Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

Preken

Groeiende serie preken die ik gehouden heb in één van de kerken van de parochie St. Petrus in Uden en de parochie Willibrordus in Oss.

6 Februari 2021

Niet bezeten van zorg. 5e zondag dhjr 2021

Job 7,1-4.6-7,  Ps. 147, 1 Kor. 9,16-19.22-23 Mc. 1,29-39.

De somberheid die vandaag spreekt uit het boek Job, lijkt veel op de krant van vandaag. Eén en al ellende; nog meer corona-zorgen lijken op ons af te komen, dreigende burn-out bij 80 procent van de jongeren, zedenmisdrijven alom, algoritmen die op een akelige manier grote bevolkingsgroepen beïnvloeden, klimaatproblemen, een overheid die op allerlei gebieden tekort lijkt te schieten, gemopper over het tempo en/of de manier van vaccineren en ga zo maar door. Onana de keeper van Ajax een heel jaar geschorst (al vind ik dat als Feyenoordsupporter natuurlijk niet zo heel erg). Een van de weinige dingen die de krant leuk noemt, is de komst van sneeuw en ijs. Maar ook daar zal niet iedereen even blij mee zijn.  

En wat een gigantische sprong dan, van de laatste zin uit het boek Job; “Nooit meer zal mijn blik het goede aanschouwen” naar de eerste van de psalm: “Hoe goed is het te zingen voor onze God, hoe heerlijk Hem onze lof te brengen”. Het valt voor een gemiddeld mensenhart niet mee denk ik, om dat zomaar te voltrekken; om midden in de ellende, God lof te brengen. Ik weet niet hoe andere mensen dat doen, maar als ik niet zou blijven bidden, als ik bij alles wat er in onze wereld en in mijn eigen leven gebeurt, God los zou laten, dan zou ik misschien ook wel wanhopig worden. Dezelfde Job van de eerste lezing is mij daarin tot een krachtig voorbeeld. Want we lezen hier dan wel een stukje dat wanhoop ademt; als we het hele boek Job bezien dan is de conclusie juist tegenovergesteld; deze Job die zo veel harder geslagen wordt dan wij allemaal, hij blijft met God in gesprek, hij weigert Hem los te laten of af te vallen. Hij knokt zich dwars door alle ellende heen met als slotconclusie; “Alleen van horen zeggen kende ik U, nu heb ik U gezien met eigen ogen’. “Daarna leefde Job nog honderdveertig jaar”, zegt de Bijbel, “hij zag zijn kinderen en kleinkinderen tot in het vierde geslacht”.  

Wat ik maar wil zeggen; Wij hebben het leven niet zelf in de hand. Wij zullen ons moeten blijven wenden tot God, die gaat over leven en dood. Wij zullen ons vertrouwen moeten blijven stellen op Hem, meer dan op onze eigen prestaties. Wij mogen met Hem meewerken, maar wij bepalen niet wat er gebeurt.  

Vandaag mogen wij ook een dag mee optrekken in het leven van Jezus. Ook Hij bepaalde niet zelf wat er gebeurde maar Hij ging op een bijzondere manier om, met de gebeurtenissen in Zijn wereld. Het leed in de wereld laat Hem niet onberoerd, maar Hij laat zich er niet door bepalen. En dat, zo weten we, trekt Hij door tot in het uiterste; “Als het mogelijk is Vader, laat dan deze beker aan mij voorbij gaan”, maar ook “niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt”; bidt Jezus in Zijn laatste uur in de Hof van Olijven. Jezus kan de dood niet voorkomen, maar Hij raakt er niet bezeten van. 

