OVER DE NAAM
De naam van deze website is ontleend aan een lied van Huub Oosterhuis en Antoine Oomens dat mij diep geraakt heeft toen ik op zoek was naar een fundament onder mijn leven. Het is maar de halve zin want eigenlijk staat er “Omdat Gij het zijt, groter dan ons hart”. Het gaat over een Gij die geen naam heeft maar wiens betekenis ons, mijn hart, ver overstijgt.
OVER MIJ
Ik ben Pieter Raaijmakers, van “paplepelkatholiek” geworden tot “fundamenteel katholiek”. Natuurlijk weet ik dat dat woord aversie oproept omdat het tegenwoordig direct in verband gebracht wordt met terrorisme, maar ik bedoel het in de zin zoals van Dale het omschrijft “betreffende de grondbeginselen”. Eigenlijk klopt het ook weer niet helemaal want als ik echt een fundamenteel katholiek zou zijn, dan was ik een heilige. Dat zou ik wel willen, maar ik ben er verre van.
Volgende week vieren we met de eerste zondag van de Advent het nieuwe kerkelijk jaar, vandaag dus het slotakkoord van het voorbije jaar: Christus Koning. Mooi zullen sommigen zeggen, mooi dat Christus Koning is, maar wat heb ik daar eigenlijk aan? Nou, heel veel eigenlijk. Misschien is niet iedereen enthousiast over het beeld van Christus als Koning omdat we dan te zeer te kampen hebben met beelden van de aardse, politieke koningen. Onze eigen koning is redelijk geliefd maar echt een regerende vorst is hij natuurlijk niet. Een koning in de eigenlijke betekenis van het woord, is iemand die leiding geeft, iemand die zaken ordent en gericht is op het goede voor iedereen. Neem bijvoorbeeld de dirigent van een orkest; hij maakt zelf geen geluid, maar hij stuurt de muzikanten aan. Hij ordent de muziek zo dat er een mooie symfonie ontstaat. Richting geven, ordenen zodat elk instrument tot zijn recht komt.
Bij ons doopsel zijn we allemaal gezalfd tot een drieledige opdracht; priester te zijn, profeet te zijn en koning. Koning dienen we dus te zijn, allereerst over ons eigen leven. Wij hebben immers allemaal te stoeien met een wirwar aan gedachten, gevoelens, strevingen en verwachtingen. Onze ziel heeft koninklijke sturing nodig om daar orde en richting in aan te brengen. En alleen in zoverre we koning zijn over al die tegenstrijdige bewegingen in onszelf, kunnen we onze koninklijke opdracht ten aanzien van onze omgeving vervullen.
Voordat we naar Jezus gaan wil ik de blik richten op de koningen van het Oude Testament. Want koningen spelen daarin een heel grote rol. De eerste, die dan wel niet de naam van “Koning”, draagt, maar toch wel een belangrijke koninklijke rol gespeeld heeft, dat is natuurlijk Abraham; vader van vele volken, vader van jodendom, christendom en islam. De meest in het oog springende eigenschap van deze koning is dat hij kon te luisteren en gehoorzamen. Gehoorzamen aan de stem van God, ook toen Hij de meest onmogelijke dingen van hem vroeg; Zijn land en stam achter zich te laten (wat in die tijd zoiets was als zelfmoord) en zijn meest geliefde zoon Isaac te offeren. Benjamin Franklin, één van de stichters van Amerika, heeft eens gezegd dat degene die niet kan gehoorzamen, ook geen leiding kan geven. En het is dus ook een eigenschap van alle koningen uit het oude Testament, dat ze kunnen gehoorzamen aan Gods stem.
Een andere belangrijke koning is koning David. Koning David was vooral een strijder. Hij overwon de reus Goliath en de Fillistijnen en versloeg allerlei andere volken die een bedreiging vormden voor het Godsvolk.
Nog een belangrijke koning uit het oude Verbond is koning Salomon. Hij bouwde het huis van God, de tempel van Jerusalem en verder staat hij vooral bekend om zijn grote wijsheid. Exemplarisch daarvoor is natuurlijk het beroemde Salomonsoordeel.
En dan hebben we de drie belangrijkste eigenschappen van de Bijbelse koningen gehad;
- het zijn allemaal strijders, ze vechten voor hun volk
- ze luisteren en gehoorzamen aan de stem van God
- en ze beschikken over een grote mate van wijsheid.
