Sommige verhalen uit de Bijbel lijken ons zo vreemd, zo onbegrijpelijk of zo grof dat je denkt; “Wat moet ik daar vandaag nog mee?” En minstens één van die verhalen hebben we zojuist gehoord; God die Abraham opdraagt om zijn zoon te offeren. Hoe gek kun je het maken? Niet weinig mensen schuiven zo’n verhaal dan ook maar gauw aan de kant als iets uit de pre-historie; iets wat je nu toch niet meer serieus kunt nemen. Zo is het Scheppingsverhaal voor velen ook maar een sprookje dat door de wetenschap al lang achterhaald is. Maar op die manier mis je de onbetaalbare boodschappen die in deze fundamentele Bijbelverhalen schuilgaan.
Maar terug naar de 1ste lezing. We lezen daar het schokkende relaas van een vader die zijn zoon lijkt te gaan vermoorden, - nota bene- omdat God het wil. Wij schrikken ons een hoedje. Wat is dat voor een sadistische god die om een mensenoffer vraagt? Daar wil je toch niets mee te maken hebben? Maar laten we eens goed naar dit van oorsprong joods, verhaal kijken Om te beginnen is het goed om te weten dat het, in de tijd waarin Abraham leefde, helemaal niet zo vreemd was om je eerstgeborene aan de goden te offeren. En wij hebben gemakkelijk praten; Wij hebben een hele Bijbel waarin Gods bedoelingen met de mensen staan opgetekend, maar Abraham had nog helemaal niets van dat alles. Hij had alleen de resten van een oude cultuur waaruit hij vertrokken was. Hij moest het doen met de goden die hem omringden en zijn persoonlijke zoektocht naar leven. Hij moest de stem van de ene ware God proberen te beluisteren tussen al die afgoden. Want die ene stem had hij eerder al eens gehoord; “Abraham, trek weg uit je land, en ik zal je talrijk maken als zandkorrels aan de zee”. Dat was de stem van een heel andere God dan die hij vanuit zijn cultuur kende. En Abraham gaf gehoor aan die stem. Tientallen jaren gebeurt er daarna helemaal niks. Abraham en Sara lijken onvruchtbaar en worden oud. Te oud eigenlijk. Dus dat van die zandkorrels aan de zee, daar lijkt niets van terecht te komen. Maar dan gebeurt het toch; Abraham blijft op God vertrouwen en wordt uiteindelijk toch vader. Op zijn 99ste nota bene. Vader van Isaac, de zoon van de belofte, waarmee Abraham dus een groot volk zal worden. Maar hoort hij het nu goed? Moet hij nu deze zoon gaan offeren? Want dat meent hij toch echt begrepen te hebben! Onmiskenbaar klinkt de opdracht. Ze wordt hem drieledig ingepeperd; “Ja, je zoon,….. je enige, Isaac,…… die ene…… die je zo liefhebt”.
En Abraham, die gehoorzaam is aan de stem van God, gaat op weg. Jammer genoeg valt er dan een stuk weg uit onze tekst. Wij horen niet dat vader en zoon drie dagen zoon onderweg zijn. Drie dagen waarin van alles gebeurt en Abraham de tijd heeft om te reflecteren en te mediteren over de betekenis van deze vreemde opdracht. De vraag van Isaac moet hem ondertussen als een mes in het hart getroffen hebben; “Vader, we hebben wel hout en vuur, maar waar is het offerdier?” Voor ons is het totaal onzichtbaar, maar de joden zien halverwege al een vingerwijzing naar de goede afloop van het verhaal. Want…..Isaac moet zelf het hout dragen en dat kan helemaal niet! Het is in de joodse wet namelijk streng verboden om een offerdier zelf het brandhout te laten dragen waarmee het geofferd wordt. Afijn, u hebt de afloop gehoord. Net op tijd komt God tussen beiden en Hij redt vader en zoon van een verschrikkelijk drama.
