Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

Preken

Groeiende serie preken die ik gehouden heb in één van de kerken van de parochie St. Petrus in Uden en de parochie Willibrordus in Oss.

23 Mei 2020

"Eeuwig leven is de enige ware God kennen" Zevende zondag van Pasen A 2020

Zevende zondag van Pasen  A. Hand. 1, 12-14, 1 Petr. 4, 13-16, Joh. 17, 1-11a

Als je de vier Evangelies naast elkaar legt, dan moet het je opvallen hoezeer het Johannes-Evangelie verschilt van de andere drie. Waar Lucas, Matthëus en zeker Marcus zich veel strakker bij de feiten houden, heeft Johannes een mysterieuze, poëtische manier van vertellen, met veel symboliek. Maar ook met een diepe betekenis.  Zo lezen we ook vandaag van die verheven zinnen; “Vader het uur is gekomen, Verheerlijk uw Zoon, opdat de Zoon U verheerlijke”. Eigenlijk zou u straks thuis dat Evangelie nog eens rustig moeten gaan zitten lezen en herlezen, en stil zijn……, en nog eens lezen en er op mediteren, want het is een krachtig stukje Evangelie. Het is een gesprek van Jezus met God, of eigenlijk een gebed dus.

Als er iets is waarover gelovigen en ongelovigen verdeeld zijn, dan is het wel het geloof in het eeuwige leven. Dat Jezus “unne goeie mens” was en dat de Tien Geboden de moeite waard zijn om na te volgen, dat kan nog door een heleboel mensen onderschreven worden. Maar bij het “eeuwige leven”, de consequentie van de Jezus’ verrijzenis, daar haken de meeste mensen toch echt af. Dat gaat ver voorbij ieders voorstellingsvermogen en dus bestaat het niet. “Wetenschappelijk is het volslagen onzin en als dàt het cruciale punt is van het christendom, dan zal de rest ook wel onzin zijn”: zo redeneert men. Wij zijn allemaal kinderen van deze tijd. Wij laten ons niets meer “wijs maken” zoals dat heet. En dat is ook heel verstandig. Wij mogen ons niets meer wijs laten máken maar wij moeten wel wijs zien te worden. Als ik er zelf bij stilsta, dan is het ook voor mij geen appeltje-eitje, dat kernpunt van ons geloof. Wat is nou toch dat “eeuwige leven”? En dan klinkt daar dat verlossende woord van Jezus; “Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden; Jezus Christus”. Als wij ons dus afvragen; “Wat zou dat eeuwige leven toch kunnen zijn?” dan is hier het antwoord; Niet zozeer het soort luilekkerland dat we ons proberen voor te stellen,  maar  “Dat wij de enige, ware God kennen”.  -Eeuwig leven….. is God kennen-. ………….. En hoe kunnen wij God kennen? Door goed naar Hem te kijken want Hij heeft zich in deze wereld laten zien. God heeft zich “ge-openbaard” in plechtiger taal, door Jezus Christus. Dat is dus wat ons te doen staat “de enige ware God leren kennen door Jezus Christus”, en daarom komen we hier al 2000 jaar samen.