En kijken we nu dan naar Jezus dan zien we des te beter waarom Hij Koning genoemd wordt. Want:
- Een strijder was Hij. Overal waar Hij kwam streed Jezus. Niet tegen legers of tegen mensen, maar tegen het kwaad.
- Luisteren en gehoorzamen? Tot in Zijn laatste ademtocht aan het kruis. “Vader niet mijn wil geschiede, maar Uw wil”.
- Wijs? Als geen ander! Bijvoorbeeld; “Wie zonder zonden is werpe de eerste steen”. Of: “Haal eerst de balk uit je eigen oog, dan zie je misschien scherp genoeg om de splinter uit het oog van de ander te halen”. Enzovoorts enzovoorts.
Zo moeten ook wij allemaal koning zijn van ons eigen leven. En het is misschien goed om zo eens over die oudtestamentische beelden van het koningschap na te denken. Zijn wij die dappere strijders die ons niet te gauw overgeven aan de verleidingen? Luisteren wij naar de stem van God, of toch liever naar onszelf? Zijn we wijs genoeg om ons leven te zien vanuit het perspectief van het goddelijke?
In het Evangelie wat we zojuist hoorden zet Jezus de kroon op zijn koningschap. Voor de laatste keer weerspreekt hij de stem van de duivel die Hem aan het begin van Zijn openbare leven ook al beproefd had in de woestijn: “Spring dan van die toren af, dan komen uw engelen U toch redden?”, Hier is het bij monde van die misdadiger; “Als gij Koning zijt, red dan uzelf en ons”. Oftewel “Luister niet naar God maar wees je eigen god”. Het is die oerdrift al vanuit het Scheppingsverhaal; “Eet maar gerust van die vrucht want je zult helemaal niet sterven”.
De twee misdadigers die met Jezus gekruisigd werden, zetten ook ons voor de keuze; Praten we met de ongelovige mee: “Kom van het kruis af en red uzelf en ons.” Want vinden we soms ook niet dat Jezus maar eens moet komen; om onze ziekte te genezen, onze dierbaren van de dood te redden of ons uit wat voor nood ook te komen bevrijden? En scheelt het soms niet eens veel of we zijn boos op God, omdat dan niet gebeurt wat wij willen? Ofwel zijn we meer als die andere misdadiger, die vanuit zijn diepste ellende nog kan zeggen; “Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw koninkrijk gekomen zijt”. Als enige in dit hele gebeuren erkent deze misdadiger het feit dat Christus Koning is.
En hij zegt ons iets heel belangrijks; dat aan zijn ellende niet te ontkomen valt, maar dat die ellende niet het laatste woord hoeft te hebben als we erkennen dat Christus Koning is. Ook wij ontkomen immers niet aan de ups en downs van dit aardse leven en eens gaan we allemaal. Maar we kunnen wel op Jezus blijven vertrouwen en Hem vragen om aan ons te denken als Hij in Zijn koninkrijk gekomen is. Met andere woorden; vertrouwen wij ons toe, door alle wederwaardigheden van het leven heen, aan Christus die onze Koning is. Daarmee zullen we niet elk kruis in ons leven kunnen ontlopen, maar tenslotte wel met Hem zijn in het paradijs. Amen.
Het is niet de enige keer in het Evangelie, dat Jezus de apostelen, en daarmee ons; aanspoort om te bidden en om het gebed nooit op te geven. En natuurlijk moeten we dat dan ook doen. Bidden en nooit ophouden met bidden. “Vraagt en u zal gegeven worden”; zegt Jezus in het Matheüs-Evanglie. Ook Jezus zelf bidt bij alle belangrijke momenten in Zijn leven. Op talloze plekken in de Bijbel zien we dat gebed krachtiger is dan alle andere menselijke ondernemingen. Zo ook vandaag in de eerste lezing. Zolang Mozes zich in gebedshouding tot God richt, is het leger aan de winnende hand, laat hij zijn armen zakken, dan gaat het de verkeerde kant uit. Maar niet alleen in de Bijbel, ook in onze eigen omgeving kunnen we talloze getuigenissen beluisteren van mensen die een persoonlijke gebedsverhoring hebben gehad.
