Vandaag worden we geconfronteerd met de climax van het 6e hoofdstuk van Johannes, misschien wel de climax van het hele Evangelie, en misschien wel met de climax van ons eigen leven. “Wilt ook gij soms weggaan?” dat vraagt Jezus aan zijn intimi. Het is dezelfde vraag die al vanaf den Beginne aan ieder van ons gesteld wordt; “Adam, mens waar ben je?” Een liefdevolle God, die hoopt dat Zijn liefde door ons beantwoord wordt, ondanks het feit dat wij vrij geschapen zijn. Vrij geschapen moeten zijn, omdat liefde alleen mogelijk is in vrijheid.
Zes weken op rij hebben we fragmenten gehoord uit dat 6e hoofdstuk van Johannes en die gaan allemaal over het meest wezenlijke van het hele kerkelijke bestaan; de kern van de Eucharistie; brood en wijn, lichaam en bloed van Jezus Christus. Ruim 25 jaar ben ik daar nou serieus mee bezig en ik vrees dat het nog steeds niet echt tot mijn hoofd en mijn hart doordringt; Wie Hij werkelijk voor mij is, en wat de Eucharistie, wat het Heilig Misoffer ten diepste betekent en wat het bewerkstelligen kan. Ik hoop dan altijd maar dat er veel mensen zijn die sneller van begrip zijn, of die het geloof eenvoudig kunnen aannemen als een kind. Ik niet, ik moet het allemaal doorgronden, ik wil het allemaal begrijpen en ik blijf het bevragen; een beetje op de manier van de ongelovige Thomas; “Als ik niet mijn hand in Zijn zij kan leggen, zal ik zeker niet geloven”. Wat ik in die 25 jaar wel geleerd heb, dat is dat hier iets veel groters aan de hand is, dat Jezus Christus veel en veel belangrijker is dan die morele leraar die Hij voor de meeste mensen geworden is. Een goed voorbeeld om na te volgen, unne goeie mens, zeker de moeite waard om te doen wat Hij leert. Dat is ook allemaal waar, wij moeten proberen goede mensen te zijn, en wat Jezus daar over zegt is hartstikke belangrijk, maar het meeste daarvan kun je ook leren in andere godsdiensten of humanistische bewegingen.
In Jezus Christus, in de Eucharistie, in Brood en Beker, in Lichaam en Bloed is heel veel meer dan dat. God zelf komt werkelijk in ons, in vlees en bloed! Onvoorwaardelijk geeft Hij zichzelf, zoals Hij zich eerder al in de Schepping gegeven heeft. De Heilige Zelf neemt zijn intrek in ons. Als u zich dat werkelijk realiseert, dat dat hier aan de hand is, durft u dan nog te kijken? De lege kerken zijn het gevolg van het feit dat dat bij de grote massa niet binnenkomt, zeer waarschijnlijk nooit binnengekomen is. Voor de meeste mensen is Jezus gewoon dat goeie voorbeeld en in de Mis doen we dat een beetje na, symbolisch, breken en delen, eigenlijk allemaal een beetje theater. Velen stellen zich ook de vraag of je daar nou eigenlijk echt wel een gewijde priester voor nodig hebt. Er zijn toch genoeg mensen die veel beter kunnen voordragen en veel beter kunnen zingen. Maar nee, dit is geen theater! Stelt u zich toch eens voor; God zelf komt in ons, in vlees en bloed. Is het vreemd, dat sommigen daarvoor knielen? Is het vreemd dat wij dat Heilige gebeuren, met de grootst mogelijke eerbied proberen te voltrekken?
