kerk zijn. Wij mogen dat niet relativeren of afzwakken. Anderzijds mogen wij ons daarmee niet verheffen boven welke andere mens dan ook. Als wij, om het maar even zo te zeggen, “in het bezit zijn” van de kennis van de enige ware God, dan geeft dat ons niet het recht om daarmee uit de hoogte neer te kijken op anderen. In tegendeel; als wij durven te zeggen dat we God kennen, dan dienen wij ons daarnaar te gedragen! Dat wil zeggen; dan hebben we geen recht op verering, maar alleen een groter verantwoordelijkheid ten opzichte van elkaar en de hele mensheid. De enige Mens die met recht mocht zeggen dat Hij de ene ware God kent  en de Enige ook die van zichzelf mag zeggen dat Hij de Weg de Waarheid en het Leven is, die hangt daar. 

Het is een ongelofelijk spannend gebied; enerzijds de grandeur van de Eucharistie volledig erkennen, niets afdoen van de heilige Aanwezigheid van God onder ons, en anderzijds, ons daarmee niet opsluiten in hoogmoedige afstand tot ongelovige of zoekende mensen. Daar valt wellicht nog heel veel meer over te zeggen maar ik wil toch ook nog graag even naar dat prachtige Evangelie.  

Als u de Evangelies van de laatste weken gevolgd hebt dan weet u dat de spanning tussen de zelfgenoegzame Farizeeën en Jezus steeds verder is opgelopen. Ik moet dat “zelfgenoegzame” trouwens wel een beetje nuanceren, want ik denk dat de Farizeeën ook ècht dachten dat ze het geloof in de ene ware God moesten beschermen tegen Jezus met zijn “malle fratsen”. Deels snapten ze Hem gewoon niet, en deels snapten ze Hem juist heel goed, maar waren ze bang om van hun eigen ivoren toren te worden gestoten. Afijn. De Farizeeën denken nu een list te hebben om Jezus te vangen. Ze sturen Farizeese leerlingen op Hem af samen met Herodianen. Dan zit Jezus in de val. Want zegt Hij “Wel belasting betalen”, dan neemt Hij afstand van de ene ware God, die voor een gelovige de Enige is aan Wie wij iets schuldig zijn. Zegt Hij “Geen belasting betalen”, dan wordt hij door de aanhangers van Herodus gezien als een staatsgevaarlijke opruier. En dan is daar weer die sublieme reactie van Jezus, die wel van goddelijke oorsprong móét zijn: “Geef eens een belastingmunt?” Dat doen ze, en daarmee staan ze meteen zelf in hun hemd. Gelovige Joden vervloekten het Romeinse geld om meerdere redenen maar vooral ook omdat er een beeltenis op stond van de keizer die als een god vereerd werd. Officieel wilden zij daar niets mee te maken hebben, maar met het in bezit hebben en het tonen van die munt komt hun schijnheiligheid vol in het licht. “Dat beeld is van de keizer”, zegt Jezus, “geef dan aan de keizer wat van hem is”. …….“En God schiep de mens, naar Zijn beeld en gelijkenis”, hebben we in het Scheppingsverhaal gehoord. “Geef dat beeld van de keizer maar terug aan de keizer, maar geef het beeld van God, het beeld dat jij zelf bent, terug aan God”. Natuurlijk hebben wij te dealen met alle wederwaardigheden van deze wereld en moeten we allerlei vormen van belasting betalen; maar dat is allemaal bijzaak. Het belangrijkste is dat we God geven wat Hem toekomt; dat is onze ziel, dat is heel ons hart, heel ons leven waarmee wij Gods liefde in deze wereld handen en voeten mogen geven. Amen.

 

12 Oktober 2020

Overweging bij 25 jarig diaken-jubileum. (28ste zondag 2020)

Daar staan we dan met alles wat er over gebleven is van iets wat een groot feest had kunnen zijn. Een heleboel mensen hebben om begrijpelijke redenen afgezegd. Het koor, waarop wij ons erg verheugd hadden, dat ook nog speciaal mijn lievelingslied had ingestudeerd, moest op het laatste moment alsnog afhaken. Maar ja, eigenlijk is het ook maar een luxe-probleem. Er zijn zoveel ergere dingen. Bovendien, zoals in het Evangelie staat; het feest, het bruiloftsmaal, de Eucharistie, die gaat hoe dan ook door! En voor een goed verstaander is dat toch het allerbelangrijkste. Ik ben in elk geval blij dat u er wel bent en dat mr. van den Brand en mw. van den Berg muzikaal en vocaal redding brengen. Want geloof me, er zijn momenten geweest hier in deze kerk, dat ik mw. van den Berg heb horen zingen en dat ik aan een engel dacht. Heel blij ben ik ook met de aanwezigheid van mijn oud collega’s; diaken Henk van Thiel, kapelaan Herman Schaepman en pastoor of pére, moet je tegenwoordig zeggen; pére Theo van Osch. En naar pastoor Ponsioen zal ik zo maar even zwaaien want die zit achter de computer.   

