Vandaag staan de lezingen in het teken van nieuwe dingen. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde worden ons in het vooruitzicht gesteld. Jezus geeft ons een nieuw gebod. Wat kan dat voor ons betekenen, de aankondiging van nieuwe dingen die ondertussen al weer 2000 jaar oud zijn?
Heel veel mensen van vandaag zijn op zoek naar een nieuw geloof. Een soort samensmelting van alle religies, die dan wereldwijd en universeel zou moeten zijn. Het is een gevaarlijke weg, want zoiets kan ten slotte alleen maar leiden tot nieuwe ideologieën, waarin vrijheid ver te zoeken zal zijn. Anderen pleiten dan weer liever voor helemaal geen geloof. Maar dat is ten ene malen onmogelijk; leven zonder geloof. Wij zijn niet geschapen als dieren die alleen instinctief reageren maar als mensen naar het beeld van God, met verstand een wil. Niet alleen mensen die in God geloven, ook mensen die niet in God geloven, hebben een verstand en een wil; uiteraard. Ze kunnen nadenken, keuzes maken en ze maken die keuzes op grond van datgene wat ze belangrijk vinden; datgene waarvan ze geloven dat het belangrijk is. Zo kun je dus in van alles en nog wat geloven, maar je kunt niet niet geloven.
Wij, die wel in God geloven, hebben een geweldige steun aan de Bijbel. Tussen het Scheppingsverhaal, dat begint met “de woeste lege aarde”, -in het Hebreeuwse woord; “tohoewabohoe”, kun je zonder vertaling al horen hoe woest en leeg die aarde is-, tussen “de woeste lege aarde” van het begin en de “nieuwe hemel en de nieuwe aarde” aan het eind worden talloze momenten beschreven waarin God met de mensheid bezig is, om ze te bevrijden uit die woeste leegheid. Keer op keer doet God nieuwe pogingen om een band van liefde te smeden met ons. “Adam, mens waar ben je”; roept Hij naar de eerste mens als die in zijn eigengereidheid verdwaald is. Met Abraham roept Hij een volk in leven om Zijn Naam op de hele wereld bekend te maken. Tenslotte stuurt Hij Jezus, Zijn eigen Zoon, om dat liefdesverbond voor eens en voor altijd, onvoorwaardelijk beschikbaar te stellen aan alle mensen. En dan zeg ik; er hoeft geen nieuw geloof te komen en er kan geen nieuw geloof meer komen. Alle nieuwe vormen van geloof die mensen mogelijk nog uitvinden zullen altijd minder zijn dan het geloof in Jezus Christus. Want wat is het geloof in Jezus Christus? Dat is geloof in het allerbelangrijkste waar alle mensen in alle landen in alle tijden naar streven; de liefde. En wat liefde voor een mens betekent, dat verandert nooit. Wat wel nieuw kan zijn, wat elke dag heel vernieuwend kan zijn, dat is de manier waarop wij ons geloof in Jezus Christus beleven. Wat wel nieuw en heel vernieuwend kan zijn dat is ons gedrag dat door ons geloof in Gods liefde, kan veranderen. Wat wel nieuw kan zijn, dat is dat wij door een diepere ervaring van Gods liefde voor ons, ook zelf meer gaan liefhebben.
Het nieuwe gebod waarvan Jezus spreekt; “hebt elkaar lief zoals ik u heb liefgehad”, zal daarbij voor altijd onze leidraad zijn. Niet gemakkelijk, geen eis op voorhand, maar een uitnodiging. “Hebt elkaar lief zoals Ik u heb liefgehad”. En we weten wat Jezus ons geleerd heeft over dat liefhebben; “Als iemand je tegen je linkerwang slaat, keer hem dan ook de rechter toe”. We weten tot in welke gradatie Jezus ons heeft liefgehad. En we weten dat de liefde waarmee de zichtbare Jezus voor ons de marteldood gestorven is niets anders is dan de liefde van de onzichtbare God voor ieder van ons. Niet alleen goede raad en wijze lessen; Jezus stelde zelf het ultieme voorbeeld van wat liefde is, ook voor mensen die helemaal niet lief voor Hem waren. Want zelfs stervende aan het kruis nam Hij het nog voor ons op; “Vader vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen.” Dat is het nieuwe gebod van Jezus; “elkaar lief te hebben zoals Hij ons heeft liefgehad”. Daarmee ligt de lat natuurlijk wel erg hoog. Veel te hoog voor een gewoon mensenkind. Maar God weet dat en Hij snelt ons te hulp met Zijn vergevende liefde. “Vader vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen”. In deze zin mogen wij, gedoopte mensen ons zalig weten. We hebben richting voor ons leven; groeien in liefde en we hebben Iemand die van ons blijft houden, ook al slaan we de plank regelmatig mis.