Jezus zegt het zelf; “Wie mijn vlees niet eet en mijn bloed niet drinkt heeft het leven niet in zich. Maar wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag”. “Dit is mijn lichaam, Dit is mijn bloed”. Beste mensen, wat gebeurt er toch? Gaan wij daar, ondanks onze goede bedoelingen niet nog steeds veel te onverschillig mee om? Jezus zegt het zelf. Maar ja, Jezus kan zoveel zeggen. Dat dacht de massa ook toen Jezus begon over dat vlees eten en bloed drinken. “Deze taal stuit mensen tegen de borst”. Dat kan niet, dat is niet normaal, Hij is niet wijs. En het is ook helemaal niet gek dat de mensen zo reageren. “Vlees eten, bloed drinken? We zijn toch geen kannibalen?!”. En let wel, het zijn hier niet de vijanden van Jezus; het zijn degenen die Hem al een hele tijd gevolgd hebben, het zijn Zijn eigen leerlingen, Zijn vrienden die hier afstand van Hem nemen. En dan antwoord Jezus, toch een beetje cryptisch voor ons: “Neemt gij daar aanstoot aan? Als gij dan de mensenzoon ziet opstijgen naar waar Hij vroeger was?” Met andere woorden; “….Als ik van God kom?”
“Ten gevolge hiervan trokken velen van zijn leerlingen zich terug en verlieten zijn gezelschap” staat er vervolgens in vers 66. Hoofdstuk 6 vers 66. U moet er maar niet teveel waarde aan hechten, maar 666 is toevallig ook het getal van het beest en de antichrist. Maar u snapt wat hier gebeurt; de mensen vinden Jezus geweldig, Hij geneest mensen, Hij helpt ze, Hij heeft wijze dingen gezegd. Ze zijn Hem vol enthousiasme gevolgd, maar nu haken ze in groten getale af, omdat Hij iets zegt dat hen totaal niet bevalt.
Dan richt Hij zich tenslotte op zijn meest intieme kring; de twaalf apostelen. “Wilt ook gij soms weggaan?’ En dan zegt Simon Petrus, namens de hele Kerk die Hem wereldwijd en door de eeuwen heen is trouw gebleven; “Heer, naar wie zouden wij dan gaan?”. Hij zegt niet; “Jezus leg het nog eens uit van dat vlees en dat bloed”. Hij zegt: “Heer, naar wie zouden wij gaan? Er is in deze wereld geen Ander die de Heilige God zo present stelt dan Jezus Christus”. Ook al begrijpen wij Hem niet helemaal, ook al begrijpt de Kerk ook niet alles wat God in de wereld gebeuren laat; wij gaan tot geen ander dan tot Hem.
Van de week zag ik een stukje van een documentaire op TV. “Corridors of power”, zo heette het, en het ging over de machten van de wereld. Ik kijk niet graag naar al die ellende in de wereld want het is allemaal veel te veel. Maar ik denk; “nou één keer niet wegzappen” en ik heb het geweten! Weerzinwekkende beelden van bergen lijken in Syrië, sommige in plastic zakken, kinderen, ouderen, verminkt, verbrand, een eindeloze stoet. Gewoon verschrikkelijk. En elk lijk was een mens; met kinderen, met een broer en een zus, met een vader en moeder, een mens met dromen en met plannen, net als ieder van ons. “Dat nooit meer” hebben we na de Holocaust en de tweede wereldoorlog gezegd. En het gebeurt gewoon ook vandaag nog, onder onze eigen ogen.
Wat zijn dat toch voor mechanismen in de wereld waarin onze mensen elke dag nog vermalen worden alsof het niks is? Je kunt daar niet bij. Is dat de wil van God? Laat Hij het toe dat mensen zo met elkaar omgaan, omdat Hij ze nou eenmaal vrij geschapen heeft? Moet dat verschrikkelijke lijden dan maar gebeuren omwille van onze vrijheid? En wij hier, genietend van onze welvaart alsof dàt de gewoonste zaak van de wereld is. Hebben wij dat ergens aan verdiend? Ik ben er blij mee, maar snapt u het? Ik niet. Machteloosheid ten top. Onrecht aan alle kanten.
En toch; Ik heb geen ander om me aan vast te houden dan aan Jezus Christus want “Hij heeft woorden van eeuwig leven”. In mijn eigen woorden; Hij geeft mij de zekerheid dat Ik geliefd ben, al zou iedereen en alles mij in de steek laten. Al zou het leven zelf mij in de steek laten. Al vergaat de hele wereld.
