Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

10 Februari 2022

Geroepen om te leven. 5e zondag door het jaar C

Als we de eerste lezing en het Evangelie naast elkaar leggen dan vinden we daar een sterke gelijkenis. Beide verhalen zijn roepingsverhalen. En misschien mag ik daar mijn eigen roepingsverhaal ook naast leggen. In de eerste lezing ontvangt Jesaja zijn roeping en in het Evangelie; Petrus. En die roeping voltrekt zich in allebei de verhalen langs dezelfde vier stappen; Als eerste; Het ontvangen van een sterke ervaring van genade die van God uitgaat. Als tweede; het besef van de geroepene, dat hij volledig tekort schiet. Als derde; De uitzuivering of aanmoediging van Godswege. En tenslotte als vierde; de zending. Zoals we steeds zien komt een roeping niet voort uit het eigen initiatief van de mens. Je kunt niet jezelf roepen, je wordt geroepen. Je kunt er niet voor studeren en je kunt het ook niet verdienen met hard werken. Nee, het initiatief gaat in alle gevallen van God uit.

Bij Jesaja gebeurt het, zoals we net gelezen hebben, door een visioen dat hem overkomt, met engelen die de grootheid van God uitjubelen; “Heilig, heilig, is de Heer,  al wat de aarde vult is zijn heerlijkheid”. Vervolgens schrikt hij zo van deze Godservaring dat hij in elkaar krimpt; “Wee mij, ik ben verloren!” Dan wordt hij opnieuw aangeraakt door God met een gloeiende kool; “Zie, nu die kool uw lippen heeft  aangeraakt zijn uw zonden verdwenen”. En hierdoor bemoedigd krijgt Jesaja het elan om te antwoorden als God vraagt:  “Wie zal ik zenden?” …….. “Hier ben ik Heer, zend mij!.” In het Evangelie precies dezelfde trits. Jezus stapt in de boot; het initiatief ligt niet bij Petrus maar bij Jezus. Petrus heeft het niet gezocht. Het overkomt hem, dat die gekke Jezus zomaar ongevraagd in zijn boot stapt en ook nog eens begint te commanderen. U weet dat Petrus niet zomaar toevallig een bootje heeft; Die boot, dat is zijn leven, want hij is visser van beroep. Ongevraagd stapt Jezus dus het leven van Petrus binnen. Dan overkomt Petrus de overweldigende genade van die enorme visvangst. Vervolgens ook hier weer de ontzetting, de schrik en het besef onwaardig te zijn voor zoveel gratis ontvangen goedheid. Tenslotte opnieuw die bemoediging van Godswege; “Vreest niet want voortaan zult ge mensen vangen”. Petrus liet zijn hele vissersuitrusting achter zich en volgde Jezus. Tot op de dag van vandaag zijn in Rome en in heel de wereld de vruchten daarvan te zien. Maar goed, Jesaja is lang geleden, het meer van Galilea ver weg en hoe moet dat dan met ons?

Ik weet niet of u iets van herkenning beleeft ten aanzien van uw eigen roeping. “Mijn eigen roeping?”; zullen sommigen zich misschien verbaasd afvragen, maar;  ja, uw eigen roeping. Want niet alleen de bekleders van ambten in de kerk zijn geroepen; alle mensen worden geroepen door God, op hele verschillende manieren. 

