Matteüs 10,17-22
Vandaag lezen we over de H. Stefanus, één van de eerste diakens. En we zouden dat eens mooi eens kunnen aangrijpen om reclame te maken voor het diakenschap, ware het niet dat de goeie man door steniging aan het eind van zijn leven is gekomen. Wat is dat toch met ons geloof, dat we zeggen dat we vaak iets vieren terwijl het eigenlijk helemaal niet zo feestelijk is? Ons geloof lijkt meer om losers te draaien dan om winnaars. Vandaag wordt Stefanus weer doodgestenigd en het Evangelie is ondanks de naam “Goede Boodschap” ook niet direct een bron van vrolijkheid. Broers die elkaar overleveren om gedood te worden, vaders hun kinderen, kinderen hun ouders. We zullen een voorwerp van haat zijn. Toe maar. Stel je eens voor dat je aan een buitenstaander zou moeten uitleggen wat wij allemaal te vieren hebben. Wat is dan onze vreugde? Waarom is Evangelie “Blijde Boodschap”? Wij lezen steeds maar kleine fragmenten uit de H. Schrift, maar de echte vreugde van ons geloof zit vooral in de totaliteit ervan. Als u in uw boekje kijkt, dan ziet u bijvoorbeeld dat we in het boek Handelingen springen van hoofdstuk 6 naar halfweg 7 en dus een heel stuk overslaan. Wat wij niet lezen is het magistraal getuigenis van Stefanus: hij legt het geloof open vanaf de Schepping tot aan Jezus toe. U zou dat thuis eens na moeten lezen. En omdat zijn toehoorders zich doof en blind wensen te maken voor wie Jezus werkelijk is, moet Stefanus het met de dood bekopen. Het feestelijke is de rotsvaste overtuiging van deze Stefanus; dat zijn leven, en in zijn spoor ons aller leven, hoe dan ook geborgen is in God! Stefanus sterft niet. Hij legt zijn geest in Jezus’, in Gods handen. Geweld wordt overwonnen, Gods liefde is sterker dan alles, sterker dan de dood. Dat is het steeds terugkerende motief doorheen de hele Bijbel. Geen enkele macht ter wereld of buiten de wereld wint het van de God die wij onze Vader mogen noemen. Dat is de grote vreugde van Kerstmis tot en met Pasen en Pinksteren, ieder met een eigen accent. Maar het vraagt natuurlijk wel geloof.
Geloof dat de kans moet hebben om te groeien. Dat is ook de reden waarom we hier niet alleen met Kerst samenkomen, maar het hele jaar door. Groeien in het geloof, dichterbij komen bij Hem, die Liefde is. Misschien kan ik toch nog wel reclame maken voor het diakonaat. Want voor mij, als diaken, is het gewoon een groot geschenk dat ik hier mag staan, dat ik zo dicht bij het mysterie mag komen, dat ik steeds weer uitgedaagd wordt om al die Bijbelse wijsheid te overdenken en waar te maken met mijn eigen leven. Dat ik daarbij ook elke dag mag rekenen op Gods vergevende liefde als het toch weer mislukt blijkt te zijn. Mogen wij zo, met vallen en opstaan, steeds dichter bij het punt komen dat wij, liever zonder direct gestenigd te worden, met de heilige Stefanus kunnen zeggen “Heer Jezus, ontvang mijn Geest”.
Amen.
Wij vieren vandaag de derde zondag van de Advent, ook wel zondag Gaudete, Verheugt u, genoemd. En inderdaad, wij hebben alle aanleiding om ons te verheugen: God komt naar ons toe! Waar de grote wereld, zoals Mgr. Mutsaerts het in zijn boek zo mooi zegt, zich inlaat met een hohoho-roepende halvegare met infantiele rode muts en een volstrekt oppervlakkig verhaal over een rondvliegende arrenslee met rendieren, hebben wij het grote voorrecht de belangrijkste en allesbeslissende gebeurtenis van tijd en ruimte te doen herleven: God die in de wereld is gekomen.
