Ware het niet dat ik mij gesteund voelde door niet de minste Bijbelse figuren, zoals Job en de ongelovige, maar ook heilige apostel Thomas, dan zou ik er wel voor waken om te zeggen wat ik nu ga zeggen. Ik vertel het u toch omdat ik het vermoeden heb dat er nogal wat mensen zijn, die zich in mijn woorden zullen herkennen en daarmee hopelijk steun vinden in hun zoeken. De wonderen van Jezus, waarvan wij ook vandaag weer horen, zijn lange tijd voor mij het bewijs geweest dat het allemaal niet waar is; fictie, Jezus is een verzonnen verhaal. Een goed verhaal, maar een verzonnen verhaal. “Ik heb nog nooit zoiets gezien, het kan niet, en dus bestaat het niet”. Wel als de verhalen uitgelegd werden als zijnde symbolisch. Dan kon ik er wel wat mee. Maar letterlijk gebeurde wonderen; onmogelijk, dus onzin! En daarmee dus ook het centrale punt van ons geloof; de verrijzenis. “Bestaat gewoon niet!” Zodoende ben ik jarenlang verbonden gebleven met een christelijke gemeenschap waarin vooral de symbolische betekenis van Jezus opgeld deed. Daar kun je best een heleboel goeds van leren want tenslotte is alles wat Jezus doet, ook als het symbolisch uitgelegd wordt, van grote waarde.
Maar die wonderen? Ik heb jarenlang gezocht wat ik daar nou mee aan moest. Enerzijds kon het gewoon niet, anderzijds, als het enkel om een symbolische boodschap gaat, waarom schrijven ze het dan niet anders op? Zó, dat het ook voor de kritische geesten van vandaag aannemelijk is? Neem nou de wonderbare broodvermenigvuldiging. Toen ik er naar vroeg, werd mij uitgelegd dat het toch duidelijk moet zijn; “als we met zijn allen delen wat er teveel is, dan is er méér dan genoeg voor iedereen”. Dat is logisch, dat is begrijpelijk en daar kun je dan wel wat mee. Maar dan; Er staat er helemaal niet dat er één iemand was, die te veel had en dat ging delen! Nee, er staat dat er een jongen was die ook veel te weinig had; twee broden en twee vissen; veel te weinig voor 5000 man! Hoe goedbedoeld je daarmee ook aan het breken en delen gaat; het blijft veel te weinig voor 5000 man. Dus; er moet daar wel degelijk iets heel aparts gebeurd zijn, of het hele Evangelie is verzonnen. Eigenlijk is dat nog steeds de keuze waar ieder van ons voor staat; het Evangelie is verzonnen, of het is waar. Uiteraard ben ik tenslotte uitgekomen bij het laatste; het Evangelie moet waar zijn want de eerste leerlingen van Jezus zouden toch wel gek zijn om te sterven voor een verzonnen verhaal!
En toch nog één keer, die wonderen? Ik heb bij nogal wat gelovige mensen, priesters ook, proberen te ontfutselen, hoe ze daar nou echt zelf tegenaan keken. Niet wat de boeken zeiden, want dat wist ik wel, maar hoe ze het echt zelf zagen. En dan kreeg ik nogal wat ontwijkende antwoorden. Ook verwijten; dat ik niet goed geloofde en dat ik maar meer moest bidden en beter moest kijken. Het meest bevredigende antwoord tenslotte heb ik gevonden bij monseigneur Liessen, inmiddels de bisschop van Breda. Hij begreep mijn vraag. “Ja”, zei hij, “het is natuurlijk vreemd en lastig dat wij dezelfde wonderen zelf zo niet meemaken, maar stel nou dat God een bepaalde tijd en een bepaalde plaats heeft uitgekozen om Zich duidelijker te manifesteren? Dat zou toch kunnen?” En inderdaad. Eigenlijk leefde ik met een soort eis; de beproevingen door de duivel waaraan ook Jezus blootstond; “Verander dan die stenen eens in brood, zodat ik het zelf zie. Anders geloof ik niet”. “Zalig zij, die niet gezien en toch geloofd hebben”.