Tja, wat zal je verder nou eens zeggen op zo’n dag als deze? We vieren mijn 25 jarig jubileum en dan zou het dus over mij moeten gaan. Velen van u hebben het artikel gelezen dat ik schreef over die 25 jaar, en daar hebt u kunnen zien dat de hoofdrol gespeeld wordt door mijn vrouw. Haar “schuld” is het, dat ik diaken ben geworden, want zij moest zo nodig trouwen voor de Kerk. Of misschien kun je ook zeggen dat het begonnen is bij mijn ouders. Zij hebben een zoon op de wereld gezet, die alsmaar vragen bleef stellen bij het leven. Eentje ook, die niet tevreden was met een half antwoord. Of zou het begonnen zijn bij mijn oudste zus, ons Nel, die de eerste stukjes van een antwoord heeft aangedragen. Wat ik maar zeggen wil; het is niet hier of daar begonnen. Het is overal begonnen. En zo is het ook niet –mijn ding- dat ik diaken geworden ben, het is -ons ding-. Beste mensen het is een feest, het jubileum ook wel, maar vooral het feit dat God ons gevonden heeft, dat God ons gedreven of geroepen heeft, en dat daarmee ons leven nooit meer doelloos is. Dat er in de kern geen angst meer bestaat, omdat de moeder van alle angsten, de angst voor de dood, overwonnen is. Want dat is toch het leven in de kern. Wij grijpen ons met alle macht vast aan het tijdelijke geluk, hier en nu, terwijl je zeker weet dat het ooit voorbij zal zijn. Maar geluk dus, daar gaat het wel om. Nu heeft God ons zo “geprogrammeerd”, zal ik maar zeggen, dat wij alleen gelukkig zijn als we de liefde kennen. En met liefde bedoel ik iets anders dan wat je in Shownieuws te zien krijgt of in de meeste films. God zelf is liefde. Uit liefde heeft Hij ons geschapen. Uit liefde voor ons is Hij mens geworden. En omdat wij maar niet wilden luisteren heeft Hij de hoogst mogelijke daad van liefde gesteld; Hij heeft zich voor ons dood laten martelen aan een kruis. Hoe had Hij ooit nòg meer liefde moeten betuigen? God heeft de Schepping gegeven, Hij heeft de richting naar het hoogste geluk aangeduid, en met een soort doodsschreeuw van Zijn Zoon heeft Hij ons gesmeekt; “Luistert dan toch!” Alles wat God meer zou doen, dan zo, uit liefde voor ons te sterven, zou neerkomen op dwang. En dwingen kan God niet en wil God niet omdat Hij met dwang de Liefde onmogelijk maakt en dus Zichzelf zou verloochenen. En zo is God er min of meer toe veroordeeld om ons alleen onzichtbaar nabij te kunnen zijn. Maar met alles wat God wèl heeft kunnen doen, roept Hij ons op, om te antwoorden met liefde. Nogmaals niet die snelle liefde, die meer op zelfbevrediging lijkt, maar een christelijke liefde, christelijk, op Christus gelijkend. Een liefde die erop gericht is de ander gelukkig te maken. Als wij ons op die Liefde willen richten, zullen we niet alleen tijdelijk, maar eeuwig gelukkig zijn; dat is de belofte.