En dan nu mijn eigen roepingsverhaal. Het gaat niet om mij, maar het kan een illustratie zijn van hoe zo’n roeping vandaag de dag nog werkt. De periode tot mijn huwelijk bezie ik achteraf als het vruchteloze zwoegen, wat Petrus had gedaan, totdat Jezus in zijn boot stapte. Ik was wel katholiek opgevoed, maar ik kende God niet. Ik was wel begaan met de wereld maar meende die op eigen kracht te moeten verbeteren. Eerst in de psychiatrie, later met drugsverslaafden. Maar eigenlijk, zo wist ik, had ik zelf geen echt fundament. Ik probeerde mensen zogenaamd te helpen, maar ik wist zelf niet echt wat ik met mijn leven aan moest. Totdat ik, vanwege de huwelijkswens van mijn geliefde toen -inmiddels mijn vrouw-, gedwongen werd om nog eens terug te kijken naar het geloof van mijn jeugd. En ik her-ondekte Jezus. Maar in eerste instantie leerde ik Hem vooral kennen als mens. Unne goeie mens, mooie verhalen van ‘goed zijn voor elkaar’. Dat werd het doel van mijn leven; -net zo goed worden als Jezus-. En, net zoals in de lezingen; daarop volgde de depressie. Want je kunt helemaal niet zo goed worden als Jezus; zeker niet op eigen kracht. Al mijn goeie bedoelingen in de verslavingszorg konden in de verste verten niet tippen aan de wonderkracht van Jezus. En zelfs in het gewone ‘goed zijn voor elkaar’, schoot ik hopeloos tekort. Ik voelde mij, ondanks dat ik nu het licht gezien had, waardeloos; omdat ik er uiteindelijk toch weer niets mee bleek te kunnen. Na een heel moeilijk moment op mijn werk, stapte ik in de auto om naar de muziekles in Eindhoven te gaan; volledig ontredderd, tranen met tuiten, gevaar op de weg. En toen kwam de casetterecorder op gang, die nog aanstond; “I will never let you go, cause I love you so”;  zo schalde het keihard door de auto. En de kracht die toen door mij heen schoot zal ik mijn hele leven niet meer vergeten.  Alsof God zelf me bij mijn nekvel greep en zei; “Nee jongen, verder dan hier zul jij niet zinken, want hier sta Ik”. Door dat moment ben ik een andere mens geworden. Veel meer vertrouwen in het leven dan ooit te voren. Wilde ik eerst geen kinderen omdat ik de verantwoordelijkheid daarvoor te groot vond; Nu hebben we er vier en ben ik zelfs al opa. Een andere vrucht van dit roepingsmoment werd later mijn diakenwijding. Ik wilde voor Jezus gaan werken, omdat ik wist dat Hij mij aan zou nemen, ondanks mijn beperkingen, mijn tekorten en laat ik het maar gewoon noemen; ondanks mijn egoïstische zondigheid. En ook al lijkt de Kerk voor velen een zinkend schip; onmogelijk dat het ooit zal zinken zolang Jezus zelf daarin aanwezig is! We zien het ook terug in het Evangelie; alleen als Jezus er bij is wordt er iets gevangen. En dat zie ik nu als laatste levenstaak; blijven zoeken naar God en naar wegen om Hem te dienen. Van Hem blijven getuigen omdat leven zonder God geen leven is.

Ergens in het boek Deuteronomium al, staat ook zo’n prachtige oproep; “Ik houd u vandaag het leven voor en het geluk, maar ook de dood en het ongeluk; Kies dan het leven, dan zult gij met uw nakomelingen het leven bezitten”. Laten wij dan voor het leven kiezen door bij Jezus in de boot te blijven. De reddingsboot van Jezus die onze Kerk is.  Amen.

 

23 Januari 2022

Over het offer. 3 zondag door het jaar C

Beste mensen; broeders en zusters, gedoopten in de Naam van Christus; Hoewel de lezingen van vandaag tal van zinvolle aanknopingspunten geven, wil ik het daar een keer niet over hebben. Ik wil u wat anders vertellen. Vorige week zat ik naar de preek van kapelaan Renders te luisteren en zoals u dat waarschijnlijk ook vaak vergaat; af en toe haak je aan bij een woord en dan mijmer je daar zelf op voort. Het ging vorige week over het wijnwonder bij gelegenheid van een bruiloft in Kana. En ik kreeg allerlei ingevingen waarvan ik dacht; daar zou ik eens iets over moeten zeggen. Centraal bij die ingevingen stond een woord dat veel te horen is in de Kerk, maar dat niet kan bogen op grote populariteit. Het gaat om het woord “offer”.