Wat hier gebeurt is eigenlijk een schoolvoorbeeld van geloofsonderricht.. De vader leert gaandeweg dat hij los moet komen van goden die mensenoffers willen. Hij leert dat deze God, onze God, definitief anders is dan de goden uit de cultuur waar hij vandaan komt. Hij leert ook dat hij zijn zoon los moet laten. Hij leert dat hij zijn eigen godsbeeld, zijn eigen verwachtingen, niet mag opleggen aan zijn zoon, maar dat Isaac een eigen, persoonlijke weg met God moet kunnen gaan. En Isaac, op zijn beurt, leert van zijn vader dat er niets, maar dan ook helemaal niets gaat, boven de gehoorzaamheid aan God. Dat gehoorzaamheid aan God belangrijker is dan het leven van je enige kind; niet omdat het leven van dat kind niet belangrijk is, maar juist omdat het dóór de gehoorzaamheid, zelf pas echt vrij kan worden.
Het is eigenlijk een verkeerde vraag, maar ik kan me toch voorstellen dat hij leeft; Waarom moet God zo nodig de belangrijkste zijn? Waarom mag er niets belangrijker zijn dan de liefde tot God? Vooropgesteld; God, de Schepper van het Al, heeft het voor zichzelf niet nodig om belangrijk gevonden te worden. Dat wij de enige, ware God boven alles stellen, is vooral in het belang van onze eigen vrijheid als mens. Want deze ene, ware God is een God van bevrijding. Alle andere goden houden je gevangen.
Al te gemakkelijk kunnen wij concluderen dat het verhaal van Abraham en Isaac achterhaald is. Dat wij zoveel wijzer zijn en dat wij er boven staan. Maar wij zijn mensen van deze tijd, wij zijn omringd door de afgoden van deze tijd, en voor we er erg in hebben, laten we onze kinderen over aan de afgoden van deze tijd. Ook Jezus is er alles aan gelegen om onze blik te richten op de ene ware God. Hij heeft er alles voor over; ook Zijn eigen leven. Jezus offert zichzelf, geheel vrijwillig, uit liefde, om ons bij God te brengen.
Zojuist hoorden we het verhaal van de gedaanteverandering op de berg Tabor. Vlak daarvoor heeft Jezus gezegd dat Hij zal lijden en ter dood gebracht zal worden. Hier, in deze schitterende ervaring op de berg, geeft Hij zijn leerlingen een soort inkijkje in de grootsheid van wie Hij is. Hij geeft daarmee alvast de troost en de bemoediging die de leerlingen straks hard nodig zullen hebben als het met Jezus inderdaad zo anders lijkt te gaan dan dat zij hoopten. Maar dat is ons geloof; het geloof van Abraham, het geloof van Isaac, het geloof van Jacob, en het geloof van Jezus; “wat er ook gebeurt; God is er bij en Hij laat je niet in de steek, zelfs niet in het donker van de dood”.
Amen.
Het is voor mij lang een raadsel geweest hoe het toch mogelijk is, dat God in de Bijbelse verhalen, zoals we net hoorden, zo vaak mensen letterlijk lijkt aan te spreken, terwijl ik zelf nog nooit zoiets gehoord heb. “Zou God vroeger dan echt zoveel meer tot mensen gesproken hebben dan nu”; zo vroeg ik me vaak af. Het leek me ook zoveel gemakkelijker als God eens een keer echt iets zou zeggen. Maar voor mij was het een verademing om te lezen dat ook een gezagvol bisschop als monseigneur Robbert Barron, stelt, dat de stem van God geen zeldzaam voorkomend letterlijk stemgeluid is, maar een heel zachte Aanwezigheid in ieder van ons; en wel daar waar het geweten tot ons spreekt. Maar het is een stem die we wel ruimte moeten geven. Want we kunnen haar laten overdonderen door het geraas van de wereld of we kunnen hem proberen te beluisteren in de stilte van het gebed en in de stilte van ons hart. Omstandigheden en de plaats waar je bent zijn ook sterk van invloed op de ruimte die die stem van God bij je krijgt. In een voetbalstadion vol schreeuwende mensen zullen andere geluiden tot je doordringen dan in de gewijde ruimte van een kerk of in de serene stilte van het gebed. In de eerste lezing horen we dat Samuel in de tempel was, toen hij de stem van God gewaar werd, en ook nog eens in de directe nabijheid van de Ark van het Verbond; zeg maar; fysiek kon je niet dichter bij God komen. Maar die stem van God spreekt dus tot ieder van ons. Want iedere opgroeiende mens wordt, net als Samuel, op enig moment aangesproken door God; “Wat ga je doen met je leven?” Iedere opgroeiende mens wordt door Hem aangesproken, maar het is niet zeker of die mens daarvoor ook open wil of kan staan. Velen raken verdoofd, soms letterlijk, door de herrie van de wereld met al zijn mogelijkheden, zijn verleidingen of angsten voor zelfbehoud. Alleen daarom al is het belangrijk om je af en toe uit die herrie terug te trekken, hier naar deze gewijde ruimte van God.