Ik wil nog wel aanvullen dat ik helemaal niet ongevoelig ben voor wonderen, maar dan zijn het de wonderen die elke dag om me heen gebeuren; de zon die er elke ochtend weer staat, de planeet aarde met zijn subtiele klimaat, die in dit woeste heelal overleeft en zoveel mensen al eeuwenlang van voedsel en leefruimte voorziet, de geboorte van een kind, enzovoorts, enzovoorts. Goedbeschouwd zijn het allemaal wonderen.
Tenslotte nog even terug naar het Evangelie. Allereerst laten de wonderen van Jezus zien dat God groter is dan alles waarvan wij denken dat het wel of niet kan. God doet wat Hij wil, niet wat wij denken dat mogelijk is. Daarom worden de wonderen in de Bijbel “tekenen”, genoemd. De zichtbare gebeurtenissen zijn een teken van de grootheid van God. Vandaag horen we over de een doofstomme. Dat zijn wij natuurlijk niet, dus zou de betekenis aan ons voorbij kunnen gaan. Maar toch gaat het ook over ons. De Evangelist schrijft uitdrukkelijk dat een en ander plaatsvindt in het gebied van de Dekapolis, ofwel -de Tien steden-. Het gaat om de Grieks-hellenistische cultuur, ofwel, vanuit het gelovige Jodendom gezien; het heidendom. Wij hoeven daarvoor niet ver te reizen. Als we hier één voet buiten de deur zetten staan we midden in de heidense Dekapolis. En, zoals wij zelf ook weten; in de drukte en de herrie van het huidige stadsleven, dreigt het woord van God volledig overstemd te worden. Dag in dag uit staan we bloot aan de meest malle fratsen die het stadsleven maar voort kan brengen, om van de gekte op TV nog maar te zwijgen. Het wordt ons op alle mogelijke manieren in de oren getoeterd. En hoe meer we van dat alles horen, hoe gemakkelijker we het allemaal –normaal- gaan vinden. Als we niet heel alert zijn, worden we straks ook zelf nog doof voor het woord van God. En daarom; Jezus neemt de doofstomme apart. Hij haalt hem weg uit de kakofonie van de stadsgeluiden. Dat doen wij ook. Wij komen hier samen in dit huis van stilte, waar we mogelijk nog iets van de stem van God kunnen herkennen. Het is alleen in die afzondering, in die stilte, dat Jezus de doofstomme tot gehoor kan brengen.
Het is bekend dat iemand die slecht hoort, vaak ook moeilijk kan praten. Logisch, want als je niet weet wat voor geluiden ergens bij horen, kun je ze natuurlijk ook moeilijk voortbrengen. Zo ook deze doofstomme. Eerst worden zijn oren geopend om te horen, daarna komt pas het spreken. Zo ook met het woord van God; pas als je jezelf ervoor hebt opengesteld, kun je van Hem leren spreken. Er gebeurt overigens nog wel iets opmerkelijks. Jezus raakt de tong van de stomme met speeksel aan. Het staat er niet, maar bedoeld zal toch zijn; Zijn eigen speeksel. Het is een heel fysieke aanraking en zeker nu met die corona, zullen velen ervan gruwen, maar de Amerikaanse bisschop Robbert Barron zegt dat Jezus zichzelf op deze manier “fysiek inplugt” in het leven van de doofstomme. En dat fysieke komen we natuurlijk meer tegen; in het doopsel, maar zo meteen ook in de Eucharistie. Want in de Heilige Hostie, in de Communie plugt Jezus Zijn eigen Lichaam in dat van ons, zo dat wij met Hem één lichaam worden. Zo samen verbonden in de ene Heer, die groter is dan ons hart en ons verstand. Mogen we, vanuit die overgave leren leven en spreken van Zijn grote daden. Amen.