Wij zijn hier samengekomen om deel te nemen aan een “heilig misoffer”. Zo noemen we dat. Maar wat is dat eigenlijk; een offer? En waarom zouden we offers moeten brengen? Onwillekeurig zullen velen zich dat afvragen; waarom God offers van ons vraagt. U kent het verhaal van Abraham die zijn enige zoon, Isaac, moest offeren aan God. Velen zullen ervan gruwen en het verhaal af serveren als;  “Iets uit de primitieve oudheid”, maar het offer van Abraham en Isaac is zo actueel als wat. Op de eerste plaats moeten we weten dat het in de cultuur van Abraham geen uitzondering was om je eerste zoon letterlijk aan de goden te offeren. Het was een teken van grote eerbied voor de plaatselijke godheid. Het is dan ook niet zo vreemd dat Abraham in eerste instantie meegaat in de gedachte dat ook hij zijn zoon zal moeten offeren. Maar de verfrissende ontdekking van Abraham is dat zijn God, onze God, juist niet dezelfde offers vraagt als de afgoden van zijn wereld. Dat onze God wel offers wil; maar dan met het grote verschil dat offeren aan de ene ware God leven geeft, terwijl offeren aan de afgoden leidt tot de dood. Afgoden zijn er niet meer? Nou, wat denkt u van geld, gezondheid, roem, carrière. Hoe gemakkelijk offeren wij onze kinderen niet aan één van de afgoden van de wereld, want hoe graag willen we niet dat ze rijk of beroemd, of wat dan ook worden. Of vandaag misschien eerder; vinden we dat ze met de moderne tijd mee moeten, hoe verderfelijk die op sommige vlakken ook is. En het is bepaald ook niet verkeerd om je kinderen op te voeden met idealen, maar die idealen moeten geen afgoden worden.

En dat is wat Abraham, als voorbeeld voor ons, moest leren; nee, niet jouw eigen verwachtingen en plannen op dit kind drukken, maar hem teruggeven aan zichzelf, of aan de ene ware God. Hem fundamenteel vrij laten om te worden wie hij zelf moet zijn in zijn eigen relatie tot de leven gevende God. Isaac leert en passant van zijn vader hoe belangrijk God is in je leven; het allerbelangrijkste, zo belangrijk dat je bereid zou zijn om je grootste liefde ervoor op te geven. Niet offeren aan de afgoden, maar aan de ene ware God, omdat Hij je vrij maakt, zoals we ook zien in het verhaal van Abraham en Isaac. Het Hebreeuwse woord voor offeren betekent ook “naderen tot”, “dichterbij brengen’. En dat is ten diepste wat wij allemaal zouden moeten willen, naderen tot God, dichter bij Hem komen; niet omdat Hij van alles van ons moet hebben, maar omdat we dicht bij Hem het echte leven vinden; en alleen daar.

En dan het offer van Jezus. Waar God op het laatste moment voorkòmt dat Abraham zijn zoon  daadwerkelijk offert, gebeurt dat in het geval van Jezus niet meer. Jezus offert zichzelf letterlijk. Wat Hij met brood en wijn tekent, bevestigt Hij met Zijn leven. Jezus offert zichzelf aan God. Let weer even op de Hebreeuwse betekenis van het woord “offeren”; In de kruisdood, die het ultieme bewijs is van Zijn Liefde voor God en mensen, nadert Jezus God op een beslissende manier, valt Hij samen met God, is Hij God. Jezus geeft Zijn leven, offert Zijn leven,  nadert God daarmee als geen ander.