Genoeg gepraat. Laten we gaan eten en drinken. Laten we opgaan naar en in Hem. Maar laten we dat dan ook doen met de eerbied en de dankbaarheid die past bij de ontmoeting met God Zelf.
Of wilt ook gij soms liever weggaan?
Amen.
Als iemand aan mij vraagt “geloof jij in God”, dan aarzel ik altijd met mijn antwoord. Meestal vragen de mensen trouwens niet of je in God gelooft, maar of je –nog- in God gelooft; waarmee gezegd wil zijn dat dat niet lang zal duren als je eenmaal verstandig geworden bent. Maar goed, die aarzeling bij de vraag; “Geloof je in God?” Meestal zeg ik dan; “Dat ligt eraan wat jij onder God verstaat”. Ik kan niet zomaar “ja” zeggen, want misschien geloof ik ook niet in de God zoals zij die zich voorstellen. Ik kan natuurlijk ook geen “nee” zeggen, want ik geloof beslist wèl in God; alleen, de God waar ik in geloof is geen man met een lange baard, geen boeman of iemand die alles wel even voor mij regelt. Ook niet het “al” waarin alles oplost of een oceaan waarin alle druppeltjes samenkomen. De God waar ik in geloof is een mysterie waarbij elk menselijk denken tekort schiet. Allereerst is Hij de Schepper van deze onbeschrijflijk mooie aarde in dat even onbeschrijfelijke, mysterieuze heelal. Daarnaast is God voor mij Diegene die door Jezus Christus in deze wereld present gesteld is; een Persoon, Iemand die je aan kunt spreken, Iemand die jou aanspreekt. Iemand die je leert wat goed en kwaad is. Iemand die eindeloos nieuwe kansen wil geven, Iemand die troost en bemoedigt, altijd een beweging naar het positieve, naar leven. Iemand die laat zien wie God is; enkel liefde. Iemand dus, met een grote hoofdletter.
Wij lezen vandaag een stukje Evangelie van Johannes. Aan het begin van dat Evangelie zegt Johannes over Jezus; “Het Woord is vlees geworden”, God, het Mysterie, Het Woord, de Liefde is vlees geworden in Jezus. Wil je die vreemde, verre God leren kennen, dan moet je naar Jezus kijken want Hij is sprekend de Vader. En deze Jezus komt ons rakelings nabij in het brood, wat Hij “zijn vlees noemt”. Nee sterker; door dat brood dat wij eten wordt Zijn vlees vermengd met ons eigen vlees, worden wij één met Hem, leven wij letterlijk van Hem. En aangezien Jezus’ vlees onbederfelijk is, omdat het van God is, worden ook wij onbederfelijk en van God. Eeuwig leven wordt ons beloofd, en eeuwig leven zullen we krijgen. Het enige wat nodig is, dat is geloof. Maar dat is natuurlijk wel een probleem. Niet alleen voor mensen van deze tijd, ook voor de mensen die Jezus zelf gezien hebben. Want wie is Hij wel; toch gewoon de zoon van Jozef en Maria? Waar haalt Hij het lef vandaan om te zeggen dat Hij uit de hemel is neergedaald. En dat is ook een struikelblok van velen in onze tijd. Jezus, dat is “unne goeie kerel”, Hij heeft ons geleerd hoe we goed moeten zijn voor elkaar, breken en delen, maar “uit de hemel neergedaald”, “van God”, en “Verrezen uit de dood”? Nee, dat gaat voor veel verstandige mensen een brug te ver. En toch ligt daar nou juist het grootste belang van ons hele geloof. Als Christus niet verrezen is, dan houden wij ons al 2000 jaar bezig met kletspraat; dan zijn al die prachtige kerkgebouwen die overal in de wereld naar Christus verwijzen voor niets opgericht.
