Onverantwoord rijgedrag veroorzaakt ongelukken, dat weten we allemaal. On-ver-antwoord rijgedrag veroorzaakt on-gelukken. Daar zitten drie heel belangrijke woorden in. Antwoord, oorzaak en geluk. En die betekenis mogen we onverkort doortrekken naar ons hele leven. On-ver-antwoord leven veroorzaakt on-geluk. Of in positieve zin; verantwoord leven veroorzaakt geluk. Als ons leven niet verantwoord is dan worden we ongelukkig. Onze samenleving heeft er de mond vol van; “je hoeft niet te geloven, je hoeft niet naar de kerk te gaan, als je maar verantwoord leeft”.
Maar wat is dat dan; verantwoord leven? Op wie of wat geef je antwoord met je leven? Zijn het de afgoden van onze tijd, die ieder het hardst om onze aandacht schreeuwen. De vele afgoden, die als voordeel hebben dat ze tenminste zichtbaar en grijpbaar zijn; zoveel meer voor de hand liggend, dan die andere, vreemde, stille God van de Bijbel, die niet eens een naam heeft. Die God die we niet zien, die we niet kunnen pakken maar van wie wij sinds mensenheugenis wel belijden dat Hij ons geschapen heeft. Wij mogen ons, heel speciaal in deze Veertigdagentijd gelukkig prijzen met de geweldige schoonheid die ons gepresenteerd wordt door de Bijbel. En dan niet alleen poëtische schoonheid maar een schoonheid waar je iets aan hebt.
We lezen in deze Veertigdagentijd veel uit het boek Exodus, de uittocht uit Egypte. Het lijkt lang geleden misschien, maar toch is het een blauwdruk van onze eigen uittocht. Onze eigen doortocht door dit leven, met vallen en opstaan, van geloof en ongeloof, toch op weg naar het beloofde land. Vandaag horen we dat prachtige, betekenisvolle verhaal van Mozes; de roeping van Mozes, bij de brandende doornstruik. En net als hier bij Mozes is het vaak in de stilte, de kaalheid en de verlatenheid van de woestijn, dat mensen gevoelig worden voor de stem van God. En het gaat dan niet alleen letterlijk om een woestijn; ook ons eigen leven kan zich voordoen als een woestijn van verlatenheid en zinloosheid. Maar terug naar Mozes. Stel je even voor, deze Mozes, die toch opgegroeid is aan het hof van de Farao, echt een kind van de high society, de super-rich; diezelfde Mozes loopt hier onvrijwillig in de woestijn achter een paar schapen aan. Oh zeker, voor ons is het misschien een romantisch plaatje, maar ik kan u verzekeren dat schapen hoeden in de woestijn destijds allesbehalve romantisch was. “Mozes” zegt God. Ja, God kent ieder van ons bij onze naam. “Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien”. Maar Mozes zelf had de ellende van dat volk ook heel goed gezien. In blinde woede daartegen protesterend sloeg hij zelfs een slavendrijver dood, en is vervolgens de woestijn ingevlucht. Maar hier in de stilte van de woestijn, komt Mozes erachter dat hij niet kan blijven vluchten voor de waarheid en raakt hij opnieuw gevoelig voor de stem van God.
“Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien en Ik daal af om mijn volk te bevrijden”. Als je heel goed kijkt, dan is het toch een merkwaardig gesprek tussen God en Mozes. God geeft Mozes namelijk helemaal niet de opdracht om naar Egypte te gaan, die conclusie lijkt Mozes zelf te trekken. Hij had ook kunnen zeggen; “Oke God, ik hoor dat U uw volk gaat bevrijden. Heel mooi, doe Uw best, succes ermee”. Maar nee, Mozes antwoordt met zijn eigen leven op de stem van God. Hij voelt dat God hem nodig heeft. Het is een mooi voorbeeld van het partnerschap tussen God en mensen. Later zien we natuurlijk ook Jezus, zo met Zijn leven, antwoord geven aan God.