Maar… de grootheid van Kerstmis krijgt alleen betekenis door Pasen. Zonder Verrijzenis is de herinnering aan het kindje Jezus van veel minder belang dan de geboorte van onze eigen kinderen. Zonder geloof in de Verrijzenis blijft het romantische kerstverhaal qua betekenis akelig dicht in de buurt van die rondvliegende arrenslee.
Onderzoek heeft uitgewezen dat maar een kwart van de katholieken geloven kan in de Verrijzenis. Nou weet ik niet hoe zich dat verhoudt met onze aanwezigheid hier. Moeten we aannemen dat hier in deze Kerk maar 1 op de 4 mensen in de Verrijzenis gelooft, of bestaat het ongelovige deel vooral uit mensen die zich op papier katholiek noemen? Hoe dan ook, hoe moeilijk het ook is om te geloven misschien, onze grote vreugde zit niet zozeer in de geboorte, maar juist in de Verrijzenis van Christus. In lijden, dood en Verrijzenis laat Jezus tegelijk twee beslissende dimensies van God zien: enerzijds zijn allesoverstijgende Liefde, anderzijds zijn Almacht. Uit niets anders dan liefde voor ons laat Jezus zich mishandelen en kruisigen. Vervolgens laat God zien dat Hij wel degelijk heerst over Hemel en Aarde, door Jezus te doen opstaan uit de dood.
Wat een vreugde, als je je kind mag weten van zo’n God; een God die bereid is om voor jou te sterven, maar evengoed de macht heeft om over alles te heersen, zelfs over de dood. Maar ja, wij waren er niet bij… Laten we eerlijk zijn: geloof in de Verrijzenis is niet vanzelfsprekend. Zeker niet voor mensen van onze tijd, voor wie alle wonderen door de wetenschap ontraadseld schijnen te zijn. “Schijnen” zeg ik met nadruk, want het blijft wat mij betreft natuurlijk net zo goed een mysterie hoe het kan dat er ooit een oerknal is geweest. De hele logica van de wetenschap is uiteindelijk toch gebaseerd op mysterie. Afijn, als het om geloof in de Verrijzenis gaat, is er één ding dat mij persoonlijk over de streep getrokken heeft. We hebben natuurlijk het Evangelie. We hebben de woorden van Jezus die het zelf voorzegt. Maar als dat niet genoeg is, dan hebben we - na Zijn opstanding - óók de getuigenis van de leerlingen: “Hij is niet dood, Hij leeft”. Zij kúnnen dat natuurlijk gezegd hebben voor de sensatie (vandaag de dag zou je met zo’n verhaal in elk geval goed scoren in de media), maar je houdt een sensatieverhaal toch niet vol als het je eigen leven gaat kosten?! En juist daarom zijn - voor mij tenminste - de getuigenissen van die eerste martelaren van doorslaggevend belang. Als zij bereid zijn hun leven te geven dan moeten zij wel iets gezien hebben wat het waard is om voor te sterven.
Maar geloven is dus nooit vanzelfsprekend geweest. Vroeger niet, nu niet en zelfs in de tijd van Jezus niet. Johannes zit in de gevangenis en begint te twijfelen nadat wij hem vorige week nog vol vuur hebben horen zeggen dat de Messias komende was; De Messias die met één machtige ingreep alles beter zou maken. Een grote uitzuivering met kaf dat in onblusbaar vuur zou branden? Er is niets van te zien! Jezus stelt zich zelfs op als vriend van wat Johannes “het kaf” noemt! “Is hij dan wel de komende of moeten wij een ander verwachten?” “Kijk maar wat er gebeurt”, zegt Jezus. “Blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd”. Nee, met het geweld waar Johannes op doelt wil God niet ingrijpen. Hij probeert het voorlopig met daden van Liefde. En dan staat daar die subtiele toevoeging: “Gelukkig hij, die aan Mij geen aanstoot neemt”. Want denken ook wij niet vaak in de termen van Johannes: “God waarom laat u dat toch allemaal gebeuren? Grijp dan toch eens in, als U zo machtig bent”.