Goed zijn voor elkaar, dat gaat een stuk gemakkelijker als we weten, als we ervaren hoe goed God voor ons is. Als we leven in het besef, geborgen te zijn, definitief geborgen te zijn in God, die zoveel van ons houdt als Jezus ons heeft laten zien. Dan lost onze angst om zelfbehoud vanzelf op. Dan is breken en delen geen opgave meer, maar een vanzelfsprekend gevolg van de rijke gave Gods die Jezus is.
De eerlijkheid gebied te zeggen dat lang niet iedereen zijn of haar leven kan ervaren als een prachtig Godsgeschenk. Het leven van de meeste mensen kent wel degelijk ook zijn dieptepunten. Ik las van de week in de krant dat men in Tilburg netten wil spannen rond de balustrade van een studentenflat om zelfdoding te voorkomen! Het leven is zeker niet alleen rozengeur. Iemand sprak over het leven als een lange reis in een auto of een vliegtuig. Zo’n reis naar Spanje of zo, opgepropt in een auto of met dubbelgevouwen benen urenlang in een te krappe vliegtuigstoel. Zoals de kinderen dan na een klein uurtje vragen; “Zijn we er al bijna?’ Zo is dit leven ook; een reis, niet altijd even comfortabel. Soms gewoon heel moeilijk, wagenziek, zeeziek, hoofdpijn. Maar zoals een lange reis een doel heeft, zo heeft dat dit leven ook; het is een weg naar eeuwig geluk. Onvoorstelbaar misschien en ik zou het ook niet geloven, ware het niet dat ik Jezus zou kennen. Hij heeft het gezegd, Hij heeft ervan getuigd; zelfs het sterven aan een kruis weegt niet op tegen de heerlijkheid die ons te wachten staat.
Laat ik besluiten met een anekdote uit mijn pubertijd; Zoals veel opgroeiende jongeren in die tijd, kreeg ik er op een gegeven moment een hekel aan, om naar de kerk te gaan en ik probeerde daar dan onderuit te komen. Maar mijn moeder sprak me met niet mis te verstane woorden aan; (en dat moet even in het Brabants) “Jonge” zei ze, “zo lang gij hier mi ons aan tafel mee eet, gaode gij ook mee naor de kerk”. Ik hóórde toen; “Zolang ik hier de baas ben…..” Maar dat zei ze niet…ze zei…”zo lang jij hier met ons mee eet...” Want voor mijn moeder waren eten en bidden van één en hetzelfde belang. Samen eten, zoals dat nodig is voor het tijdelijke leven hier op aarde èn samen dat Brood eten, van eeuwig leven, wat ook betekent; “leren vertrouwen op God”. Mogen wij dóór het levende brood dat wij steeds weer ontvangen, groeien in het vertrouwen dat God ons draagt, dóór dit tijdelijke náár het eeuwige. Amen.
Als je er even goed bij stilstaat, dan is het merkwaardig te noemen dat de Evangelist Johannes, van wie wij zojuist hoorden, nergens lijkt te spreken over de Eucharistie. De instellingswoorden “neemt en eet, dit is mijn lichaam” enzovoorts, die kom je bij alle drie de andere Evangelisten wel tegen, maar bij Johannes niet. Maar de meesten onder ons zullen inmiddels wel weten dat Johannes zijn Evangelie op een totaal andere manier heeft vormgegeven. Johannes spreekt mystieke taal met een diepe betekenis. Hoe mooi is niet alleen al de opening van zijn Evangelie; Het lijkt wel een lied; “In het begin was het Woord en het woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is. In Hem was leven, en dat leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan”. En natuurlijk spreekt deze Johannes wel degelijk over het centrum van het christelijke leven; de Eucharistie. Alleen doet Hij ook dat op zijn geheel eigen manier. De komende weken zullen we elke zondag een passage lezen uit het 6e Hoofdstuk van het Evangelie van Johannes en dat draait helemaal om de Eucharistie. Ook het Evangelie van vandaag.
