Vandaag dus het feest van de heilige Drie-eenheid. De heilige Drie-eenheid die wij dagelijks en op verschillende manieren in de mond nemen. Elke viering, elk gebed begint er mee; “In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest”. Alles wat wij hier verder doen, is ingekaderd in die Drie-eenheid. Straks bij de wegzending horen we het weer; “Zegene u de almachtige God; de Vader, de Zoon en de Heilige Geest”. “Amen”…. “Ja, zo is het”; zeggen we dan. En zo ook in het getijdengebed. Aan het einde van elke psalm zeggen we; “Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest” en we voegen daar een prachtig stukje belijdenis aan toe: “zoals het was in het begin en nu en altijd, tot in de eeuwen der eeuwen”. Last but not least; het mooie vervolg van het kruisteken aan het begin van deze viering; “De genade van onze Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest, zij met u allen”. Het gevaar van iets wat je vaak zegt of hoort, dat is gewenning. Je zegt de dingen als een automatisme, zonder er nog bij stil te staan wàt je eigenlijk zegt. Dat geldt vooral voor de vaste gebeden, zoals het Onze Vader en het Wees Gegroet. Ik weet nog hoe wij vroeger voor het eten de Engel des Heren baden. Dat ging zo snel, -met woorden die half ingeslikt werden-, dat wij als kinderen wel de bijpassende geluiden konden maken maar bij God niet wisten wat we eigenlijk zeiden. Later heb ik mijn moeder daar wel op aangevallen; “Als je zo bidt, kun je net zo goed niet bidden”. Vandaag zou ik zeggen; “Onverstaanbaar bidden is altijd nog beter dan helemaal niet bidden”.
Maar terug naar het kruisteken, terug naar de Drie-eenheid van God; Onze Kerk belijdt; Eén God in drie personen. Voor een mensenverstand, voor het mijne tenminste, een onmogelijk begrip. Hoe kun je nou één zijn en drie tegelijk? Ik heb er al moeite genoeg mee om in te zien dat Jezus God èn Mens tegelijk is; laat staan dat daar dan nog eens een derde persoon bij komt. En toch zijn ze een realiteit; Vader, Zoon en Heilige Geest. Het is nota bene Jezus zelf die ze benoemd heeft; ‘doopt allen in de Naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest’.
Om hier iets zinnigs te zeggen over de drie-eenheid heb ik een hele serie preken van collega’s gelezen en ik moet zeggen dat er hele creatieve oplossingen worden bedacht. Eentje had het over een spinner. Dat is een of ander speelgoedje, dat je heel snel rond moet laten draaien. De drie plaatjes die er op staan worden dan vanzelf vervormd tot één plaatje. Of een ander had het over drie verschillende gezichten van God; zoals een man die op zijn werk iemand anders is dan als huisvader en weer anders op de sportclub. In het officiële kerkelijke orgaan, de catechismus, vindt je 45 verwijzingen naar de Drie-eenheid en als je die achter elkaar probeert te lezen, dan gaat het je duizelen.
Laat ik het maar zeggen op een manier dat ik het zelf nog een beetje begrijp. Op de eerste plaats is daar God de Vader. Ik zie Hem in zekere zin toch een beetje op afstand; de Schepper, in de hemel, ver weg, maar…. enkel Scheppingsdrang, Goedheid en Liefde. Dan heb je God de Zoon. God wist de afgedwaalde Schepping niet anders te bereiken dan door Zelf af te dalen in het mensenbestaan. Jezus is God die mens geworden is. God de Zoon. En aangezien God de Vader enkel Goedheid en Liefde is, is dat bij Jezus, bij Zijn Zoon, niet anders. Maar dan komt het; Wij mensen hebben een bewijs ge-eist van de Liefde van God. En het grootste bewijs van de liefdesband tussen de Vader en de Zoon is Jezus’ vrijwillige dood aan het kruis. Die liefde, die uitstraalt tot op de dag van vandaag, die mag van mij “Heilige Geest” heten. Een God, drie personen. In theoretische zin valt er misschien nog veel over te zeggen maar als u het echt allemaal wilt weten zou ik zeggen; “Probeer de catechismus eens”.
