Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

7 Juli 2024

"Waarom zijt gij zo bang...?"12e zondag dhjr. B 2024

Onverdiend lijden, oorlogen en vernietigende natuurrampen zijn toch wel de grootste problemen voor een mens, waar het gaat om het geloof in God te behouden. “Hoe kan God dit toch toelaten. Waar heb ik het aan verdiend? Als God dan zo goed en almachtig is, waarom is er dan zoveel verdriet en onverdiend lijden in de wereld?” Zeker als lijden ons persoonlijk hard raakt stellen wij ons niet zelden de vraag; “Waar is God nu?”

Het is precies ook de strekking, van waar het hele boek Job over gaat. We hebben daar zojuist in de eerste lezing zo’n klein stukje van gehoord dat het haast voorbij is voordat je er erg in hebt. Dat Bijbelboek gaat dus over Job die onverdiend allerlei ellende over zich heen krijgt. Terwijl hij onberispelijk leeft, verandert zijn welvarende, gelukkige leven in korte tijd, in een grote poel van ellende. Hij verliest zijn hele bezit, zijn kinderen vinden de dood en uiteindelijk belandt Job zelf, met zweren bedekt op de vuilnisbelt. Zijn vrienden komen hem vertellen dat hij maar eens goed moet nagaan wat hij verkeerd gedaan heeft, want hij zal het toch wel ergens aan verdiend hebben. Job weet één ding heel zeker; dat hij het niet verdiend heeft. En vanuit die zekerheid roept hij God ter verantwoording; “Wat ben jij voor een God? Waarom dit? Waarom ik?” Of met zijn eigen dichterlijke woorden; “Weg met de dag waarop ik geboren werd”, “Weg met de nacht die mijn ontvangenis zag. Waarom ben ik in de schoot niet gestorven? Niet gestikt bij mijn geboorte?” Niet zo dichterlijk en extreem als Job het verwoordt, maar de aanklacht “Waarom ik?” is toch een heel herkenbare, menselijke gedachte. Rond die vraag; “Waarom ik” wordt in het boek Job dan ook heel wat af-gediscussieërd en Job heeft zelfs het lef om God ter verantwoording te roepen. En wat dan volgt is een majestueuze terechtwijzing en plaatsbepaling van de mens ten opzichte van God. Omdat het zo mooi is, en omdat we er zo zelden iets van te horen krijgen lees ik het -ietsje uitgebreider- een keer opnieuw; „Toen begon de Heer in storm en wind tot Job te spreken; Wie waagt het daar met woordenkraam mijn bestel te verdoezelen? Weer je als een man, want Ik ga jou vragen stellen en jij geeft bescheid. Waar was jij, toen ik de aarde begon te bouwen? Spreek op als je zoveel weet. Wie stelde het bestek vast, wie bepaalde de maten? – jij weet dat toch- !? Waar was je toen de zee haar poorten beukte, onstuimig los wilde breken uit de moederschoot; toen Ik haar kleedde in wolken en hulde in windels van wolkenslierten; toen Ik haar paal en perk stelde, de poort vergrendelde en zei: Tot hier en niet verder, hier breken uw trotse golven?” U zou het hele boek Job zelf eens moeten lezen; het is prachtig. Tenslotte geeft Job zich gewonnen en ziet hij in dat Gods bedoelingen eindeloos veel groter zijn, dan zijn kleinmenselijke vragen. En zo klinkt dan die overgave van Job; “Inderdaad, God, Gij kunt alles. Hoe durft onze kortzichtigheid uw plan te verdoezelen? En ik maar spreken zonder iets te weten over al die wondere dingen die ik niet begreep”.