Hij zal komen, want Hij is de Alpha en de Omega, want Hij is het Begin en het Einde… maar op Zijn tijd. Tot die tijd vraagt Hij ons om ons in te voegen in het Lichaam van Christus, dat de Kerk is, en daden van liefde te stellen. Geen gewelddadige, grootse misschien, maar kleine dagelijkse offertjes. Als God vanuit de hemel aan ons komt vragen “Zijn jullie goede katholieken?”, dan zouden we net als Jezus niet moeten zeggen “Ja dat zijn we”, maar “Zie maar wat er onder ons gebeurt”. Zo kunnen wij bijvoorbeeld de christenen in Syrië helpen te overleven. Daar worden zij zwaar onderdrukt en zo mogelijk verdreven. En mét hen verdwijnt daar natuurlijk ook het Evangelie. Samen met Kerk in Nood kunnen wij ervoor zorgen dat de kwetsbare christelijke gezinnen ondersteuning krijgen en huizen en kerken worden herbouwd. Achter in de kerk staat de collectebus voor uw geldelijke steun, maar u kunt ook doneren via de bank. Er liggen flyers met het banknummer en het staat op de poster op de collectebus. Een andere mogelijkheid om het goede te doen is door uw steun te verlenen aan de voedselbank. Sommigen denken misschien dat het niet hard loopt, omdat de dozen bijna leeg zijn, maar we hebben al een vrachtje naar de voedselbank kunnen brengen. Hartelijk dank voor al uw steun. Laten we God in elk geval danken voor ons leven hier in overvloed, en laten we in de Eucharistie opnieuw dat grote mysterie vieren: Liefde tot over de dood heen.
Amen.
Zoals het was in de dagen van Noach… Mensen aten en dronken, leefden zich uit in de geneugten van het leven. En die ene malloot die daar aan die boot aan het bouwen was, die werd uitgelachen. Er schijnt niet zoveel veranderd in al die eeuwen. Ook wij, het steeds kleiner wordend volkje in de Kerk, worden uitgelachen. Of ten minste schouderophalend bekeken. “Die arme mensen laten zich nog iets wijs maken door achterhaalde sprookjes”. En vervolgens loopt men door naar de winkels, of tegenwoordig misschien eerder naar de computer om maar geen van die geweldige aanbiedingen van Black Friday te missen. Meer en meer jongeren groeien op in grenzeloze weelde; alles kan, alles mag, alles is te koop en je hebt overal recht op. En om de kick van het genieten nog wat op te voeren hebben we tegenwoordig ruim de beschikking over allerlei party-drugs, van Lachgas tot MDMA. Daar schijnt hier in Oss trouwens – tot voor kort – nog goed aan verdiend te zijn. Maar dan nog lijken veel mensen ontevreden, want om de dag staat er een andere beroepsgroep in Den Haag te protesteren. Ach, natuurlijk moet er geleefd worden, natuurlijk zijn er scheve arbeids- en beloningsverhoudingen, natuurlijk mogen wij genieten van al het goede dat de Heer ons geeft… als we dan ook maar leven vanuit het besef dát het de Heer is die het ons geeft. De rijkdom dreigt zo vanzelfsprekend te worden dat we niet meer weten waar het vandaan komt, en dat we ook zélf niet meer weten waar we vandaan komen… en waar we naartoe gaan.
Van de week sprak ik een erudiete heer van een eind in de 90. “Ze weten niet meer waar het om gaat…” zei hij. “En waar gaat het dan om?” vroeg ik hem, als broekje van 64. En toen kwam hij zo, met zijn hand: “Dat je je gedragen weet…” En daar was ik het natuurlijk roerend mee eens. Als je je niet gedragen weet, dan is het ook wel begrijpelijk dat je ergens anders voldoening gaat zoeken. Reizen, spullen, meer en meer… Als je je daarentegen wél gedragen weet, dan heb je aan de helft genoeg. Ik weet niet meer wie het gezegd heeft, ik geloof de H. Augustinus: “Geef mij Uw liefde en genade, dat is mij genoeg”. Vanmorgen las ik nog zoiets in de krant met woorden van oud-topvoetballer Marco van Basten. Geld had hij altijd heel belangrijk gevonden. Het verschafte hem een gevoel van onafhankelijkheid en vrijheid. Maar inmiddels was ook hij er achter gekomen dat innerlijke vrijheid veel belangrijker is dan de vrijheid die je met geld kunt kopen.