Kijkt u maar mee. De mensen, een grote menigte, heeft zich verzameld aan de overkant van het meer van Galilea, op de berg waar Jezus is gaan zitten. Ze verwachten kennelijk iets van Hem want ze hebben er heel wat voor over om Hem naar die kale bergstreek te volgen. Zo bent ook u hier samengekomen deze ochtend. U had ook kunnen uitslapen, of naar het voetbal kunnen gaan, of mountainbiken of al die andere dingen die mensen zo op de zondagochtend allemaal doen ter vermaak. U bent beslist niet gekomen voor mij als spreker, want er zijn veel betere en belangrijkere sprekers. U bent ook niet gekomen voor het koor want er zijn elk weekend overal grootsere concerten te beluisteren. U komt ook niet voor het eten want er zijn wel betere restaurants. De genoemde elementen zijn allemaal belangrijk en dragen allemaal wel bij, maar zij zijn niet de uiteindelijke reden van uw komst. Nee, u bent hier samengekomen, zoals het volk in Galilea, omdat u op zoek bent naar iets groters en omdat u verwacht dat Jezus u dat kan geven.
Terug naar het Evangelie. Niet voor niets wordt er aan het begin gezegd dat het kort voor Pasen is. Met Pasen herdachten de Joden hun verlossing uit de slavernij van Egypte en de lange tocht door de woestijn, waar ze dagelijks gevoed werden met het manna; dat brood dat op wonderbaarlijke wijze elke morgen uit de hemel neerviel. De mensen die Jezus gevolgd zijn, bevinden zich in een vergelijkbaar gebied als de woestijn, en daar is niet veel te eten. Veel te weinig in elk geval voor die duizenden mensen. En dan volgt het verhaal van de vermenigvuldiging van de broden. Die is als een soort hernieuwing van de nederdaling van het manna in de woestijn en van het broodwonder van Elisa uit de eerste lezing. Er zijn echter een paar grote verschillen. Elisa beschikt over twintig broden waarmee hij honderd mensen te eten gaf. Jezus voedt met vijf broden vijfduizend mannen. Van het manna in de woestijn,, mag iedereen maar zoveel oprapen als hij voor die dag nodig heeft. Bij Jezus is er geen enkele beperking; iedereen mag zoveel eten als hij wil. Er staat geen maat op Gods gaven. Het manna is uitsluitend voorbehouden voor het joodse volk want God verbood uitdrukkelijk om er iets van te bewaren. Het brood dat Jezus geeft mag niet beperkt blijven tot die vijfduizend man. De 12 manden met brokstukken die over zijn, vertegenwoordigen de 12 stammen van Israël. Met andere woorden; de hele wereld moet ermee gevoed worden. Dat is de missie van Jezus; de hele wereld verzadigen. En dat doet Hij hier door van die vijf broden genoeg te maken voor vijfduizend man. Een kleine hoeveelheid wordt in Hem tot iets groots.
En dat gebeurt ook in de Eucharistie, in de Mis. Wat wij hier hebben stelt weinig voor. Zo’n klein wit schijfje brood daar kun je niet van leven. Maar zoals Jezus eerst het dankgebed uitspreekt en dan pas begint te delen, zo bidt de priester hier “in persona Christie” het Eucharistisch gebed, wat overigens ook gewoon “dankgebed” betekent. Daarmee verandert dat eenvoudige stukje brood in iets heel groots; Naar het Woord van Jezus verandert het in Zijn Lichaam en door het nuttigen van Zijn Lichaam worden wij opgenomen in Zijn leven; Zijn leven en verrijzenis. Eeuwig leven. Daarom zal Jezus ook zeggen; “Wie van dit brood eet, zal in eeuwigheid niet sterven”.