“Nu weten zij dat al wat Gij mij gegeven hebt, van U komt”; zo gaat Jezus verder in zijn gebed. Dat is dus wat wij moeten weten; dat alles wat Jezus heeft en wat wij hebben, van God komt. Dat is geen heel groot nieuws, want de joden geloven daar al vijfduizend jaar in. Toch kan Jezus zeggen; “Nu weten zij….dat”. Nu….. Omdat Hij nu, in Gods naam, de laatste macht van de wereld overwonnen heeft; de dood.  Omdat nu in een mens zichtbaar is geworden wie God is. Helaas geloven steeds minder mensen in de enige ware God. Voor steeds meer mensen is de eigen mening en het eigen gevoel maatgevend. Steeds minder mensen geloven dat er iets bestaat als een universele waarheid en steeds meer mensen denken dat ieders eigen waarheid, dè waarheid is. Dus als de Kerk zegt; dit of dat is niet goed  voor een mens, dan zegt een steeds groter wordende menigte; “Ja, dat is haar mening, maar ik vind iets anders”. De afwezigheid van God in onze samenleving en de toenemende verafgoding van die “eigen mening” is een gevaarlijke ontwikkeling die we ook terug zien in de politiek. Want als er geen gezamenlijk erkend richtpunt meer is, als de meningen van alle mensen even zwaar tellen, als datgene wat wij “ver-antwoord-elijkheid” noemen niets meer te maken heeft met een “antwoord geven  aan de enige ware God”, dan raakt een land onbestuurbaar en vervalt het in chaos. En dat is al de hele mensengeschiedenis door zo. Lees er de oude verhalen uit de Bijbel maar op na; iedere cultuur waaruit God verdween, kwam tot verval. 

Waarom vertel ik u dit? Waarom U, die toch wèl naar de Kerk komt. U, die dus wel op zoek bent naar de enige ware God? Twee redenen; ten eerste, voor het geval dat u ook zou gaan twijfelen door de toenemende druk van een samenleving die ons voor gek verklaart.  “De wereld die Mij niet kent”: zoals Jezus haar noemt. Ten tweede; Wij mogen ons geloof niet voor onszelf houden. Wij moeten alle mensen de kans geven om de enige ware God te leren kennen en daarmee het eeuwige leven te verwerven. Wij mogen ons voeden met dat stevige woord, het vuur dat spreekt uit het Evangelie van vandaag, en daarmee getuigen in de wereld om ons heen. Niet met geweld of met een opgestoken vingertje, maar op de manier van Jezus; liefhebben met alles wat in ons vermogen ligt. Want het gaat echt ergens over.  Het gaat over leven en dood. Wij zijn allemaal geroepen tot dat “werk” waar Jezus over spreekt, maar dat Hij zelf wel tot het uiterste volbracht heeft. Méér liefde geven dan dat Hij gedaan heeft kan eenvoudigweg niet! Laten wij dus, in deze week tussen Hemelvaart en Pinksteren, met dit woord van Jezus in ons achterhoofd, net als de apostelen, volharden in gebed. Opdat wij God leren kennen en Hij ons geven zal wat wij nodig hebben om, op onze manier, Zijn werk te volbrengen. Amen.

 

18 April 2020

Zien om te geloven? 2e Zondag van Pasen. 2020

Hand. 2, 42-47, Petr. 1. 1,3-9, Joh. 20, 19-31.

