Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

5 Juni 2022

Geen tovermiddel 7e zondag van Pasen 2022

Tussen Hemelvaart en Pinksteren overwegen wij woorden uit het gebed van Jezus bij zijn afscheid. Hij bidt dat zijn leerlingen bij elkaar mogen blijven en getuigen van Gods liefde die in het leven van Jezus v oor ons zichtbaar geworden is. Deze laatste zondag voor Pinksteren lezen we ook echt over de laatste dingen. De tweede lezing, uit het boek Openbaringen, eindigt met de allerlaatste woorden van de hele Bijbel. “Kom, Heer Jezus!” Maar één zinnetje volgt er nog; “De genade van de Heer Jezus zij met u allen”, en dan hebt u de Bijbel ècht helemaal uit. Méér valt er niet te zeggen. Stefanus wordt gestenigd en geeft de geest in de eerste lezing; ook afgelopen! En in het Evangelie horen we de allerlaatste woorden van Jezus voordat Hij gearresteerd wordt en aan het kruis geslagen. De laatste woorden van Jezus die bestaan uit één lang gebed. Nu Hij in deze zichtbare wereld alles gedaan heeft wat Hij maar kòn doen, blijft er voor Hem nog maar één ding over en dat is; bidden. Bidden dat Zijn leven, sterven en verrijzen, niet voor niets zal zijn, maar dat de zin daarvan door ons -mensen- opgepakt zal worden. Ik heb dat laatste gebed van Jezus nog eens helemaal doorgelezen, en daarbij ben ik aan het begin gestoten op een belangrijk woord. Een woord dat we hier vaak horen, een woord waar de Kerk voor leeft en dat is “het eeuwige leven”. En wat zegt Jezus dan wel over dat “eeuwige leven”? “Eeuwig leven”, zegt Jezus “dat betekent dat de mensen U, de waarachtige God, leren kennen en ook Degene die U gezonden hebt; Jezus Christus”. Eeuwig leven betekent dus “God kennen” en in Bijbelse zin is “kennen” een diepe, innige verbondenheid leven met God. Daar bidt Jezus dus voor; dat wij God ten diepste mogen leren kennen door het leven, door de dood en door de verrijzenis van Jezus. Hij bidt dat wij mensen, net als Hij, één mogen zijn met God de Vader. En als dit gebed afgelopen is, dan wordt Hij gekruisigd; dan doet Hij wat Hij gezegd heeft.

Tenslotte, zo staat er bij Johannes, geeft Hij de Geest. Wij verstaan mogelijk spontaan dat “Hij toen doodging”, maar dat staat er niet. Zeker niet in de griekse grondtekst, daar staat een woord dat betekent; “Hij droeg de Geest over, Hij gaf de Geest door”. Dus in die laatste ademtocht van Jezus, draagt Hij “de Geest” over. In Zijn stervensmoment immers, toont zich de grenzeloze Liefde die bestaat tussen Hem en de Vader, en tussen Hem en ons. Daarover heeft Jezus gebeden, dat wij dàt zouden begrijpen, dat Hij en de Vader zo één zijn dat geen dood hen definitief kan scheiden. En dat ook wij, indien wij met Hem willen leven, in die Eenheid zullen zijn opgenomen.  

Een tijd geleden, in Uden nog, had ik in dit kader, een paar hele bijzondere gesprekjes. Er kwam een mevrouw naar me toe, die haar nieuwe huis ingezegend wilde hebben. “Maar” zo vertelde ze, “ze voelde dat kwade machten invloed op haar wilden uit oefenen”, of ik daar ook iets aan kon doen. Ik probeerde nog: “Misschien wilt u een keer biechten”, maar nee, het ging niet om een slecht geweten,  het ging om een “boze geest”. “Nou”, dacht ik, dat zal dan werk voor de “exorcist, de duivel-uitdrijver van het bisdom”. Want boze geesten verdrijven, dat is een vak apart, daar heb ik helemaal geen verstand van. En zo dacht ik het probleem mooi op een andermans bordje te kunnen leggen. Dus ik de betreffende priester maar eens gebeld, om te zeggen dat ik iemand voor hem had. Maar zijn antwoord was nogal ontnuchterend.  “Vraag haar eerst maar eens of haar gebedsleven op orde is?” “Ik ben geen tovenaar”; zei die priester.  

En inderdaad, om te voorkomen dat een boze geest met je op de loop gaat, kun je natuurlijk zelf het best beginnen, met het opzoeken van de goede Geest. En die goede Geest is mogelijk overal, maar toch zeker hier in de Kerk, waar wij binnen de invloedssfeer van de Geest van Christus staan. Als je zelf de goede geest niet zoekt, kan iemand anders hem niet met een toverspreuk naar binnen jagen. Hoe simpel kan het zijn?  Maar ja, dan moest ik dat nog wel met die mevrouw gaan bespreken. En of haar gebedsleven op orde was dat wist ik niet. Ik had haar in elk geval nog nooit in de kerk gezien. En ik heb al  heel wat gesprekken gehad met mensen die vreemd staan te kijken als je zegt dat het ontvangen van de Sacramenten toch echt ook verbonden zou moeten zijn met regelmatige kerkgang. Want ook Sacramenten zijn geen toverspreuken.

