Soms is het jammer dat de lezingen uit het Evangelie altijd beginnen met dezelfde aanhef: “In die tijd….” Je mist dan de continuïteit met wat eraan vooraf ging. Want letterlijk staat er in het Evangelie van Marcus: “Nu trad een Schriftgeleerde op Jezus toe die naar hun woordenwisseling geluisterd had en, begrijpende dat Hij hun een raak antwoord gegeven had, legde hij Hem de vraag voor: “Wat is het allereerste gebod?” Deze Schriftgeleerde heeft zijn collega’s, die er vooral op uit waren om Jezus met hun vragen in een valstrik te lokken, aanhoort. Maar hij heeft oprecht geluisterd en ingezien dat deze Jezus wel hele rake antwoorden gaf. Vanuit oprechte interesse vraagt hij nu dan ook wat volgens Jezus het allerbelangrijkste gebod is. En dan komt Jezus met een antwoord dat voor de Joden voor de hand ligt: Hij antwoordt met het; “Sjema Israël, Luister Israël”. Het is de aanhef van het gebed dat elke vrome jood elke dag bidt. Voor hen net zo bekend als voor ons het Onze Vader. Ook hier zegt Jezus dus eigenlijk niets nieuws.
“Hoor Israël, de Heer uw God is een. Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht”. Dit oeroude joodse gebed, met precies diezelfde woorden, vinden we al terug in het boek Deuteronomium. Joden, Schriftgeleerden en Farizeeën mogen er in de christelijke geschiedenis en ook in het Evangelie niet zo goed vanaf komen; deze inzichten, die Jezus zelf dus ook de allerbelangrijkste noemt, die hebben we toch wel aan dat Jodendom te danken.
En dat allerbelangrijkste gebod begint met een oproep; Hoor Israël. Luister Israël. Want dat is waarmee ons hele leven met God zou moeten beginnen: Niet bij onze eigen mening, niet bij alles waar we zo vol van zijn, niet bij wat we allemaal weten of denken te kunnen, maar bij een luisterende, ontvankelijke houding jegens God. Hoor Israël. Luistert… En dan het tweede; De Heer onze God is Eén. Dat besef, dat er Eén God is boven alles, dat is mogelijk het grootste goed dat het Jodendom aan de wereld gegeven heeft. Ons eigen credo, onze geloofsbelijdenis begint er dan ook mee; Ik geloof in Eén God….. Hoe belangrijk dat is, dat is bijna niet in woorden uit te drukken. Maar deze ene God, het ultieme goed, Die ultieme Liefde is, uitgedrukt in Jezus Zijn Zoon, deze God die Een in zichzelf is, geen concurrentie kent, want Al in Een, deze Ene God bevrijdt ons van al die andere goden, al die afgoden die ons gevangen zouden houden. Alles wat wij zien, alles wat wij kennen en liefhebben is een afstraling van deze Ene God, maar niets van dat alles is gelijk aan God. Heel veel van je kinderen houden is goed, maar God is belangrijker. Laat je niet door de liefde voor je kinderen gijzelen. Vol overgave je werk doen is hartstikke goed, maar God is belangrijker. Wordt geen slaaf van je werk. Prachtige kerken bouwen is goed, maar God is belangrijker. Relativeer het belang van gestapelde stenen. Gedreven politiek bedrijven is goed, maar God is belangrijker. Wordt geen workaholic. Genieten van een prachtig concert is goed, maar God is belangrijker. Weet dat Hij de klanken voortbrengt. Veel bidden is goed, maar God is belangrijker. Sluit je niet af in alleen maar vroomheid. U kunt dat lijstje aanvullen met alles wat voor u belangrijk is. Want zo zegt het Achtiengebed en zo zegt Jezus; “Gij zult de Heer onze God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht”.