Dan het Evangelie. Ik moest even denken aan de gevleugelde uitspraak van Jeroen Pauw bij zijn avondprogramma op TV; “We gaan beginnen!” Want Jezus gaat beginnen. We hebben de Kerststal afgebroken, de lichtjes opgeruimd; Jezus zoete leventje bij Jozef en Maria en de herders en de engelen is voorbij; Hij gaat beginnen met datgene waarvoor Hij gekomen is. Nou kun je het Evangelie van vandaag lezen als een interessant weetje over de eerste schermutselingen rond het leven van Jezus, lang geleden. Maar veel interessanter is het om het Evangelie te lezen vanuit de vraag; “Wat heb ik er nu aan? Wat kan het voor mij betekenen”.
Het Evangelie van vandaag gaat duidelijk over bekering. Nou is dat woord ook al een beetje versleten, want wat is bekering? De meesten van ons zullen denken nooit bekeerd te zijn geweest, want de meesten waren van kinds af aan katholiek. “Bekering, dat is alleen iets voor heidenen, of andersgelovigen?” Maar bekering is wel wat breder; bekering is het moment dat je besluit om niet alleen de traditionele voorschriften van de Kerk te volgen, maar dat je werkelijk Jezus wilt leren kennen als begin en einde van je leven. En aangezien wij als mensen onze christelijke levenshouding nogal gemakkelijk los kunnen laten, blijven wij ons hele leven bekering nodig hebben. Maar goed. Het Evangelie van vandaag is dus een bekeringsverhaal. En dan zijn daar enkele belangrijke elementen in aan te wijzen. Niet voor de leerlingen van Jezus toen, maar voor de leerlingen van Jezus nu; dat zijn wij.
Op de eerste plaats kunnen we zien dat iemand die zich bekeert een breuk maakt met het verleden. Andreas en zijn metgezellen waren in de leer bij Johannes de Doper en vanaf het moment dat Jezus door hem wordt aangewezen als het “Lam Gods”, ontstaat er een breuk met Johannes. Ze stappen over van de klas van rabbi Johannes, naar de klas van rabbi Jezus. Echte bekering tot Jezus veronderstelt altijd een afscheid van minstens een deel van ons verleden. Dat kan een zondig verleden zijn, maar ook een vroom en godsdienstig leven waarvan Jezus toch niet het centrum was. Bij de apostel Paulus zien we zoiets; hij was van oorsprong een vrome jood, maar nadat hij op weg naar Damascus Jezus ontmoette, breekt hij met het jodendom. Soms impliceert bekering dus een breuk met je dagelijkse bestaanswijze. Wij kunnen onszelf die vraag dan ook stellen; “In hoeverre heeft mijn volgeling zijn van Jezus mij daadwerkelijk een nieuwe weg doen inslaan?”