Antwoord geven, dat is dus de sleutel tot geluk. Dat was het in de tijd van Mozes, en dat is nu nog precies hetzelfde. Ook wij lopen dagelijks tegen allerlei situaties aan waar we kunnen kiezen tussen antwoord geven of wegdraaien van onze verantwoordelijkheid. Of het nou gaat over de vraag wie de afwas moet doen, of dat het gaat over antwoord geven aan onze democratische plicht om te gaan stemmen. Of misschien dezer dagen de vraag om al dan niet een Oekraïns gezinnetje in huis op te nemen. Antwoord geven op wat God van ons vraagt, dat leidt tot geluk. Maar…….. .iedere mens kan alleen zijn of haar eigen antwoord geven. Niemand kan het antwoord voorschrijven dat een ander zou moeten geven. God zegt niet; “Mozes ga”, maar dàt Mozes gaat, is zijn eigen antwoord in vrijheid. Dat is ook zo’n prachtig geschenk van God. Niemand kan jouw leven bepalen. Jij bent immers uniek in je relatie met God en met de mensen, maar antwoorden moet je wel; met jouw antwoord.
Ik wil nog graag een ander element belichten uit het verhaal van Mozes. De Godslamp, het vlammetje boven het tabernakel, dat natuurlijk staat voor Gods aanwezigheid in het Lichaam van Christus verwijst ook naar de betekenis van de brandende doornstruik; “Doe je sandalen uit want de plaats waar je staat is heilige grond”. Zo belangrijk in deze tijd waarin niets meer heilig lijkt! Laten we één plekje koesteren dat ons eraan blijft herinneren dat we op heilige grond leven. Dat alles wat we doen en hebben en krijgen ons gegeven wordt door Hem die ons zegt; “Doe hier je sandalen uit want de plaats waar je staat is heilige grond”.
In het Evangelie tenslotte lezen we dat God ons veel kansen wil geven. De onvruchtbare vijgenboom die niet aan de verwachtingen beantwoordt wordt niet omgehakt. God heeft geduld met ons. Hij geeft ons steeds nieuwe kansen om toch nog tot antwoord te komen, misschien volgend jaar. Wat een geluk dat wij niet enkel mèt en voor onszelf leven in een ijzig, koud heelal. Dat er, hoe dan ook, Iemand is die van ons houdt, Iemand die ons aanspreekt, Iemand die ons iets vraagt. Dat er Iemand is die op ons antwoord wacht, ook al moet Hij lang wachten, ook al moet Hij soms heel lang wachten. Laten we, naar het voorbeeld van Christus, verantwoord proberen te leven. Zo, dat ons leven het mooiste antwoord is op de bedoelingen van onze Schepper; dat we inderdaad beeld van God zijn. Amen.
Zoals u wellicht weet, is de vertaling van de Bijbel altijd een beetje problematisch geweest. De culturen en de talen waarin de eerste woorden op schrift zijn gesteld, zijn zo totaal verschillend met die van ons, dat sommige betekenissen gewoon verloren gaan, en daarom blijven geleerden maar studeren en vertalen en hertalen. Om vandaag wat dichter bij de eerste lezing te komen zouden we ons kunnen laten helpen door de Engelse vertaling. Daar staat niet; vervloekt degene die zich afkeert van de Heer, maar “vervloekt degene die met zijn hart niet bij de Heer blijft”. Het kan muggenzifterij lijken, maar mij helpt het. Want het gaat er natuurlijk niet om dat je mensen niet zou mogen vertrouwen; je echtgenoot, je beste vrienden. Natuurlijk wel! Maar je hart, het centrum van je doen en laten, de uiteindelijke kern van je beslissingen, die moet altijd bij God blijven liggen. Natuurlijk heb je als mens behoeften en mag je genieten van wat Gods Schepping heeft voortgebracht. Zo zijn wij toch geschapen? En daartoe heeft God ons de Schepping juist gegeven; niet om haar te verachten, maar om ervan te genieten en om al het goede van de schepping lief te hebben. Alleen; wij moeten niet de schepselen zelf tot hart van ons bestaan maken, wij moeten onze uiteindelijke vervulling niet zoeken in één van de schepselen of een heleboel van die schepselen, maar bij de Schepper zelf. Alles wat wij in de schepping tegenkomen immers, zelfs datgene wat wij tegenwoordig het allerbelangrijkste achten, onze gezondheid, is hoe dan ook, vergankelijk. De Schepper zelf echter, Hij die zo grenzeloos anders is en zo ver boven alles verheven, degene die Jesaja “de Heer” noemt; die Heer, onze God, Die is onvergankelijk.