Iets dergelijks klinkt ook door in het Evangelie van vandaag. Weer en wind gehoorzamen Jezus. Natuurlijk; want God staat boven de elementen. En ook hier horen we het ongeloof en de aanklacht van de mens in nood; “Heer, raakt het u niet dat wij vergaan?” En ook hier het antwoord van God; “Waarom zijt gij zo bang? Hoe is het mogelijk dat gij nòg geen geloof bezit?” Ach, God heeft wel begrip voor onze angst, maar Hem aanklagen, aanmerkingen maken over de manier hoe Hij met Zijn Schepping omgaat, wantrouwen aan zijn bedoelingen met ons, niet geloven in Zijn liefde, omdat dingen anders lopen dan wij wensen, dat gaat net een brug te ver.

De storm op het meer is een soort proef op de som; blijven de leerlingen, blijven wij  vertrouwen, ook als God schijnt te slapen of afwezig lijkt? Of gaan ook wij bij elke tegenslag twijfelen? Met Jezus in ons bootje zouden we, net als Hij; van de storm, van de duvel en zelfs van de dood niet bang hoeven te zijn. Met Jezus in ons hart weten wij ons geborgen in die grote almachtige God, die Heer is over de elementen, Heer over ons leven, Heer over de hele Schepping. Het enige wat Jezus van ons vraagt is om bij Hem te blijven. Bij Hem blijven als het ons goed gaat en bij Hem blijven als ons leven geteisterd wordt door heftige stormen.  

Bij Hem blijven kun je doen door minstens één uurtje in de week Hem op te zoeken in de stilte van een godgewijd huis en in de sacramenten. Je zult het merken, als je Jezus werkelijk in je bootje hebt binnengelaten dan zal Hij ook op alles wat jouw bedreigt en angst inboezemt antwoorden; “Zwijg stil”, en  je hart zal vrede vinden. Amen. 

 

 

 

26 Mei 2024

De drie-ene God.

Ik heb regelmatig  van volwassen mensen  gehoord dat ze het af en toe wel eens fijn vinden om naar de preek te luisteren bij een gezinsviering omdat die vaak beter te snappen is. Voor kinderen moet je immers proberen om het eenvoudig te houden.  Als dat al op gaat voor een gewone preek dan toch zeker voor een preek over de Drie-eenheid; het feest dat we vandaag vieren; Eén God in drie personen; Vader, Zoon en Geest. Het is niet de gemakkelijkste materie. Maar ik heb hulp gehad van een paar belangrijke mensen. Op de eerste plaats monseigneur Mutsaerts die op Tweede Pinksterdag onze jongeren gevormd heeft. Hij begon over een mobieltje. En als je “mobieltje” zegt, dan heb je de jeugd in elk geval te pakken. Een mobieltje is één ding, maar het bestaat uit drie belangrijke onderdelen, zonder welke het hele apparaat niets waard is. Om te beginnen heb je de hardware, ofwel het ding zelf. Gemaakt van glas, metaal en zo nog wat. Dan de software, de programmatuur die de zaak moet besturen. Tenslotte, en daar zie je niets van, maar er is natuurlijk ook stroom nodig. Anders werkt het nog niet. Monseigneur Mutsaerts schetste zo de analogie met de ene God in drie personen. De hardware, datgene waar het van gemaakt is, dat is de Schepper, dat is God de Vader. De software, datgene wat bestuurt en richting geeft dat is God de Zoon. De batterij, de stroom die erdoor moet gaan, datgene wat je eigenlijk niet ziet, dat is de Geest. Samen vormen ze één werkend mobieltje.