Maar ja, eeuwig geluk, dat is natuurlijk ook nogal niet iets om te geloven vandaag de dag! En daarmee kom ik bij de volgende generatie uit. Want veel dank ben ik verschuldigd aan onze kinderen. Ons liefste bezit…..nou ja bezit, onze kinderen, zijn ons op een heel natuurlijke manier blijven uitdagen en bevragen. Dat was niet altijd leuk, maar wel altijd heel oprecht en zinvol. Van de week had ik er weer zo een; “Pappa jij zegt wel mooi in dat stuk van jou dat iedereen zijn eigen weg in geloof mag gaan, maar tegelijk zeg je dat er maar één manier is”. En dat klopt inderdaad allebei. God geeft ons volledige vrijheid om onze eigen weg te gaan. Maar tegelijk is er voor iedere mens uiteindelijk toch maar één weg. Eén persoonlijke en unieke weg die beantwoordt aan de roeping die jij van Godswege hebt. Dat wil dus zeker niet zeggen dat we allemaal hetzelfde moeten doen. Wat wel voor iedereen hetzelfde is, dat is het luisteren; eerlijk luisteren naar hoe God de mens bedoeld heeft. Maar de konsekwenties van dat luisteren, die zijn voor iedere mens volslagen uniek. Abraham Josjua Heschel, een joods filosoof, zegt het zo prachtig; “Jij bent uniek op de plek waar jij staat. Want wat jij in deze tijd en op jouw plek kunt doen, dat kan niemand anders in de hele mensengeschiedenis. Als jij dus niet doet wat jij kunt, dan zal het nooit gebeuren”.  Zo bijzonder is de roeping van ieder van ons!

Maar er is nòg iets wat ongelofelijk veel vreugde kan brengen; de Biecht. Want we willen het wel zo graag allemaal goed doen, en ik kan het misschien mooi vertellen, maar soms zijn we toch ook van die verschrikkelijke slapjanussen, angsthazen, luilakken  of egoïsten dat we gewoon een hekel aan onszelf beginnen te krijgen. En ook die hele last mogen we dan zomaar weer bij God neer kieperen! Natuurlijk niet met een houding van; “Zoek Jij het maar uit”, maar met de bede; “Lieve God ik ben van mezelf te slap, wilt U mij overeind helpen?” En gegarandeerd: dan is Hij er!

Mooi gesproken Pieter, maar vertel nou eens wat je eigenlijk bereikt hebt in die 25 jaar? Daar kan ik heel kort over zijn. Niets. Nada. In termen van de wereld heb ik helemaal niets bereikt. Ik kan tenminste geen twee mensen aanwijzen die dankzij mij bij God uitgekomen zijn, al kan ik evenmin uitsluiten dat er die wel zijn. Ondanks mijn goede bedoelingen lopen de kerken leeg waar ik bij sta. Maar dan kijk ik met een scheef oog naar Jezus en dan vraag ik Hem: “En jij dan Jezus, wat heb Jij bereikt”? “In de ogen van de wereld heb ik ook niets bereikt” zou Hij zeggen, “Ze hebben Mij hier aan dit kruis gespijkerd”. Voor het oog van de wereld was Hij een mislukkeling. Maar wat voor Jezus van onvergelijkbaar groter waarde was dan de waardering van de wereld, dat was en is de liefde van de Vader. Natuurlijk wil ik mijzelf in de verste verten niet meten met Jezus, maar de boodschap begrijp ik wel. Het allerbelangrijkste van het leven is niet wat je allemaal gepresteerd hebt, niet hoe de mensen over je denken, maar hoe je staat in je relatie tot God. Uiteindelijk zal Hij alleen, -God en niemand anders- bepalen, wat het leven van ieder van ons waard is geweest. In die ruimte mogen wij leven. In die ruimte betekent 25 jaar diakenschap helemaal niets maar toch ook weer heel veel. Mogen we allemaal leren dieper te luisteren naar Hem die ons roept, “Adam, mens, waar ben je?” om op te gaan in Zijn liefde, oftewel eeuwig te leven, vanuit het enige antwoord waar onze God recht op heeft; “Ja, hier ben ik”.   Amen.

 

 

 

 

 

 