Als ik voor mijzelf zou moeten getuigen van de Heilige Geest, dan zou ik mijn bekeringsverhaal moeten vertellen; en dat ging ongeveer zo. Ik ben thuis met de katholieke knoet opgevoed; “Zo lang als jij hier aan tafel mee-eet, ga je ook mee naar de Kerk”! Dat was mijn moeder. Nou en toen ik dus op kamers ging, was ik daarvan verlost. Toen kon ik het zelf uitzoeken en dat heb ik gedaan. Om het allemaal te vertellen, dat duurt veel te lang, maar zoetjesaan raakte ik het spoor compleet bijster, met dat “zelf uitzoeken”. Het leven met al zijn ups en downs, met verslaving, ziekte, oorlog en ellende, leek me uiteindelijk totaal zinloos. En als de optelsom van het leven “nul” is, dan heeft alles wat je doet ook geen zin. Dan wordt het egoïstisch genieten, totdat je erachter komt, dat zelfs dàt niet lukt. Ik leerde mijn vrouw kennen en omdat zij per sé wilde trouwen voor de Kerk moest ik mij daar ook nog weer eens op bezinnen. En inderdaad; Jezus pakte mij. Ik ging in de leer bij Hem en, u zult het misschien belachelijk vinden, -want het is ook belachelijk-, maar ik dacht dat ik dan op den duur wel op Hem zou lijken en dat ik dan iedereen daarin mee kon nemen en de wereld verbeteren. De grootste deceptie kwam toen ik ontdekte dat het mij helemaal niet lukte om net als Jezus te worden. Had ik eindelijk, na al die jaren vruchteloos zoeken, richting gevonden voor mijn leven, ging die vlieger helemaal niet op! Toen ik, in mijn werk in de verslavingszorg, een keer genadeloos geconfronteerd werd met mijn menselijke beperkingen, ben ik voor een moment helemaal ingestort. Totaal ontredderd zat ik in de auto te huilen, ik weet nog precies waar het was, toen uit de cassetterecorder keihard een stem riep; “I will never let you go, Cause I love you so”. (Ik laat je nooit gaan want ik hou zoveel van jou). Het was gewoon een liefdesliedje waarvan er duizend in een dozijn zijn, maar achteraf kan ik zeggen; voor mij was het de Heilige Geest zelf die mij bij mijn kladden pakte, zo van; “Tot hier kun je zinken maar niet verder”. Sindsdien weet ik niet alleen uit de boeken dat God liefde is, maar heb ik het ook aan den lijve ondervonden. Maar ik moet ook eerlijk zeggen dat het mij niet uitmaakt of het hier nou ging om de Heilige Geest, de Vader of de Zoon. Het enige wat telt is dat -Hij is-.
Daarom zou ik met Mozes uit de Eerste Lezing willen zeggen; “Erken dan heden en prent het in uw hart; de Heer is God, in de hemel boven, en op de aarde beneden; er is geen ander”. Amen.
Hand. 10,25-26.34-35.44-48, 1 Joh. 4,7-10, Joh. 15,9-17
Als mensen op sterven liggen, gebeurt het regelmatig dat er nog heel wezenlijke dingen over het leven worden uitgewisseld. Bevrijdt van alle verwachtingen en conventies kan de stervende vrijuit spreken en zich concentreren op de belangrijkste zaken die hij of zij nog wil zeggen. Niet zelden zijn het heel indringende momenten die de nabestaanden nooit meer vergeten. In die geest mogen we ook luisteren naar de woorden van Jezus in het Evangelie. Het zijn woorden uit Zijn afscheidsrede bij het laatste avondmaal. Jezus vertelt heel geconcentreerd waar het in Zijn leven op aarde om te doen is geweest. Ik heb het vorige week al gezegd; je moet die woorden eigenlijk thuis eens rustig tot je door laten dringen. Degenen die naar de doordeweekse missen komen, hebben dat elke dag al kunnen doen, want elke dag hebben we een stukje uit dit Evangelie gelezen. Prachtige, verstillende, genadevolle woorden zijn het, de hoofdstukjes 14 t/m 17 van Johannes.
