Jes., 22, 19-23 Rom.,11, 33-36 Mt., 16, 13-20
Het schijnt dat er in Amerika momenteel een bisschop is die zijn priesters bestraft als ze langer dan vijf minuten preken. Van mijn eerste pastoor, in Uden, heb ik geleerd om het bij zeven minuten te houden. Maar als ik soms opvang wat mensen vandaag de dag van ons geloof weten, dan denk ik dat je heel wat meer tijd nodig hebt. Anderzijds; het gaat niet per sé om –veel weten-, het gaat er om; dat je kunt leven vanuit geloof, leven in vertrouwen op God.
Als je vandaag naar de eerste lezing kijkt, dan hoort er toch een praatje bij om een beetje snappen waar het over gaat. Het begint met een koning, Shebna, die zomaar ineens uit zijn ambt wordt gegooid. Waarom? Waarom worden de sleutels van Gods huis, schijnbaar ineens, overgedragen op Eljakim? Een paar regels eerder in dat verhaal van Jesaja lezen we over de oorzaak; deze koning Shebna laat zich een groot praalgraf uithouwen, boven op een berg. M.a.w. Shebna is bezig om een monument op te richten, waarmee hij ook na zijn dood, vanaf de hoogte nog indruk kan maken. En dat is in Gods ogen een grof misbruik van de macht die Hij Shebna gegeven had. Hij moet de macht die hij gekregen heeft niet gebruiken tot eigen eer en glorie, maar om het Godsvolk te leiden. En daarmee zitten we meteen in een morele kwestie, die niets aan actualiteit heeft ingeboet. Want veel of weinig, maar allemaal hebben we in zekere zin een beetje macht van God gekregen. De vraag is wat we daarmee doen. Gebruiken we die macht vooral tot eigen eer en glorie, of proberen we die macht in te zetten voor het heil van onze medemens. Dat geldt niet alleen voor regeringsleiders, pastoors of bisschoppen;dat geldt voor ieder van ons. Vaders, moeders, rijken, geleerden, allemaal hebben we een beetje macht. Iedereen heeft wel iemand in zijn omgeving die in zekere zin afhankelijk van hem of haar is.
Het Evangelie past er vandaag goed bij want ook daar gaat het om macht die overgedragen wordt van de een op de ander. Deze keer van Jezus op Petrus. Maar het begint bij die indringende vraag van Jezus; “Wie zeggen de mensen dat ik ben?" Jezus vraagt dat niet met bedoeling om bevestigd of bejubeld te worden. Hij vraagt het met het oog op Zijn naderende einde. Volgende week zullen we horen hoe Hij dat einde aankondigt. Maar voordat Jezus die weg naar Jerusalem inslaat wil Hij weten of de missie, die Hij heeft van Godswege, begrepen wordt door de mensen die Hem het beste kennen. “Wie zeg jij dat ik ben?” Het is natuurlijk ook een hele belangrijke vraag aan ieder van ons. Wie is Jezus voor jou? Voor mij?
In het Evangelie zien we een soort tegenstelling tussen wat de mensen zeggen en wat Petrus zegt. De mensen van de wereld komen niet verder dan wat ze al kennen. Zij kijken met wereldse ogen naar Jezus en zien iets van vlees en bloed, een profeet, iemand als Johannes de Doper misschien? Ze zien een merkwaardige mens in Hem, een bijzondere mens misschien, maar wel gewoon een mens. Grote groepen mensen, ook katholieken vandaag komen niet verder dan dat. -Jezus; "unne goeie mens" en een goed voorbeeld-. Maar dan het antwoord van Petrus; “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God’. Petrus ziet niet met de ogen van de wereld, -of zoals Jezus het zegt-, “niet vlees en bloed hebben het u geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemel is”. Niet met natuurlijke vermogens, niet door een sterke wil of een goed verstand is het dat Petrus Jezus in Zijn wezen kent, maar vanuit een gelovige openheid. Want alleen daarin kan de Vader iets laten zien. Petrus ziet het dus; “Hier is meer dan een belangrijk profeet! Dit is God zelf, die in de wereld is gekomen”. Het verschil tussen enerzijds het wat oppervlakkige begrip van de mensen en anderzijds het geloof van Petrus is er vandaag nog steeds. Mensen vergelijken Jezus vandaag niet meer met Elia of Jeremia of Johannes de Doper, maar ze noemen hem wel in één naam met de belangwekkende figuren uit onze tijd; Boeddha, Mohammed, Gandi of de Dalai Lama. Jezus wordt daarmee op gelijke voet gezet met andere, weliswaar bijzondere mensen; maar Hij is en blijft een gewone mens zoals zij. Petrus, en met hem onze hele Kerk belijdt toch echt iets anders; “Gij zijt de Christus, de zoon van de levende God”. En daarmee is Jezus oneindig ver verheven boven alle andere stichters van godsdiensten, bewegingen en filosofische stromingen. “Gij alleen de allerhoogste”, zingen wij in het Gloria. Dat zingen we niet alleen omdat het lied nou eenmaal zo is, we menen ook dat het zo is; Want Hij is de Allerhoogste. Dat in Jezus, God zelf onder ons gekomen is, dat is het hoogste goed dat de mensheid kon overkomen en het is de hoeksteen en het fundament van het christelijk geloof. Voor veel mensen is dat exclusieve -Jezus boven alles- stellen, onverteerbaar. Dat was in Jezus tijd al zo, -daarom hebben ze Hem ook vermoord-, en het is nog steeds zo. Voor veel mensen moet Jezus een gewone mens blijven, of een buitengewone, maar dat Hij de ene, ware God vertegenwoordigt, dat is hen al te machtig. Maar al zijn er in de wereld inderdaad nog zoveel andere lichtpuntjes; er is maar één zon en die staat daar...