Het tweede wat we uit het Evangelie kunnen leren is dat bekering gaat om een persoonlijke ontmoeting met Jezus. Het gaat er niet om, om heel veel te weten te komen over Jezus en alsmaar meer te horen. Het gaat erom dat je een persoonlijke relatie met Hem aangaat en die ook onderhoudt. De leerlingen vragen naar de plaats waar Hij verblijft en Hij nodigt hen uit om dat te zien. Jezus wil hen binnenleiden in Zijn wereld en deel laten uitmaken van Zijn bestaan; hen tot vrienden maken. Het “bij Jezus zijn”, is dus een essentieel element van bekering. Maar Jezus wandelt niet meer rond onder ons, in vlees en bloed, hoe kunnen wij dan bij Hem zijn? Nou, dat heeft Hij zelf gezegd, “dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed’. En “Waar twee of meer in Mijn Naam samen zijn ben Ik in hun midden”. Zo, in de sacramenten, en met name in de Eucharistie, kunnen wij Jezus ontmoeten.
Een derde element van groot belang, is, dat wij ons door onze bekering tot Jezus bewust worden van de uitzonderlijke, unieke en bovennatuurlijke betekenis van Jezus. Eén dag en één nacht doorgebracht in gezelschap van Jezus, was voor de leerlingen genoeg om in Hem de Messias te erkennen; de ene uitverkorene van God, Zijn enige Zoon. De leerlingen zijn er op slag van overtuigd dat zij die hier ontmoet hebben. Dit aspect van bekering is bijzonder actueel in onze tijd. Velen hebben het vandaag de dag moeilijk met die uniciteit van Jezus; als de ene Weg, de Waarheid en het Leven. Jawel; het is unne goeie mens, en wat Hij leert is nuttig, maar er zijn zoveel nuttige leraren; zoals Boeddha, Mohammed, Zarathustra. “Die leraren wijzen allemaal een weg naar God en dat is allemaal hetzelfde”, wordt wel gezegd. Laten wij ons ook op sleeptouw nemen door deze moderne trend, of is Jezus voor ons degene die Hij voor de leerlingen was;de Messias, de enige Zoon van de drie-ene God?
Een vierde gevolg van daadwerkelijke bekering is, dat je, als je echt geraakt bent door Jezus, dat je dan onmiddellijk een vurig missionaris wordt. Je kunt die grote ontdekking niet voor jezelf houden. Uitzinnig van vreugde rent Andreas naar zijn broer Simon; “Wij hebben de Messias gevonden!” Daar kunnen wij ons ook weer een vraag bij stellen; “In wat voor vorm getuigen wij ervan dat Jezus onze verlosser is?”
Een laatste punt wat ik nog wil noemen is het volgende; Vanaf hun eerste ontmoeting noemt Jezus Simon; Kefas. Rots. Toch zal het nog lang duren voordat Simon Petrus zich als een rots zal gaan gedragen. Hij slaat aan het twijfelen als hij Jezus over het water ziet gaan, Hij probeert Jezus in de verleiding te brengen om Zijn lijden uit de weg te gaan, Hij verzet zich met het zwaard tegen Jezus’ gevangenneming en tenslotte verloochent hij Jezus tot drie keer toe. Het zal nog lang duren vooraleer Jezus op deze rots Zijn Kerk kan bouwen. En dat mag voor ons een troostvolle boodschap zijn: Bekering maakt niet op slag een heilige van je. Wij hoeven niet vanaf het eerste ogenblik volmaakt te zijn. Wij mogen door de jaren heen blijven groeien in liefde van en dienst aan Jezus; soms met vallen en opstaan. Maar als wij Hem werkelijk zoeken, dan zal Hij zich laten vinden.
Genoeg gepraat, laten we Jezus zoeken waar Hij is; in brood en beker, in lichaam en bloed. Amen.