Als we vandaag een titel of thema voor de viering zouden moeten bedenken, dan kwamen we uit bij “de herder met zijn schapen”, ofwel -leiderschap in het volk van God-. Het mag dan eeuwenlang een passend beeld geweest zijn; voor ons, kinderen van de zestiger jaren is dat beeld toch niet zonder complicaties. Want wij willen helemaal geen schapen meer zijn, die achter een herder aan sukkelen. Wij hebben zelf gestudeerd, we hebben geleerd een eigen mening te hebben en voor onszelf op te komen. En dat heeft voor velen dan ook zeker tot een breuk geleid met de pastoors die als herders van de kudde waren aangesteld en soms de wijsheid in pacht leken te hebben. Wij waren wars van autoriteit en zijn daar wellicht ook in doorgeschoten.
En ik kan het niet helpen, maar toen ik Jeremia net hoorde in de eerste lezing, moest ik meteen denken aan het seksueel misbruik in de kerk. “Wee de herders door wie de schapen van mijn kudden omkomen….”, Want ook al zou de helft maar waar zijn; wat is er de laatste decennia funester geweest voor de geloofwaardigheid van onze herders dan dat? Maar dat niet alleen. Er zijn helaas onder de priesters, die dus herder zouden moeten zijn, ook nogal wat mannen die leven alsof de heiligheid van hun wijding, hen zelf ook meteen heilig heeft gemaakt; alwetend en onaantastbaar. En dat is natuurlijk helemaal niet zo; de wijding is heilig, dat zeker wel! Degene die je vertegenwoordigt, Christus, die is heilig, maar als mens moet een priester nog wel laten zien in hoeverre hij een echte herder is. En lang niet elke priester heeft die gave als vanzelfsprekend. Dat kan ook niet en dat is ook niet zo erg als die priester maar eerlijk is naar zichzelf. Want zelfingenomen, afstandelijke priesters dat zijn in elk geval niet de herders die de Kerk toekomst geven. Maar het heeft natuurlijk geen pas om hier nu enkel onze priesters op de korrel te nemen; in ons doopsel zijn we immers allemaal opgeroepen om herder te zijn voor elkaar. En dan moeten we maar eens kijken hoe ver we daar zelf mee komen.
Afijn terug naar de lezingen; In de eerste lezing zien we dat God het er niet bij laat zitten, om de slechte herders te straffen. Nee, Hij vervolgt met een belofte; “Ik Zelf breng de overgebleven schapen bijeen”. Hij zal een afstammeling van David doen opstaan ……die met bekwaamheid regeert. En wij weten wie die afstammeling is. Jezus Christus, de Herder bij uitstek. Jezus heeft het beeld van de goede herder vaak gebruikt. Een goede herder.
De Amerikaanse bisschop Robert Barron zegt wat het is; een goede herder. Een goede herder gaat voorop, hij is tussen de schapen in en komt ze achterop. Als we goede herders willen zijn betekent dat dus; dat we voorop gaan, -dat we richting geven naar het echte leven. Leven met God. Dat we tussen de mensen in zijn; -dat we elkaar helpen om de lasten onderweg te dragen- en dat we achterop komen; -dat we mensen die uit de boot dreigen te vallen er weer bij halen-. Geen mens, geen priester, behalve Jezus, is perfect in alle drie deze facetten. De een zal meer een voorganger zijn, de ander meer een helper. Maar als we eerlijk zijn naar onszelf, dan kunnen we ons wellicht laten aanvullen op onze zwakke plekken en zo samen nog een heel eind komen.
Tenslotte; In het Evangelie laat Jezus zien dat een echte herder nooit vakantie heeft. Oh, ja, hij kan best eens even rusten, dat moet ook. Wij hebben een lichaam van God gekregen dat soms rust nodig heeft. Maar als het nodig is, zo leert Jezus ons, als mensen je ècht nodig hebben omdat ze verloren lopen, dan maak je daar tijd voor vrij. Een echte herder heeft geen CAO en de hemel een stukje openmaken is belangrijker dan vakantie vieren. De hemel een stukje open maken; dat is vakantie vieren. Amen.