Maar die God, de Heer van de Schepping zelf zien wij niet. Wat wij zien, is alleen datgene wat Hij voor ons geschapen heeft. Van alle eeuwigheid is het voor een mens dan ook heel verleidelijk geweest om niet verder te kijken dan de schepselen en zich aan die schepselen vast te klampen, en ze tot zijn bezit te maken. Net zo lang tot zich dat tegen hem keert, net zo lang tot dat hij geen bezit meer heeft, maar dat hij bezeten is……. van ….……wat alles wat hij nastreeft. Met andere woorden, tot hij zijn vrijheid verliest aan de schepselen die hij zo belangrijk acht; dat kan geld zijn of een partner of status of noem het maar op. Waar Jesaja toe oproept is dat wij ons altijd moeten realiseren dat God zelf achter alles staat waarvan we zeggen dat het van ons is. Zonder Hem zijn we niets, zonder Hem hebben we niets. En dat wij bij alle ups en de downs van ons leven, met ons hart bij de Heer blijven. Want zoals Jesaja het noemt; “Iemand die met zijn hart bij de Heer blijft is als een boom aan de rivier; de droogte, -de tegenspoed in het leven-, deert hem niet, want hij staat met zijn wortels in het water”. Iemand wiens hart niet bij de Schepper is, maar enkel bij Zijn schepselen, komt vroeg of laat bedrogen uit, want links- of rechtsom; ooit zal het hem allemaal ontvallen.
En eigenlijk draait het in het Evangelie om hetzelfde thema. Ook daar gaat het niet om het afwijzen van elk bezit, elk geluk en elke vorm van aards succes. Wat Jezus zegt is dat je gelukkig bent als je je hart niet verpand, als je je leven niet ophangt, aan het najagen van die zaken. Met andere woorden, als je jezelf geen slaaf maakt van de aardse tijdelijke wereld, of dat nou materieel of geestelijk is. De kern van de zaak is dat je met je hart bij God blijft, ook als dat ten koste zou gaan van sommige aardse, tijdelijke zaken, ook als dat ten koste zou gaan van je populariteit. Want tenslotte zijn het niet de aardse rijkdommen die blijven, maar het Rijk Gods.
En om aan te geven hoe coherent ons geloof is; uiteindelijk is datgene wat hier zowel door Jesaja als door Jezus gezegd wordt helemaal terug te voeren op de aloude Tien Woorden, ofwel de Tien Geboden, zoals we ze beter kennen. “Gij zult geen andere goden hebben ten koste van Mij. Gij zult geen godenbeelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde. Gij zult u voor hen niet ter aarde buigen en hun geen goddelijke eer bewijzen want ik de Heer uw God ben een jaloerse God……….”. Het gaat hier natuurlijk niet over het verbod om beeldjes te maken, maar het gaat erom dat je niets boven je relatie met de ene God stelt, dat je Hem boven alles in het vizier houdt, dat niets in deze wereld voor jou belangrijker is dan je relatie met de God van eeuwigheid. Ik heb het al vaker gezegd; dat is niet omdat God het zo nodig heeft, maar opdat wij daarmee worden zoals onze Schepper ons bedoeld heeft; “Beeld van God”, zo zijn wij geschapen. Amen.
Als we de eerste lezing en het Evangelie naast elkaar leggen dan vinden we daar een sterke gelijkenis. Beide verhalen zijn roepingsverhalen. En misschien mag ik daar mijn eigen roepingsverhaal ook naast leggen. In de eerste lezing ontvangt Jesaja zijn roeping en in het Evangelie; Petrus. En die roeping voltrekt zich in allebei de verhalen langs dezelfde vier stappen; Als eerste; Het ontvangen van een sterke ervaring van genade die van God uitgaat. Als tweede; het besef van de geroepene, dat hij volledig tekort schiet. Als derde; De uitzuivering of aanmoediging van Godswege. En tenslotte als vierde; de zending. Zoals we steeds zien komt een roeping niet voort uit het eigen initiatief van de mens. Je kunt niet jezelf roepen, je wordt geroepen. Je kunt er niet voor studeren en je kunt het ook niet verdienen met hard werken. Nee, het initiatief gaat in alle gevallen van God uit.