Het is mooi als mensen zo’n duidelijke ervaring hebben. Maar ik moet u iets bekennen; Zelf heb ik nog nooit iets meegemaakt wat op een gebedsverhoring lijkt. Heb ik dan te weinig gebeden? Heb ik misschien verkeerd gebeden? “Vraagt en u zal gegeven worden;” zegt Jezus. Ik kan mij niet herinneren dat ik ooit op die manier gekregen heb waar ik voor gebeden had”. Nee, dat ik kreeg waarvoor ik gebeden heb, dat is me nooit overkomen, maar wel heb ik altijd veel méér gekregen dan waar ik voor gebeden heb.
Het is best lastig om goed over gebed te spreken, want het is allemaal heel persoonlijk. Vroeger baden wij thuis “den Engel des Heren”. Dat ging zo snel dat we alleen wisten welke geluiden we erbij moesten maken, maar niet of nauwelijks wat er eigenlijk gezegd werd. En ook mijn moeder, die dan voorbad, moest helemaal opnieuw beginnen als ze even afgeleid was. Ik heb daar in mijn tienertijd natuurlijk kritische kanttekeningen bij gezet "Als je het zo doet, kun je net zo goed niet bidden!", maar achteraf besefte ik; “Er werd tenminste wel gebeden, voordat de maaltijd aangevallen werd”. Er werd wel even die link gelegd naar Hem, van wie we het allemaal gekregen hebben, wat er misschien ook op de vorm mocht zijn aan te merken. Of ik denk aan de buurman, die steevast, in een plechtige stilte, met zijn mes een kruis tekende over elk nieuw brood dat hij aansneed. Even die link met de Schepper.
Een ander voorval dat op mijn netvlies gebrand staat; Ik was net een paar maanden diaken en als zodanig bezocht ik een stervende vrouw. Haar man zat aan haar bed met een Mariabeeldje en een kaarsje te bidden en hij zei dat ik dat ook moest doen want dan zou zijn vrouw wel beter worden. Maar de mevrouw in kwestie had vergevorderde leverkanker en zag helemaal geel. Zij stond echt op de drempel van de dood. En natuurlijk, je mag altijd in een wonder geloven, maar als dat dan niet gebeurt, heb je dan niet goed gebeden? Je kunt het ook gebruiken als dooddoener; “Bidt er maar goed voor”. Het was eigenlijk heel zielig want man en vrouw zaten ieder in eenzaamheid te bidden voor beterschap die uitbleef. Het woord “afscheid”, mocht beslist niet gezegd worden. De man heeft gebeden voor wat hij waard was, maar daarna is hij zijn vrouw en God verloren.
Zal ik eens iets geks vertellen; Mijn persoonlijke, spontane gebed is vrijwel nooit iets anders dan een dankgebed. In de vaste gebeden natuurlijk wel, het Onze Vader, de psalmen, dat zijn gebeden waar je iets in vraagt, maar spontaan, eigen gebed, is bij mij vrijwel altijd een dankgebed. Zoals bijvoorbeeld aan tafel; “Goede God ik dank u voor deze dag, voor onze lieve kindjes en voor het eten dat op tafel staat.” Inmiddels zeg ik niet meer “onze lieve kindjes” want daar zijn ze ondertussen te groot voor. Nog iets wat ik zelf achteraf ook heel vreemd gevonden heb; Toen ik jaren geleden een heftige leverziekte had, met doodsangsten en al, heb ik helemaal niet gebeden. Ik was zo beroerd, dat ik helemaal vergat om te bidden. Maar God heeft mij er doorheen getrokken en toen ik weer beter was, ben ik weer gaan bidden; uiteraard weer een dankgebed, duizend maal dank!. Nog een voorbeeld; tijdens ons huwelijk hebben wij nooit specifiek gebeden voor een gelukkig huwelijk, maar ondertussen weet ik heel zeker, dat wij nooit zo’n gelukkig en stabiel huwelijk gehad zou hebben, als wij samen niet waren blijven bidden.
Wat is dan bidden? Bidden is in levend contact staan met God. Dat is niet per se het opzeggen van Wees Gegroetjes en Onze Vaders, dat kan ook, maar bidden kan ook met eigen woorden; vragen, danken, of alleen maar verwijlen in contact met Hem die jouw Schepper is, schuilen in Zijn machtige armen, innerlijk rust vinden in Hem. Vertrouwvol leven, dat is bidden. Dan mag je vragen om goede dingen, maar je moet niet concluderen dat de Vader je vergeten is als je niet onmiddellijk je zin krijgt.