Jezus tenslotte draagt de macht over op Petrus en op de Kerk. Maar wat is dat voor macht? Bij die vraag tuimelen wij bijna als vanzelfsprekend in dezelfde valkuil. “De paus en de bisschoppen zijn de baas”. Was Jezus dan de baas? Ja, op een bepaalde manier was Hij de baas; "Hij alleen de allerhoogste". Maar zie hoe Hij dan “baas” is geworden, stervend aan een kruis, voor ons; zeker geen macht, zoals wij mensen ons dat voorstellen. Geen macht om mensen naar Zijn pijpen te laten dansen, maar uiteindelijk toch macht. Macht over de dood. En in die macht mogen wij delen.
In de Eucharistie worden wij uitgenodigd tot eenheid met Hem die machtiger is dan de dood. Eén in lijden, één in sterven, één in de dood, maar bovenal, één in eeuwig leven bij God. Mogen niet vlees en bloed ons zicht daarop verduisteren, maar moge de Vader die in de hemel is, onze ogen daartoe openen. Amen.
Jes. 55, 10-11, Rom. 8, 18-23 en Mt. 13, 1-23.
Dit jaar heb ik drie keer sperzieboontjes moeten zaaien. De eerste keer kwamen ze bijna niet op. Op advies van een tuinman heb ik ze maar om geschoffeld en nieuw zaad gekocht. De tweede keer heb ik ze laten staan, al zien ze er nog maar spichtig uit. Toen nog maar een derde keer geprobeerd met wat betere condities; meer water, hogere temperatuur. En nu doen ze het stukken beter, maar als ik bij de buurman over de heg kijk en zie hoe ze bij hem staan, dan houdt het nog niet over. Ik denk dat er te weinig mest onder zit. Afijn, het moge duidelijk zijn dat zaaien en oogsten geen vanzelfsprekendheden zijn. En omdat je nooit zeker weet wat er van elk zaadje terecht komt heeft God het zo gemaakt, dat elk zichzelf voortplantend organisme dat doet met een gigantische overvloed aan zaad. “Strooi maar kwistig in het rond en dan zie je vanzelf wat er van uitkomt”: zal God gedacht hebben. En het mirakel gebeurt elke keer weer. Zwarte landerijen veranderen binnen de kortste keren in golvend graan, bomen schieten uit op de gekste plaatsen, lammetjes worden geworpen, kindjes worden geboren; keer op keer, generatie op generatie, het kan niet op en er komt geen eind aan. U weet wel waar ik heen wil; God is de grote zaaier achter dit magnifieke gebeuren.