En toen moest ik ook ineens weer aan het huwelijk denken. Want de essentie van het huwelijk is ook dat je je leven geeft aan de ander. Jarenlang heb ik gedacht dat het erom ging dat ik een partner zou krijgen, waar ik dan op een of andere manier goed mee af zou zijn, vooral voordelig voor mijzelf. Bij de huwelijkssluiting wordt de vraag zo ook gesteld; “Neemt gij… ….tot uw echtgenote’. Maar eigenlijk, zo leerde ik in een cursus veel later, eigenlijk is de vraag niet om te nemen, maar om te geven; daar heb je het weer; om te offeren, om op die manier te naderen tot……. te naderen tot die ander die God jouw gegeven heeft. “Wil jij je leven geven aan die ander?” Dat had de vraag moeten zijn. Als beide echtgenoten het huwelijk ingaan met de intentie hun leven te geven, dan kan er onmogelijk nog een scheiding van komen. Een huwelijk loopt immers stuk op het ontevreden gevoel van “te weinig te krijgen”, nooit omdat de beide echtelieden elkaar teveel geven. Ik heb het zelfs bij de raad voor de liturgie aangekaart, of dat niet veranderd moest worden in de huwelijksliturgie, en daar gaf men inderdaad toe dat de vraag beter anders gesteld had kunnen worden. Maar ja, dan moeten er nog heel veel grote molens overheen, voordat de Kerk dat ooit zal veranderen.  Ik vind dat toch jammer want het maakt een wezenlijk verschil; of je belooft te geven of te nemen.  

Hoe dan ook, offeren betekent dus  “naderen tot’. Zo meteen zullen wij ook offeren. In de collecte offeren wij. Hoeveel zal het zijn? 50 cent, een euro? Soms zelf een tientje. Het is geen verwijt; dat is generaties lang zo gegroeid, maar is het werkelijk een offer waarmee u voelt dat er iets met u gebeurt? Brengt het werkelijk toenadering tot God? Nee, het gaat natuurlijk ook niet om de grootte van het geldbedrag. Zoals in een huwelijk een ringetje wordt uitgewisseld, waarmee de bedoeling wordt uitgesproken elkaar het hele leven te geven, zo kan een klein geldelijk offer ook uitdrukking zijn van het leven wat je wilt geven. En hier naartoe komen, dat is natuurlijk ook al een vorm van een offer.  

Geven, je leven geven, aan God, doorheen je echtgenoot, doorheen je kinderen, doorheen je werk; daar moet het om gaan, want dat soort offers zijn onze God welgevallig. Nogmaals, niet omdat Hij iets van ons nodig heeft, maar omdat wij, door ons aan Hem te geven, aan Hem te offeren, leven zullen vinden, eeuwig leven zullen vinden. Onze Heer Jezus ging ons voor in dat eeuwige leven bij de Verrijzenis. Hij gaf zich volledig, ten offer. Wij zijn wellicht niet geroepen om aan een kruis te sterven, net als Hij, maar we zijn wel geroepen om ons leven te geven. Hoe? Dat is de unieke opdracht van elke vrije mens. Amen.

 

8 Januari 2022

Priester, profeet en koning. Doop van de Heer 2021

Het feest van de Doop van de Heer nodigt ons uit om eens stil te staan bij ons eigen doopsel. Hoewel weinigen van ons zullen weten wanneer we gedoopt zijn is die dag voor een christen eigenlijk belangrijker dan welke andere dag ook. Want op die dag werd je geënt op het leven van Christus. Met het doopsel werd je deelgenoot aan de relatie van de Zoon met God. Sinds die dag mag je God, “Je Vader” noemen. Op die dag ben je binnengeleid in een geheiligd leven en bestemd tot eeuwig leven. En zo, door het doopsel, geënt op Christus zelf, ben je ook één met Hem in Zijn drievoudige roeping; de roeping tot priester, profeet en koning.