De Schriftgeleerde heeft Jezus alleen gevraagd naar het eerste, ofwel het belangrijkste gebod, maar Jezus geeft er ongevraagd het tweede bij; “Gij moet Uw naaste liefhebben als u zelf”. Jezus móét er dat tweede gebod wel bij geven want ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Je kunt niet God liefhebben als je zijn Schepping haat. Want wat God geschapen heeft, heeft Hij goed genoemd en over de Schepping van de mens heeft Hij zelfs gezegd dat het “Heel Goed is”. In de eerste brief van Johannes wordt dat heel treffend uitgedrukt; “Als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Want als hij zijn broeder die hij ziet, niet liefheeft, kàn hij God, die hij nooit gezien heeft, niet liefhebben”.
Maar onze naaste beminnen gelijk onszelf, dat is een onmogelijke opdracht als we ons niet eerst in de ruimte van Gods liefde begeven. Dat wordt ten overvloede aangetoond door wat we om ons heen zien gebeuren. Nog nooit werd er zoveel over liefde gesproken als vandaag. Nooit eerder had men het zoveel over respect, eerbied, verdraagzaamheid en solidariteit, terwijl solidariteit hand over hand afneemt, agressie en onverdraagzaamheid toenemen, de kloof tussen arm en rijk steeds groter wordt, huwelijken en gezinnen uiteenspatten. Hoe komt het toch dat juist het tegendeel gebeurt van wat mensen willen? De reden ligt wellicht daarin dat mensen menen dat ze het tweede gebod waar kunnen maken zonder het eerste. Want de moderne mens is ervan overtuigd dat hij zelf, zonder God,een wereld van gerechtigheid en liefde tot stand kan brengen. Maar ook hier geldt dat de mens niet kan scheiden wat God verbonden heeft. Jezus noemt beide geboden in één adem omdat de liefde tot God en de liefde tot de naaste onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
Als echte liefde wijkt uit onze wereld dan is dat omdat die wereld zich in zelfgenoegzaamheid afsluit voor Hem die de liefde zelf is. Of zoals de H. Franciscus van Assisi het gezegd moet hebben; “Hoe kan de liefde groeien in een maatschappij waar de Liefde Zelf niet bemind wordt”. Laten wij ons voeden aan Hem die de Liefde Zelf is om gesterkt dóór Hem, onszelf en onze naasten te kunnen liefhebben. Amen.
Vandaag wilde ik de lezingen van deze zondag een keer voor zichzelf laten spreken. Met name het Evangelie lijkt me van zichzelf ook duidelijk genoeg.
Ik wil u vandaag meenemen in drie situaties uit het gewone leven. Van de week was een goede kennis van ons jarig en uiteraard zijn we daar even naartoe gegaan. Het was heel gezellig. Niet zo druk. Maar twee van haar kinderen waren er nog en dan praat je toch anders dan wanneer de tent vol zit. De kinderen gingen naar huis en wij maakten ook aanstalten om te gaan toen daar toch nog even een gevoelig onderwerp op tafel kwam. Iemand uit onze familie is na een kleine tien jaar weer alleen. Ze wil eigenlijk heel graag kinderen, maar ze is ook al niet zo heel jong meer, dus dat gaat nog spannend worden. “Ach”, zei onze kennis, “dan kan ze toch ook altijd nog een kind nemen in haar eentje”. Pfff…. en dan wordt er bij mij een gevoelige snaar geraakt. “Nou nee”, antwoorde ik haar, “dat lijkt me niet zo’n goed idee”. “Hoezo niet, als ze dat toch zo graag wil”. “Een kind heeft er recht op geboren te worden uit de liefde tussen man en vrouw”; antwoordde ik. “Ja, dat is jouw mening”: zei ze en dan sta je bijna schaakmat. “Nee”, zei ik, “dat is niet alleen mijn eigen mening, dat is ook de mening van de Kerk, oftewel 2000 jaar christelijke beschaving”. “Ja, maar er zijn zoveel geloven en die zijn toch allemaal goed”. “Ja”, zeg ik, “andere geloven hebben zeker ook veel goeds in zich, maar de Kerk van Christus steekt er met kop en schouders bovenuit”. “Waarom dan?” “Wijs mij één andere religie aan waarin de liefde van Christus ge-evenaard wordt en ik zal zeker eens gaan kijken”. “Er is namelijk in de hele geschiedenis van het universum geen vergelijking te vinden met