Bij Jesaja gebeurt het, zoals we net gelezen hebben, door een visioen dat hem overkomt, met engelen die de grootheid van God uitjubelen; “Heilig, heilig, is de Heer, al wat de aarde vult is zijn heerlijkheid”. Vervolgens schrikt hij zo van deze Godservaring dat hij in elkaar krimpt; “Wee mij, ik ben verloren!” Dan wordt hij opnieuw aangeraakt door God met een gloeiende kool; “Zie, nu die kool uw lippen heeft aangeraakt zijn uw zonden verdwenen”. En hierdoor bemoedigd krijgt Jesaja het elan om te antwoorden als God vraagt: “Wie zal ik zenden?” …….. “Hier ben ik Heer, zend mij!.” In het Evangelie precies dezelfde trits. Jezus stapt in de boot; het initiatief ligt niet bij Petrus maar bij Jezus. Petrus heeft het niet gezocht. Het overkomt hem, dat die gekke Jezus zomaar ongevraagd in zijn boot stapt en ook nog eens begint te commanderen. U weet dat Petrus niet zomaar toevallig een bootje heeft; Die boot, dat is zijn leven, want hij is visser van beroep. Ongevraagd stapt Jezus dus het leven van Petrus binnen. Dan overkomt Petrus de overweldigende genade van die enorme visvangst. Vervolgens ook hier weer de ontzetting, de schrik en het besef onwaardig te zijn voor zoveel gratis ontvangen goedheid. Tenslotte opnieuw die bemoediging van Godswege; “Vreest niet want voortaan zult ge mensen vangen”. Petrus liet zijn hele vissersuitrusting achter zich en volgde Jezus. Tot op de dag van vandaag zijn in Rome en in heel de wereld de vruchten daarvan te zien. Maar goed, Jesaja is lang geleden, het meer van Galilea ver weg en hoe moet dat dan met ons?
Ik weet niet of u iets van herkenning beleeft ten aanzien van uw eigen roeping. “Mijn eigen roeping?”; zullen sommigen zich misschien verbaasd afvragen, maar; ja, uw eigen roeping. Want niet alleen de bekleders van ambten in de kerk zijn geroepen; alle mensen worden geroepen door God, op hele verschillende manieren.
En dan nu mijn eigen roepingsverhaal. Het gaat niet om mij, maar het kan een illustratie zijn van hoe zo’n roeping vandaag de dag nog werkt. De periode tot mijn huwelijk bezie ik achteraf als het vruchteloze zwoegen, wat Petrus had gedaan, totdat Jezus in zijn boot stapte. Ik was wel katholiek opgevoed, maar ik kende God niet. Ik was wel begaan met de wereld maar meende die op eigen kracht te moeten verbeteren. Eerst in de psychiatrie, later met drugsverslaafden. Maar eigenlijk, zo wist ik, had ik zelf geen echt fundament. Ik probeerde mensen zogenaamd te helpen, maar ik wist zelf niet echt wat ik met mijn leven aan moest. Totdat ik, vanwege de huwelijkswens van mijn geliefde toen -inmiddels mijn vrouw-, gedwongen werd om nog eens terug te kijken naar het geloof van mijn jeugd. En ik her-ondekte Jezus. Maar in eerste instantie leerde ik Hem vooral kennen als mens. Unne goeie mens, mooie verhalen van ‘goed zijn voor elkaar’. Dat werd het doel van mijn leven; -net zo goed worden als Jezus-. En, net zoals in de lezingen; daarop volgde de depressie. Want je kunt helemaal niet zo goed worden als Jezus; zeker niet op eigen kracht. Al mijn goeie bedoelingen in de verslavingszorg konden in de verste verten niet tippen aan de wonderkracht van Jezus. En zelfs in het gewone ‘goed zijn voor elkaar’, schoot ik hopeloos tekort. Ik voelde mij, ondanks dat ik nu het licht gezien had, waardeloos; omdat ik er uiteindelijk toch weer niets mee bleek te kunnen. Na een heel moeilijk moment op mijn werk, stapte ik in de auto om naar de muziekles in Eindhoven te gaan; volledig ontredderd, tranen met tuiten, gevaar op de weg. En toen kwam de casetterecorder op gang, die nog aanstond; “I will never let you go, cause I love you so”; zo schalde het keihard door de auto. En de kracht die toen door mij heen schoot zal ik mijn hele leven niet meer vergeten. Alsof God zelf me bij mijn nekvel greep en zei; “Nee jongen, verder dan hier zul jij niet zinken, want hier sta Ik”. Door dat moment ben ik een andere mens geworden. Veel meer vertrouwen in het leven dan ooit te voren. Wilde ik eerst geen kinderen omdat ik de verantwoordelijkheid daarvoor te groot vond; Nu hebben we er vier en ben ik zelfs al opa. Een andere vrucht van dit roepingsmoment werd later mijn diakenwijding. Ik wilde voor Jezus gaan werken, omdat ik wist dat Hij mij aan zou nemen, ondanks mijn beperkingen, mijn tekorten en laat ik het maar gewoon noemen; ondanks mijn egoïstische zondigheid. En ook al lijkt de Kerk voor velen een zinkend schip; onmogelijk dat het ooit zal zinken zolang Jezus zelf daarin aanwezig is! We zien het ook terug in het Evangelie; alleen als Jezus er bij is wordt er iets gevangen. En dat zie ik nu als laatste levenstaak; blijven zoeken naar God en naar wegen om Hem te dienen. Van Hem blijven getuigen omdat leven zonder God geen leven is.