Vandaag wordt de zalige Titus Brandsma heilig verklaard. Hij heeft geen nieuw geloof uitgevonden, maar hij heeft de liefde van God op een nieuwe manier beantwoordt; hij heeft niet willen wijken voor de nazi’s hij heeft hun onchristelijke handelen bekritiseerd en dat met de dood moeten bekopen. Zo heeft Titus, op zijn manier laten zien wat liefde is.
Een nieuw gebod geef ik u; “hebt elkander lief zoals Ik u heb liefgehad”. Wij hoeven geen helden te zijn, zoals Titus Brandsma, wij hoeven niet ver te zoeken om dat gebod van Jezus vorm te geven. Kijk maar in onze huwelijken, kijk maar in onze gezinnen, heel dichtbij wordt dagelijks van ons gevraagd om “elkaar lief te hebben zoals Jezus ons heeft liefgehad”. In de mate dat we daarin slagen komt de hemel dichterbij. Amen.
Onverantwoord rijgedrag veroorzaakt ongelukken, dat weten we allemaal. On-ver-antwoord rijgedrag veroorzaakt on-gelukken. Daar zitten drie heel belangrijke woorden in. Antwoord, oorzaak en geluk. En die betekenis mogen we onverkort doortrekken naar ons hele leven. On-ver-antwoord leven veroorzaakt on-geluk. Of in positieve zin; verantwoord leven veroorzaakt geluk. Als ons leven niet verantwoord is dan worden we ongelukkig. Onze samenleving heeft er de mond vol van; “je hoeft niet te geloven, je hoeft niet naar de kerk te gaan, als je maar verantwoord leeft”.
Maar wat is dat dan; verantwoord leven? Op wie of wat geef je antwoord met je leven? Zijn het de afgoden van onze tijd, die ieder het hardst om onze aandacht schreeuwen. De vele afgoden, die als voordeel hebben dat ze tenminste zichtbaar en grijpbaar zijn; zoveel meer voor de hand liggend, dan die andere, vreemde, stille God van de Bijbel, die niet eens een naam heeft. Die God die we niet zien, die we niet kunnen pakken maar van wie wij sinds mensenheugenis wel belijden dat Hij ons geschapen heeft. Wij mogen ons, heel speciaal in deze Veertigdagentijd gelukkig prijzen met de geweldige schoonheid die ons gepresenteerd wordt door de Bijbel. En dan niet alleen poëtische schoonheid maar een schoonheid waar je iets aan hebt.
We lezen in deze Veertigdagentijd veel uit het boek Exodus, de uittocht uit Egypte. Het lijkt lang geleden misschien, maar toch is het een blauwdruk van onze eigen uittocht. Onze eigen doortocht door dit leven, met vallen en opstaan, van geloof en ongeloof, toch op weg naar het beloofde land. Vandaag horen we dat prachtige, betekenisvolle verhaal van Mozes; de roeping van Mozes, bij de brandende doornstruik. En net als hier bij Mozes is het vaak in de stilte, de kaalheid en de verlatenheid van de woestijn, dat mensen gevoelig worden voor de stem van God. En het gaat dan niet alleen letterlijk om een woestijn; ook ons eigen leven kan zich voordoen als een woestijn van verlatenheid en zinloosheid. Maar terug naar Mozes. Stel je even voor, deze Mozes, die toch opgegroeid is aan het hof van de Farao, echt een kind van de high society, de super-rich; diezelfde Mozes loopt hier onvrijwillig in de woestijn achter een paar schapen aan. Oh zeker, voor ons is het misschien een romantisch plaatje, maar ik kan u verzekeren dat schapen hoeden in de woestijn destijds allesbehalve romantisch was. “Mozes” zegt God. Ja, God kent ieder van ons bij onze naam. “Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien”. Maar Mozes zelf had de ellende van dat volk ook heel goed gezien. In blinde woede daartegen protesterend sloeg hij zelfs een slavendrijver dood, en is vervolgens de woestijn ingevlucht. Maar hier in de stilte van de woestijn, komt Mozes erachter dat hij niet kan blijven vluchten voor de waarheid en raakt hij opnieuw gevoelig voor de stem van God.
“Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien en Ik daal af om mijn volk te bevrijden”. Als je heel goed kijkt, dan is het toch een merkwaardig gesprek tussen God en Mozes. God geeft Mozes namelijk helemaal niet de opdracht om naar Egypte te gaan, die conclusie lijkt Mozes zelf te trekken. Hij had ook kunnen zeggen; “Oke God, ik hoor dat U uw volk gaat bevrijden. Heel mooi, doe Uw best, succes ermee”. Maar nee, Mozes antwoordt met zijn eigen leven op de stem van God. Hij voelt dat God hem nodig heeft. Het is een mooi voorbeeld van het partnerschap tussen God en mensen. Later zien we natuurlijk ook Jezus, zo met Zijn leven, antwoord geven aan God.
Antwoord geven, dat is dus de sleutel tot geluk. Dat was het in de tijd van Mozes, en dat is nu nog precies hetzelfde. Ook wij lopen dagelijks tegen allerlei situaties aan waar we kunnen kiezen tussen antwoord geven of wegdraaien van onze verantwoordelijkheid. Of het nou gaat over de vraag wie de afwas moet doen, of dat het gaat over antwoord geven aan onze democratische plicht om te gaan stemmen. Of misschien dezer dagen de vraag om al dan niet een Oekraïns gezinnetje in huis op te nemen. Antwoord geven op wat God van ons vraagt, dat leidt tot geluk. Maar…….. .iedere mens kan alleen zijn of haar eigen antwoord geven. Niemand kan het antwoord voorschrijven dat een ander zou moeten geven. God zegt niet; “Mozes ga”, maar dàt Mozes gaat, is zijn eigen antwoord in vrijheid. Dat is ook zo’n prachtig geschenk van God. Niemand kan jouw leven bepalen. Jij bent immers uniek in je relatie met God en met de mensen, maar antwoorden moet je wel; met jouw antwoord.
Ik wil nog graag een ander element belichten uit het verhaal van Mozes. De Godslamp, het vlammetje boven het tabernakel, dat natuurlijk staat voor Gods aanwezigheid in het Lichaam van Christus verwijst ook naar de betekenis van de brandende doornstruik; “Doe je sandalen uit want de plaats waar je staat is heilige grond”. Zo belangrijk in deze tijd waarin niets meer heilig lijkt! Laten we één plekje koesteren dat ons eraan blijft herinneren dat we op heilige grond leven. Dat alles wat we doen en hebben en krijgen ons gegeven wordt door Hem die ons zegt; “Doe hier je sandalen uit want de plaats waar je staat is heilige grond”.
In het Evangelie tenslotte lezen we dat God ons veel kansen wil geven. De onvruchtbare vijgenboom die niet aan de verwachtingen beantwoordt wordt niet omgehakt. God heeft geduld met ons. Hij geeft ons steeds nieuwe kansen om toch nog tot antwoord te komen, misschien volgend jaar. Wat een geluk dat wij niet enkel mèt en voor onszelf leven in een ijzig, koud heelal. Dat er, hoe dan ook, Iemand is die van ons houdt, Iemand die ons aanspreekt, Iemand die ons iets vraagt. Dat er Iemand is die op ons antwoord wacht, ook al moet Hij lang wachten, ook al moet Hij soms heel lang wachten. Laten we, naar het voorbeeld van Christus, verantwoord proberen te leven. Zo, dat ons leven het mooiste antwoord is op de bedoelingen van onze Schepper; dat we inderdaad beeld van God zijn. Amen.