Een zelfde vergelijking kun je ook maken met een auto. Het blik, het kunststof, de banden, dat waarvan de auto gemaakt is, de Schepping, dat is God de Vader. De bestuurder, degene die richting geeft,  is God de Zoon. Datgene wat je niet ziet, maar wat de zaak wel in beweging zet, de benzine; dat is de Geest. Samen vormen ze één rijdende auto. Zelf heb ik er nog een bij gedacht. Het kerkgebouw, de stenen, de ramen het dak; dat is God de Vader. De mensen hier bij elkaar dat is God de Zoon en dat wat je niet ziet maar wat er wel is; het geloof van ons zo hier bij elkaar, dat is de Geest. Samen zijn we één levende Kerk. Het lichaam van Christus, Vader, Zoon en Geest. Voor wat dat geloof betreft heb ik nog wel iets aardigs te melden. Een paar weken geleden mocht ik hier, samen met mijn vrouw, ons 40 jarig huwelijksjubileum vieren en ik had daarvoor enkele vrienden en kennissen uitgenodigd. En één van die vrienden zei ons na de viering; “Je kunt wel voelen dat de mensen in deze kerk echt geloven”. Ik vind dat een groot compliment aan u en ik ben ook blij dat zoiets door relatieve buitenstaanders aangevoeld en opgemerkt wordt.

Goed, al met al vind ik de beelden die ik zojuist geschetst heb over de Drie-ene God, toch maar gekunsteld en verre van toereikend. God is geen mobieltje en ook geen auto, ook al hebben beiden voor sommige mensen een haast goddelijke status. 

De heilige Augustinus heeft misschien een betere poging gedaan om de drie-ene God inzichtelijk te maken. Hij zegt dat een mens kan denken. En in tegenstelling tot alle andere schepselen kan een mens nadenken over zichzelf. Hij kan als het ware tegenover zichzelf gaan staan en over zichzelf nadenken. En als iemand nadenkt over zichzelf dan zal toch niemand beweren dat het daar over twee verschillende personen gaat. Nou, zegt Augustinus, en als iemand zo over zichzelf nadenkt, zichzelf beschouwt dan ontstaat er een band of een relatie. Nadenkend over jezelf ontstaat er een liefdesband of in elk geval een soort relatie die je met jezelf hebt. Een soort drie-eenheid dus. De Vader; en het beeld dat de Vader van Zichzelf heeft; dat is de Zoon en de H. Geest als liefdesband tussen die twee. De heilige Drie-eenheid. 

En nu houd ik erover op. Uiteindelijk luidt het 2e van de Tien Geboden toch; “Gij zult geen beeld maken van God”; Wij moeten niet proberen God helemaal te begrijpen want begrijpen ligt dicht bij “grijpen”. Uiteindelijk blijven God de Vader, God de Zoon en de H. Geest een mysterie dat door geen mensenverstand te bevatten is. Wat ik nog wel wil benadrukken is dat de Kerk uitdrukkelijk leert dat het om personen gaat. God is geen “iets” maar een Iemand. “Iets” heeft geen gevoel, Iemand wel. Met “iets” kun je niet in gesprek zijn, met Iemand wel. Tot “iets” bidden heeft geen enkele zin. Tot Iemand wel. Laten we dat dus doen; ons in gebed richten tot Vader en Zoon opdat de H. Geest ons moge bezielen. Amen.

 

 

 

5 Mei 2024

Dat uw vreugde volkomen moge worden. 6e zondag van Pasen 2024

Als mensen op sterven liggen, gebeurt het regelmatig dat er nog heel wezenlijke dingen over het leven worden uitgewisseld. Bevrijdt van alle verwachtingen en conventies kan de stervende vrijuit spreken en zich concentreren op datgene wat er dan nog echt toe doet. Niet zelden zijn het heel indringende momenten die de nabestaanden nooit meer vergeten. In die geest klinken ook de woorden van Jezus in het Evangelie. Het zijn woorden uit Zijn afscheidsrede bij het laatste avondmaal. Jezus zegt hier heel geconcentreerd waar het in Zijn leven op aarde om te doen is geweest. Laten we eens kijken naar een paar kernmomenten van de lezingen van vandaag. In de tweede lezing horen we; “Niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad”. En in het Evangelie; “Niet Gij hebt Mij uitgekozen, maar ik u…” Het is een belangrijke constatering, die enerzijds zo verschrikkelijk voor de hand ligt, maar anderzijds ook zo gauw weer uit het zicht raakt bij ons. Wij hebben zo de neiging om uit te gaan van onszelf; alsof het leven begint bij ons zelf, alsof het draait om onszelf en alsof het eindigt bij onszelf. Maar nee zegt Johannes; Niet wij hebben God liefgehad, Hij ons…. … Niet wij hebben God gekozen, maar Hij ons…. Het initiatief ligt in alle gevallen bij God. Als je daar goed bij stilstaat, moet het een geweldige troost zijn; Hij heeft ons lief, hoe dan ook! Hij kiest ons, hoe dan ook! En als God voor jou kiest…… wat wil je dan nog meer?