Vandaag is het de 2e zondag van Pasen, Beloken Pasen, ofwel sinds het jaar 2000 zondag van de Goddelijke Barmhartigheid. Het woord “beloken” heeft te maken met afsluiten en dat is nog goed te herkennen aan het Engelse “to lock”. “To lock down”; zouden we vandaag zeggen.  Na het paasoctaaf, na acht dagen, wordt de paastijd feestelijk afgesloten. Dat wil zeggen, de kerkelijke Paasliturgie wordt na acht dagen afgesloten, want de vreugde van de verrijzenis wordt natuurlijk nooit meer afgesloten. En dan, de dagen na Pasen, lezen we in de Schrift over hoe het allemaal verder ging; de verschijningen van de verrezene, de vreugde maar ook het ongeloof. Het zoeken en tasten van de ontredderde apostelen over wat nu te doen. We lezen over het succes van de jonge Kerk en over de vastberaden geest van de mannen die Jezus zelf gekend hadden. En zo lezen we ook weer dat verhaal van de ongelovige Thomas; een klassieker die elk jaar terugkomt op de zondag na Pasen. En dat is niet voor niets. Want hoe vanzelfsprekend we het ook allemaal uitspreken of soms ook opdreunen; “Ik geloof in God de Almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde”, voor velen is het helemaal niet zo gemakkelijk om daar ook echt in te geloven. Voor iemand die echt gelooft dat God altijd redding brengt, is het onmogelijk om lichtgeraakt te zijn, egoïstisch, bang of wanhopig. En hoe zit dat bij ieder van ons? Nee, enkel zeggen dat de Heer is opgestaan en dat Hij in ons midden is in de Eucharistie is niet genoeg om iemand te overtuigen van de waarde van ons geloof.  Om tot geloof te komen hebben de meesten van ons het toch nodig, om, net als Thomas, iets zien. En dan ben ik soms weleens jaloers op de tijd rond Jezus, toen er kennelijk van alles te zien was; blinden die gingen zien, lammen die gingen lopen, zelfs doden die tot leven gewekt werden. Zelf heb ik nog nooit iets gezien dat ik als een wonder zou omschrijven. Tenzij ik naar de Schepping kijk als één groot wonder; want dat is het natuurlijk wel. Maar iets als een wonder zoals in het Evangelie, dat heb ik nog nooit gezien. Ikzelf ben dan ook niet zozeer tot geloof gekomen door mensen die mij nog maar eens inpeperden dat de Heer verrezen is, maar door mensen die me iets lieten zien.  Allereerst is daar mijn moeder. Wat zag ik dan aan haar? Dat ze intens-trouw was aan de kerk en dat ze er veel voor over had om ons die trouw bij te brengen. Ze wist het dan allemaal niet zo in woorden uit te drukken, maar de kerk was haar heilig, dat was in elk geval duidelijk. Mijn moeder sloeg nooit, maar toen ik mij, in mijn recalcitrante jaren, een keer laatdunkend uitliet over de paus had ik zomaar een draai om mijn oren van haar te pakken. Vervolgens is daar mijn oudste zus, inmiddels overleden, maar destijds wonend in een religieuze gemeenschap; een beetje in de zin van de eerste lezing; mensen die samen leven en delen, op grond van het Evangelie. Hun manier van samen leven en delen maakte mij nieuwsgierig en leidde rechtstreeks naar hun bron; Jezus Christus. Ja en later heb ik mensen zien sterven in een sfeer van volledige overgave; zo, dat ik ook echt kon zien aan deze mensen dat zij zelfs met de dood voor ogen op God bleven vertrouwen, dat geloof dus iets is waar je echt beter, of sterker van wordt. Natuurlijk is er vanuit de verrezen Heer oneindig veel goeds gebeurd in de wereld. Maar ik spreek even over dingen die ik zelf gezien heb. U kunt dat wellicht aanvullen met uw eigen voorbeelden.

Maar als het op “zien” aankomt dan is het dus begonnen bij de apostelen, zoals we net hoorden in de eerste lezing.Jezus zendt de apostelen uit over de wereld om Zijn werk voort te zetten en bij hen moeten we dan ook zijn om te zien wat ons te doen staat. De drie grondtaken van de Kerk zijn, zoals paus Benedictus daarover sprak; God eren, zorg dragen voor de armen en evangeliseren. En deze drie zijn feilloos terug te zien in de eerste lezing. Luister maar. 

“De eerste christenen legden zich ernstig toe op de leer van de apostelen”; Evangeliseren

“Zij bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven”; zorg dragen voor elkaar en voor de armen.

“Zij waren ijverig in het breken van het brood en in het gebed”; God eren.

En als vrucht van deze levenswijze horen we dat “de Heer er elke dag meer bijeenbracht, die gered zouden worden”. 