Zoals we zien begint zo’n dag in het leven van Jezus met gebed. Hij komt immers recht uit de synagoge als Hij naar het huis van zijn beste vriend gaat. Daar wordt Hij meteen overvallen door een jobstijding. De schoonmoeder van Petrus is ernstig ziek. En hoewel het een sabbath is, redt Jezus de situatie door haar te genezen. Dat is Jezus ten voeten uit; onmiddellijk ingaan op de concrete nood van mensen. Niet eerst allerlei “Ja maars”; niet “wat zullen de Farizeëen van de wereld ervan denken?”; nee, gewoon aanpakken. En dat doet Hij verder een groot deel van de dag; “De hele stad dromde samen voor de deur”, staat er, “en Hij genas talloze zieken en dreef boze geesten uit”. Wie dus geen zorg heeft voor zijn naasten, wie zijn hart sluit voor zijn medemens in nood, wie niet deelneemt aan de leniging van vaak schijnende noden van ontelbare armen, onderdrukten, zieken en eenzamen, die kan zich moeilijk een volgeling van Jezus noemen. Dat sociale, helpende aspect van het ‘leerling zijn van Jezus’ is sinds de jaren zestig van de vorige eeuw echter zo benadrukt, dat het ten koste is gegaan van die andere dimensie die net zo belangrijk is; het gebed. Zowel het openbare gezamenlijke gebed, als het persoonlijk individuele. Gebed wordt tegenwoordig door velen beschouwd als een jammerlijk verlies aan tijd. Dure tijd, waarin je zoveel andere en betere dingen had kunnen doen. Maar als wij leerlingen van Jezus willen zijn, dan kijken we naar wat de meester doet. Hij begint de dag met gebed en Hij eindigt de dag met gebed. Ook al hoort Hij dat “iedereen Hem nodig heeft”. Ook al weet Hij dat Hij in die tijd nog zoveel meer goeds had kunnen doen. Sterker nog; Jezus gaat helemaal niet meer terug naar al die mensen die Hem zo hard nodig schijnen te hebben. Hij trekt juist verder, “naar alle andere dorpen en steden in de omtrek om ook daar te prediken”. Want dat prediken staat voorop. Het is in het kielzog van die prediking dat Hij de mensen geneest. De prediking van het Rijk Gods, daar gaat het om. Mensen tot geloof brengen, dat is de missie van Jezus; Geloof, of vertrouwen op God brengen. Vertrouwen dat Hij ons tenslotte overal doorheen helpt. Dat is Zijn prediking en dat is het voorbeeld dat Hij ons geeft met Zijn leven, met Zijn sterven en Zijn verrijzenis.

De problemen van dit ondermaanse zullen nooit helemaal opgelost worden. Maar wat telt is dat wij blijven geloven, dat wij ons geborgen weten in Hem die zoveel groter is dan corona en klimaat en alles waar wij ons zo druk om maken. Wel proberen zo goed mogelijk te zorgen, maar er niet bezeten van worden.

Amen.

 

 

 

16 Januari 2021

Zien en gaan. 2e zondag dhjr. 2021

Met de doop van de Heer, vorige week, hebben we de Kersttijd afgesloten. We zijn weer in het groen, dat betekent dat we in de gewone zondagen van het jaar zitten. Hoewel; “gewone zondagen” bestaan niet voor iemand die Eucharistie mag vieren en er de diepte van kent. Maar ook in andere zin bestaan gewone zondagen al bijna een heel jaar niet. We moeten alsmaar dat vervelende, saaie “afstand houden’, er valt zelfs geen normale verjaardag te vieren, onze jongeren lopen bijna tegen de muur op van verveling en uitzichtloosheid en de nieuwsberichten geven ook weinig aanleiding tot vrolijkheid. We zijn het corona-virus kennelijk nog lang niet de baas; integendeel, er komt misschien nog wel een grotere dreiging op ons af. Ondertussen ligt de grootste wereldmacht met zichzelf overhoop, en is ook onze eigen regering gevallen. Eerlijk gezegd verbaast het mij, en wij mogen daar best dankbaar voor zijn, maar het verbaast mij soms, dat de meesten van ons het, ondanks alles, toch nog zo goed hebben. De kachel brandt nog steeds en voor honger hoeven we ook niet direct te vrezen. Maar naast die materiële kant mogen wij ons toch vooral rijk prijzen met de notie van God die ons bijstaat. Want zoals paus Benedictus lang geleden al zei; “Als God niet voor je bestaat, dan ben je overgeleverd aan de elementen die je zelf moet zien te beheersen”. Zie daar de echte voedingsbodem voor angst en depressie. Want niemand kan zijn eigen leven maken, noch  garanderen. Alle virologen, wetenschappers en politici ten spijt; tenslotte is er maar één veilige haven en die is hier te vinden. Niet per sé in dit gebouw, maar bij de persoon die wij vieren; Jezus Christus. 