Net als bij de meeste families, hebben wij met Kerst altijd één middag/avond dat alle kinderen met echtgenoot of vriend thuiskomen voor het familiediner. En een vast onderdeel van deze bijeenkomst is, als er iemand nieuws bijgekomen is, een nieuwe vriend of vriendin, dat we dan het filmpje laten zien waarin onze kinderen, destijds 12, 9,7 en 4, spontaan het kerstverhaal hebben uitgebeeld in een toneeltje. Natuurlijk generen ze zich dan een beetje voor hun partner, -dat ze ooit zo gek gedaan hebben- maar van de andere kant vinden ze het ook wel weer leuk; want het is schattig, hilarisch en ook wel serieus. Ze doen in elk geval hun uiterste best. De oudste heeft de regie, de jongste wil koning zijn; geen rekening houdend met het feit dat hij dan pas helemaal aan het eind het toneel op mag. Afijn onze middelste dochter is St. Jozef en als dan het kindje Jezus geboren is, dan zegt zij met haar best mogelijke St. Jozefstem; “Ja, laten we het kindje hier maar neerleggen, bij de os en de ezel, dan kunnen die hem warm houden…… met hun adem”. Dat heeft ze kennelijk ergens geleerd; dat de os en de ezel er zijn om het kindje Jezus warm te houden. Hebt u er weleens bij stil gestaan waarom er een os en een ezel in de stal zijn? Toevallig? De ezel, daar had Maria toch opgezeten? Of zomaar wat beesten uit die tijd? Nee, toevallig is het zeker niet. De os en de ezel zijn afkomstig uit een oude profetie van Jesaja. En die profetie luidt; “Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester; maar Israël weet van niets, Mijn volk heeft geen begrip. Zij hebben Jahwe verlaten, Israëls Heilige veracht, zij hebben Hem de rug toegekeerd”. “Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester; maar Israël weet van niets”. De os en de ezel worden vaak gezien als domme dieren; en het wil dus wat zeggen als deze domme dieren hun Heer wel kennen, terwijl -velen geen begrip hebben-.
De heilige familie, dat vieren we vandaag. Heilige familie. Twee oude woorden? Spruitjeslucht? Wie wil er nog heilig genoemd worden? En de familie, het gezin? Jawel, de Bijbel is er nog duidelijk over. Die erkent het belang van het gezin maar al te goed als onmisbaar fundament van het geboren worden, het opgroeien, aanleren van sociale vaardigheden, onvoorwaardelijk samen delen, vergeven, enz. enz. Er is niet voor niets al aandacht voor het gezin in de 10 geboden; “Eert uw vader en uw moeder, dan zult ge lang leven in het land dat de Heer u zal geven”. Dat wisten de joden al honderden jaren vóór Christus. Maar dat gezin staat vandaag de dag onder druk als nooit tevoren. De opkomst van talloze gezinsvervangende relatievormen, die meestal in hun aard onvruchtbaar zijn, lijkt onstuitbaar.
Ja en wat is dan nog heilig? Heilig is “heel, verbonden tot eenheid, niet gebroken”. Verbonden tot eenheid, en wie of wat is de ultieme eenheid? God is Een. De ene God van Abraham, Isaac en Jacob, onze Schepper; die is één. “Ik geloof in één God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde…….en in Zijn Zoon Jezus Christus”: dat zeggen we toch? Zeggen we het omdat het ons zo aangeleerd is, of geloven we het ook echt? Het is zo ontzettend belangrijk, dat we dat met ons hart kunnen beamen, of leren beamen. Want als we zeggen dat we niet geloven dan betekent dat, dat wij alles, het hele leven, zelf zullen moeten uitvinden. Als wij niet in God geloven moeten we in iets anders geloven, want in niets geloven is voor een mens per definitie onmogelijk. Hoe dat ook zij; “Als wij niet in de ene God geloven dan vervalt uiteindelijk elke grond voor ordening, dan glijdt tenslotte alles terug naar de chaos waaruit het genomen is. Chaos, zoals het was voordat God sprak. Want het spreken van God, bracht, zoals het Scheppingsverhaal vertelt, -orde in de chaos-.
“Wat een somber beeld”: zullen sommigen zeggen. Ik kan het niet helpen; het is de waarheid. Zonder God glijdt onze samenleving terug naar de chaos. Niet in één generatie natuurlijk; 2000 jaar christelijke beschaving wordt niet in één generatie vergeten. Wij hebben met zijn allen nog wel weet van wat goed en slecht is, en dat vertaalt zich voorlopig nog wel in onze keuzes die een democratisch bestel overeind houden. Maar godsverduistering betekent onherroepelijk ook verval van gedeelde waarden en normen, verlies van een ijkpunt voor de mensheid.