Waarvoor toch al deze woorden? Wat is de kern van de zaak? Volgens mij gaat de hele verschijning van Jezus in deze wereld nergens anders om dan om onze relatie met onze Schepper, God te herstellen, te zekeren en te bestendigen. Zoals hier over het broodwonder gezegd wordt dat het een teken is, zo is Jezus komst in de wereld een teken. Een teken van God aan de mensheid; “Hier ben Ik”. Ook de verrijzenis van Christus is een teken. Het is een teken van de almacht en de goedheid van dezelfde God. Maar pas wel op; ik bedoel niet te zeggen dat de Évangelies, de wonderen en de verrijzenis, dat dat allemaal maar symbolisch verstaan moeten worden. In tegendeel het gaat wel degelijk om feiten. Als het allemaal maar symbolisch is, dan hoeven we ons er geen 2000 jaar druk over te maken. De verrijzenis van Christus is een feit, maar het is niet iets wat door ons herhaald zal worden. Daar kan het ook niet om te doen zijn. Sommige oudere mensen hebben helemaal geen behoefte om nog eens opnieuw aan het leven te moeten beginnen. De verrijzenis is dus een feit, een realiteit, toen en daar. Maar voor ons is het vooral een teken van het feit dat God sterker is dan de dood. Waar het in het teken van de verrijzenis van Christus om gaat is, dat wij leren vertrouwen op God, die ons uitnodigt tot eeuwig leven, eeuwig geluk bij Hem.
Het verstaan van de tekenen, gaat voor de mens, de op het materiële gerichte mens nou eenmaal altijd door de maag. Als mens zoeken wij altijd naar iets tastbaars. Wij zoeken naar voldoening en geluk, en dat is goed, maar we moeten door het tastbare wat ons gegeven wordt, het materiële brood waarvan wij leven, in contact komen met Degene die het ons allemaal geeft.
Even verderop zegt Jezus in hetzelfde Evangelie van Johannes; “ Niet omdat gij tekenen gezien hebt, zoekt ge Mij, maar omdat gij van de broden hebt gegeten tot uw honger was gestild”. Mensen hebben toch de neiging om te blijven hangen in die materiële behoeftebevrediging. Maar als je in het materiële niet het teken van Gods aanwezigheid ziet, als het voor jou ophoudt bij het materiële, dat wat direct tastbaar is, dan zul je altijd honger houden. Als je echter je uiteindelijke bestemming vindt in het geloof in eeuwig leven bij God, dan heb je aan een klein beetje genoeg.
Als de leerlingen even verderop in het Evangelie aan Jezus vragen welke werken zij voor God moeten verrichten, geeft Jezus dit antwoord; “Dit is het werk dat God van u vraagt: te geloven in Degene, die Hij gezonden heeft.” Zo simpel is het; Geloven in Jezus, degene die door God gezonden is. Amen.
Als de lezingen vandaag in het teken staan van het profetisch spreken, dan doen we er goed aan om eerst te kijken wat een profeet is. In de ogen van velen is een profeet vooral iemand die de toekomst kan voorspellen En in zekere zin is dat ook wel zo. Maar anders dan een waarzegger is een profeet iemand die op de consequenties wijst van het verkeerde gedrag van mensen. Dus; “Als je op deze manier doorgaat, zal het zus en zo met je aflopen”. Hij voorspelt de toekomst, niet vanuit een soort magisch vermogen maar gewoon met een nuchtere, heldere kijk op het leven.