Vaak redeneren we zo; dat wij zo goed moeten leven dat God van ons kan houden. Maar ook dan stellen we onszelf in zekere zin nog centraal; dan veronderstellen we dat de liefde van God een reactie is op wat wij doen. Dan trekken we Gods liefde op menselijke maat, dat is de maat van “voor wat hoort wat”, en dan vergeten we wat Johannes zegt; “Niet wij hebben God liefgehad, maar Hij heeft ons liefgehad”. Hij heeft Zijn Zoon gestuurd  uit soevereine liefde; niet toen wij het verdienden, maar juist omdat we de weg totaal kwijt waren.

“De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde”, horen we in de eerste lezing. “God is liefde”. We hebben het al zo vaak gehoord, maar komt het echt binnen? God is liefde; dat wil zeggen dat God niet Iemand is die lief heeft, zo af en toe, zoals wij mensen lief hebben. Bij ons is de liefde nogal veranderlijk, zo weten we. Soms houden we meer van iemand, maar als diegene vervelend doet in onze ogen, dan wordt dat minder. Maar bij God is dat niet zo. Hij heeft, zo zou je kunnen zeggen, geen keus met Zijn liefde. God heeft geen liefde, Hij is liefde. Hij kan niet anders dan Liefde zijn.

“Blijft in mijn liefde….” Natuurlijk, de bron van alle liefde is God zelf. Hij kiest ons, Hij houdt van ons om niet, alleen; “Blijft dan in mijn Liefde..” De overweldigende liefde, die van God uitgaat, is weliswaar gratuit, maar zij nodigt ons wel uit tot een antwoord. Dat wij in Zijn liefde blijven en zelf tot leven komen volgens het gebod van de liefde. Dat wij zelf, de liefde van God die we ontvangen, ook uitstralen in onze omgeving, de mensen met wie we samenleven, en daarmee de” vruchten voortbrengen die blijvend zijn”.

Tenslotte; Waarom doet en zegt Jezus ons dit alles? Hij geeft zelf het antwoord; “opdat Mijn vreugde in U moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden”. -Onze volkomen vreugde-, daar is het Jezus om te doen. Het doet misschien merkwaardig aan dat iemand met de dood voor ogen, spreekt over “volkomen vreugde”. Maar als wij het geloof van Jezus kennen, als wij weten hoezeer Hij geborgen is in de Vader, als wij weten hoezeer wij geborgen zijn in de Vader dan is het ook zo vreemd weer niet. Als je echt gelooft in Wie wij zo dadelijk zullen belijden; -in God de almachtige Vader en het eeuwige leven-, dan kan er nog wel angst zijn voor de manier van sterven, maar dan moet er altijd een onderstroom van vreugde zijn over het binnengaan van het eeuwige leven. De van zijn geloof gevallen Duitse filosoof Friedrich Nietsche, heeft pijnlijk aangeduid, hoe die geloofsbelijdenis van ons toch vaak zijn waarachtige beleving mist; “Als je naar het sombere gezicht van veel christenen kijkt, dan krijgt men niet de indruk dat zij in de verrijzenis van Christus geloven”; zei Nietsche. 

Onze opdracht is dus niet om met een wereldvreemde blije kop te gaan rondlopen, “everybody happy?”, maar om inderdaad binnen te gaan in die diepe vreugde van Christus; weten dat we geliefd zijn, van daaruit vruchten dragend die blijvend zijn.   Amen.