18 September 2020

"Zijt gij kwaad omdat Ik goed ben....?" 25 ste zondag jaar 2020

Jes. 55,6-9, Fil. 1,20c-24.27a Mt. 20,1-16a

Zijt Gij kwaad omdat Ik goed ben……“Zijt Gij kwaad omdat Ik goed ben”, meer dan die paar woorden hoeven we eigenlijk voor de rest van de week niet te onthouden. “Zijt Gij kwaad omdat Ik goed ben”. Als wij met dat zinnetje leven dan zijn wij in een klap verlost van meer dan de helft van onze ruzies en zelfs van oorlogen. Want hoeveel ruzies ontstaan er niet doordat wij onszelf tekort gedaan voelen? Vaak ten onrechte. Altijd maar vergelijkend met wat een ander heeft of wat een ander kan. En juist in dat  verschrikkelijke vergelijken, dat meten van waarden; geld, succes, populariteit, waartoe wij zo’n sterke neiging hebben, dáár begint de jaloezie, de roddel, de wrok en de ruzie. Wij kunnen het maar zo moeilijk doen met wat God ons geven wil. Vooral niet als we zien dat iemand anders op een bepaald vlak meer heeft dan wij. Altijd maar hameren op onze rechten, onze verworvenheden; dat we eigenlijk toch wel meer of beter verdienen dan die of die. En wat een prachtig verhaal van Jezus, om ons haarfijn te confronteren met die onhebbelijkheid. Het heet niet voor niets “Woord van God”. “Zijt gij kwaad omdat Ik goed ben”. God wil iedereen geven wat hij of zij nodig heeft om te leven, en wie van ons mag daar iets tegenin brengen? Ik heb nog een paar minuten over voor deze preek, maar Jezus gebruikt een parabel om iets duidelijk te maken. En is het niet een beetje aanmatigend om dan nog eens te gaan uitleggen, wat Jezus zelf al zo duidelijk zegt? Misschien doen we er daarom het beste aan om de laatste zes zinnetjes van het Evangelie nog eens over te lezen. Die spreken volgens mij duidelijker taal dan wat ik er over zou kunnen zeggen.  

 

Of toch nog een kleine aanvulling. Ik heb mijn vrouw gezegd dat ik vandaag wel een hele korte preek heb, omdat het Evangelie van zichzelf zo overduidelijk is. Maar daarop ontstond toch een hele discussie. Mijn vrouw nam het op voor de mopperende werkers van het eerste uur. Ze snapte wel dat zij toch ontevreden waren, want zo gemakkelijk is dat niet, dat omdenken; dat hen toch geen onrecht was aangedaan en dat ze toch gekregen hadden wat er afgesproken was. En natuurlijk, dat is ook zo. Gemakkelijk is het misschien niet, maar wel heel erg de moeite waard. Want als je het kunt, werkt het enorm bevrijdend; Dat je zo op God mag vertrouwen dat Hij je zal geven wat je nodig hebt en dat je ook niet méér hoeft te willen hebben of te zijn dan wat Hij jou geeft. Amen. 

 

 

 

 

 

“Zijt Gij kwaad omdat Ik goed ben.....? ”, meer dan die paar woorden hoeven we voor de rest van de week niet te onthouden. “Zijt Gij kwaad omdat Ik goed ben”. Als wij met dat zinnetje leven dan zijn wij in een klap verlost van meer dan de helft van onze ruzies en zelfs van oorlogen. Want hoeveel ruzies ontstaan er niet doordat wij onszelf ten onrechte tekort gedaan voelen? Altijd maar vergelijkend met wat een ander heeft of wat een ander kan. En juist in dat verschrikkelijke vergelijken, dat meten van waarden; geld, succes, populariteit, wat wij alsmaar blijven doen, daar begint de jaloezie, de roddel, de wrok en de ruzie. Wij kunnen het maar zo moeilijk doen met wat God ons wil geven. Vooral niet als we zien dat iemand anders op een bepaald vlak meer heeft. Altijd maar hameren op onze rechten, onze verworvenheden; dat we eigenlijk toch wel meer of beter verdienen dan die of die. En wat een prachtig verhaal van Jezus, om ons haarfijn te confronteren met die onhebbelijkheid. Het heet niet voor niets “Woord van God”. “Zijt gij kwaad omdat Ik goed ben”. God wil iedereen geven wat hij of zij nodig heeft en wie van ons mag daar iets tegenin brengen? Ik heb nog een paar minuten over voor deze preek, maar ik zou zeggen; lees in stilte de laatste zes zinnetjes van het Evangelie maar over. Daar hebt u wellicht meer aan dan aan wat ik nog te vertellen zou hebben.

 

Of toch nog een kleine aanvulling. Ik heb mijn vrouw gezegd dat ik de kortste preek ooit had en daarop ontstond een hele discussie. Mijn vrouw nam het op voor de mopperende werkers van het eerste uur. Ze snapte wel dat zij toch ontevreden waren, want zo gemakkelijk is dat niet, dat om-denken; dat ze toch gekregen hadden wat afgesproken was. En natuurlijk, daar heeft ze ook gelijk in, gemakkelijk is het zeker niet, maar als je het kunt, werkt het wel enorm bevrijdend; Dat je zo op God kunt vertrouwen dat Hij je altijd geeft wat je nodig hebt en dat je niet méér hoeft te willen of te zijn dan dat Hij jou geven wil.  Amen.