Als je de Schrift-teksten van vandaag met een nuchtere of kritische blik beschouwt, dan valt er amper een touw aan vast te knopen. Drie keer achter elkaar roept God Samuel aan en als hij eindelijk op de goede manier luistert, dan denk je: –nou heeft God zeker wel iets heel belangrijks te zeggen- maar dan zegt Hij niets. Had Hij het arme jong niet beter kunnen laten slapen? Het Evangelie is nog mysterieuzer. Hoe weet Johannes dat hier het “Lam Gods” voorbij gaat? En wat is dat überhaupt; het “Lam Gods?” We zitten nèt in het eerste hoofdstuk van Johannes, Jezus heeft nog helemaal niets bijzonders gedaan; hoe kan Johannes dan nu al weten dat Jezus het “Lam Gods” is? Vervolgens vragen de leerlingen om te mogen zien waar Jezus verblijf houdt. Worden wij, met hen, nieuwsgierig naar wat daar dan wel te zien zal zijn….. Maar…helemaal niks,….. lezen we daar over.

Een tijd geleden had ik contact met een oudere mevrouw die zich helemaal vast zat te bijten in de Bijbel en probeerde alles te begrijpen. Ik heb het haar ernstig afgeraden want als je alles wilt begrijpen wat in de Bijbel staat dan houdt je waarschijnlijk vooral veel hoofdpijn over. De grootste bijbelgeleerden hebben hun hele leven gestudeerd op één Bijbelboek en dan zijn ze het er nog lang niet over eens wat er nou precies staat en hoe dat in het Nederlands vertaald zou moeten worden. Kun je er dan niks mee? Ja natuurlijk wel. Kijken wij naar het stukje evangelie van vandaag dan komen wij daar zes keer het woord “zien” tegen en zes keer een vervoeging van het woord “gaan”. “Zien en gaan”. Die twee horen bij elkaar, zo zou je kunnen zeggen, als de hemel bij de aarde, als de zee bij het land, als de dag bij de nacht. Als wij “zien” dat God bij ons is, dan “gaan” we een stuk lichter door het leven. En dat is trouwens ook waar het hele Evangelie om draait. De Goede Boodschap gaat nergens anders over dan dat God zich geopenbaard heeft, zich zichtbaar gemaakt heeft aan ons mensen, opdat onze gang door het leven lichter zou worden. Of dat nou beschreven wordt in de mysterieuze woorden van Johannes, of door de wat nuchterder Marcus, maar dáár gaat het om; dat God zich zichtbaar heeft gemaakt onder de mensen.

En wat verder nog eenvoudig uit de lezingen is op te maken is dat mensen altijd weer geroepen worden. Drieduizend of misschien al vijfduizend jaar geleden Abraham en Samuel, tweeduizend jaar geleden de leerlingen rond Jezus en vandaag wij. Om te zien en te gaan. Om te zien, om in te zien, dat God ons draagt, om trouw te blijven aan het verbond dat Hij met ons gesloten heeft en om gaandeweg en op onze beurt te getuigen van Hem. Zó, dat komende generaties Hem ook kunnen kennen. Dat zij het lichte juk dat Hij hen oplegt op zich mogen nemen maar verder niet zo bang zijn.

De laatste woorden die in dit Evangelie zijn opgetekend over Johannes luiden: “Hij zag, en geloofde”. Wat zag Johannes dan? Hij zag eigenlijk niks. Ja, een leeg graf, dat zag hij. Maar in dat lege graf zag Hij de hand van God. Hij zag, hij geloofde en hij ging. Amen.

 

2 Januari 2021

"A star is born". Openbaring van de Heer. 2021

Openbaring des Heren Jes. 60,1-6, Ef. 3,2-3a.5-6 Mt. 2,1-12

Voor de oosterse christenen verloopt de openbaring van Jezus Christus, die we vandaag vieren, langs drie gebeurtenissen of feesten; Als eerste  de erkenning van het Kind door de wijzen uit het oosten (wat we vandaag vieren), als tweede de doop van Jezus in de Jordaan en tenslotte Zijn eerste wonder; het wijnwonder op de bruiloft van Kana. Wij vieren vandaag de eerste van de drie, in de volksmond -3 koningen- genoemd. Het is een mooi verhaal dat door de eeuwen heen de fantasie behoorlijk geprikkeld heeft. Terwijl wij spreken over 3 koningen, wordt nergens in het Evangelie gezegd dat het er 3 waren. Evenmin dat het koningen waren. Ook hun drie namen Melchior, Caspar en Balthasar kom je in het Evangelie nergens tegen. Sommigen menen zelfs dat hun leeftijden ergens aan af te leiden zijn. Het lijken mij allemaal details die er niet echt toe doen. Het gaat om de boodschap die met dit verhaal wil worden uit-gezegd.En wat dat aangaat heb ik weer een mooie impuls gekregen van de Amerikaanse bisschop Robert Barron. Hij legt het verhaal van de drie koningen langs ons eigen onderweg zijn met God.  