Nog iets waarom ik eigenlijk alleen maar dank; God kent toch mijn hart? Hij weet wat er in mij omgaat. Onze Vader weet eerder wat ik nodig heb dan dat ik dat zelf weet, dan hoef ik Hem dat toch niet meer te vragen? Ik weet het, het lijkt in tegenspraak met Jezus’ oproep en misschien doe ik het wel verkeerd, maar zo zit ik er in.
Nog een ding en dan ga ik dit warrig verhaal besluiten. Het is belangrijk om een vaste routine in te bouwen voor momenten van gebed. Met alleen spontaan gebed redt je het niet. Je moet kiezen voor een zekere routine, je moet jezelf ertoe dwingen om een bepaalde regelmaat in te bouwen. Het getijdengebed is daarvoor een prachtig middel. Vaste tijden, vaste gebeden waarvan je weet dat de hele Kerk die met je meebidt. Maar als je daar niet aan toekomt; houdt in elk geval de zondagsmis in ere. Ik houd er niet van om te roepen dat het een zondagsplicht is, maar de intentie om de draad met God niet los te laten, vooral op die momenten dat je er helemaal geen zin in hebt, die kan je leven redden. Immers, als niets in je leven nog zeker is; Hij die Is, zal er Zijn. Maar dan moet jij Hem de kans geven. Amen.
Toen ik als opgroeiende tiener, afscheid van de Kerk aan het nemen was, heb ik innerlijk wel eens smalend gelachen om de voorbeden. “Nou bidden ze hier al zo lang ik weet, om vrede en allerlei moois, maar er verandert helemaal niets! Oorlogen gaan gewoon door, mensen blijven elkaar geweld aan doen. En zelf kom ik ook maar niet van mijn onhebbelijkheden af. Zie je wel, die God waar ze het alsmaar over hebben, die bestaat helemaal niet of Hij doet in elk geval niks. Bidden helpt niet, dus waarom zou je daar mee doorgaan?” Wat dat betreft zal de noodkreet van de profeet Habakuk in de eerste lezing, ons niet vreemd in de oren klinken; “Hoelang moet ik nog roepen, Heer, terwijl Gij maar niet luistert? Hoelang moet ik de hemel nog geweld aandoen, terwijl Gij maar geen uitkomst brengt? Waarom laat Gij mij onrecht lijden en ziet Gij die ellende maar aan? Waarom moet ik leven te midden van geweld en verdrukking en waarom rijst er twist en moet men lijden onder tweedracht?” De actualiteit van vandaag lijkt niet veel vrolijker. Overal oorlog, of oorlogsdreiging, kinderen verhongeren, vrouwen worden vermoord, jeugdbendes maken steden onveilig, tweedracht en polarisatie in de politiek.
“Heer geef ons meer geloof”, dat zouden wij in onze dagen de apostelen wel na kunnen zeggen. En kijk dan eens naar dat vreemde antwoord van Jezus op die vraag; “Als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, zegt dan tegen de moerbeiboom…” Je zou het antwoord van Jezus kunnen horen als een verwijt, maar ik weet niet of dat juist is. Misschien was het geloof er toen nog niet meteen maar later hebben de apostelen wel degelijk het geloof van een mosterdzaadje gehad. Anders hadden wij hier vandaag niet gezeten. Dat mosterdzaadje van het geloof van de apostelen zorgt tweeduizend jaar na dato voor meer dan 2 miljard christenen.
Natuurlijk moeten we dat beeld van die moerbeiboom die zich in zee zal verplaatsen, niet letterlijk nemen. Jezus vertelt geen onzin en geloof geeft ons geen trukendoos in handen. Wat zegt Hij dan met dit beeld? De boom met wortels diep in de grond, laat ons iets zien van de natuur; van wat natuurlijk, van wat gewoon is, wat we gewend zijn, wat normaal is. Maar, zegt Jezus, dat natuurlijke, dat gewone en normale, dat zo vast in de grond zit, dat zo vast zit in ons ook, dat zal zich onderwerpen aan een hogere macht, een macht die het gewone en natuurlijke overstijgt, de macht van God. En daar heb je maar een klein geloof voor nodig; een geloof zo groot als een mosterdzaadje.