Christus; Zijn wijsheid, Zijn liefde, Zijn Goddelijkheid”. “Ja, maar geloof jij dat dan allemaal wat er over Jezus geschreven staat?” ….een beetje aarzelend…. “Ja, ik weet zeker dat het Evangelie de waarheid spreekt, ook al weet ik niet precies welke gedeelten je letterlijk moet verstaan en welke misschien wat meer symbolisch bedoeld zijn. Maar heel zeker is, dat er met de komst van Jezus Christus iets heel bijzonders gebeurd is in deze wereld.” Het is eigenlijk zo vreemd ook dat deze kennis, die toch ook gewoon een kerkelijke opvoeding heeft gehad, geen enkele boodschap meer lijkt te hebben aan die vroegere levenslessen. Alles overboord gegooid alsof het allemaal maar onzin was.. En ze is niet de enige die ik zo tegenkom. Met de meesten kom je ook niet meer serieus in gesprek over het geloof, want zij hebben je al lang bij de rariteiten geparkeerd. Afijn dat was het eerste. Wij zijn overigens heel goed uit elkaar gegaan. Ik heb zelfs een sprankje hoop dat ik haar aan het denken gezet heb. Als God geen stem meer heeft in ons leven, dan telt alleen nog de eigen mening en daarmee kun je alle kanten op. En dat zien we inmiddels op alle fronten gebeuren in de samenleving.
Het tweede wat ik meemaakte. Ik hoorde op de radio iemand spreken over de vele depressies en zelfdodingen onder jonge mensen; en dat er zoveel jonge mensen met een negatief zelfbeeld rondlopen. Ik moest meteen aan een uitspraak van onze vorige paus Benedictus denken. “Een wereld zonder God moet wel depressief worden”. En inderdaad. Als God geen partij voor je is, dan moet je het helemaal, en alleen, met je eigen zelfbeeld doen. Als God geen partij voor je is, dan betekent dat, dat je alles in het leven aan jezelf te danken hebt; succes, maar ook falen. En o wee, als je dan niet mee kunt in de glitter en glamour van “everybody happy”. Als God geen partij voor je is, dan kun je je niet de vraag stellen of Hij misschien toch nog van je houdt; van jou, die prutser met dat negatieve zelfbeeld. Ik begrijp eigenlijk niet dat het zoveel mensen nog steeds lukt om te leven zonder God.
En tenslotte. Vorige week hadden we catechese. Ik heb toen een stukje video laten zien waarin de Amerikaanse bisschop Robbert Barron heel scherp uiteenzet dat Jezus God is. En dat het van allesbeslissend belang is dat wij de goddelijkheid van Jezus erkennen. Ik weet heel zeker dat veel katholieken dat helaas niet doen. Niet kunnen. Dat is geen verwijt, het is gewoon jammer, maar op een of andere manier lijkt het kwartje, ook bij veel katholieken, nooit te zijn gevallen. Natuurlijk zeggen we het allemaal wel in het bekende riedeltje; Jezus, zoon van God, tweede persoon van de heilige drië-eenheid, Vader, Zoon en Geest.Maar geloven we dat ook echt? Raakt dat echt ons hart? Want als dat zo is; als de goddelijkheid van Jezus echt ons hart raakt, dan moeten we ons toch beschouwen als de rijkste mensen op aarde; Zo meteen mogen we namelijk delen in Zijn lichaam; één worden met Hem! Eén met God zelf! Dichterbij bestaat niet!. Als we toch eens echt gewaar zouden worden, dat God zo bij en in ons is?! Ik moet weer aan die kennis denken. Kennelijk is ook haar al deze rijkdom ontschoten. Schouderophalend heeft ze gedacht; “Het zal allemaal wel”. Afijn, tijdens die catechese moest ik alle zeilen bijzetten om Jezus niet te laten devalueren tot een goede leraar van waarden en normen. Want dat was wat Robbert Barron terecht zo scherp benadrukte; “Jezus is meer dan een leraar, meer dan een profeet, meer dan het Oude Testament”. En Jezus dwingt je als het ware tot een keuze; “Of Hij is wie Hij zegt dat Hij is; en dan doe je er goed aan om alles in het werk te stellen om Hem te volgen. Of Jezus is niet wie Hij zegt dat Hij is. Dan is Hij dus een bedrieger met wie wij niets te maken moeten willen hebben. Maar iets van dat lauwe midden; “ach, wel unne goeie mens, maar God zelf? Nee” Dat lauwe midden kan eigenlijk niet als je Jezus kent!