Bij het woord “profeet”, denken veel mensen vandaag de dag nog aan iemand die de toekomst kan voorspellen. Iemand met een soort mysterieuze, magische gave, die maar voor een enkeling is weggelegd. Maar zo buitenaards en mysterieus is een profeet helemaal niet. Sterker nog, wij allemaal, wij gedoopte christenen, wij zijn allemaal profeten, of minstens zouden we het moeten zijn. Want in wezen is een profeet niet zozeer een voorspeller van de toekomst. Hij is veel meer een waarzegger; een “waarheid-zegger”, iemand die de waarheid zegt. En de waarheid over Schepping en mens is gelegen in het Woord en de wil van God. Gedoopt als wij zijn, is dat voor ieder van ons dus een opgave; opkomen voor de wil van God in de wereld van vandaag.
In de eerste lezing gaat het over de profeet Ezechiël die zich door God aangesproken weet om in actie te komen onder zijn eigen volk. “In die dagen kwam de Geest over mij en sprak tot mij; Hij deed mij recht overeind staan”. Mooi, dat -recht overeind staan-; een teken van volle aandacht en actiebereidheid. En dan denk je misschien; “ach, maar dat gaat over een volk van toen, een paar duizend jaar geleden”. Nee, het gaat over ons, vandaag! De profeet Ezechiël wordt naar zijn volk gestuurd, dat nukkig en weerbarstig, God de rug heeft toegekeerd. En leven ook wij niet te midden van zo’n volk, dat God de rug heeft toegekeerd? Of…., als we eerlijk zijn; misschien zijn we zelf ook nog wel mensen die, als het puntje bij paaltje komt, God de rug toekeren. Maar een profeet is niet per definitie meteen een heilige. De schuld die een aantal mensen binnen onze Kerk hebben, zoals ook nu weer in Canada aan het licht lijkt te komen, die schuld zal haar nooit ontslaan van haar profetische taak. Dat wij geloven in een heilige katholieke Kerk, betekent twee dingen tegelijk; dat zij al heilig is en dat ze het nog moet worden. Heilig is de Kerk al in haar kern; Jezus Christus. Zondig nog, in ons, mensen die de Kerk van Christus vorm moeten geven. Overigens worden daarbij oude gebruiken vaak beoordeeld met inzichten van nu. Zoals schande gesproken wordt over het slavernijverleden “ja het was fout”, wordt ook schande gesproken over katholieke internaten waar inheemse volkeren tot het katholieke geloof zijn opgevoed. “Ja, misschien was het fout”. Maar asbest was deccenia-lang een geweldig bouwmateriaal, tot ontdekt werd, dat het kankerverwekkend is. Daarmee is de fabricage van asbest destijds, toch geen misdrijf geweest? Maar goed, dat is een zijstraat.
We hebben het dus over een profeet; iemand die opkomt voor de wil van God. En u zult meteen aanvoelen dat iemand die vandaag nog opkomt voor de wil van God het niet gemakkelijk kan hebben. Want onze wereld is doordrongen, niet door de wil van God, maar door de wil van de wereld. De meesten van U hebben het vorige week al gehoord, maar ik kan er nu niet omheen; Wij zijn echt volledig aan het ontsporen; in ongehuwd samenleven, in abortus, in homo –en genderenthousiasme, in euthanasie-praktijken, in de ongebreidelde macht van het grote geld; de nieuwe wereldbeheerser. En als profetie dan inderdaad toch ook iets met voorspellen te maken heeft; -daar gaat onze samenleving aan kapot, als er niet gauw een kentering komt-. Kijk maar in de Bijbel; overal waar een cultuur de ene ware God vergeet, gaat zij te gronde. Dat is niet omdat een boze God dat wil, maar dat is inherent aan het leven zonder God. Want waar de stem van de ene God vervangen wordt door onze eigen stem, daar valt een samenleving uiteen in miljoenen eigen godjes, ieder met hun eigen wil.