En om dit nog verder door te laten dringen vertelt Jezus dan die parabel. Een knecht die ploegt of wiens werk bestaat uit het verzorgen van vee… Dat is het gewone leven, wat natuurlijk is, dat is wat we te doen hebben, dat is te overzien. Daarmee hebben we onze plek in de samenleving, daarmee verdienen we de kost. Maar zo te leven is nog niet delen in Jezus’ droom van het Rijk Gods. Als we doen wat ons wordt opgedragen - dat ploegen en verzorgen – en niet verder kijken, dan inderdaad zijn we maar gewone knechten. Knechten, slaven van de natuurlijke machten rondom ons. Mensen die meer geleefd worden, dan dat ze vrij leven. "Maar jullie", hoor ik Jezus over de apostelen heen aan ons zeggen, "jullie hebben een missie. Aan jullie wordt gevraagd om je te bevrijden van de natuurlijke machten die het leven in hun greep hebben, jullie moeten die machten overstijgen. Aan jullie wordt gevraagd om in vertrouwen op God, beeld te zijn voor een andere samenleving. Een samenleving die zich niet hoogmoedig en veeleisend afkeert van God, maar Hem wil dienen in nederige dienstbaarheid".
Nederige dienstbaarheid aan God en aan elkaar, dat zijn toch wel woorden waar veel mensen vandaag de dag van gruwen. Dat dat zo is, dat heeft wellicht ook wel weer zijn oorzaak in de geschiedenis, maar toch is het de enige weg naar volledig en heel mens worden; nederige dienstbaarheid aan God. Niet omdat God iets van ons nodig zou hebben. God heeft helemaal niets van ons nodig. Nederige dienstbaarheid aan onze Schepper komt enkel ten goede aan onszelf omdat we daarin volledige verzoening vinden met onszelf en met alles wat leeft om daarmee het eeuwige leven binnen gaan.
Voor mensen die zich bij vervelende situatie en gebeurtenissen ook die vraag stellen; Waar is God? Ik merk er zo weinig van en ik snap niet waar ik het aan verdiend heb of waar dit goed voor is -voor mensen die door alle moeilijkheden van het leven hun geloof dreigen te verliezen-, heb ik nog een mooi beeld ontleend aan bisschop Robert Barron. Hij zegt; “Als je toevallig één losse bladzijde uit een roman zou vinden en je leest die ene pagina, dan kan dat eruit zien als volstrekte onzin. Maar het is ook maar een klein stukje uit een groot verhaal. Zo ook met ons leven. We beleven vandaag een enkele pagina uit dat hele boek en dat kan ons pijnlijk of onzinnig overkomen. Het is dan ook maar een klein stukje uit een heel groot verhaal. Misschien dat iemand zal zeggen; “Maar mijn hele leven is één mislukking!”. In het verhaal van God is jouw hele leven slechts een speldenprik. Voor God zijn duizend jaren als één dag. Jij kunt niet overzien welke betekenis jouw leven heeft in die grote roman die God met ons schrijft. Ogenschijnlijk liep het leven van Jezus ook uit op een grote mislukking uit, maar voor iemand met het geloof van een mosterdzaadje werd het de grootste gebeurtenis in de hele wereldgeschiedenis.
Het is belangrijk om dat geloof, al is het zo groot als een mosterdzaadje, levend te houden. De eucharistie die we zo meteen weer mogen vieren is daartoe de beste voeding. Moge het u wel bekomen. Amen.
Wiskunde is nooit mijn sterkste vak geweest. Jaloers was ik, op die jongens die met gemak negen en tienen haalden en mij meewarig uitlegden hoe simpel het eigenlijk was. Maar het is nooit iets geworden; eenvoudig huiswerk, dat maakte ik niet omdat ik die sommen wel kende moeilijke opgaven maakte ik ook niet, omdat ik er helemaal geen raad mee wist. En dat gevoel kwam een beetje terug bij de lezingen van vandaag.