Nog even terug naar Thomas; die vraag om iets te zien is echt zo verkeerd niet. Het zijn twee kanten van de medaille; kunnen geloven zonder zelf te zien, is goed. Maar verlangen, of zelfs eisen dat er ook iets zichtbaar wordt van dat gelovige leven dat is ook heel goed. Wij mogen, wij moeten dit leven serieus nemen. Geloof kan geen gemakkelijk “doekje voor het bloeden” zijn. Ook geen individualistisch “het goed hebben met God”. Wij mogen lijden, ziekte en dood in dit leven niet te gemakkelijk wegpoetsen. Maar we moeten wel, met Thomas, verder willen kijken, goed kijken, om tenslotte te kunnen zeggen “Mijn Heer en Mijn God”. Want dat is een saillant detail in dit hele verhaal. Deze Thomas, hoewel hij ongelovig genoemd wordt, is wel mooi de eerste en de enige in het hele Johannesevangelie, die ervan getuigt dat Jezus God Zelf is. En daarom is er ook altijd hoop voor ieder van ons; Als we misschien denken dat ons geloof tekort schiet; we mògen onderweg zijn. We mogen best vragen om iets te zien van een levend geloof. Maar even sterk is de oproep aan degenen die wèl het geloof denken te hebben; dat zij het dan in hun doen en laten zichtbaar maken, zodat "de Heer er elke dag meer bijeen kan brengen, die gered worden".   

Amen. 

 

 

 

 

10 April 2020

Witte Donderdag: "Neemt en eet, dit is Mijn Lichaam". 2020

Vorig jaar rond deze tijd, geloof ik, is de Notre Dame in Parijs afgebrand. Wereldwijde commotie… en steun  - terecht - voor de wederopbouw van dat prachtige monument. “Maar”, dacht ik toen toch ook, “waren al die mensen die zo begaan zijn met het omhulsel nu ook maar zo begaan met de inhoud”. Want als monument stralen onze kerken nog volop, maar de kern van de zaak, de Heilige Eucharistie die wij op deze Witte Donderdag zo bijzonder vieren, is ernstig in verval. En daar maakt maar een enkeling zich druk om. Een van de treurigste voorbeelden van dat verval speelde al 25 jaar geleden. Een goede vriendin van ons, een gelovige vrouw, lag in het ziekenhuis. En op zaterdagavond kwam men opnemen wat de mensen op zondag wilden eten. En zij ving op hoe dat eraan toeging in de zaal: “Kaas of rookvlees op de boterham? Melk of Karnemelk? Koffie of thee? Een hostie erbij?” “Een hostie?”, zegt de aangesprokene, “Wè is dè?” “Och”, zegt haar buurvrouw, “das zo’n klein wit dingeske van de kerk”. “Oh ja, dan doe’t er mij ook maar een hostie bij”. Een treurige illustratie van hoe er met het heilige wordt omgesprongen. Zo zie je ook bij uitvaarten vaak veel mensen naar voren komen om het Heilig Lichaam te ontvangen, terwijl men geen flauw benul heeft, van wat het eigenlijk is. Het zijn geen kwade bedoelingen. Deze mensen weten gewoon niet beter. Maar door al deze praktijken heeft het besef van het bijzondere, het heilige van de eenwording met het Lichaam van Christus, ernstige schade opgelopen. En dat is erg gevaarlijk, want met het verdwijnen van het heilige gaat het bestaansrecht van de kerk verloren en is God straks onvindbaar.