Zoals u wellicht weet, is de vertaling van de Bijbel altijd een beetje problematisch geweest. De culturen en de talen waarin de eerste woorden op schrift zijn gesteld, zijn zo totaal verschillend met die van ons, dat sommige betekenissen gewoon verloren gaan, en daarom blijven geleerden maar studeren en vertalen en hertalen. Om vandaag wat dichter bij de eerste lezing te komen zouden we ons kunnen laten helpen door de Engelse vertaling. Daar staat niet; vervloekt degene die zich afkeert van de Heer, maar “vervloekt degene die met zijn hart niet bij de Heer blijft”. Het kan muggenzifterij lijken, maar mij helpt het. Want het gaat er natuurlijk niet om dat je mensen niet zou mogen vertrouwen; je echtgenoot, je beste vrienden. Natuurlijk wel! Maar je hart, het centrum van je doen en laten, de uiteindelijke kern van je beslissingen, die moet altijd bij God blijven liggen. Natuurlijk heb je als mens behoeften en mag je genieten van wat Gods Schepping heeft voortgebracht. Zo zijn wij toch geschapen? En daartoe heeft God ons de Schepping juist gegeven; niet om haar te verachten, maar om ervan te genieten en om al het goede van de schepping lief te hebben. Alleen; wij moeten niet de schepselen zelf tot hart van ons bestaan maken, wij moeten onze uiteindelijke vervulling niet zoeken in één van de schepselen of een heleboel van die schepselen, maar bij de Schepper zelf. Alles wat wij in de schepping tegenkomen immers, zelfs datgene wat wij tegenwoordig het allerbelangrijkste achten, onze gezondheid, is hoe dan ook, vergankelijk. De Schepper zelf echter, Hij die zo grenzeloos anders is en zo ver boven alles verheven, degene die Jesaja “de Heer” noemt; die Heer, onze God, Die is onvergankelijk.
Maar die God, de Heer van de Schepping zelf zien wij niet. Wat wij zien, is alleen datgene wat Hij voor ons geschapen heeft. Van alle eeuwigheid is het voor een mens dan ook heel verleidelijk geweest om niet verder te kijken dan de schepselen en zich aan die schepselen vast te klampen, en ze tot zijn bezit te maken. Net zo lang tot zich dat tegen hem keert, net zo lang tot dat hij geen bezit meer heeft, maar dat hij bezeten is……. van ….……wat alles wat hij nastreeft. Met andere woorden, tot hij zijn vrijheid verliest aan de schepselen die hij zo belangrijk acht; dat kan geld zijn of een partner of status of noem het maar op. Waar Jesaja toe oproept is dat wij ons altijd moeten realiseren dat God zelf achter alles staat waarvan we zeggen dat het van ons is. Zonder Hem zijn we niets, zonder Hem hebben we niets. En dat wij bij alle ups en de downs van ons leven, met ons hart bij de Heer blijven. Want zoals Jesaja het noemt; “Iemand die met zijn hart bij de Heer blijft is als een boom aan de rivier; de droogte, -de tegenspoed in het leven-, deert hem niet, want hij staat met zijn wortels in het water”. Iemand wiens hart niet bij de Schepper is, maar enkel bij Zijn schepselen, komt vroeg of laat bedrogen uit, want links- of rechtsom; ooit zal het hem allemaal ontvallen.
En eigenlijk draait het in het Evangelie om hetzelfde thema. Ook daar gaat het niet om het afwijzen van elk bezit, elk geluk en elke vorm van aards succes. Wat Jezus zegt is dat je gelukkig bent als je je hart niet verpand, als je je leven niet ophangt, aan het najagen van die zaken. Met andere woorden, als je jezelf geen slaaf maakt van de aardse tijdelijke wereld, of dat nou materieel of geestelijk is. De kern van de zaak is dat je met je hart bij God blijft, ook als dat ten koste zou gaan van sommige aardse, tijdelijke zaken, ook als dat ten koste zou gaan van je populariteit. Want tenslotte zijn het niet de aardse rijkdommen die blijven, maar het Rijk Gods.