De figuren die koningen genoemd worden zijn astronomen, astrologen, geleerde sterrenkijkers die in de sterren zoeken naar betekenis, zin en inhoud.Wij zouden zeggen dat ze op zoek zijn naar God. Zoals de heilige Edith Stein zegt; “zoek je de waarheid dan zoek je God”. Dat sterren kijken doen die wijzen heel serieus, heel aandachtig, elke nacht opnieuw, jaar in jaar uit, kijken en standen vergelijken, het is een levenstaak. En hoe doen wij dat? Hoeveel energie en hoeveel aandacht besteden wij aan het zoeken naar God? Wij hebben het vaak zo druk met van alles en nog wat dat zoiets nutteloos als ‘naar de sterren kijken’ er bij in schiet. Ook het beschouwen van ons leven in relatie tot de Ene ster?  

Afijn de wijzen zien de ster en gaan meteen op reis, ze komen in actie. Nu was reizen in die tijd een riskante onderneming zeker voor die wijzen die helemaal niet gewend waren om te reizen. Maar nu twijfelen ze geen moment; ze gaan meteen op weg. En hoe is dat met ons? In hoeverre brengen wij de moed op om te doen waarvan we eigenlijk wel weten dat we het zouden móéten doen? Komen wij echt in beweging als het nodig is? Met enthousiasme, omdat we de ene Ster hebben gezien, immers gedoopt als we zijn?   

Vervolgens stuiten de wijzen die op weg zijn naar het Licht op tegenstand; Herodus. “En dat”, zegt Robbert Barron, “is exemplarisch voor iedere mens die op weg is naar God”. Niet soms, niet vaak, maar altijd! Want de wereld probeert ons constant vast te houden en naar beneden te trekken. Het kwaad in en om ons heen, probeert ons opgaan naar God te dwarsbomen. Dat geldt gewoon voor ons mensen in alle aspecten van het leven, maar ik heb het zelf een keer heel duidelijk voor me gezien toen ik nog met alcohol –en drugsverslaafden werkte. Toen het een bepaalde persoon leek te gaan lukken, om van zijn verslaving af te komen, werd hem door zijn mede-patiënten het leven moeilijk gemaakt. En in een vrij weekend werd hij gestimuleerd om gewoon weer te gaan gebruiken. Immers, als het hem niet lukte, was dat een mooi excuus voor het eigen onvermogen. En zo werkt het echt; steeds als iemand de wil van God probeert te doen, roept dat weerstand op bij anderen, die dat niet willen, niet durven of niet kunnen. Dus schrik nooit van de weerstand die je tegenkomt; die móét je wel tegenkomen als je los probeert te komen van de zondigheid in onze wereld. Herodus staat hier symbool voor die weerstand.  

De wijzen passeren Herodes en vinden Jezus in de kribbe. Ze knielen ze voor Hem neer en bieden Hem geschenken aan; traditioneel uitgelegd als; goud omdat Hij koning is, wierook omdat Hij heilig is een mirre omdat Hij zal lijden. Maar je kunt er ook in algemene zin naar kijken; Wat geven ze aan het kindje Jezus? Ze geven het beste wat ze hebben. Niet alleen iets wat veel geld waard is, maar gewoon het beste wat ze hebben. Zo kun je weet hebben van de ster, misschien heb je de moed om op weg te gaan en overwin je de weerstanden die je tegenkomt. Maar dan, als je God gevonden hebt, geef je Hem dan ook het beste van wat je hebt? Of meet je op het beslissende moment de zaak toch nog af; wel wàt aan God geven, maar niet het beste van wat je te geven hebt? Het beste wat je te geven hebt, dat ben je natuurlijk zelf; met heel je hart, heel je ziel heel je verstand en heel je kracht. Hem liefhebben doorheen het leven wat je gekregen hebt, doorheen de mensen die je op je weg tegenkomt. 

En tenslotte; de wijzen gaan langs een andere weg terug. Als je Christus eenmaal gevonden hebt, als je Zijn Licht eenmaal gezien hebt, dan kun je eenvoudigweg niet meer langs dezelfde weg terug,niet meer gewoon doorgaan waar je mee bezig was. Als God je geraakt heeft, dan kan je leven nooit meer hetzelfde zijn als voorheen. Hij laat je nooit meer los en jij laat Hem nooit meer los.