Laten we inzoomen op een paar kernmomenten van de lezingen van vandaag. In de tweede lezing horen we; “Niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad”. En in het Evangelie; “Niet Gij hebt Mij uitgekozen, maar ik u…” Het is een belangrijke constatering, die enerzijds zo verschrikkelijk voor de hand ligt, maar anderzijds ook zo gauw weer uit het zicht raakt bij ons. Wij hebben zo de neiging om uit te gaan van onszelf; alsof het leven begint bij ons zelf, alsof het draait om onszelf en alsof het eindigt bij onszelf. Maar nee zegt Johannes; Niet wij hebben God liefgehad, Hij ons…. … Niet wij hebben God gekozen, maar Hij ons…. Als je daar goed bij stilstaat, moet het een geweldige troost zijn; Hij heeft ons lief, hoe dan ook! Hij kiest ons, hoe dan ook! En als God voor jou kiest…… wat wil je dan nog meer? Vaak redeneren zo; dat wij zo moeten leven dat God van ons kan houden. Maar ook dan stellen we onszelf centraal; dan veronderstellen we dat Gods liefde een reactie is op wat wij doen. Daarmee trekken we het initiatief van het liefhebben naar onszelf toe. Dan trekken we Gods liefde naar onze eigen maat, een maat van voor wat hoort wat, en dan vergeten we wat Johannes zegt; “Niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad”. Hij heeft Zijn Zoon gestuurd uit soevereine liefde; niet toen wij het verdienden, maar juist omdat we de weg totaal kwijt waren..
“De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde”, horen we in de eerste lezing. “God is liefde”. We hebben het al zo vaak gehoord, maar komt het echt binnen? God is liefde; dat wil zeggen dat God niet Iemand is die lief heeft, zo af en toe, zoals wij mensen lief hebben. Bij ons is de liefde nogal veranderlijk, zo weten we. Soms houden we veel van iemand, maar als diegene vervelend doet in onze ogen, dan wordt dat minder. Maar bij God is dat niet zo. Hij heeft, zo zou je kunnen zeggen, geen keus met Zijn liefde. God heeft geen liefde, Hij is liefde. Hij kan niet anders dan Liefde zijn. Je zou het kunnen vergelijken met de zon. De zon straalt zijn licht uit; naar alle kanten evenveel. De zon geeft niet hier een beetje meer licht dan daar. Oh jawel, hier en daar kan de zon wat minder doorkomen omdat er wolken tussen zitten; daar komt de zon dan minder goed door, maar hij schijnt overal even sterk.
Maar dan! Zoals we deze lente weer zien; als de dood lijkende plantenwereld door de zon beschenen wordt, dan komen de blaadjes tevoorschijn en komt alles tot leven. Als vanzelf. Zo mogen we het gebod van Jezus, -om elkaar lief te hebben-, verstaan. De overweldigende liefde, die van God uitgaat, is weliswaar gratuit, maar zij nodigt ons wel uit tot een antwoord. Dat wij zelf tot leven komen volgens het gebod van de liefde. Dat wij zelf, de liefde van God die we ontvangen, ook uitstralen in onze omgeving. En we hebben het hier al zo vaak gezegd; liefde is niet alleen een mooi gevoel, het is vooral iets doen. Liefde is een werkwoord.
Tenslotte; Waarom doet en zegt Jezus ons dit alles? Hij geeft zelf het antwoord; “opdat Mijn vreugde in U moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden”. -Onze volkomen vreugde-, daar is het Jezus om te doen. Van de ene kant moet het merkwaardig aandoen; dat iemand met de dood voor ogen, spreekt over “volkomen vreugde”. Maar als wij het geloof van Jezus kennen, als wij weten hoezeer Hij zich geliefd weet door de Vader, dan is het ook zo vreemd weer niet. Als je echt gelooft in wat wij zojuist nog beleden hebben; -de almachtige Vader en het eeuwige leven-, dan kan er nog wel angst zijn voor de manier van sterven, maar dan moet er een onderstroom van vreugde zijn over het binnengaan van het eeuwige leven. De van zijn geloof gevallen duitse filosoof Friedrich Nietsche, heeft gezien en pijnlijk beschreven, hoe die geloofsbelijdenis van ons toch vaak zijn waarachtige beleving mist; “Als je naar het gezicht van veel christenen kijkt, dan krijgt men niet de indruk dat zij werkelijk in de verrijzenis van Christus geloven”; zei hij.
Onze opdracht is dus niet om met een wereldvreemde, blije kop te gaan rondlopen, “everybody happy?”, maar om meer en meer binnen te gaan in de waarachtige Liefde van God, zo dat die liefde de wereld kan veroveren. De waarachtige liefde van God, dat is de liefde die Jezus ook weer op ons overbrengt in de Eucharistie. Amen.