 

28 April 2024

Een goede herder. 4e zondag van Pasen 2024

Ik geloof niet dat het beeld van een goede herder vandaag de dag nog zo tot de verbeelding spreekt, als dat het eeuwenlang gedaan heeft. Sinds de 60-er jaren wensen wij ons namelijk niet meer als schapen te laten leiden door welke herder dan ook. Hoewel wij natuurlijk mondiger geworden zijn en gemiddeld ook wat meer gestudeerd hebben; het idee dat mensen geen herder meer nodig zouden hebben, is toch wel een beetje doorgeslagen. Want waar haalt men de wijsheid van vandaag vandaan? Is het een of andere geleerde? Is het de televisie? Is het deze of gene goeroe? Een popster? Ik heb tot mijn 30ste ongeveer, voordat ik opnieuw katholiek werd, best wat gestudeerd; psychologie, psychiatrie, theologie en ik heb daar heus ook wel wat van opgestoken. Toch bekroop mij bij al die studies steeds weer een bepaalde twijfel; Wat heb ik er eigenlijk aan, het is allemaal zo theoretisch? En wie zeg mij dat het echt zo is, en op grond waarvan? Hoe weet men dat zo zeker? Mensen zijn vaak uit op geld, roem of eer, dus als er weer een prijzig boek de markt op kan,  dan is dat toch weer mooi meegenomen? Eigenlijk bekroop mij een soort van wantrouwen ten opzichte van alle instituten, ten opzichte van alle wetenschap en ook ten opzichte van mijzelf. Want ook bij mijzelf merkte ik dat veel van wat ik doe met eigenbelang te maken heeft. Tenslotte kwam bij mij steeds sterker de vraag naar boven; “Wie heeft er iets voor de wereld betekend zonder daar zelf beter van te worden”. Dus niet iemand die allerlei prachtige filosofieën bedacht heeft, maar iemand die iets voor de mensheid gedaan heeft en daar zelf niet beter van geworden is. En toen kwam ik noodzakelijkerwijs uit bij Degene die zich vandaag de goede herder noemt. Jezus.

Wat is een goede herder? Het schijnt dat paus Franciscus daar iets moois over gezegd heeft. “Een goede herder” zegt hij “moet vóór de schapen uitgaan, hij moet er middenin staan en hij moet bij tijd en wijle achterop komen”. De herder moet voorop gaan en de weg wijzen, hij moet weten waar het beste gras is. Maar de herder moet ook weer niet zover vooruit lopen dat de schapen hem niet kunnen volgen. Hij moet contact houden met de kudde. Er middenin staan. “Hij moet de geur van de schapen hebben”; zegt paus Franciscus. Tenslotte moet de herder ook achterop komen om de achterblijvers in de gaten te houden; zieke of minder vlotte schapen erbij houden, die anders door de wilde dieren zouden worden aangevallen. Als hij dat niet doet heeft hij op den duur helemaal geen kudde meer.  

En als we dat beeld van een goede herder even vasthouden; is Jezus dan zo’n goede herder? Zeker wel. Overal ging Jezus voorop; in Galilea, aan het meer, in Jerusalem, op de Olijfberg, op de Tabor bij de gedaanteverandering.  Zijn intocht in Jerusalem. Of als de verrezen Heer die zegt. “Raak me niet aan, je kunt mij niet vasthouden”. Jezus leidt wel degelijk; Hij leidt ons naar -wat geen oor gehoord en geen oog gezien heeft-. Maar Jezus is ook dicht bij de mensen. Hij nodigt de leerlingen uit om bij hem te blijven. Hij zit met hen in een bootje op het meer. Hij eet en drinkt zelfs met prostituees en publieke zondaars. Jezus is altijd onder de mensen, behalve als Hij bidt. En tenslotte; Ja,  Jezus had zeker oog voor de achterblijvers. Vooral voor degenen die er niet bij hoorden, de verstotenen, de lepralijders enzovoort. Hij raakt ze zelfs aan en geneest hen. Denk aan de vrouw bij de bron, de blindgeborene, Zacheus, de verstoten belasting-inner. Denk aan de overspelige vrouw: “Laat degene die zonder zonden is de eerste een steen gooien”. Jezus heeft veel aandacht voor degenen die buiten de boot vallen. Hij is inderdaad de goede herder op alle drie de gebieden; voorop gaan, ertussen staan en de achterhoede erbij houden.