Mijmerend over de viering van deze eerste zondag van Verwachting, en geprikkeld door het Evangelie, kwamen er twee gedachten bij mij op. Allereerst merkte ik dat ik nog steeds sporen van het vooruitgangsdenken in mij heb. Vooruitgangsdenken. Dat is een opvatting over het leven waarin wij mensen zó aan de toekomst moeten en kunnen werken dat hij beter en beter wordt. Tenslotte zouden we dan door al die verbeteringen het paradijs op aarde kunnen bewerkstelligen. En ik denk ook dat we daarop gericht moeten zijn: nooit opgeven om de wereld beter te maken. Maar, dan denk ik, hoe kan het dat het zo verschrikkelijk langzaam gaat? De wereldgemeenschap had toch al van Noach kunnen leren, de Tien Geboden en al die profeten en Jezus? We weten toch al zo lang hoe het eigenlijk zou moeten? Hoe komt het dan dat we maar niet verder lijken te komen ondanks de oprechte goede bedoelingen van zovelen. Vanaf de eerste dag dat ik kon verstaan wat er in een Kerk gezegd werd, ging het in de voorbeden over oorlogen die beëindigd moesten worden. En kijk dan zoveel jaar later eens? Nog steeds overal oorlog. Vluchtelingen, aanslagen? Oh jawel. Er is zeker vooruitgang. Vooruitgang in een bepaalde zin tenminste. We hoeven veel minder hard te werken dan onze ouders, we hebben stromend water en iedereen heeft te eten. Op medisch en technisch gebied zijn we bijna tot wonderen in staat. Maar toch, door dit soort vooruitgang zijn er niet minder problemen gekomen, maar andere. Sommige problemen zijn opgelost, andere zijn er voor in de plaats gekomen. Groter of kleiner? Ik zou het niet durven zeggen. Dus die vooruitgang? Onszelf opwerken naar dat paradijs? Ik weet het niet. Het is maar een vermoeiende gedachte.
En dan is daar nog die andere gedachtelijn die vooral door het Evangelie wordt opgeroepen… Ik denk dat het voor velen van ons in eerste instantie nogal dreigend overkomt. “De een zal worden meegenomen, de ander achtergelaten…” Maar naarmate ik er langer bij stilsta is het ook een bevrijdende gedachte. Wij moeten wel aan de komst van het paradijs blijven werken, maar we hoeven het tenslotte niet af te maken op eigen kracht. Als wij immers iets vermogen, dan komt het omdat God het ons geeft. Midden in ons aardse geploeter, voor de één na 84 jaar, voor een ander na ruim 90 jaar en nog voor een ander al na 17 jaar, maar op enig moment komt Hij ons halen… Laten we dan voorbereid zijn.
Als je maar oprecht en eerlijk probeert te leven. En als je jezelf erop betrapt dat dat niet gelukt is, ga dan desnoods op tijd een keer biechten. Want Onze God staat met de armen wijd open om ons nieuwe kansen te geven. Meer dan 70 x 7 keer! Als je verhouding met God en de medemens open blijft, dan hoef je helemaal niet bang voor Hem te zijn, dan kan het eigenlijk alleen maar als een bevrijding klinken dat de Heer je ooit komt halen.
Als in de dagen van Noach… Laten wij, ieder van ons persoonlijk, zorgen dat we ons leven leven met aandacht voor het goede. Dan mogen wij er gerust op zijn dat Hij ons mee zal nemen als onze – of Zijn – tijd daar is.