En om aan te geven hoe coherent ons geloof is; uiteindelijk is datgene wat hier zowel door Jesaja als door Jezus gezegd wordt helemaal terug te voeren op de aloude Tien Woorden, ofwel de Tien Geboden, zoals we ze beter kennen. “Gij zult geen andere goden hebben ten koste van Mij. Gij zult geen godenbeelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde. Gij zult u voor hen niet ter aarde buigen en hun geen goddelijke eer bewijzen want ik de Heer uw God ben een jaloerse God……….”. Het gaat hier natuurlijk niet over het verbod om beeldjes te maken, maar het gaat erom dat je niets boven je relatie met de ene God stelt, dat je Hem boven alles in het vizier houdt, dat niets in deze wereld voor jou belangrijker is dan je relatie met de God van eeuwigheid. Ik heb het al vaker gezegd; dat is niet omdat God het zo nodig heeft, maar opdat wij daarmee worden zoals onze Schepper ons bedoeld heeft; “Beeld van God”, zo zijn wij geschapen. Amen.
Als we de eerste lezing en het Evangelie naast elkaar leggen dan vinden we daar een sterke gelijkenis. Beide verhalen zijn roepingsverhalen. En misschien mag ik daar mijn eigen roepingsverhaal ook naast leggen. In de eerste lezing ontvangt Jesaja zijn roeping en in het Evangelie; Petrus. En die roeping voltrekt zich in allebei de verhalen langs dezelfde vier stappen; Als eerste; Het ontvangen van een sterke ervaring van genade die van God uitgaat. Als tweede; het besef van de geroepene, dat hij volledig tekort schiet. Als derde; De uitzuivering of aanmoediging van Godswege. En tenslotte als vierde; de zending. Zoals we steeds zien komt een roeping niet voort uit het eigen initiatief van de mens. Je kunt niet jezelf roepen, je wordt geroepen. Je kunt er niet voor studeren en je kunt het ook niet verdienen met hard werken. Nee, het initiatief gaat in alle gevallen van God uit.
Bij Jesaja gebeurt het, zoals we net gelezen hebben, door een visioen dat hem overkomt, met engelen die de grootheid van God uitjubelen; “Heilig, heilig, is de Heer, al wat de aarde vult is zijn heerlijkheid”. Vervolgens schrikt hij zo van deze Godservaring dat hij in elkaar krimpt; “Wee mij, ik ben verloren!” Dan wordt hij opnieuw aangeraakt door God met een gloeiende kool; “Zie, nu die kool uw lippen heeft aangeraakt zijn uw zonden verdwenen”. En hierdoor bemoedigd krijgt Jesaja het elan om te antwoorden als God vraagt: “Wie zal ik zenden?” …….. “Hier ben ik Heer, zend mij!.” In het Evangelie precies dezelfde trits. Jezus stapt in de boot; het initiatief ligt niet bij Petrus maar bij Jezus. Petrus heeft het niet gezocht. Het overkomt hem, dat die gekke Jezus zomaar ongevraagd in zijn boot stapt en ook nog eens begint te commanderen. U weet dat Petrus niet zomaar toevallig een bootje heeft; Die boot, dat is zijn leven, want hij is visser van beroep. Ongevraagd stapt Jezus dus het leven van Petrus binnen. Dan overkomt Petrus de overweldigende genade van die enorme visvangst. Vervolgens ook hier weer de ontzetting, de schrik en het besef onwaardig te zijn voor zoveel gratis ontvangen goedheid. Tenslotte opnieuw die bemoediging van Godswege; “Vreest niet want voortaan zult ge mensen vangen”. Petrus liet zijn hele vissersuitrusting achter zich en volgde Jezus. Tot op de dag van vandaag zijn in Rome en in heel de wereld de vruchten daarvan te zien. Maar goed, Jesaja is lang geleden, het meer van Galilea ver weg en hoe moet dat dan met ons?