Volgens een onderzoek uit 2019 kijken we gemiddeld 3 uur en 5 min per dag naar de televisie. En al zal ik daar zelf wel een eindje onder zitten, ik doe toch behoorlijk mee. De laatste jaren blijft er voor mij alleen nog sport over, het nieuws en een beetje muziek. De meeste programma’s kan ik namelijk niet lang aanzien, omdat er impliciet of expliciet zoveel anti-christelijke rotzooi mee wordt uitgestrooid. U kunt zelf bedenken over welke programma’s ik het heb, dus ik hoef daar geen hele litanie van op te noemen. Maar daarmee is de gemiddelde Nederlander dus 3 uur en 5 min. per dag verbonden. Hoe immens groot is niet de kloof met ons, hier in de kerk, die toch op zoek zijn naar een heel ander soort verbondenheid. Komt dat ooit nog bij elkaar?
In deze tijd tussen Pasen en Pinksteren, lezen we na de verhalen over de verschijningen van Jezus nog twee krachtige parabels van Johannes over wie Jezus eigenlijk is. Vorige week hoorden we Hem zeggen; Ik ben de Goede Herder, vandaag; Ik ben de ware wijnstok. Volgende week zal Jezus ons de opdracht geven om Zijn liefde na te volgen, om vervolgens Zijn missie af te sluiten met Zijn terugkeer naar de Vader in de hemel. Een subliem gekozen beeld, dat van de wijnstok, want het geeft zuiver aan wat je als mens kunt doen. Je máákt niet zelf de vruchten van je leven, ze groeien vanzelf. Vruchten worden je gegeven als je verbonden blijft met de stam, waar je uit voortgekomen bent. En de stam waar wij uit voortgekomen zijn, dat is ons Doopsel, dat is onze Schepper, dat is God zelf, in Jezus tastbaar geworden onder ons, door de tijd heen gedragen door onze moeder de Kerk. Zonder hen kunnen wij niets.
Het is een spanningsveld dat ons het hele leven zal blijven prikkelen. Enerzijds de niet mis te verstane woorden uit de tweede lezing; “Wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen, maar met concrete daden”, anderzijds de ervaring dat we in onze kleinmenselijke zwakheid zo vaak te kort schieten op het vlak van die concrete liefde. Een probleem daarbij is ook dat niemand ons eens en voor altijd zeggen kan; “als je nou dit…. of dat….. doet, dan zit je helemaal goed, dan ben je er klaar mee”, Nee, het leven beweegt. Elke dag opnieuw staan wij voor andere keuzes en andere vragen die wij proberen te beantwoorden vanuit de christenmens die we zijn. Ieder op een eigen manier want er zijn geen twee mensen op dezelfde manier geroepen. En geen enkele mens die zich christen noemt kan ooit helemaal “klaar” zijn met die vruchtbaarheid; ook niet als je oud, ziek, gehandicapt, of zelfs stervende bent. Want de manier waarop je met je ziekte, met je handicap, of met de dood omgaat, dat kan voor jezelf en voor een ander nog van enorm belang zijn. Hoe jij ruimte geeft aan de Geest van Christus die tot in je laatste ogenblik door je heen wil stromen. Ik heb het gezien aan mijn eigen moeder. Hoe zij zich geweerd heeft, eerst na de dood van haar jonge echtgenoot, kort daarop gevolgd door het verongelukken van haar tweede dochtertje. Mijn moeder kan niet bogen op prestaties die haar beroemd gemaakt hebben, maar zeker weten dat zij, op een eenvoudige manier, vrucht gedragen heeft, in de zin die Jezus bedoelt. Op zijn minst heeft ze mij op die stam weten te enten die geloof heet.
Verbonden blijven. Dat is het kernthema van het Evangelie. Niet zo af en toe eens een keertje, als het toevallig goed uitkomt. Niet omdat anderen zeggen dat het moet. Nee, vanuit een aangevoelde noodzaak en eigen keuze jezelf ook een beetje discipline opleggen om die verbondenheid gestand te doen. Dat is van wezenlijk belang. De sapstroom in de druivenstruik moet gaande blijven; bij goed weer gaat ie wat sneller misschien, bij slecht weer wat trager, maar wel gaande blijven. Als de stroom stil staat sterft de twijg vanzelf af. Hoe slordiger je wordt in het dagelijkse gebed, hoe moeilijker het wordt om de aanwezigheid en de steun van God te vinden op momenten dat je Hem nodig hebt. Jezus gebruikt vandaag de wijnstok als beeld om het belang van verbondenheid uit te drukken. Dat ranken die geen vrucht dragen afgehakt worden en in het vuur gegooid, dat klinkt ons nogal hard in de oren. Maar zo belangrijk, wil Jezus zeggen, zo belangrijk, is dat; –verbonden blijven- . Het is gelukkig ook niet de enige parabel die Jezus verteld heeft. We kennen ook het verhaal van de verloren zoon, of die van het verloren schaap. Altijd, zo lang wij in deze wereld leven, is er een weg terug.