Het is natuurlijk wel een beetje lastig om hierover te beginnen tegen u. Want mensen die op Witte Donderdag naar de kerk komen, die zijn daar niet zomaar; die weten doorgaans juist wél wat de Eucharistie is. Althans? Weten… en écht kennen is natuurlijk nog twee. Ik geloof tenminste niet dat iemand van ons in staat is om helemaal te laten zien, of klip en klaar kan uitleggen, wat de Eucharistie is. Alles wat we erover kunnen zeggen, is maar tot op zekere hoogte. Tenslotte leeft in ieders hart de persoonlijke ervaring, de persoonlijke beleving, de persoonlijke diepte bij die Eucharistie. Wat gebeurt er werkelijk in je hart als Jezus tegen jou zegt: “Neemt en eet, dit is Mijn Lichaam”. De Eucharistie is geen kwestie van even gauw uitleggen en dan weet ik het. Het is een kwestie van verlangen en een levenslang groeiproces. Een verlangen om God te leren kennen en te leven vanuit vriendschap met Hem. Gevoelig voor de eucharistie word je op meerdere manieren: je kunt er eens een goed boek over lezen, je kunt erover nadenken en je kunt er actief aan deelnemen. Een tijd geleden kregen wij vanuit Rome de Instructie over het vieren van de Eucharistie. Een behoorlijke reeks aanbevelingen over wat wel en niet te doen. De precieze taakverdeling tussen lectoren, diaken, priester, misdienaar, enz. Het zijn dingen voor de buitenkant, sommige mensen vinden het maar “poespas” en door veel priesters zijn de aanbevelingen dan ook netjes aan de kant geschoven. Maar ik weet en ervaar dat juist door de hele concrete zorg voor de Eucharistie, haar heiligheid opnieuw tastbaar kan worden. En het gáát dan wel niet om de buitenkant en de versiering, maar toch: de zichtbare buitenkant stelt wel degelijk de onzichtbare binnenkant present. Misschien voel je niet dat je zou moeten of willen knielen. Misschien wel, maar ben je er niet aan toe, of schaam je je. Maar door het toch te doen, raak je letterlijk de grond en dat doet iets met je. Actieve deelname, vóórin komen zitten, meezingen, hardop meebidden, dat zijn allemaal dingen waar je misschien even doorheen moet, maar ze helpen je tenslotte wel bij het beter verstaan van de Eucharistie. En het is de moeite waard. Als je de Eucharistie écht verstaat met je hart, dan heb je alles wat nodig is om te leven. Dan ben je nooit meer alleen, want dan is God altijd bij en in jou. En als wij onze dagelijkse dag werkelijk doorbrengen, levend vanuit de Eucharistie, dan zullen wij liefhebbende, trouwe en aantrekkelijke mensen zijn. Want uiteindelijk moet het ook bij ons geen buitenkant blijven. Uiteindelijk moeten wij de liefde die wij hier van God ervaren doorgeven in de liefde voor onze naasten.

Witte Donderdag wordt gevierd als de instelling van de Heilige Eucharistie, en daarmee is het tevens een bijzondere feestdag voor onze priesters. In kapelaan Renders en pastoor Kerssemakers wil ik alle priesters dankzeggen. Dank dat zij de heiligheid van de Eucharistie met hun persoonlijke levenskeuze hebben willen onderstrepen. Nog zoiets wat voor het afbrokkelende geloof in onze wereld totaal onbegrijpelijk is geworden: dat een mens de keuze kan maken om af te zien van een gezin omwille van de dienst aan God en mensen. Het had ook niet zoveel gescheeld of dit voorjaar waren onze priesters in hun hemd gezet. Onder druk van het priestertekort in het Amazonegebied was het idee ontstaan om dan ook maar diakens voor te laten gaan in het Eucharistisch offer. Uiteindelijk heeft de Heilige Geest gezegevierd - mag je misschien zeggen - want de paus heeft het niet aan gewild om het celibaat te laten varen omwille van een praktisch probleem. Het is mij als diaken al zo vaak gezegd: “Jij zou dat toch ook gemakkelijk kunnen.” “Ja”, zeg ik dan, “voorlezen wat er in dat boek staat, die kelk omhoog houden, dat kan ik ook. Maar ik ben geen priester, ik heb mijn leven niet zo aan God gegeven zoals onze priesters dat gedaan hebben. Derhalve kan ik het dus niet. Want ik ben het niet”.