Mogen we zo het nieuw jaar in gaan. Dóórgaan in ons opgaan naar God, groeiend in geloof, toenemend in kracht. om tenslotte, net als de wijzen, het beste te geven wat we hebben. Amen.

27 December 2020

In geloof je weg gaan; Feest van de H. Familie. 2020

Gen. 15,1-6;21,1-3,  Hebr. 11,8.11-12.17-19 Lc. 2,22-40 

Gisteren op de feestdag van H. Stefanus, sloot de pastoor af met een kleine duiding van de inhoud van het feest. “Het feestelijke van vandaag is natuurlijk niet dat er iemand gestenigd is”, zei hij, “maar dat hij voor het gelóóf gestenigd is”. “Nou, dank je de koekoek” dacht ik, “dat maakt het inderdaad een stuk leuker, dat die diaken gestenigd is om zijn geloof!” Om met Maxima te spreken; “De pastoor was een beetje dom”. (….) Want het is natuurlijk een vreselijke schande dat er een diaken gestenigd wordt óók, en misschien nog wel méér, als dat om zijn geloof is. Het feestelijke eraan is, dat deze diaken zo’n sterke godsverbondenheid kende dat hij zich niet de mond liet snoeren, ook niet als hij dat met steniging moest bekopen. Daarmee geeft hij een onverwoestbaar getuigenis.

Maar vandaag hebben we weer een heel ander feest. We vieren vandaag de Heilige Familie. Als wij in, deze dagen na kerstmis, terugkijken op de kinderjaren van Jezus, dan lopen we het gevaar te blijven steken in een al te eenvoudig en romantisch beeld; Maria en Jozef wisten vanaf het begin dat ze met een heilig kind te doen hadden en hoefden zich dus geen zorgen te maken. Hij was immers de Zoon van God en Hij wist dus zelf goed wat Hij moest doen! Maar zo is het natuurlijk helemaal niet geweest. Dat kun je heel goed zien aan dat ene zinnetje midden in het Evangelie; “Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat er over dit kind gezegd werd”. Zoals gezegd, achteraf snappen wij de gang van dit kind misschien wel, maar zijn ouders, noch Jezus zelf wisten van te voren wat het betekende om Gods Zoon te zijn. Zelfs tot heel kort voor Zijn dood was Hij nog heftig in strijd met de Vader over het hoe en waarom van Zijn bittere einde.  Nee, Maria en Jozef ze zagen de tekenen, ze hoorden wat er van Hem gezegd werd, “maar ze verbaasden zich keer op keer en Maria bewaarde alles in haar hart”; zo staat er. En Maria en Jozef doen verder gewoon met Jezus wat elke vrome Jood deed; Zo goed mogelijk leven volgens hun geloof en de Wet die ze kenden. En ze wisten waar het goed voor was “dat toe-heiligen van de eerstgeborene van het mannelijk geslacht aan de Heer”. Ze kenden de betekenis van de tempel in Jerusalem die volgens de overlevering precies stond op de plek waar Abraham zijn enige zoon Isaak dacht te moeten offeren. Wat ze nog niet wisten was dat hun Zoon het geloof van die tempel niet zou overleven en echt geofferd zou worden. Maar ze blijven luisteren, ze blijven de dingen van het leven volgen in geloof. Ze geven Jezus mee wat ze zelf hebben geleerd aan wijsheid en waarheid vanuit hun geloof, maar ze laten Hem ook vrij om Zijn eigen weg gaan. Precies zoals Abraham. 