Helaas is het zo dat je bij de meeste mensen niet meer met dit soort praat hoeft aan te komen. “Achterhaald, wij weten het zelf beter”. Maar hoe waar dus wat Jesaja zei; “Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester; maar Israël weet van niets, mijn volk heeft geen begrip”.
Mogen wij tot het volk behoren dat nog wel zijn Meester wil kennen. Mogen wij proberen wel te leven volgens de wijsheid, de waarden en de normen van 5000 jaar joods-christelijke beschaving. En moge God ons daarbij helpen. Amen.
Deze ochtend vieren we nog de 4e zondag van de advent. En we hoeven maar een paar uurtjes meer te wachten, want op deze zelfde dag nog, mogen we al Kerstmis vieren. Jezus wordt geboren; zo vaak gehoord, we zijn er zo aan gewend, dat we ons wellicht niet eens meer realiseren wat voor een complete aardverschuiving, wat voor een onge-evenaarde revolutie, dat heeft betekent in de mensengeschiedenis. En nog steeds is. Christenen, katholieken misschien nog meer dan protestanten, hebben in de voorbije eeuwen een grote fout gemaakt; zij hebben gedacht dat ze Jezus wel konden begrijpen uit het nieuwe testament alleen. En dat was ook hoe ik zelf als kind heb kennisgemaakt met Jezus. Voor een kind kan dat natuurlijk; Sinterklaas is er zomaar ineens en hij is ook ineens weer weg; maar ook Jezus’ komst werd mij voorgesteld als een donderslag bij heldere hemel. Als een soort komeet is Hij op de aarde gekomen, zomaar ineens geboren, met veel toeters en bellen; sterren en hemelse heerscharen. En aan het einde van Zijn leven steeg Hij zomaar weer als een raket omhoog de wolken in en weg was het mysterie; ons, mij in elk geval, achterlatend met louter vragen. Samengevat luidden die; “Ja, leuk dat er toen zo Iemand geweest is, maar wat heb je er aan?” En als ik dan mijn moeder om opheldering vroeg dan was het altijd; “Ja jonge, dat is een mysterie”. De pastoor durfde je niets te vragen, want die stond op grote hoogte, en vragen stellen over geloof zou verraden dat je twijfelde en dat was al een grote zonde. Afijn, twintig jaar later leerde ik in de Hooge Berktgemeenschap in Bergeijk, Jezus opnieuw kennen vanuit zijn joodse wortels. En daarmee zag ik hoe Hij geworteld is in het gewone aardse bestaan van mensen en dus ook hoe Hij nog steeds aanwezig is in ons, in mijn leven. In het gebedshuis van de Hooge Berktgemeenschap hangt zo’n verlichte wereldbol naast het kruisbeeld. En ik vergeet nooit meer hoe die twee voor mij als een soort bliksemschicht samensmolten; “Verdorie ja, Jezus heeft alles met ons leven hier op deze aarde te maken. Hij is er een van ons?” Zo ook Maria. Hoewel, Maria? Als je in de tijd van Jezus een Maria ging zoeken in Nazareth, dan zou je er beslist geen vinden, want in Nazareth woonden geen Grieken. Een Mirjam wel, Mirjam die kenden ze wel, want dat was een gewone naam onder de Hebreeën. En kent u mogelijk ook die andere Mirjam uit de Bijbel? Ik zal u helpen. Mirjam was de zus van Mozes. Mirjam was het meisje dat levensreddend optrad door het mandje uit de Nijl te vissen waarin de baby lag die later het joodse volk zou bevrijden, uit de slavernij van Egypte. Hier een nieuwe Mirjam. Hier ook een baby die tot nog veel groter bevrijding zou strekken. Maar dat even terzijde. Ik had het erover hoezeer Jezus geworteld is in Joodse geloof en het leven van Zijn tijd. Zijn moeder precies hetzelfde. Maria wordt bezocht door de engel en hoort dat ze zwanger is. Daar heb je hem weer, die komeet; zomaar