Ik weet niet of u iets van herkenning beleeft ten aanzien van uw eigen roeping. “Mijn eigen roeping?”; zullen sommigen zich misschien verbaasd afvragen, maar; ja, uw eigen roeping. Want niet alleen de bekleders van ambten in de kerk zijn geroepen; alle mensen worden geroepen door God, op hele verschillende manieren.
En dan nu mijn eigen roepingsverhaal. Het gaat niet om mij, maar het kan een illustratie zijn van hoe zo’n roeping vandaag de dag nog werkt. De periode tot mijn huwelijk bezie ik achteraf als het vruchteloze zwoegen, wat Petrus had gedaan, totdat Jezus in zijn boot stapte. Ik was wel katholiek opgevoed, maar ik kende God niet. Ik was wel begaan met de wereld maar meende die op eigen kracht te moeten verbeteren. Eerst in de psychiatrie, later met drugsverslaafden. Maar eigenlijk, zo wist ik, had ik zelf geen echt fundament. Ik probeerde mensen zogenaamd te helpen, maar ik wist zelf niet echt wat ik met mijn leven aan moest. Totdat ik, vanwege de huwelijkswens van mijn geliefde toen -inmiddels mijn vrouw-, gedwongen werd om nog eens terug te kijken naar het geloof van mijn jeugd. En ik her-ondekte Jezus. Maar in eerste instantie leerde ik Hem vooral kennen als mens. Unne goeie mens, mooie verhalen van ‘goed zijn voor elkaar’. Dat werd het doel van mijn leven; -net zo goed worden als Jezus-. En, net zoals in de lezingen; daarop volgde de depressie. Want je kunt helemaal niet zo goed worden als Jezus; zeker niet op eigen kracht. Al mijn goeie bedoelingen in de verslavingszorg konden in de verste verten niet tippen aan de wonderkracht van Jezus. En zelfs in het gewone ‘goed zijn voor elkaar’, schoot ik hopeloos tekort. Ik voelde mij, ondanks dat ik nu het licht gezien had, waardeloos; omdat ik er uiteindelijk toch weer niets mee bleek te kunnen. Na een heel moeilijk moment op mijn werk, stapte ik in de auto om naar de muziekles in Eindhoven te gaan; volledig ontredderd, tranen met tuiten, gevaar op de weg. En toen kwam de casetterecorder op gang, die nog aanstond; “I will never let you go, cause I love you so”; zo schalde het keihard door de auto. En de kracht die toen door mij heen schoot zal ik mijn hele leven niet meer vergeten. Alsof God zelf me bij mijn nekvel greep en zei; “Nee jongen, verder dan hier zul jij niet zinken, want hier sta Ik”. Door dat moment ben ik een andere mens geworden. Veel meer vertrouwen in het leven dan ooit te voren. Wilde ik eerst geen kinderen omdat ik de verantwoordelijkheid daarvoor te groot vond; Nu hebben we er vier en ben ik zelfs al opa. Een andere vrucht van dit roepingsmoment werd later mijn diakenwijding. Ik wilde voor Jezus gaan werken, omdat ik wist dat Hij mij aan zou nemen, ondanks mijn beperkingen, mijn tekorten en laat ik het maar gewoon noemen; ondanks mijn egoïstische zondigheid. En ook al lijkt de Kerk voor velen een zinkend schip; onmogelijk dat het ooit zal zinken zolang Jezus zelf daarin aanwezig is! We zien het ook terug in het Evangelie; alleen als Jezus er bij is wordt er iets gevangen. En dat zie ik nu als laatste levenstaak; blijven zoeken naar God en naar wegen om Hem te dienen. Van Hem blijven getuigen omdat leven zonder God geen leven is.
Ergens in het boek Deuteronomium al, staat ook zo’n prachtige oproep; “Ik houd u vandaag het leven voor en het geluk, maar ook de dood en het ongeluk; Kies dan het leven, dan zult gij met uw nakomelingen het leven bezitten”. Laten wij dan voor het leven kiezen door bij Jezus in de boot te blijven. De reddingsboot van Jezus die onze Kerk is. Amen.