In het Evangelie van Johannes tollen de woorden van verbondenheid in een duizelingwekkend tempo over elkaar heen. “Ik in hen, zij in Mij. Zoals ik in de Vader en de Vader in mij, zo ben Ik in u’. Jezus is niet alleen onze leraar die vanuit de verte zegt wat we moeten doen. Nee. Hij wil in ons zijn! “Wie mijn vlees niet eet en mijn bloed niet drinkt, heeft het leven niet in zich”. Dat is het verbond dat Jezus ons aanbiedt. Hij is in ons, vooral door het vieren van de Eucharistie; “Neemt en eet, dit ben Ik”. Mogen de vruchten van Zijn aanwezigheid in ons te zien zijn, in ons dagelijks leven. Amen.
Hand. 4,32-35, 1 Joh. 5,1-6 Joh. 20,19-31
Hoewel we vorige week uitbundig Pasen gevierd hebben, zijn we eigenlijk toch bijna failliet met onze kerk. Misschien niet financieel maar dan toch spiritueel. Want in hoeverre onderscheidt de gemiddelde katholiek zich vandaag nog van een heiden? Grote leiders zoals Jo Biden, en hier onze eigen Sigrid Kaag, zijn boegbeelden die zich doodleuk uitgeven voor katholiek, terwijl zij ronduit antikatholieke standpunten huldigen! Nou is de politiek natuurlijk een heel ingewikkeld spel, waarbij je waarschijnlijk niet zonder compromissen kunt. Maar toch. Nog erger is de schade van binnenuit, als nu ook bisschoppen de katholieke waarden afvallen. Desondanks; God zal zijn Kerk niet in de steek laten.
“De verrijzenis en het eeuwige leven, dat is een uitvinding van mensen die de hardheid van de dood niet kunnen verdragen”; dát leerde ik 25 jaar geleden op de “Katholieke Universiteit” in Tilburg. Het zal u niet verbazen dat ik derhalve nog een hele lange weg te gaan had voordat ik het meest wezenlijke van ons geloof weer boven water had. En daar staat onze Jezus dan vandaag, met de wonden van de kruisdood nog zichtbaar. Laten we eerst Zijn woorden maar herhalen; “Vader vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen”. Het is vooral voor degenen die de verrijzenis hardnekkig ontkennen een drama; dus moeten we eerder medelijden hebben dan kwaad zijn. Bovendien, laten we eerlijk zijn, zo vanzelfsprekend als het onder ons lijkt, is het natuurlijk helemaal niet! Onder ons niet, en ook niet onder de mensen die Jezus zelf gezien hebben. Het is verdorie ook niet niks; Het persoonlijke ingrijpen van God in de dood! Dat maak je niet elke dag mee. Of ja, eigenlijk maak je het wel elke dag mee, maar je herkent het niet als zodanig. Maar goed, de tijdgenoten van Jezus hadden het er net zo moeilijk mee als wij. Het begint eigenlijk al bij de lijdensaankondiging van Jezus, nog ver voor Zijn dood: “de mensenzoon zal moeten lijden en ter dood gebracht worden maar na drie dagen verrijzen”. “Dat zal niet gebeuren”; roept Petrus meteen. In plaats dat hij vraagt wat Jezus bedoelt met dat “verrijzen”, reageert hij alleen op de aankondiging van lijden en dood. Het woord “verrijzen”, is Petrus kennelijk zó vreemd dat hij het niet eens hoort. De vrouwen die het eerst gewag maken van de verrezen Heer wordt “beuzelpraat” verweten. De soldaten bij het graf wordt opgedragen te liegen over een verdwenen lichaam. Maar vandaag verschijnt Jezus dan zelf aan de leerlingen. Hij laat Zijn wonden zien en dan kunnen zij er niet meer omheen. Het is inderdaad de verrezen Heer zelf!. Thomas mag dan als bijnaam “de ongelovige” hebben meegekregen, hij is geen spat minder gelovig dan de rest. De anderen moesten Jezus immers ook allemaal gezien hebben, voordat ze konden geloven. Niemand werd geloofd op zijn of haar woord. En voor velen van ons geldt wellicht nog hetzelfde; dat we eerst moeten zien voordat we kunnen geloven. Het is overigens zeker geen verwijt aan Thomas als Jezus zegt: “Zalig zij die niet zien en toch geloven”. Het is over Thomas heen vooral een boodschap aan ons. Laat je niet te gauw ontmoedigen als je problemen hebt met het klakkeloos aannemen van de Verrijzenis. Je eerlijke zoeken kan je ook dichter bij het echte verstaan brengen. De zogenaamd “ongelovige Thomas”, is tenslotte wel de eerste en enige in het hele Evangelie die Jezus echt kent in wie Hij werkelijk is; “Mijn Heer en Mijn God”.