Maar wat houdt het in om priester, profeet en koning te zijn? Eerst het priesterschap; wat of wie is een priester? In de Bijbel zie je dat de priester namens de mensen offers opdraagt aan God. En zo is een priester iemand die contact zoekt met God. Iemand die bidt, voor zichzelf, maar ook voor andere mensen. Als gedoopten zijn wij dus allemaal gezalfd tot het priesterschap. Tot het algemene priesterschap weliswaar, niet te verwarren met het gewijde priesterambt waarmee onze Kerk mensen speciaal heeft aangesteld om voor te gaan in het gebed en de Sacramenten toe te dienen. Priester zijn betekent allereerst dat je bidt. Dus daar ligt een vraag voor ieder van ons; ouders, katholieke ouders, bidt u regelmatig voor uw kinderen?  Neemt u het voor hen op bij God op een biddende manier? En kinderen? Bidden jullie wel eens voor je  ouders? Want ook jullie zijn priesters als je gedoopt bent. Echtgenoot bidt u voor uw vrouw, echtgenote bidt u voor uw man? Het is de priesterlijke taak die je bij het doopsel gekregen hebt. Gezinnen; bidt u voor de maaltijd? Thuis, en, altijd een beetje spannender, hoe doet u dat als u dineert in een restaurant? Ouders, bidt u een avondgebedje met de kinderen en zegent u hen voor het slapengaan. Zo’n mooi en teder priesterlijk gebaar. En tenslotte; gaat u naar de heilige mis op gezette tijden? “Ja”, zult u zeggen, “ik ben er toch?” Inderdaad u bent er, maar de eerlijkheid gebied te zeggen, dat nog maar een paar procent van de gedoopten zijn priesterlijke roeping waarmaakt in het belangrijkste gebed van de Kerk; daar waar je priesterschap het best tot uitdrukking komt. Hoezo daar dan? Zullen sommigen zich afvragen. De pastoor zorgt toch wel dat de Mis door gaat? Maar nee. Zo meteen, bij het klaarmaken van het altaar wordt ons gezamenlijke priesterschap heel mooi uitgedrukt in dat kleine zinnetje, dat velen wellicht ontgaat; “Bidt broeders en zusters dat mijn en uw offer aanvaard kan worden door God de almachtige Vader”. "Mijn en uw offer…..” Hij zegt niet “Mijn offer…”dat ik hier in mijn eentje opdraag, nee, “Mijn offer en dat van u, van alle gedoopten hier aanwezig”. Alle aanwezigen nemen deel aan dat offer van de priester en worden daarmee deelgenoot aan dat grote offer van Christus zelf, aan God. Zo is de collecte die eraan vooraf gaat ook niet zomaar een korte pauze om geld in te zamelen; het is een wezenlijk onderdeel van de mis. De offerande, omdat je daarin iets offert, iets weggeeft van jezelf in het belang van anderen. Het offer dat je brengt is een priesterlijke handeling. Dus als gedoopte ben je als eerste een priester.

Op de tweede plaats ben je gezalfd tot profeet. Wat is een profeet? Een profeet is iemand die namens God spreekt. Uit de Bijbel kennen we de grote namen; Mozes, Jesaja, Jeremia, Johannes en natuurlijk Jezus. En zoals we uit die Bijbelverhalen, en mogelijk ook uit eigen ervaring weten; Het is gevaarlijk werk om het woord van God te spreken, want het betekent nogal eens dat je tegen de wereldse stroming in moet gaan. Wie durft nog openlijk op te komen voor de visie van de katholieke Kerk ten aanzien van haar morele  standpunten? Hoe lang is het trouwens geleden dat u een boek las over God of christelijke spiritualiteit? Dat is niet alleen iets voor pastoors en theologen, alleen. Dat is iets voor ieder van ons. Je bent gedoopt om profeet te zijn, dus om het woord van God te spreken, maar dan moet je ook willen weten wat dat woord inhoudt. Elke gedoopte persoon immers moet op elk moment klaar staan om, zoals Petrus het in een van zijn brieven zo mooi zegt; “te getuigen van de hoop die in ons leeft”. Er zijn zoveel jonge mensen in onze omgeving die de weg kwijt zijn en met levensgrote vragen zitten. Natuurlijk kloppen ze niet allemaal bij ons aan, maar als ze dat wel doen, zijn wij dan in staat om een antwoord te geven waarmee ze verder komen? Als wij hier onze kleine kindjes dopen wordt er ook expliciet naar gevraagd; “Van u wordt verwacht, dat u uw kind opvoedt in het geloof. Bent u zich bewust van de taak, die u hiermee op u neemt?” Wij mogen dat niet afschuiven op scholen, catecheten en pastoors; De ouders zijn de eerste leraren van het geloof voor hun kinderen.