Vandaag spreekt Jezus ook heel uitdrukkelijk over het fenomeen zaad, zaaien en oogsten. Hij gebruikt de parabel van het zaad om Zijn eigen ontvangst in deze wereld te duiden. Wat voor de hand zou liggen, dat Jezus een beeld gebruikt uit zijn eigen omgeving, het timmermanswezen of de bouw, dat gebeurt juist niet. Nee, een timmerman werkt volgens plan en hij kent vooraf de uitkomst. De zaaier daarentegen is afhankelijk van een hoop factoren en hij heeft maar af te wachten wat er van het zaad terecht komt. En die beelden staan model voor de omgang van God met ons. Hij wil ons niet in een vooraf bepaalde bouwtekening persen maar hij wil ons in vrijheid zien opgroeien. Zo heeft Hij met Jezus het Evangelie gebracht en het als overvloedig zaad over de wereld uitgestort. Maar om in de beeldtaal te blijven; hier in west-europa hebben we behoorlijk wat harde rotsgrond. Het Woord wordt niet alleen slecht ontvangen, er wordt zelfs amper nog naar geluisterd. Keer op keer verbaas ik mij als jonge ouders zich melden voor de doop van hun kindje, dat ze dan steevast verkondigen niet naar de Kerk te hoeven komen, omdat ze wel op hun eigen manier geloven. Ze hebben het Woord van God, noch de ontmoeting met Christus nodig; ze geloven wel op hun eigen manier. Kortom; keiharde rotsgrond. En dat zijn dan nog de besten, want ze horen bij de enkelingen die überhaupt nog om een kerkelijk Sacrament vragen!
Waar dat heen moet? Ik zou het niet weten. Waar dat heen moet, weet ik niet, maar ik weet wel waar ik heen moet. Er is geen enkele reden om te wanhopen. Als jij je hebt opengesteld voor het Woord en het heeft wortel in je geschoten, dan gaat het als met een mosterdzaadje; het wordt een grote boom die niet meer te stuiten is. Ik weet niet wat anderen met hun geloof moeten, maar uit mij is het met geen paard meer weg te trekken. Natuurlijk zouden wij ontzettend graag veel meer mensen mee nemen in dat geloof, daarom blijven we ook maar zaaien, maar wij zijn ook maar heel beperkte mensen vergeleken bij de echte Zaaier. Maar wij mogen vertrouwen op het woord van Jesaja; "Het woord keert niet vruchteloos terug, maar pas als het Zijn wil heeft volbracht en zijn zending heeft vervuld".
Zaaier en zaad tegelijk, dat is Jezus Christus, in wiens Naam wij hier samen zijn. Hij zaait het geloof en Hij heeft zichzelf als zaad laten vermalen tot Brood dat wij tot ons mogen nemen. God geeft in overvloed. Laten wij horen, zien, dankbaar zijn en hetzelfde proberen te doen. Amen.
Ex. 34, 4b-6,8-9, 2 Kor.13,11-13, Joh.3, 16-18.
Vandaag vieren we het feest van de H. Drie-eenheid; een van de meest vreemde, moeilijkst te bevatten doctrines van onze Kerk. Een nachtmerrie voor veel predikanten, een raadsel voor theologen of gewoon een moeilijk woord voor iets heel eenvoudigs? Van alles is er over gezegd en dat is ook niet gek want we beginnen elk gebed met de belijdenis van die Drie-eenheid; Vader Zoon en H Geest. Vandaag mag ik het proberen en als ik mijzelf tot opdracht zou stellen om dan eens klip en klaar duidelijk te maken wat het is dan zou ik een groot probleem hebben. Maar gelukkig hoeft dat niet. Gelukkig kan dat niet. Om te beginnen kan bijvoorbeeld niemand al zeggen wie de eerste persoon van de Drie-eenheid is; God de Vader. God de Vader is naar alle waarschijnlijkheid geen man met een baard. Ook geen man zonder baard. Waarschijnlijk is het ook geen vrouw, zoals sommigen tegenwoordig graag horen. En ook al kunnen we niet omschrijven wie God precies is, eenvoudigweg omdat Hij Zelf niet gewild heeft dat wij dat zouden kunnen, geloven wij wel in Hem. Overal waar we in de Bijbel iets over God lezen, gaat het over een verborgen God. Een onzichtbare God, een God die spreekt vanuit een wolk. Mysterieus. En als bijvoorbeeld Mozes vraagt; “Wie bent U” dan antwoordt Hij iets als; “Ik ben die Is” Ook niet dat je meteen zegt; “Oooh, nou snap ik het”. Toch weten we dat God er is. Dat weten we, omdat we zelf leven. En dat weten we omdat we leven in een Schepping, die weliswaar net zo mysterieus en groots is als God zelf, maar die wel degelijk “is”. Het is de God zoals ook het Joodse volk Hem kent; onnoembaar, ongrijpbaar, in zekere zin op grote afstand; “God de almachtige Vader”.