Tot zover over geloof in de Verrijzenis. Laten we ook de blik nog even richten op wat er in dit Evangelie allemaal gebeurt. Het is het Evangelie van Johannes en dat is een subliem geschrift. Soms wat moeilijk, vaak met meerdere lagen maar altijd met een diepe betekenis. Het begint al met het vernoemen van de eerste dag. Die refereert onmiddellijk aan de Schepping. “Op de eerste dag riep God ‘licht’ en er was licht”. Hier is een nieuwe Schepping, een nieuw licht. Christus is dat licht. Dan zijn de leerlingen ingesloten op een bovenkamer. Bedrukt en angstig. Is dat ook niet vaak onze eigen toestand; dat we ons ingesloten voelen, bedrukt en angstig. Al doen we naar buiten toe voorkomen dat we heel wat zijn, in ons binnenkamertje voelen we ons vaak maar klein en tekort schieten bij van alles en nog wat. En dan komt Jezus binnen. De leerlingen kunnen zelf niet uitbreken, uit hun angstig bestaan maar God kan kennelijk wel in hun leven binnenkomen. Is het zo ook niet met ons? Wij kunnen onszelf niet maken zoals we menen te moeten zijn, maar God komt wel degelijk binnen door deuren die we voor anderen gesloten houden. En dan gebeurt het wonder; Terwijl Jezus ons Zijn wonden laat zien, de onmiskenbare tekens van het grote kwaad jegens Hem, komt Hij niet met een verwijt. Nee, Zijn enige wens is “vrede”. Tenminste in onze vertaling staat er “vrede”. In het Hebreeuws staat er “shaloom” en dat is veel meer dan gewoon –vrede-. Het is zoiets als een hemelse vrede, hemels geluk. Het is vandaag niet voor niets ook –zondag van barmhartigheid-. Hier zien wij Gods barmhartigheid ten top. Met de spijkerwonden in je hand de ander het allerbeste toewensen! Eigenlijk niet eens zo gek dat onze wereld dit niet kan bijbenen.
Maar hiermee is het nog niet afgelopen. Jezus blaast de Ruach Jahweh, de adem Gods, de heilige Geest uit over de leerlingen. Weer een referentie aan het Scheppingsverhaal. Weet u het nog?: “De aarde was woest en leeg, maar de Ruach Jahweh, de Geest van God zweefde boven de wateren”. De barmhartige liefde waarmee God hemel en aarde geschapen heeft wordt hier over de nieuwe Schepping uitgeblazen; meegegeven aan de leerlingen en daarmee wordt de Kerk geboren. Want wat is de Kerk anders dan de ontmoeting met Gods barmhartigheid en het delen van die barmhartige liefde met zoveel mogelijk mensen om ons heen? Dat is dus onze missie; niet vanuit eigen kracht de wereld naar onze hand zetten, maar de van Christus ontvangen vrede en barmhartigheid verspreiden over de wereld.
Nog één klein aandachtspuntje waar de Amerikaanse bisschop Robbert Barron mij op wees. Waarom kon Thomas aanvankelijk niet geloven? De bisschop antwoordt; “Omdat hij niet in de kring van leerlingen was toen Jezus verscheen. Hij was ergens anders”. Pas in het samenzijn met de gemeenschap van volgelingen gebeurt het, dat Thomas Christus herkent. Tekenen van God kun je overal in de wereld tegenkomen, maar de verrezen Heer is toch enkel zichtbaar, daar waar Zijn gemeenschap samenkomt; hier in de Kerk dus, in de liturgie, in de sacramenten en vooral in de Eucharistie. Laten we dus oplettend zijn ten aanzien van alles wat hier gebeurt en vooral ook dankbaar voor de rijkdom die ons met onze Kerk geschonken is. Amen.