Ergens in het boek Deuteronomium al, staat ook zo’n prachtige oproep; “Ik houd u vandaag het leven voor en het geluk, maar ook de dood en het ongeluk; Kies dan het leven, dan zult gij met uw nakomelingen het leven bezitten”. Laten wij dan voor het leven kiezen door bij Jezus in de boot te blijven. De reddingsboot van Jezus die onze Kerk is. Amen.
Beste mensen; broeders en zusters, gedoopten in de Naam van Christus; Hoewel de lezingen van vandaag tal van zinvolle aanknopingspunten geven, wil ik het daar een keer niet over hebben. Ik wil u wat anders vertellen. Vorige week zat ik naar de preek van kapelaan Renders te luisteren en zoals u dat waarschijnlijk ook vaak vergaat; af en toe haak je aan bij een woord en dan mijmer je daar zelf op voort. Het ging vorige week over het wijnwonder bij gelegenheid van een bruiloft in Kana. En ik kreeg allerlei ingevingen waarvan ik dacht; daar zou ik eens iets over moeten zeggen. Centraal bij die ingevingen stond een woord dat veel te horen is in de Kerk, maar dat niet kan bogen op grote populariteit. Het gaat om het woord “offer”.
Wij zijn hier samengekomen om deel te nemen aan een “heilig misoffer”. Zo noemen we dat. Maar wat is dat eigenlijk; een offer? En waarom zouden we offers moeten brengen? Onwillekeurig zullen velen zich dat afvragen; waarom God offers van ons vraagt. U kent het verhaal van Abraham die zijn enige zoon, Isaac, moest offeren aan God. Velen zullen ervan gruwen en het verhaal af serveren als; “Iets uit de primitieve oudheid”, maar het offer van Abraham en Isaac is zo actueel als wat. Op de eerste plaats moeten we weten dat het in de cultuur van Abraham geen uitzondering was om je eerste zoon letterlijk aan de goden te offeren. Het was een teken van grote eerbied voor de plaatselijke godheid. Het is dan ook niet zo vreemd dat Abraham in eerste instantie meegaat in de gedachte dat ook hij zijn zoon zal moeten offeren. Maar de verfrissende ontdekking van Abraham is dat zijn God, onze God, juist niet dezelfde offers vraagt als de afgoden van zijn wereld. Dat onze God wel offers wil; maar dan met het grote verschil dat offeren aan de ene ware God leven geeft, terwijl offeren aan de afgoden leidt tot de dood. Afgoden zijn er niet meer? Nou, wat denkt u van geld, gezondheid, roem, carrière. Hoe gemakkelijk offeren wij onze kinderen niet aan één van de afgoden van de wereld, want hoe graag willen we niet dat ze rijk of beroemd, of wat dan ook worden. Of vandaag misschien eerder; vinden we dat ze met de moderne tijd mee moeten, hoe verderfelijk die op sommige vlakken ook is. En het is bepaald ook niet verkeerd om je kinderen op te voeden met idealen, maar die idealen moeten geen afgoden worden.