Daarom staan wij vandaag de dag precies in de schoenen van de profeet Ezechiël; Wij weten wat God wil en wij zijn verplicht om dat mee te delen aan de wereld; of zij dat nou graag hoort of niet. Letterlijk met Ezechiël; “Of ze het nu horen willen of niet –het is immers een opstandig volk-, ze zullen weten dat er een profeet in hun midden is geweest”. Wij hoeven niet te rekenen, noch te wachten op applaus, wij zijn er niet verantwoordelijk voor of anderen willen luisteren, maar we mogen niet zwijgen als God ons vraagt te spreken. “Ze zullen weten dat er een profeet in hun midden is geweest”. En daar moeten we het bij laten, zoals ook Jezus in het Evangelie het stof van zijn schoenen schudt, als Hij geen gehoor vindt in Zijn eigen vaderstad. Hij spreekt over de wil van God, Hij wordt onderuit gehaald met allerlei insinuaties, maar Hij laat het erbij. Hij kan daar niets uitrichten, Hij kan er geen enkel wonder doen. Hij staat verwonderd over hun ongeloof en gaat verder naar de dorpen in de omtrek. Jezus, noch de Kerk wil mensen dwingen tot wat dan ook. Als mensen willens en wetens voor het verkeerde pad kiezen, dan moeten wij hen ook daarin vrij laten. Wij hebben geen dwingende machtsmiddelen en we willen die ook niet hebben. Want de weg naar God is er in geen geval een van dwang. De weg van God is er een van liefde en genade. Geven, lijden desnoods aan de wereld, sterven desnoods voor de zaak van God, zoals de vele martelaren in de Kerkgeschiedenis. De wil van God kàn er geen van dwang zijn, want Hij is Liefde. En dat die twee, liefde en dwang, absoluut niet samengaan, dat zal iedereen begrijpen. Maar waarschuwen is iets anders dan dwingen.
Wij vieren vandaag weer Eucharistie. Dat is het ultieme teken van Liefde, dat God ons gegeven heeft. Meer dan Zijn eigen leven kan God, in zijn Zoon, niet geven. Laten wij niet nukkig en weerbarstig de weg van de wereld vervolgen, laten wij niet doof en blind blijven voor dit ongeëvenaarde geschenk van God.
Misschien mag ik eindigen met een klein gebedje. Goede God, wij bidden u om kracht en wijsheid. Wij bidden om de goede woorden en een levenshouding die beantwoordt aan Uw bedoelingen; de waarachtig gelukkige mens. Wij verheugen ons in het feit dat Gij onze zonden draagt en dat U ons vergeeft waar wij onze tekorten erkennen. Zo zullen wij nooit verloren lopen. Wees Gij het licht op ons pad. Amen.
Toen ik zo’n 40 jaar geleden ernstig op zoek was naar de zin van mijn leven, - ik had toen de Kerk nog niet ontdekt-, kwam ik tijdens een stage in een verslavingskliniek in Groningen de tuinman tegen die daar de leiding had over het hele tuingebeuren. Al opwerkende met hem, kwamen we te spreken over de zin van het leven. En ik vertelde hem van mijn pessimistisch wereldbeeld; met haar toenemende agressie, de dreiging van een nucleaire oorlog of ramp (toen heel actueel) en de milieu verontreiniging, die een logische consequentie moest zijn van een alsmaar doorgroeiende wereldbevolking. “Het moet”, zo redeneerde ik, “toch slechts een kwestie van tijd zijn, voordat we de hele wereld naar de filistijnen hebben geholpen”. “Maar nee”, zei de tuinman, “de natuur is zo sterk dat die altijd weer overeind zal krabbelen. Die zal altijd een nieuw evenwicht vinden. We kunnen veel kapot maken maar niet alles”. En ik werd enorm geraakt door het onwrikbare vertrouwen van deze tuinman. Ik dacht meteen; ‘Ja, hij kon natuurlijk ook weleens gelijk hebben, want de veerkracht van de natuur is ook gigantisch’. En we zien inmiddels ook dat de tuinman gelijk heeft; want het gebied rond de ontplofte kerncentrale in Tsjernobyl bijvoorbeeld, dat voor tientallen jaren onbewoonbaar werd verklaard, is inmiddels uitgegroeid tot één van de mooiste natuurgebieden van de streek.