Tenslotte het koningschap. Een koning is iemand die regeert, die leiding geeft, die ordening aanbrengt. In spirituele zin betekent ons koningschap dat we onze mogelijkheden en gaven ordenen in de richting van God. De paus in Rome doet dat op zijn manier in het groot. Maar ouders handelen als koningen als ze zo richting aan de talenten van hun kinderen weten te geven dat ze hun roeping in het volk van God kunnen ontdekken. Zo ook voor onze houding bij het werk; “Hoe geef je zo richting aan de mogelijkheden die er zijn, dat ze opbouwend zijn voor het Rijk van God in de wereld?” Maar de eerste vorm van koningschap gaat eigenlijk over onszelf. In hoeverre zijn wij in staat om baas te zijn over onszelf. Hoe brengen wij ordening in ons eigen leven, met al onze hartstochten en impulsen? Want iemand die koning is over zichzelf zal ook beter in staat zijn om de koninklijke taak, die van het doopsel uitgaat, te vervullen.

Door ons doopsel zijn we een deel van Christus geworden, wij zijn geënt op Hem, wij werden christenen, “andere christussen”. Dat betekent gezalfden. Dat is een grote rijkdom maar tegelijk ook een grote verantwoordelijkheid. En alleen met de hulp van God zullen we daar op een goeie manier vorm aan kunnen geven. Laten we Hem dan steeds opnieuw bidden om die hulp. Amen.

 

1 Januari 2022

Wetenschappelijk verantwoord. Driekoningen 2021

In de aanloop naar deze preek, over de Driekoningen, heb ik van de week, zoals ik gewoon ben te doen, geluisterd naar wat de Amerikaanse bisschop Robbert Barron erover te vertellen heeft*. En opnieuw werd ik geraakt door de verbluffende schoonheid, de waarde en de onomstotelijke waarheid van ons geloof. En ook over het feit dat we, ik in elk geval, vaak maar half beseffen wat voor een rijkdom het is, die wij met onze Kerk mogen behoeden.   

Er is zoveel om op in te gaan, om over na te denken. Teveel voor een preekje van 5 min. Ik zal mij dus beperken tot de meest in het oog springende zaken. Op de eerste plaats de vraag; wie kwamen er bij Jezus? Drie koningen? Waren het er drie? Koningen? Wijzen? Of zijn Wijzen in zekere zin koningen? Zeker is wel dat het over astronomen gaat, ze hadden immers aan de stand van de sterren afgelezen waar ze heen moesten. Dat is minder vreemd dan het lijkt, want astrologie is altijd van groot belang geweest, voor het vinden van richting. Zelfs ik kan  aan de stand van de Grote Beer aflezen waar het noorden is, en dus ook waar het zuiden is en het westen en het oosten. Vandaag de dag hebben we andere hulpmiddelen zoals radio en GPS, maar dat men in de tijd van Jezus meer naar de sterren keek, dat is logisch; het was, en is eigenlijk nog, een serieuze wetenschap.

Veel jonge mensen van vandaag nemen afstand van ons geloof omdat ze zeggen dat het niet wetenschappelijk te onderbouwen is. In hun ogen hangt alles aan elkaar van vreemde sprookjes en nergens is wetenschappelijk bewijs voor. En, al zal het verhaal van de Driekoningen bij hen ook wel in het vak  van de sprookjes belanden; het is juist de wetenschap, in dit geval de astronomie, die de drie wijzen naar Christus leidt. Hetzelfde geldt voor de wetenschap van vandaag. Zuivere wetenschap staat niet tegenover het geloof, maar is juist helemaal in één lijn met het geloof. Zuivere wetenschap leidt, net als bij de drie wijzen, nog steeds tot geloof, want hoe meer je weet, hoe meer waardering je krijgt voor het grote wonder dat tenslotte toch de grondslag is onder alles. Ik zeg wel met nadruk “zuivere” wetenschap want de wetenschap zoals wij die kennen is vaak niet helemaal zuiver. Ze staat aan alle kanten onder druk van wereldse machten en conventies. De duivel immers kruipt overal in, ook in de wetenschap. Maar in het Evangelie van vandaag laat de wetenschap zich gelukkig niet misbruiken door de aardse machten. De wijzen geven die machten, gesymboliseerd in koning Herodus, mooi het nakijken. Ze gaan in een grote boog om hem heen, terug naar waar ze vandaan kwamen.  