Maar dan! Zo’n 2000 jaar geleden is Jezus in de mensengeschiedenis verschenen; de tweede persoon van de goddelijke Drie-eenheid; God de Zoon. Daar hebben we Iemand waar heel wat meer concreets over te zeggen is. Niet ver af, niet hoog verheven, maar tastbaar, gewoon rondlopend op deze wereld. We hebben maar liefst vier verslagen van wat Hij allemaal gezegd en gedaan heeft. Ik hoef dat nu niet allemaal op te noemen; we hebben de belangrijkste lijnen gehoord vanaf Aswoensdag tot Pinksterzondag. Wij zeggen terecht dat de Verrijzenis het kernpunt van het christendom is, maar ik zou ook graag even een ander kernpunt aanwijzen. En dat is de manier waarop Jezus met die mysterieuze, verre God om gaat. Het belangrijkste daarin is, hoe Jezus God aanspreekt. Waarschijnlijk niet met “Vader”, zoals onze Bijbel het netjes vertaald heeft. Als Jezus met God praat dan gebruikt Hij een woord met veel meer nabijheid. Bijvoorbeeld zoiets als “pappa”. En zonder Hem dan verder aan te kunnen wijzen, zit in dat woord “pappa” de Geest waarin de Vader en de Zoon samen zijn. Een innige liefdesband.
In de laatste weken, tussen Pasen en Pinksteren hebben we, vooral in de missen door de week, veel stukken gelezen uit het Evangelie van Johannes. Wat mij daar gaandeweg steeds meer opviel was hoe vaak het woord “liefde” voorkomt in de gesprekken van Jezus met God. Ik neem u graag nog eens mee.
- Wie Mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden; ook Ik zal hem beminnen en Ik zal Mij aan hem openbaren."
- Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals Wij.
- Ik zeg dit opdat zij Mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten.
- Ik heb hen de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij geschonken hebt, opdat zij één zijn zoals Wij één zijn; Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en de wereld zal erkennen dat Gij Mij hebt gezonden en hen hebt liefgehad, zoals Gij Mij hebt liefgehad van vóór de grondvesting der wereld.
- En vandaag; “zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben”.
Liefde, vreugde, genade. Lees het zelf thuis nog eens na en u zult versteld staan van de gedrevenheid waarmee Jezus, vol tederheid, bijna zingt over de liefde die er is tussen Hem, Zijn “pappa” en ons, Zijn mensen. “Ik in hen, Gij in Mij”. Het verlangen van Jezus tot eenheid, tot diepe verbondenheid met de Vader en met ons, is bijna duizelingwekkend. En dat nota bene met de dood voor ogen. Dat is dus ons geloof in de drie-ene God. Een God die niets anders is, dan barmhartigheid, trouw, liefde en medelijden! En natuurlijk zal men tegenwerpen: “En al die ellende in de wereld dan?” Waar is die liefdevolle, trouwe God van jullie? Ja, daar tasten ook wij, met Mozes, in de wolken. Wij weten het niet, wij begrijpen het niet; wij zijn niet zelf God.
Het Evangelie van vandaag eindigt een beetje cryptisch. “Wie in Hem gelooft, wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon van God”. Ik versta het zo; Als je blind blijft voor de hoogste vorm van Liefde in het universum; als je je niet laat redden door die Liefde, dan moet je jezelf redden en dat is een godsonmogelijk karwei, dat is een ondraaglijk oordeel. Mogen wij in de Heilige Eucharistie weer eten en drinken van Gods Liefde, opdat we zelf Liefde worden. Amen.
Zevende zondag van Pasen A. Hand. 1, 12-14, 1 Petr. 4, 13-16, Joh. 17, 1-11a
Als je de vier Evangelies naast elkaar legt, dan moet het je opvallen hoezeer het Johannes-Evangelie verschilt van de andere drie. Waar Lucas, Matthëus en zeker Marcus zich veel strakker bij de feiten houden, heeft Johannes een mysterieuze, poëtische manier van vertellen, met veel symboliek. Maar ook met een diepe betekenis. Zo lezen we ook vandaag van die verheven zinnen; “Vader het uur is gekomen, Verheerlijk uw Zoon, opdat de Zoon U verheerlijke”. Eigenlijk zou u straks thuis dat Evangelie nog eens rustig moeten gaan zitten lezen en herlezen, en stil zijn……, en nog eens lezen en er op mediteren, want het is een krachtig stukje Evangelie. Het is een gesprek van Jezus met God, of eigenlijk een gebed dus.