We gaan zoetjesaan alweer richting Kerstmis. De zoon van God wordt geboren. Het Woord is vlees geworden. God is in de wereld gekomen. Of om Johannes nog maar eens te citeren; “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. In Hem was leven en dat leven was het licht der mensen. Het ware Licht dat iedere mens verlicht kwam in de wereld. Hij was in de wereld; de wereld was door Hem geworden en toch erkende de wereld Hem niet”. Mogen wij dàt Licht, onze Heer Jezus Christus, Zoon van God, erkennen opdat ook de vraag van vandaag “Wie wel de grootste is…” er niet meer toe zal doen. Amen.
Vandaag horen we een stukje uit het Scheppingsverhaal. Voor veel moderne “verstandige” mensen is het nog altijd maar een achterhaald soort sprookje, maar voor degene die ooit de kans heeft gehad om zich er in te verdiepen is het één van de mooiste en meest betekenisvolle verhalen uit de Bijbel. Het Scheppingsverhaal bedoelt niet een verslag te zijn van het ontstaan van de aarde. Het is veel meer een geloofsbelijdenis van de mens die zich geconfronteerd ziet met de schoonheid, de rijkdom en het mysterie van de Schepping. “Dat heeft God gedaan!”; zo jubelt de schrijver van het Scheppingsverhaal. In zes dagen heeft God de aarde geschapen met zon, maan en sterren, met water, met land met gewassen en tenslotte het hoogtepunt: de mens. Aan het eind van elke scheppingsdag zegt God dat het goed is wat Hij geschapen heeft. Alleen; hier, als de mens geschapen is, dan ziet God dat er iets toch niet helemaal goed is.“Het is niet goed dat de mens alleen is”, en Hij schept een “hulp die bij hem past”. Eigenlijk is dat `hulp die bij hem past` een misleidende vertaling want het kan iets oproepen van waartegen het feminisme, terecht, fel geprotesteerd heeft. Het kan er op lijken dat de vrouw bedoeld is als een soort hulpje voor de man; een sloofje, waar hij naar eigen goeddunken mee kan omgaan. Als ze de afwas niet op tijd doet, als ze zijn bier niet op tijd brengt, of als er een andere interessante vrouw opduikt, dan past dat hulpje niet meer zo goed bij hem en dan kan hij haar wegsturen.
Het is dan ook vanuit die realiteit dat de Farizeeën aan Jezus vragen of het geoorloofd was voor een man om zijn vrouw weg te zenden. “Om de hardheid van uw hart is dat zo bepaald”, zegt Jezus, “maar in het begin, bij de Schepping heeft hij hen als man en vrouw gemaakt”. Het hebreeuwse woord, Ezer kenegdo, “een hulp die bij hem past”, is eigenlijk niet goed te vertalen. Als je het dan toch met “hulp” wilt vertalen, dan zou je het minstens ook andersom moeten zeggen; “een hulp die bij hem past” maar ook “een hulp die bij haar past”. Maar het gaat helemaal niet om twee partijen die elkaar gebruiken; God heeft twee soorten mensen geschapen die erg veel op elkaar lijken, want allebei mens, maar die toch fundamenteel heel anders zijn. Man en vrouw worden ten diepste zichzelf in de wederzijdse ontmoeting met de ander. En dat die wederzijdse ontmoeting soms wat schuurt, dat zou niet het teken moeten zijn dat “de liefde over is” maar dat er kennelijk een nieuwe realiteit aan het groeien is die beiden vraagt om nog eens heel goed naar de ander te kijken en te luisteren. Een andere vertaling van dat woord “ezer kenegdo” is bijvoorbeeld; God schiep voor de mens “een hulp als zijn tegenover”. Een tegenover, een sparringpartner, op gelijke hoogte. Twee mensenkinderen die natuurlijkerwijs zo naar elkaar toe trekken en zich zo aan elkaar hechten, dat zij volkomen één worden; dàt is wat God voor ogen heeft. En in die volkomen eenheid in liefde worden man en vrouw als de scheppende God zelf; zij brengen immers nieuw leven voort. Wat een geweldig plan!