De eerste en tweede lezing spreken zozeer van zichzelf dat je er niet veel over hoeft te zeggen en het Evangelie is zo vreemd dat je er liever niets over wilt zeggen. Maar geloof is belangrijker dan wiskunde, dus ik mag het er niet bij laten zitten. Wat een vreemd verhaal, het Evangelie van vandaag! Hoe kan Jezus die onrechtvaardige rentmeester nou prijzen terwijl hij zijn heer twee keer bedriegt; de eerste keer door zijn bezit te verkwisten en dan nog een keer door die uitstaande schulden fors te verminderen. Maar het is geen echt gebeurd verhaal, het is een parabel. Een beeldverhaal waarmee Jezus iets wil uitleggen. In de regel zijn die parabels zo glashelder en verassend subliem van inhoud dat iedereen meteen door heeft wat Jezus ermee bedoelt. Maar hier is dat anders. Ik heb een hele trits commentaren gelezen en wat ik er van overgehouden is, dat Jezus hier niet de onrechtvaardigheid van de rentmeester prijst, maar het feit dat hij slim handelt. Hij maakt vrienden door de schulden van die mensen te verminderen. Daardoor heeft hij straks, als hij geen rentmeester meer is, nog een basis om verder te leven. Die slimmigheid die wordt door Jezus geprezen, maar ik denk dan; “Ja, maar hij hangt wel mooi weer uit met het geld van de baas”.
Wellicht bedoelt Jezus ook dat wij, u en ik, zelf zo’n onrechtvaardige rentmeesters zijn; want dat is natuurlijk ook zo. Wij zijn de rentmeesters die door God zijn aangesteld om zijn Rijk ingang te doen vinden in deze wereld en we schieten daar allemaal in tekort. Hoeveel kansen hebben we niet onbenut gelaten, hoe vaak hebben we niet meer onze eigen belangen gediend dan die van God? Als God enkel rechtvaardig is, dan zou hij ons allemaal moeten ontslaan, of anders gezegd, dan kwamen we allemaal in de hel terecht. Als God ons bejegent met de maatstaf van rechtvaardigheid alleen dan kan niemand gered worden. En als wij dan toch gered worden, dan is het niet dankzij Gods rechtvaardigheid, maar dankzij zijn mededogen, Zijn bereidheid om zonden te vergeven en schulden kwijt te schelden. Wij kunnen rekenen op Gods barmhartigheid in de mate waarin wij barmhartig zijn tegenover onze medemens.
Herkennen wij hierin niet het gebed dat Jezus ons heeft leren bidden?; “Vergeef ons onze schulden, zoals wij vergeven aan onze schuldenaren”. Onze voornaamste zorg moet niet gaan naar het vervullen van de eisen van rechtvaardigheid; dat is de moraal van de Joden; “Oog om oog, tand om tand”. De wet van de rechtvaardigheid is ondergeschikt aan het mededogen. Dat is wat de rentmeester uit de parabel toepast en daarvoor wordt hij door Jezus geprezen ook al blijft hetgeen hij uithaalt een boevenstreek. Dit gezegd hebbende blijf ik toch nog zitten met het gevoel dat het allemaal een beetje rammelt. En ik denk dat ik u met hetzelfde gevoel laat zitten, maar ik kan het niet helpen.
Misschien nog dit; vroeger, als tiener, was ik veel zekerder en uitgesprokener in van alles en nog wat. Het geloof was opium voor het volk, de Bijbel een sprookje en de paus moest zich al helemaal niet bemoeien met seksualiteit want daar kon een celibatair geen verstand van hebben. Inmiddels heb ik de catechismus van de katholieke kerk leren kennen als het meest menslievende en genuanceerde boek wat er bestaat. Ik zal nooit meer zeggen dat er één woord onzin in staat; hoogstens dat ik het niet allemaal begrijp. Zo ook over dit Evangelie. Wij kunnen natuurlijk niet zeggen dat Jezus hier iets zegt dat onjuist is. Hoogstens kunnen we zeggen dat we het niet helemaal begrijpen. Maar is dat niet ook juist een wezenskenmerk van God; dat we Hem niet helemaal begrijpen, dat wij Hem niet kunnen grijpen en opsluiten in ons eigen verstand.
Laten we dus vooral open blijven staan naar alles wat op ons pad komt ook al begrijpen we het nu nog niet. God trekt immers met ons mee, dat hoef je niet te begrijpen, dat mag je geloven. Amen.