En hoe zit dat met de herders van onze Kerk? Onze paus, de bisschoppen en de priesters? Ook zij moeten niet alleen een vriendelijk, gezellig mannetje zijn; “ouwe-jonges, krentenbrood”. Ook zij dienen voorop te gaan. Mensen leiden in een richting die ze misschien niet helemaal begrijpen. Daarom moeten ze, tot op zekere hoogte theoloog zijn, ze moeten bovengemiddeld bekend zijn met de Bijbel, de catechismus en de vereisten voor de liturgie. Zij moeten weten wat de essentie is van samen Kerk zijn. Bovenal moeten zij verwijzen naar de ene Goede Herder en net als Hij een man van gebed zijn. Maar als hij alleen dat doet, dan verliest hij het contact met de mensen. Hij moet ook proberen daar te zijn, waar de mensen leven, waar ze samenkomen. In het ziekenhuis, op straat, bij het voetballen en op school. “Prima als je de mensen leert wat een goede moraal is” zegt paus Franciscus, “maar als dat alles is, als je die morele eisen zo maar over de mensen heen strooit en dan vertrekt, dan ben je toch niet zo’n goede herder. Je moet de waarheid spreken maar je moet ook moeite doen voor de mensen die dat nog niet kunnen volgen. Dus er wordt nogal wat van onze herders gevraagd. Trouwens; daar komt voor een pastoor van tegenwoordig ook nog eens bij dat hij niet alleen onbekommerd herder kan zijn. Hij moet ook nog eens eindverantwoordelijkheid dragen voor eindeloos ingewikkelde bestuursbeslissingen. Veel en veel te dure kerkgebouwen, fusies en al dat soort moeilijke zaken. En als je zo al die vereisten optelt dan lijkt het celibaat nog niet zo’n gek idee. Stel dat een pastoor daar ook nog eens een gezin bij zou moeten onderhouden? 

Het ligt voor de hand dat wij elkaar nu aan gaan kijken. Op welke punten scoort onze bisschop of waar schiet hij tekort? En hoe komt onze pastoor er vanaf, om maar niet over mij te spreken? Maar dat is te gemakkelijk. Wij zijn allemaal gedoopte mensen en in Christus zijn we allemaal gezalfd tot Koning, Profeet en Priester. Wij hebben tot op zekere hoogte allemaal dezelfde verantwoordelijkheid. Dat wij als goede herders naar elkaar omzien; dat we getuigen van de waarheid, waar dat nodig is, dat we tussen de mensen staan die ons nodig hebben en dat we de dwalenden proberen erbij te houden.

Nadenkend over goed herderschap, kan ik toch niet helemaal heen om de schaduwkanten die de laatste decennia in onze Kerk aan het licht gekomen zijn. Met het seksueel misbruik nog maar net achter de rug en nieuwe geruchten over homoseksuele ontsporingen bij een aantal priesters moet je toch constateren dat er ook huurlingen onder de herders zitten. Wat dat betreft zijn er zorgen genoeg voor de Kerk van vandaag. Mensen die al aan de rand staan zullen gemakkelijk zeggen; “Zie je wel! En moet ik naar zo iemand luisteren”? Werk genoeg dus voor de echte herders! Moge God ons helpen om zulke herders te zijn of te worden. Amen.