Maar er gaat behoorlijk wat mis in dat hechtingsproces tegenwoordig. Om te beginnen leven een heleboel jonge mensen al lang samen als man en vrouw voordat ze toe zijn aan het dragen van echte verantwoordelijkheid voor elkaar. Dat hoeft ook niet meer want anticonceptie heeft de door God geschapen band tussen lust en verantwoordelijkheid, heel listig doorgeknipt. Véél te vroeg gaan jonge mensen, tegenwoordig, dus al véél te ver. En minstens even dramatisch is het feit dat in onze generatie het ene na het andere huwelijk sneuvelt. Zoveel zelfs dat jonge mensen onderhand maar helemaal niet meer trouwen. Hoogstens leggen ze hun samenleven contractueel vast. Maar ja, een contract is altijd weer op te zeggen.
“Wat God verbonden heeft zal een mens niet scheiden”. Hou me ten goede; daar staat niet de veroordeling van elke scheiding. Er zijn heus situaties tussen mensen die onhoudbaar zijn, en de Kerk leert ook helemaal niet dat twee mensen ten koste van alles bij elkaar moeten blijven. Los van elkaar gaan leven is, om de zaak leefbaar te maken, niet verboden. Maar wat volgens de leer van onze kerk dan weer niet mag, is ondertussen maar met een ander beginnen. “Ja”, tot de dood ons scheidt. Dat is wat man en vrouw elkaar beloven en elkaar ook kùnnen beloven omdat zij, als het echt gelovige mensen zijn, daartoe in kracht gesteld worden door God zelf. Natuurlijk; ècht christelijk handelen, christelijk, een handelen dat op Christus lijkt, is veeleisend, is niet gemakkelijk! Wie is in staat omwille van de liefde offers te brengen die ook maar een beetje in de buurt komen van wat Christus zelf gedaan heeft. “Dit is mijn Lichaam, neemt en eet”. Maar lijkt dat dan niet toch een beetje op onze huwelijksbelofte; “Ja, ik wil, tot de dood ons scheidt”.
Zou de crisis in onze relaties niet gelijk opgaan met de crisis in de Kerk? Misschien drukte die vroeger ook wel een te zwaar stempel op de mensen, in de zin van dat er heel veel werd opgelegd. Ik weet van mijn ouders tenminste dat ze braaf het heilige woord van de pastoor volgden zonder zelf te begrijpen wat de achterliggende redenen waren. En natuurlijk is het ook veel beter dat wij ons eigen verstand gebruiken, dat we willen begrijpen waarom we iets wel of niet zouden moeten doen. Als iets onzinnig lijkt dan schuiven wij het ook gemakkelijk aan de kant. Maar als we dan op zoek zijn naar wezenlijk geluk, dan zou het goed zijn om echt moeite te doen om te begrijpen waarom de Kerk leert wat zij leert; over bijvoorbeeld huwelijk en gezin. Dan zouden we ons niet mogen laten vormen door alles wat we elke avond op televisie te zien krijgen. Laat ons tot een nieuw of dieper besef komen van wat ons doopsel betekent; Kind van God te zijn. Het leven van Hem gekregen om tot antwoord te komen. Het leven ontvangen als een kind. Niet kinds of kinderlijk, zoals de pastoor onlangs zei. Niet kinds of kinderlijk, maar wel in het diepe besef dat Hij het ons gegeven heeft; dat Hij ons alles gegeven heeft; ook je echtgenoot; ook dèze echtgenoot. Amen.