Bij lezing van het verhaal over het offer van Isaak gaan menig wenkbrauwen fronsen; “Wat een achterhaald en primitief gedoe met die mensenoffers!” Moet daar de kinderbescherming niet op af gestuurd worden? Maar wat nadere studie leert ons dat het hier gaat om één van de fraaiste staaltjes geloofsopvoeding uit de geschiedenis van de mensheid. Geloofsopvoeding voor allebei, zowel voor Abraham als voor Isaac; Abraham is een diepgelovige mens maar hij is zoekende. Moet hij, zoals dat in zijn volk gebeurde, ook zijn zoon aan de goden offeren? Want dat God het belangrijkste is van alles, dat wist hij wel. Maar wat is dat voor een God? Wat wil deze God van hem? Hoe kan Abraham het offeren van zijn enige zoon rijmen met de belofte van dezelfde God, dat zijn nakomelingen talrijker zullen zijn dan de zandkorrels aan de zee? Afijn, ik kan hier in deze vijf minuten geen complete studie geven maar Abraham leert rond dit offer dat hij alles over moet geven in de handen van God. Hij was al weggetrokken uit het land en uit zijn familie; alles wat hem bestaanszekerheid gaf. Dat was al en onbegrijpelijke stap. Maar moet hij nou ook nog alles wat hoop op toekomst geeft opofferen? In de drie dagen dat ze samen onderweg zijn wordt het Abraham duidelijk dat –aan God geven- niet betekent; vermoorden, maar vrij maken, vrij geven; zijn eigen eisen en verwachtingen ten aanzien van zijn kind loslaten en in Gods hand leggen. En tegelijk leert Isaak in dit hele proces van zijn vader dat gehoorzaamheid aan God van het allerhoogste belang is. Hij leert dat geloof niet iets is wat je er zo één keer in de week een beetje bij doet, maar dat het een allesbepalende levenshouding is; een zaak van leven en dood. Het is dan ook belangrijker om je kinderen te leren naar God te luisteren, dan naar jou als vader of moeder. Niet omdat jij als vader of moeder niet het goede voor zou hebben, maar omdat je erop vertrouwt dat wat God voor je kinderen in petto heeft, nog veel belangrijker en beter is, dan wat jij denkt.

Dat is ook de gang van het heilige gezin. De Amerikaanse bisschop Robert Barron, die ik al eerder aanhaalde zegt het zo; Een familie is niet zozeer heilig omdat de kinderen netjes hun ouders gehoorzamen, dat men aardig en behulpzaam is voor elkaar, dat er onderling vergeving is, dat er trouw is enzovoort. Dat zijn allemaal belangrijke dingen waaraan ook ongelovigen waarde hechten. Nee, wat een familie heilig maakt is dat zij buitengewone dingen kunnen doen, en doen, vanuit een ijzersterk vertrouwen op God. Zoals we ook lezen in de tweede lezing; Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roeping van God. Door geloof heeft Sara een onmogelijk geacht kind gekregen. Door het geloof heeft Abraham Isaak ten offer gebracht. En door het geloof heeft Abraham zijn zoon Isaak teruggekregen.  

Misschien ter illustratie iets over mijzelf. Ik ben, zoals men dat wel noemt “een paplepelkatholiek”. Het geloof is mij met de paplepel ingegeven. Of beter gezegd, de gebruiken, de tradities van het geloof, zijn mij van kinds af aan bijgebracht. Want geloof, daadwerkelijk godsvertrouwen kun je niet zomaar doorgeven. Om echt tot geloof of tot godsvertrouwen te komen heb je voorbeelden nodig, maar daar ga je dan wel een persoonlijke, eigen weg mee. Je kunt “gelovig leven” niet zomaar nadoen. Afijn, voordat ik tot dat verinnerlijkte geloof kwam had ik de stellige overtuiging dat ik geen kinderen op deze wereld zou zetten. “Er lijden al te veel mensen honger op deze wereld en als ik per sé een kind wil, dan haal ik er wel een uit Afrika”; zo dacht ik. Na jaren van vallen en opstaan ben ik dus tot dat innerlijke godsvertrouwen gekomen en vanaf dat moment dacht ik; “Als God mens en wereld zo geschapen heeft en het gevolg van de liefde tussen mijn vrouw en mij zou zijn dat er een kind geboren wordt, wie ben ik dan om het tegen te houden?” En “vier kinderen, waar begin je in deze tijd aan!!?”; werd ons voorgehouden. In Godsvertrouwen je weg gaan en het komt goed! Zelfs met vier… of meer kinderen. Dat wil niet zeggen dat er geen dingen gebeuren die je liever niet zou hebben, maar het wil zeggen dat je blijft vertrouwen; Je blijft vertrouwen omdat je zeker weet dat God uitkomst biedt. Niet de uitkomst die jij het liefste ziet misschien, maar wel uitkomst, ooit,…. in het beroerdste geval pas in het eeuwige leven bij Hem. Mogen wij zo groeien in het geloof; durven te getuigen met alles wat we waard zijn maar loslaten waar God kennelijk andere wegen voorzien heeft. Amen.