Vervolgens ontspon zich een heel gesprek over wat haar dan allemaal nog te doen stond en daar waren wel moeilijke kwesties bij. Maar “God vraagt niet wat onmogelijk is, Hij eist niet dat je heilig bent”; zei ik. En of je elke dag naar de Kerk moet, of elke week, of je één kaarsje aansteekt of 25, of je wel of niet eerst moet biechten, dat is niet de vraag. Om te beginnen móét je niets. Maar als je iets wilt, dan is de belangrijkste vraag om te onderzoeken; “Wat is voor jou de beste manier om in aanraking te komen met de Goede Geest van God, zo dat Hij je kracht geeft, zo, dat je voelt en weet dat je Zijn geliefde kind bent. Want als je de waarachtige God ècht kent, dan heeft geen enkele boze geest nog een schijn van kans”. En misschien kan het ook een les zijn voor ons; “Dat we ervoor zorgen dat we zoveel mogelijk binnen de invloedssfeer blijven van de ene Goede Geest van Christus, zodat we onze kwade neigingen de baas blijven”. Amen. 

 

 

21 Mei 2022

"Hebt elkander lief zoals Ik u heb liefgehad" 5e zondag van Pasen

Vandaag staan de lezingen in het teken van nieuwe dingen. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde worden ons in het vooruitzicht gesteld. Jezus geeft ons een nieuw gebod. Wat kan dat voor ons betekenen, de aankondiging van nieuwe dingen die ondertussen al weer 2000 jaar oud zijn? 

Heel veel mensen van vandaag zijn op zoek naar een nieuw geloof. Een soort samensmelting van alle religies, die dan wereldwijd en universeel zou moeten zijn. Het is een gevaarlijke weg, want zoiets kan ten slotte alleen maar leiden tot nieuwe ideologieën, waarin vrijheid ver te zoeken zal zijn. Anderen pleiten dan weer liever voor helemaal geen geloof. Maar dat is ten ene malen onmogelijk; leven zonder geloof. Wij zijn niet geschapen als dieren die alleen instinctief reageren maar als mensen naar het beeld van God, met verstand een wil. Niet alleen mensen die in God geloven, ook mensen die niet in God geloven, hebben een verstand en een wil; uiteraard. Ze kunnen nadenken, keuzes maken en ze maken die keuzes op grond van datgene wat ze belangrijk vinden; datgene waarvan ze geloven dat het belangrijk is. Zo kun je dus in van alles en nog wat geloven, maar je kunt niet niet geloven. 

Wij, die wel in God geloven, hebben een geweldige steun aan de Bijbel. Tussen het Scheppingsverhaal, dat begint met “de woeste lege aarde”, -in het Hebreeuwse woord;  “tohoewabohoe”, kun je zonder vertaling al horen hoe woest en leeg die aarde is-, tussen “de woeste lege aarde” van het begin en de “nieuwe hemel en de nieuwe aarde” aan het eind worden talloze momenten beschreven waarin God met de mensheid bezig is, om ze te bevrijden uit die woeste leegheid. Keer op keer doet God nieuwe pogingen om een band van liefde te smeden met ons. “Adam, mens waar ben je”; roept Hij naar de eerste mens als die in zijn eigengereidheid verdwaald is. Met Abraham roept Hij een volk in leven om Zijn Naam op de hele wereld bekend te maken. Tenslotte stuurt Hij Jezus, Zijn eigen Zoon, om dat liefdesverbond voor eens en voor altijd, onvoorwaardelijk beschikbaar te stellen aan alle mensen. En dan zeg ik; er hoeft geen nieuw geloof te komen en er kan geen nieuw geloof meer komen. Alle nieuwe vormen van geloof die mensen mogelijk nog uitvinden zullen altijd minder zijn dan het geloof in Jezus Christus. Want wat is het geloof in Jezus Christus? Dat is geloof in het allerbelangrijkste  waar alle mensen in alle landen in alle tijden naar streven; de liefde. En wat liefde voor een mens betekent, dat verandert nooit. Wat wel nieuw kan zijn, wat elke dag heel vernieuwend kan zijn, dat is de manier waarop wij ons geloof in Jezus Christus beleven. Wat wel nieuw en heel vernieuwend kan zijn dat is ons gedrag dat door ons geloof in Gods liefde, kan veranderen. Wat wel nieuw kan zijn, dat is dat wij door een diepere ervaring van Gods liefde voor ons, ook zelf meer gaan liefhebben.