Vandaag worden we geconfronteerd met de climax van het 6e hoofdstuk van Johannes, misschien wel de climax van het hele Evangelie, en misschien wel met de climax van ons eigen leven. “Wilt ook gij soms weggaan?” dat vraagt Jezus aan zijn intimi. Het is dezelfde vraag die al vanaf den Beginne aan ieder van ons gesteld wordt; “Adam, mens waar ben je?” Een liefdevolle God, die hoopt dat Zijn liefde door ons beantwoord wordt, ondanks het feit dat wij vrij geschapen zijn. Vrij geschapen moeten zijn, omdat liefde alleen mogelijk is in vrijheid.
Zes weken op rij hebben we fragmenten gehoord uit dat 6e hoofdstuk van Johannes en die gaan allemaal over het meest wezenlijke van het hele kerkelijke bestaan; de kern van de Eucharistie; brood en wijn, lichaam en bloed van Jezus Christus. Ruim 25 jaar ben ik daar nou serieus mee bezig en ik vrees dat het nog steeds niet echt tot mijn hoofd en mijn hart doordringt; Wie Hij werkelijk voor mij is, en wat de Eucharistie, wat het Heilig Misoffer ten diepste betekent en wat het bewerkstelligen kan. Ik hoop dan altijd maar dat er veel mensen zijn die sneller van begrip zijn, of die het geloof eenvoudig kunnen aannemen als een kind. Ik niet, ik moet het allemaal doorgronden, ik wil het allemaal begrijpen en ik blijf het bevragen; een beetje op de manier van de ongelovige Thomas; “Als ik niet mijn hand in Zijn zij kan leggen, zal ik zeker niet geloven”. Wat ik in die 25 jaar wel geleerd heb, dat is dat hier iets veel groters aan de hand is, dat Jezus Christus veel en veel belangrijker is dan die morele leraar die Hij voor de meeste mensen geworden is. Een goed voorbeeld om na te volgen, unne goeie mens, zeker de moeite waard om te doen wat Hij leert. Dat is ook allemaal waar, wij moeten proberen goede mensen te zijn, en wat Jezus daar over zegt is hartstikke belangrijk, maar het meeste daarvan kun je ook leren in andere godsdiensten of humanistische bewegingen.
In Jezus Christus, in de Eucharistie, in Brood en Beker, in Lichaam en Bloed is heel veel meer dan dat. God zelf komt werkelijk in ons, in vlees en bloed! Onvoorwaardelijk geeft Hij zichzelf, zoals Hij zich eerder al in de Schepping gegeven heeft. De Heilige Zelf neemt zijn intrek in ons. Als u zich dat werkelijk realiseert, dat dat hier aan de hand is, durft u dan nog te kijken? De lege kerken zijn het gevolg van het feit dat dat bij de grote massa niet binnenkomt, zeer waarschijnlijk nooit binnengekomen is. Voor de meeste mensen is Jezus gewoon dat goeie voorbeeld en in de Mis doen we dat een beetje na, symbolisch, breken en delen, eigenlijk allemaal een beetje theater. Velen stellen zich ook de vraag of je daar nou eigenlijk echt wel een gewijde priester voor nodig hebt. Er zijn toch genoeg mensen die veel beter kunnen voordragen en veel beter kunnen zingen. Maar nee, dit is geen theater! Stelt u zich toch eens voor; God zelf komt in ons, in vlees en bloed. Is het vreemd, dat sommigen daarvoor knielen? Is het vreemd dat wij dat Heilige gebeuren, met de grootst mogelijke eerbied proberen te voltrekken?
Jezus zegt het zelf; “Wie mijn vlees niet eet en mijn bloed niet drinkt heeft het leven niet in zich. Maar wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag”. “Dit is mijn lichaam, Dit is mijn bloed”. Beste mensen, wat gebeurt er toch? Gaan wij daar, ondanks onze goede bedoelingen niet nog steeds veel te onverschillig mee om? Jezus zegt het zelf. Maar ja, Jezus kan zoveel zeggen. Dat dacht de massa ook toen Jezus begon over dat vlees eten en bloed drinken. “Deze taal stuit mensen tegen de borst”. Dat kan niet, dat is niet normaal, Hij is niet wijs. En het is ook helemaal niet gek dat de mensen zo reageren. “Vlees eten, bloed drinken? We zijn toch geen kannibalen?!”. En let wel, het zijn hier niet de vijanden van Jezus; het zijn degenen die Hem al een hele tijd gevolgd hebben, het zijn Zijn eigen leerlingen, Zijn vrienden die hier afstand van Hem nemen. En dan antwoord Jezus, toch een beetje cryptisch voor ons: “Neemt gij daar aanstoot aan? Als gij dan de mensenzoon ziet opstijgen naar waar Hij vroeger was?” Met andere woorden; “….Als ik van God kom?”