En dat is wat Abraham, als voorbeeld voor ons, moest leren; nee, niet jouw eigen verwachtingen en plannen op dit kind drukken, maar hem teruggeven aan zichzelf, of aan de ene ware God. Hem fundamenteel vrij laten om te worden wie hij zelf moet zijn in zijn eigen relatie tot de leven gevende God. Isaac leert en passant van zijn vader hoe belangrijk God is in je leven; het allerbelangrijkste, zo belangrijk dat je bereid zou zijn om je grootste liefde ervoor op te geven. Niet offeren aan de afgoden, maar aan de ene ware God, omdat Hij je vrij maakt, zoals we ook zien in het verhaal van Abraham en Isaac. Het Hebreeuwse woord voor offeren betekent ook “naderen tot”, “dichterbij brengen’. En dat is ten diepste wat wij allemaal zouden moeten willen, naderen tot God, dichter bij Hem komen; niet omdat Hij van alles van ons moet hebben, maar omdat we dicht bij Hem het echte leven vinden; en alleen daar.
En dan het offer van Jezus. Waar God op het laatste moment voorkòmt dat Abraham zijn zoon daadwerkelijk offert, gebeurt dat in het geval van Jezus niet meer. Jezus offert zichzelf letterlijk. Wat Hij met brood en wijn tekent, bevestigt Hij met Zijn leven. Jezus offert zichzelf aan God. Let weer even op de Hebreeuwse betekenis van het woord “offeren”; In de kruisdood, die het ultieme bewijs is van Zijn Liefde voor God en mensen, nadert Jezus God op een beslissende manier, valt Hij samen met God, is Hij God. Jezus geeft Zijn leven, offert Zijn leven, nadert God daarmee als geen ander.
En toen moest ik ook ineens weer aan het huwelijk denken. Want de essentie van het huwelijk is ook dat je je leven geeft aan de ander. Jarenlang heb ik gedacht dat het erom ging dat ik een partner zou krijgen, waar ik dan op een of andere manier goed mee af zou zijn, vooral voordelig voor mijzelf. Bij de huwelijkssluiting wordt de vraag zo ook gesteld; “Neemt gij… ….tot uw echtgenote’. Maar eigenlijk, zo leerde ik in een cursus veel later, eigenlijk is de vraag niet om te nemen, maar om te geven; daar heb je het weer; om te offeren, om op die manier te naderen tot……. te naderen tot die ander die God jouw gegeven heeft. “Wil jij je leven geven aan die ander?” Dat had de vraag moeten zijn. Als beide echtgenoten het huwelijk ingaan met de intentie hun leven te geven, dan kan er onmogelijk nog een scheiding van komen. Een huwelijk loopt immers stuk op het ontevreden gevoel van “te weinig te krijgen”, nooit omdat de beide echtelieden elkaar teveel geven. Ik heb het zelfs bij de raad voor de liturgie aangekaart, of dat niet veranderd moest worden in de huwelijksliturgie, en daar gaf men inderdaad toe dat de vraag beter anders gesteld had kunnen worden. Maar ja, dan moeten er nog heel veel grote molens overheen, voordat de Kerk dat ooit zal veranderen. Ik vind dat toch jammer want het maakt een wezenlijk verschil; of je belooft te geven of te nemen.
Hoe dan ook, offeren betekent dus “naderen tot’. Zo meteen zullen wij ook offeren. In de collecte offeren wij. Hoeveel zal het zijn? 50 cent, een euro? Soms zelf een tientje. Het is geen verwijt; dat is generaties lang zo gegroeid, maar is het werkelijk een offer waarmee u voelt dat er iets met u gebeurt? Brengt het werkelijk toenadering tot God? Nee, het gaat natuurlijk ook niet om de grootte van het geldbedrag. Zoals in een huwelijk een ringetje wordt uitgewisseld, waarmee de bedoeling wordt uitgesproken elkaar het hele leven te geven, zo kan een klein geldelijk offer ook uitdrukking zijn van het leven wat je wilt geven. En hier naartoe komen, dat is natuurlijk ook al een vorm van een offer.
Geven, je leven geven, aan God, doorheen je echtgenoot, doorheen je kinderen, doorheen je werk; daar moet het om gaan, want dat soort offers zijn onze God welgevallig. Nogmaals, niet omdat Hij iets van ons nodig heeft, maar omdat wij, door ons aan Hem te geven, aan Hem te offeren, leven zullen vinden, eeuwig leven zullen vinden. Onze Heer Jezus ging ons voor in dat eeuwige leven bij de Verrijzenis. Hij gaf zich volledig, ten offer. Wij zijn wellicht niet geroepen om aan een kruis te sterven, net als Hij, maar we zijn wel geroepen om ons leven te geven. Hoe? Dat is de unieke opdracht van elke vrije mens. Amen.