uit het niets een engel op het toneel. Maar nee, Maria was al heel lang in verwachting voordat ze zwanger was. En dat nu, dat begrijpen wij alleen als we een klein beetje weet hebben van de joodse geschiedenis. Niet voor niets horen we steeds maar weer spreken over de grote koning David. De eerste lezing ging over hem en ook in het Evangelie neemt hij een belangrijke plaats in. Die koning David had een immense indruk gemaakt op het joodse volk. Nooit in de geschiedenis was er zo’n welvaart, nooit in de geschiedenis hadden ze het zo goed gehad dan ten tijde van de regering van de godsgetrouwe koning David. Hoewel de dynastie van deze grote koning dàn al vijfhonderd jaar uitgestorven is verlangt het volk ten tijde van de geboorte van Jezus intens naar zo’n nieuwe koning, in de geest van die onvergetelijke koning David. En reken er maar op dat Maria het verhaal van Mirjam, die Mozes redde, gekend heeft. Zeker weten dat Maria de profetie van Samuel kende; “De Heer kondigt u aan dat hij voor u een huis zal oprichten. Zo zal uw huis en uw koninklijke macht altijd stand houden; uw troon staat vast voor eeuwig.” Hier, als de engel haar aanspreekt, gaat het sluimerend verlangen van het volk, in Maria in vervulling; “God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.” En natuurlijk wist Maria daarmee nog niet “hoe dat zou geschieden” en evenmin hoe het allemaal af zou lopen. Maar één ding wist ze na enige aarzeling wel en dat zal ze de engel dan ook vastberaden zeggen; “Mij geschiede naar Uw woord”. Om stil van te worden; “Mij geschiede naar Uw woord”. Deze woorden, meer nog, de levenshouding van deze eenvoudige, jonge vrouw hebben de wereld een totaal nieuw gezicht gegeven. Het gezicht van Christus met alles wat dat aan goeds voortgebracht heeft; onderwijs, gezondheidszorg, medemenselijkheid, liefde, vergeving. Ja ik weet het wel; er wordt ook nog een hoop rotzooi gemaakt door mensen die zich christen noemen; en het in veel gevallen nog zijn ook! Korter bij huis; we doen het allemaal. We zijn allemaal óók zondaars. Niet alléén zondaars, maar óók zondaars. Maar de missie van Jezus is ook nog niet af. Hij moet nog geboren worden. Nee, Hij is natuurlijk geboren 2000 jaar geleden, maar toch moet Hij ook nog –nieuw- geboren worden, in ieder van ons. Als u mij vraagt naar de twee indrukwekkendste passages in het nieuwe testament dan hebben we er net één gehad. “Mij geschiede naar uw woord”. “Mij geschiede naar uw Woord”. Hoe wezensvreemd dreigt zo’n antwoord te worden in onze tijd waarin mensen alles naar eigen woord en wens neigen te zetten. Maar kunt u zich een oorlog voorstellen tussen mensen die dat waarachtig zouden zeggen; “Mij geschiede naar uw Woord”? De andere passage is uit het strijdgebed van Jezus in de hof van Olijven, waar Hij heftig met God in discussie is, over het waarom van zijn bloedige dood. Je kunt van alles zeggen over de film Jezus Christ Superstar, maar die doodsstrijd van Jezus hebben ze subliem in beeld gebracht. Als Jezus uit geprotesteerd is, rest Hem alleen nog de overgave in de geest van zijn moeder; “Mij geschiede naar uw woord”. Want dit was Zijn laatste gebed; “Abba, Vader voor U is alles mogelijk; laat deze beker aan Mij voorbijgaan. Maar toch: niet wat Ik wil maar wat Gij wilt.” “Niet wat ik wil maar wat Gij wilt” of “Mij geschiedde naar uw woord”. Moge die geest van overgave ons leiden, niet alleen naar een Zalig Kerstfeest maar ook naar eeuwig geluk in Hem.
Amen.