En als we het over een heldere kijk op het leven hebben, dan moeten we ons opnieuw een vraag stellen; wat is een heldere kijk op het leven? Want vandaag de dag vindt iedereen van alles, maar waar vind je -een heldere kijk op het leven-? Me dunkt dat het niet zo moeilijk is; De meest heldere kijk op het leven vinden we bij Degene die het leven geschapen heeft; God. En daarom doen we er goed aan om veel naar Hem te luisteren; inderdaad in de profeten, in Jezus en in de Kerk van eeuwen. Wij allemaal, als gedoopten, hebben de plicht om de wil en de boodschap van God over te brengen aan alle mensen; enkel en alleen omwille van het feit dat God van alle mensen houdt, en dat Hij alle mensen wil redden. Maar dan hebben we natuurlijk meteen een levensgroot probleem; De wil van God lijkt nogal eens op gespannen voet te staan met wat mensen willen. -Lijkt op gespannen voet te staan-, zeg ik met grote nadruk, want het kan natuurlijk niet waar zijn, dat Gods belangen anders zijn die van ons, mensen. Maar het probleem ligt in het feit dat wij mensen, zeker mensen van deze tijd, vooral gericht zijn op onmiddellijke behoeftebevrediging. De moderne mens is zo gericht op het direct tastbare maar tijdelijke geluk van deze wereld, dat hij Gods bedoelingen voor de eeuwigheid over het hoofd ziet. En daarom is profetisch spreken in alle tijden een grote moeilijkheid; mensen gaan liever hun eigen wil achterna dan dat ze naar God luisteren. En daarom ook heeft Jezus het in die drie jaar van zijn openbare optreden zo ontzettend moeilijk gehad. Jezus, -en in Zijn kielzog doet onze Kerk dat ook-, sprak over Gods wil en dat werd toen, en dat wordt ook nu maar moeilijk verstaan. Zolang wij hier in de Kerk spreken over een lieve Jezus die alles goed vindt en van alle mensen houdt, en we verder een beetje abstract blijven praten over liefde en vrede en goed zijn voor elkaar, dan kan iedereen dat gemakkelijk beamen en dan is er niet veel aan de hand. Maar als je de consequenties van een bepaalde manier van leven concreet durft te benoemen, als je bijvoorbeeld zegt dat iemand die in staat van zonde leeft beter niet ter Communie gaat, dan heb je de poppen aan het dansen. “In staat van zonde? Dat pikken we niet. Jezus sluit niemand uit en wie denk jij wel dat je bent?” Maar “Als iemand de mensen verkeerd leert…het ware beter dat men hem een molensteen om zijn nek deed en in zee wierp”; zegt Jezus. Geen malse waarschuwing toch? Dus wij zijn verplicht om de waarheid te spreken over alles wat de Kerk leert.
Eén van de dingen die de laatste decennia volledig ontspoord zijn, dankzij de grote beschikbaarheid van anticonceptie, is bijvoorbeeld het ongehuwd samen wonen. Zo goed als voor iedereen, ook voor gedoopte katholieken, schijnt het inmiddels de gewoonste zaak van de wereld te zijn. Terwijl het dat natuurlijk helemaal niet is. U moet dat maar eventjes van mij aannemen want om het helemaal uit te leggen, daar hebben we wel een paar uur catechese voor nodig. In twee woorden dan; Wereldlijk gesproken is ongehuwd samenwonen gemeenschaps-ontwrichtend en werkt het onzorgvuldigheid en zelfs ruwheid in de relaties in de hand. Gesproken vanuit een gelovig hart is het tegen Gods scheppingsorde. Tegen Gods wil.
Maar als je dat vandaag de dag nog durft te benoemen dan ben je hopeloos ouderwets, niet van deze tijd of in een gunstig geval kun je nog rekenen op wat dan heet “respect voor jouw mening”. En die mensen bedoelen dat wel goed, maar het is toch een doodslaande reactie op profetisch spreken; Respect hebben voor ieders mening, kan ook betekenen dat je je er gewoon niets van aantrekt. Jij hebt immers je eigen mening en dat is toevallig een heel andere. Maar klopt dat wel, dat je respect moet hebben voor elke eigen mening? Je moet respect hebben voor alle mensen, dat wel, maar niet voor verkeerde meningen of verkeerd gedrag. Als gedoopte christenen hebben wij met Jezus de plicht om in te gaan tegen verkeerde meningen en profetisch op te treden waar dat nodig is. Het gaat er bij alles toch om dat we bereiken wat goed is voor een mens en voor de mensheid als geheel. En wie zal beter weten wat goed is voor een mens, dan God zelf, hier op aarde verschenen in Jezus Christus, vandaag de dag verkondigd door de heilige Kerk? Het Evangelie waarvoor wij dienen op te komen is een blijde boodschap van heil en geen kortstondig, maar eeuwig geluk, voor alle mensen. En wij dienen te spreken, ook als er niet naar ons wordt geluisterd; “ze zullen weten dat er een profeet in hun midden is”, zoals we in de eerste lezing hoorden.
God zal ons niet afrekenen op het aantal mensen dat we bekeerd hebben, maar op de vraag of wij namens Hem gesproken hebben toen dat nodig was. Amen.