Amen.
Ik denk dat het zo ongeveer in de jaren 60 begonnen is. Waarschijnlijk onder druk van de beginnende kerkverlating zijn veel priesters langzaam maar zeker begonnen om alleen nog het halve Evangelie te prediken: “Jezus houdt van alle mensen”, “iedereen is welkom aan de tafel van de Heer”, “alles wordt vergeven, ook al ga je nooit biechten”, en “iedereen komt in de hemel”. En mogelijk is het waar. Maar waarschijnlijk is het ook maar de halve waarheid. Houdt mij ten goede; niet dat ik zou weten of uit zou kunnen maken wie er wel en niet in de hemel komt, en of ik er zelf kom, is ook nog maar zéér de vraag, maar dat iedereen er komt, dat is in elk geval niet wat Jezus zegt. Ook vandaag niet, want degenen die het Evangelie niet wensen te ontvangen, zo horen wij, die mensen zal het bij de komst van het Rijk van God, nòg slechter afgaan dan die van Sodom. En Sodom, zo weet u wellicht nog, Sodom was één van de twee steden die door God kompleet vernietigd werden, onder een vuur van zwavel. “Ook ik veroordeel u niet, ga heen en zondig niet meer”, zegt Hij tegen de overspelige vrouw. Hij zegt niet: “ach vrouwke het is allemaal nie zo erg, ge komt er toch wel”. Hij zegt: “Ik veroordeel je niet… maar zondig niet meer”. De handelaren die Gods huis misbruiken voor hun eigen belangen… slaat Jezus de tempel uit. Ergens anders horen we dat mensen die te laat op een feest verschijnen, door Jezus keihard buitengesloten worden. “Ik ken jullie niet”, zegt Hij. Of weer ergens anders: “Wie één van deze kleinen aanstoot geeft, het ware beter dat men hem een molensteen om de nek deed en in zee zou gooien”. En zo zijn er nog tal van plaatsen in het Evangelie waar je kunt zien dat lauwheid niet past bij een gedoopte Christen. Als wij vandaag horen over de zending van de 72 leerlingen, dan mogen wij dat wel begrijpen als dat we zelf gezonden worden. Alle gedoopte christenen zijn mede verantwoordelijk voor de verspreiding van het Evangelie in woord en daad. Ieder natuurlijk op zijn of haar eigen manier, naar eigen mogelijkheden, maar allemaal zijn we verantwoordelijk omdat we door ons Doopsel Christus’ handen en voeten zijn geworden. En, zo horen we, dan worden we gezonden als lammeren tussen de wolven; geen all-inclusive vakantie-reisje zal ons leven dus zijn. Geen beurs, geen schoeisel en geen reiszak; dat betekent dat we ons niet op voorhand moeten indekken tegen alles wat ons overkomen kan. Dat hoeven we ook helemaal niet te doen, want als wij ons doopsel serieus nemen, dan weten wij onszelf in Christus geborgen. De leerlingen komen terug met grote verhalen: zelfs de duivels hebben zich onderworpen. En dat is mooi, dat vindt ook Jezus, maar nog veel belangrijker dan wat je hier op aarde allemaal presteert, is de vraag of je naam staat opgetekend in de hemel. Mogen wij ons daarom altijd in ernst en deemoed wenden tot onze Heer; bidden dat Hij ons vasthoudt, dat Hij ons helpt te worden wie we ten diepste zijn: Zijn kinderen, zijn eindeloos geliefde kinderen.
Vanochtend vond ik het prachtig uitgedrukt in een psalm waarmee ik graag wil afsluiten. Het is Psalm 131:
Mijn hart is niet hoogmoedig, Heer, mijn ogen kijken niet verwaand.
Ik streef ook niet naar grote daden hoger dan ik reiken kan.
De stormen zijn bedaard in mij en vredig is mijn geest.
Zoals een kind op moeders schoot, zo veilig voel ik mij.
Zoek, Israël, uw toevlucht bij de Heer, van nu af voor altijd.
Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest.
Zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.