“Ten gevolge hiervan trokken velen van zijn leerlingen zich terug en verlieten zijn gezelschap” staat er vervolgens in vers 66. Hoofdstuk 6 vers 66. U moet er maar niet teveel waarde aan hechten, maar 666 is toevallig ook het getal van het beest en de antichrist. Maar u snapt wat hier gebeurt; de mensen vinden Jezus geweldig, Hij geneest mensen, Hij helpt ze, Hij heeft wijze dingen gezegd. Ze zijn Hem vol enthousiasme gevolgd, maar nu haken ze in groten getale af, omdat Hij iets zegt dat hen totaal niet bevalt.
Dan richt Hij zich tenslotte op zijn meest intieme kring; de twaalf apostelen. “Wilt ook gij soms weggaan?’ En dan zegt Simon Petrus, namens de hele Kerk die Hem wereldwijd en door de eeuwen heen is trouw gebleven; “Heer, naar wie zouden wij dan gaan?”. Hij zegt niet; “Jezus leg het nog eens uit van dat vlees en dat bloed”. Hij zegt: “Heer, naar wie zouden wij gaan? Er is in deze wereld geen Ander die de Heilige God zo present stelt dan Jezus Christus”. Ook al begrijpen wij Hem niet helemaal, ook al begrijpt de Kerk ook niet alles wat God in de wereld gebeuren laat; wij gaan tot geen ander dan tot Hem.
Van de week zag ik een stukje van een documentaire op TV. “Corridors of power”, zo heette het, en het ging over de machten van de wereld. Ik kijk niet graag naar al die ellende in de wereld want het is allemaal veel te veel. Maar ik denk; “nou één keer niet wegzappen” en ik heb het geweten! Weerzinwekkende beelden van bergen lijken in Syrië, sommige in plastic zakken, kinderen, ouderen, verminkt, verbrand, een eindeloze stoet. Gewoon verschrikkelijk. En elk lijk was een mens; met kinderen, met een broer en een zus, met een vader en moeder, een mens met dromen en met plannen, net als ieder van ons. “Dat nooit meer” hebben we na de Holocaust en de tweede wereldoorlog gezegd. En het gebeurt gewoon ook vandaag nog, onder onze eigen ogen.
Wat zijn dat toch voor mechanismen in de wereld waarin onze mensen elke dag nog vermalen worden alsof het niks is? Je kunt daar niet bij. Is dat de wil van God? Laat Hij het toe dat mensen zo met elkaar omgaan, omdat Hij ze nou eenmaal vrij geschapen heeft? Moet dat verschrikkelijke lijden dan maar gebeuren omwille van onze vrijheid? En wij hier, genietend van onze welvaart alsof dàt de gewoonste zaak van de wereld is. Hebben wij dat ergens aan verdiend? Ik ben er blij mee, maar snapt u het? Ik niet. Machteloosheid ten top. Onrecht aan alle kanten.
En toch; Ik heb geen ander om me aan vast te houden dan aan Jezus Christus want “Hij heeft woorden van eeuwig leven”. In mijn eigen woorden; Hij geeft mij de zekerheid dat Ik geliefd ben, al zou iedereen en alles mij in de steek laten. Al zou het leven zelf mij in de steek laten. Al vergaat de hele wereld.
Genoeg gepraat. Laten we gaan eten en drinken. Laten we opgaan naar en in Hem. Maar laten we dat dan ook doen met de eerbied en de dankbaarheid die past bij de ontmoeting met God Zelf.
Of wilt ook gij soms liever weggaan?
Amen.