Ik hoop dat wij de komende jaren de heiligheid van de Eucharistie verder mogen leren kennen. Dat we wegen vinden om ook onze jonge mensen het bijzondere, de rijkdom, de grandeur van het heilig sacrament te doen proeven. Want het ìs een zaligmakend gegeven: God, die in de wereld komt, die zich geeft, die ieder van ons persoonlijk liefheeft en geen beter middel heeft om dat te bewijzen dan door zichzelf te geven. Dat vieren we deze dagen weer. Moge het ons opnieuw binnenbrengen in het mysterie van het heilige.

Amen. 

 

12 Maart 2020

Nooit meer dorst. 3e Zondag 40 dagentijd 2020

Exodus 17,3-7
Johannes 4,5-42

Het zijn in deze Veertigdagentijd iedere zondag juweeltjes van lezingen die we te horen krijgen: het  Scheppingsverhaal, de verzoekingen in de woestijn, de roeping van Abraham, de gedaanteverandering op de berg Tabor en vandaag dan Mozes, met het water uit de rots en Jezus, bij de put van Jacob. Allemaal verhalen met een grote rijkdom en een diepe grond. De laatste twee zomers hebben we het een klein beetje meegemaakt, maar voor ons Hollanders – waterlanders – is de echte nood aan water niet aan te voelen. Vaak hebben we er juist teveel van, dus dat echte verlangen, die hunkering naar water, de felle dorst, die kennen wij niet. Dat is in landen in het Midden-Oosten, zoals ook in Israël, wel anders. Eén riviertje, niet veel meer dan een brede sloot, stroomt door het land en daar is altijd gedoe over. Begrijpelijk natuurlijk: water is immers leven. 

Het is het zesde uur, dat wil zeggen ongeveer het heetst van de dag, als Jezus bij een waterbron zit en er een Samaritaanse vrouw water komt putten. Er ontspint zich een uitermate boeiend gesprek tussen die twee. Jezus heeft dorst, dus Hij vraagt de vrouw om water. Maar zij is een Samaritaanse. Dat wil zeggen, zij is een heiden. Zij is er één van een volk dat niet de ene God van Israël erkent, maar allerlei andere goden achterna loopt. De vrouw is dus zeer verbaasd dat de Jood, Jezus, haar aanspreekt; sterker nog, dat Hij haar vraagt om water. Jezus stelt zich in zekere zin afhankelijk op, zelfs ten opzichte van een heidense! Nog sterker, voor een Joods schrijver als Johannes klinkt hier niet alleen een vraag om water, maar zelfs een soort huwelijksaanzoek. Want zijn niet de grote huwelijken van het joodse volk begonnen bij de vraag om water bij een bron? Neem Isaac en Rebecca, Mozes en Siporra, Jacob en Rachel, allemaal liefdesaffaires die begonnen bij een waterbron. Helemaal van de zotte natuurlijk, dat Jezus hier een heidense het hof zou zitten maken. Maar de bedoeling van Johannes strekt ook veel verder dan een flirt. De hele Bijbel spreekt over God en wereld als bruidegom en bruid. Anders gezegd; God als bruidegom, slooft zich eindeloos uit om zijn bruid – dat zijn wij, dat zijn alle volken van de wereld – voor zich te winnen. En dat is wat Jezus hier aan het doen is: de heidenen, de afgodendienaars, terug te brengen bij de ene ware God. En dat de vrouw een afgodendienaar is, dat is wel te zien aan wat volgt: vijf mannen heeft ze al achternagelopen, anders gezegd, ze heeft van alles geprobeerd, maar het echte leven heeft ze nooit gevonden. Maar nu komt ze dan een man tegen die haar doorziet, die schijnt te weten wat ze zoekt.