Als er iets is waarover gelovigen en ongelovigen verdeeld zijn, dan is het wel het geloof in het eeuwige leven. Dat Jezus “unne goeie mens” was en dat de Tien Geboden de moeite waard zijn om na te volgen, dat kan nog door een heleboel mensen onderschreven worden. Maar bij het “eeuwige leven”, de consequentie van de Jezus’ verrijzenis, daar haken de meeste mensen toch echt af. Dat gaat ver voorbij ieders voorstellingsvermogen en dus bestaat het niet. “Wetenschappelijk is het volslagen onzin en als dàt het cruciale punt is van het christendom, dan zal de rest ook wel onzin zijn”: zo redeneert men. Wij zijn allemaal kinderen van deze tijd. Wij laten ons niets meer “wijs maken” zoals dat heet. En dat is ook heel verstandig. Wij mogen ons niets meer wijs laten máken maar wij moeten wel wijs zien te worden. Als ik er zelf bij stilsta, dan is het ook voor mij geen appeltje-eitje, dat kernpunt van ons geloof. Wat is nou toch dat “eeuwige leven”? En dan klinkt daar dat verlossende woord van Jezus; “Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden; Jezus Christus”. Als wij ons dus afvragen; “Wat zou dat eeuwige leven toch kunnen zijn?” dan is hier het antwoord; Niet zozeer het soort luilekkerland dat we ons proberen voor te stellen, maar “Dat wij de enige, ware God kennen”. -Eeuwig leven….. is God kennen-. ………….. En hoe kunnen wij God kennen? Door goed naar Hem te kijken want Hij heeft zich in deze wereld laten zien. God heeft zich “ge-openbaard” in plechtiger taal, door Jezus Christus. Dat is dus wat ons te doen staat “de enige ware God leren kennen door Jezus Christus”, en daarom komen we hier al 2000 jaar samen.
“Nu weten zij dat al wat Gij mij gegeven hebt, van U komt”; zo gaat Jezus verder in zijn gebed. Dat is dus wat wij moeten weten; dat alles wat Jezus heeft en wat wij hebben, van God komt. Dat is geen heel groot nieuws, want de joden geloven daar al vijfduizend jaar in. Toch kan Jezus zeggen; “Nu weten zij….dat”. Nu….. Omdat Hij nu, in Gods naam, de laatste macht van de wereld overwonnen heeft; de dood. Omdat nu in een mens zichtbaar is geworden wie God is. Helaas geloven steeds minder mensen in de enige ware God. Voor steeds meer mensen is de eigen mening en het eigen gevoel maatgevend. Steeds minder mensen geloven dat er iets bestaat als een universele waarheid en steeds meer mensen denken dat ieders eigen waarheid, dè waarheid is. Dus als de Kerk zegt; dit of dat is niet goed voor een mens, dan zegt een steeds groter wordende menigte; “Ja, dat is haar mening, maar ik vind iets anders”. De afwezigheid van God in onze samenleving en de toenemende verafgoding van die “eigen mening” is een gevaarlijke ontwikkeling die we ook terug zien in de politiek. Want als er geen gezamenlijk erkend richtpunt meer is, als de meningen van alle mensen even zwaar tellen, als datgene wat wij “ver-antwoord-elijkheid” noemen niets meer te maken heeft met een “antwoord geven aan de enige ware God”, dan raakt een land onbestuurbaar en vervalt het in chaos. En dat is al de hele mensengeschiedenis door zo. Lees er de oude verhalen uit de Bijbel maar op na; iedere cultuur waaruit God verdween, kwam tot verval.
Waarom vertel ik u dit? Waarom U, die toch wèl naar de Kerk komt. U, die dus wel op zoek bent naar de enige ware God? Twee redenen; ten eerste, voor het geval dat u ook zou gaan twijfelen door de toenemende druk van een samenleving die ons voor gek verklaart. “De wereld die Mij niet kent”: zoals Jezus haar noemt. Ten tweede; Wij mogen ons geloof niet voor onszelf houden. Wij moeten alle mensen de kans geven om de enige ware God te leren kennen en daarmee het eeuwige leven te verwerven. Wij mogen ons voeden met dat stevige woord, het vuur dat spreekt uit het Evangelie van vandaag, en daarmee getuigen in de wereld om ons heen. Niet met geweld of met een opgestoken vingertje, maar op de manier van Jezus; liefhebben met alles wat in ons vermogen ligt. Want het gaat echt ergens over. Het gaat over leven en dood. Wij zijn allemaal geroepen tot dat “werk” waar Jezus over spreekt, maar dat Hij zelf wel tot het uiterste volbracht heeft. Méér liefde geven dan dat Hij gedaan heeft kan eenvoudigweg niet! Laten wij dus, in deze week tussen Hemelvaart en Pinksteren, met dit woord van Jezus in ons achterhoofd, net als de apostelen, volharden in gebed. Opdat wij God leren kennen en Hij ons geven zal wat wij nodig hebben om, op onze manier, Zijn werk te volbrengen. Amen.