Vandaag horen we Jezus vergelijkingen maken met diezelfde groeikracht. Hij vergelijkt de komst van het Rijk van God met de kracht van de natuur. Zoals het kleinste zaadje onstuitbaar zijn weg vindt naar de grootste boom, zo is inderdaad ook de Kerk gegroeid. Eeuwenlang onverstoorbaar, met vertakkingen in alle delen van de wereld, in alle landen in alle steden en dorpen. Oké, we mogen het in ons tijdvak allemaal een beetje zien teruglopen, maar dat soort bewegingen zijn er in de hele kerkgeschiedenis geweest. Bovendien is niet bepalend wat de wereld ermee doet, maar wat u, jij en ik er mee doen.
De Kerk is er nog steeds en zal er altijd blijven. Dat weet ik zeker en ik heb daar twee goede redenen voor. Op de eerste plaats heeft Jezus het zelf gezegd; “Ik ben met haar tot het einde der tijden en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen”. Aan beloftes van Jezus hoef je niet te twijfelen. Ten tweede; in het innerlijk van de mens zit een hang naar het goede, naar het beste. En volkeren kunnen een tijdje dwalen, en andere dingen voor het beste aanzien, maar tenslotte zullen ze allemaal bij het beste uitkomen; Eeuwig geluk, bij God; te vinden aan de hand van Jezus Christus. Wij hoeven dus niet te wanhopen. Doen wat we kunnen; dat is, een levend voorbeeld zijn van wat Jezus bedoelt, maar verder de groeikracht aan God over laten. Zoals de boer die zaait, maar niet weet hoe het zaad groeit.
Maar de meeste mensen, en wij vaak ook, we willen de dingen graag zelf maken. Wij willen dat koninkrijk liefst hier en nu tot stand brengen. Wat zich onzichtbaar voor onze ogen voltrekt of wat ons te lang duurt, dat wantrouwen we. We bedenken onze eigen wereld, we bouwen onze eigen steden, een muur om ons huis en wetten om ons te beschermen. Het lijkt op het eerste gezicht allemaal te werken, beter te werken zelfs dan die Kerk met haar zwakke gestel. Want wat heb je nou aan bidden? Wat koop je voor het deelnemen aan de Eucharistie? Kost ruim een uur van je tijd en kun je aan iemand laten zien wat het je oplevert. En toch mogen we er zeker van zijn dat het werkt. Want onze tuinman is Jezus Christus. Hij geeft ons levenskracht die zelfs door de fysieke dood niet begrensd wordt. Hij heeft iets laten zien dat zich door geen mens en geen natuurwet laat dwingen. Hij heeft ons het mooiste van de hele Schepping laten zien en dat is onvoorwaardelijke liefde. Maar die liefde laat zich niet uit de grond trekken. Ze vraagt om gedaan te worden, belangeloos, want anders is ze geen Liefde, maar in vertrouwen dat ze groeien zal omdat God zelf erachter staat.
In de voorbereiding van deze preek stiet ik op een grappig verhaaltje dat ik u niet wil onthouden. Een boer en een pastoor liepen samen door een rijk gevulde akker. “Oh, wat goed toch” zei de pastoor “dat God hier zoveel wasdom geeft”. “Nou” gaf de slimme boer ten antwoord, “dan had je deze akker eens moeten zien toen God het nog alleen deed”. En ze hebben natuurlijk allebei gelijk; Als we niks doen gebeurt er niks, maar mèt alles wat we doen, kunnen we toch het leven niet dwingen. Jezus is in ons hart geplant. Laten we nèt als Hij, beiden doen; goede daden stellen en verder leven in overgave aan God. Amen.