U kent dat prachtige maar vreemde begin van het Evangelie van Johannes; “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het woord was God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is”. Het “Woord”, zoals Johannes dat noemt, is een kreupele vertaling van het  griekse “Logos”. Wat hiermee door Johannes bedoeld wordt is iets heel anders dan wat wij onder “woord” verstaan;  een aantal letters op een rijtje. “Logos” is eigenlijk niet te vertalen; maar je hoort er het woord “logica” in meeklinken. Al onze wetenschappen zijn getekend met dat woord “Logos”; psychologie, fysiologie, technologie, immunologie en ga zo maar door. Er zijn maar liefst 811 wetenschappen waarin dat woord “Logos” voorkomt. Dus zonder dat ze er zelf erg in hebben worden alle wetenschappers getekend met  de Logos; het Woord, dat in het begin bij God was en dat God is. Wetenschap kan niet bestaan zonder “de Logos”, het  Woord dat God is. Want wetenschap kan er alleen zijn, omdat er een zekere logica zit in alle verschijnselen. Die logica, die kan bestudeerd worden. Juist die logica, de Logos, de ordening die God is, die maakt wetenschap mogelijk. Anders gezegd; als alles chaos was, als elke logica, elke ordening, alle Logos zou ontbreken, als God geen ordening had aangebracht, dan viel er nergens een conclusie uit te trekken. Dan viel er ook helemaal geen wetenschap te bedrijven.  

Zo is het bijvoorbeeld logisch dat Christus pas geboren kon worden na vele eeuwen Jodendom. Logisch dat het Woord pas vlees kon worden toen de wereld genoeg tijd had gehad, om zich voor te bereiden op Zijn komst. Logisch ook dat Jezus geboren moest worden als kwetsbaar kind in een stal; liefde is immers kwetsbaar en kan niet komen met macht en geweld. Logisch ook dat heel Jerusalem verontrust was; de geboorte van Christus is immers een bom onder de machten van het kwaad. Logisch ook dat heel Jerusalem tenslotte riep; “Aan het kruis met Hem”. Zoveel goedheid is onverdraaglijk voor de machten van het kwaad en die geven zich niet zomaar gewonnen. 

Vandaag waren we getuigen van de ontmoeting van de wijzen, de geleerden  van de wereld, met het kindje Jezus. Eerder al, waren er de herders, de mensen van eenvoud, dicht bij de natuur, dicht bij het gewone leven. Hier, voor u links, in de Kerk, hebben we twee glas in loodramen, waarop beide ontmoetingen verbeeld worden. Zo kunnen ook wij Jezus ontmoeten; in eenvoud, gewoon zien in wat voor een wondere wereld wij leven maar we kunnen God ook ontmoeten door het leven te onderzoeken en door na te denken. Na denken over wat het leven is, waar het toe leidt en waar het toe dient. Niet één van de twee wegen is de beste, ze hebben elkaar nodig. Want: Geloof zonder wetenschap, zonder redelijkheid, kan verworden tot bijgeloof of godsdienstwaanzin. Wetenschap zonder geloof leidt tot zelfgenoegzaamheid, kortzichtigheid en blindheid.

Herders en wijzen kwamen Jezus prijzen; laten ook wij doordrongen raken van de grootsheid van het  vleesgeworden Woord, en vol eerbied voor Hem door de knieën gaan. Amen.

* Klik hier voor de genoemde inleiding van mgr. Robbert Barron