Vervolgens is er sprake van twee soorten water: het aardse water, wat Jezus nodig heeft, dat uit de put omhooggehaald moet worden en het hemelse water, wat de vrouw nodig heeft: het levend Woord van God, dat Jezus zelf is. Het is dus minder vreemd dan het lijkt, dat de vrouw de discussie plotseling verlegt naar de vraag over aanbidding. “Moeten wij op de berg van de Samaritanen aanbidden?” Dus: “Moeten wij de god van de Samaritanen dienen, of moeten we op de berg van de Joden in Jerusalem aanbidden?” Het antwoord van Jezus is fenomenaal: “noch op de ene berg, noch op de andere moet men aanbidden; men moet in Geest en Waarheid aanbidden”. Want het gaat niet om het aanbidden van een berg of een beeld, het gaat erom dat de Geest van God in jou mag werken. Dat Hij jou mag begeesteren om de weg te gaan die bij jou hoort. Dat je wordt wie je bent, dat je doet wat jij, met jouw gaven en jouw mogelijkheden doen moet; als deze huisvrouw, als deze aannemer, als deze schooljuffrouw. Dat je blijft luisteren naar het visioen van God met mensen en dat je blijft zoeken naar jouw rol daarbinnen. Geest is beweging, is leven, is groei, is hoop. Geen dorheid of starheid, geen houding van “na mij de zondvloed”. Het leven als een eindeloze uitdaging, maar lichtvoetig. Ook weer niet met de pretentie de hele wereld op je schouders te nemen.

“Aanbidden, niet hier of daar, maar in Geest en Waarheid”, dat moet volgens Jezus gebeuren. Geest, daar hebben we het al een beetje over gehad. Wat zou die waarheid kunnen zijn? Het Hebreeuwse woord ‘emet’, wat voor ons vertaald is met “waarheid”, heeft te maken met “trouw aan het verbond”. Wat is dat verbond? Daarvoor moeten we terug naar die geschiedenis van God met mensen, de heilige Schrift, waar God ons keer op keer een verbond aanbiedt. Bij Abraham: “Ik zal u talrijk maken als zandkorrels aan de zee”. Bij Mozes: “Als Gij deze voorschriften onderhoudt, zult ge lang leven in het land wat ik u geef”. Bij Jezus: “Dit is de beker van het nieuwe verbond”. Keer op keer worden wij uitgenodigd om in te gaan op dat mysterie van God met ons. Dat aanbod van God om met ons een weg te gaan naar echt leven. Maar het vraagt een groot vertrouwen… want het is niet altijd rozengeur en maneschijn. Soms moeten wij door diepe dalen en dan wil het ons weleens ontbreken aan vertrouwen. Dan willen we weleens gaan mopperen, zoals de mensen van Mozes in de eerste lezing: “zorgt die God wel voor ons, want nou hebben we weer geen water?” Of voor vandaag: “zorgt die God wel voor ons want nou hebben we weer Corona?” De eerste die dwars door alles heen, volledig in het vertrouwen bleef staan, niet enkel door een diep dal, maar zelfs door de dood heen, dat was Jezus. Daarom kan Hij ook zeggen dat je met het water dat Hij geeft nooit meer dorst krijgt.

Als wij naar de samenleving om ons heen kijken, dan heeft zij veel weg van die vrouw met haar vijf mannen. Men rent en sjouwt wat in het rond. Men probeert alles uit wat er maar te krijgen is, liefst zo veel mogelijk en zo vlug mogelijk en genoeg is een woord wat we amper nog kennen. En toch blijven veel mensen ongelukkig. Hoe dan toch die bron met levend water voor hen te openen? Waarom zijn wij als deze kerk, als erfgenaam van Christus, als Zijn lichaam, zo slecht in staat om dat levende water te laten stromen? Er is van alles op te zeggen, wellicht ook kritiek op ons, als voorgangers. Maar het eerste wat wij vandaag in het Evangelie lezen, is dat er een vrouw op zoek gegaan is, op zoek naar water, op zoek naar echt leven. En zij vindt Jezus. Zij vindt Geest en Waarheid. Mogen ook wij ons openstellen om geraakt te worden door diezelfde Geest en zo voor elkaar tot bron van leven worden.

Amen.