Het nieuwe gebod waarvan Jezus spreekt; “hebt elkaar lief zoals ik u heb liefgehad”, zal daarbij voor altijd onze leidraad zijn. Niet gemakkelijk, geen eis op voorhand, maar een uitnodiging. “Hebt elkaar lief zoals Ik u heb liefgehad”. En we weten wat Jezus ons geleerd heeft over dat liefhebben; “Als iemand je tegen je linkerwang slaat, keer hem dan ook de rechter toe”. We weten tot in welke gradatie Jezus ons heeft liefgehad. En we weten dat de liefde waarmee de zichtbare Jezus voor ons de marteldood gestorven is niets anders is dan de liefde van de onzichtbare God voor ieder van ons. Niet alleen goede raad en wijze lessen; Jezus stelde zelf het ultieme voorbeeld van wat liefde is, ook voor mensen die helemaal niet lief voor Hem waren. Want zelfs stervende aan het kruis nam Hij het nog voor ons op; “Vader vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen.” Dat is het nieuwe gebod van Jezus; “elkaar lief te hebben zoals Hij ons heeft liefgehad”. Daarmee ligt de lat natuurlijk wel erg hoog. Veel te hoog voor een gewoon mensenkind. Maar God weet dat en Hij snelt ons te hulp met Zijn vergevende liefde. “Vader vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen”. In deze zin mogen wij, gedoopte mensen ons zalig weten. We hebben richting voor ons leven; groeien in liefde en we hebben Iemand die van ons blijft houden, ook al slaan we de plank regelmatig mis.

Vandaag wordt de zalige Titus Brandsma heilig verklaard. Hij heeft geen nieuw geloof uitgevonden, maar hij heeft de liefde van God op een nieuwe manier beantwoordt; hij heeft niet willen wijken voor de nazi’s hij heeft hun onchristelijke handelen bekritiseerd en dat met de dood moeten bekopen. Zo heeft Titus, op zijn manier laten zien wat liefde is.

Een nieuw gebod geef ik u; “hebt elkander lief zoals Ik u heb liefgehad”. Wij hoeven geen helden te zijn, zoals Titus Brandsma, wij hoeven niet ver te zoeken om dat gebod van Jezus vorm te geven. Kijk maar in onze huwelijken, kijk maar in onze gezinnen, heel dichtbij wordt dagelijks van ons gevraagd om “elkaar lief te hebben zoals Jezus ons heeft liefgehad”. In de mate dat we daarin slagen komt de hemel dichterbij.  Amen.

 

 

 

 

24 April 2022

God of niets. 2e zondag van Pasen 2022

Vandaag wil ik de Schriftlezingen, hoe belangrijk ze ook zijn, toch even laten voor wat ze zijn. Tenminste ten dele. Want ten dele sluiten ze wel aan bij wat ik graag wil zeggen. Ik wil u spreken over wat mij is overkomen tijdens mijn retraite van een paar weken terug. Niet omdat mijn persoon in deze zo belangrijk is, maar omdat ik u wil meenemen in wat een mens in een klooster kan overkomen.

Eerst even over de lezingen dus. Dan zien we daar een stukje uit de Openbaring van Johannes ofwel de Apocalyps. U weet dat in vrijwel alle boeken het eerste en het laatste hoofdstuk de belangrijkste zijn. Het eerste hoofdstuk vertelt waar het boek over gaat en in het laatste hoofdstuk wordt de clou, of de boodschap onthult. En zo hebben de samenstellers van de Bijbel er ook naar gekeken. Het Scheppingsverhaal hebben ze vooraan gezet, want het gaat over de Schepping. Maar de bedoeling, de clou van het boek komt achteraan; de Apocalyps, Het boek van de Openbaring. Ge-openbaard wordt namelijk dat met de Verrijzenis van Christus een heel nieuwe wereldorde ontstaan is. De oude wereld heeft  afgedaan en in Christus is een nieuwe aangebroken. En zo’n omwenteling gaat natuurlijk niet zonder slag of stoot. Daar zou nog veel over te zeggen zijn, het is trouwens ook geen gemakkelijke taal, maar dat laat ik maar even.

Die retraite dus. Eindelijk mocht het weer na twee jaar afgeketst te zijn op corona. Van de ene kant dacht ik; Ach laat ook maar. Ik ga toch met pensioen, het hoeft niet meer. Maar aan de andere kant; Juist wel! Want wat betekent dat, om met pensioen te gaan? Een reden te meer om je in de stilte terug te trekken en je te bezinnen op de rest van je leven! En dan is er ook nog de ervaring die ik inmiddels opgedaan heb; dat ik er vooraf misschien nooit zo’n zin in heb om me in een klooster op te sluiten maar dat ik er aan het eind toch altijd zo blij mee ben. Zo gek, dat je in het begin nog zo bezig bent met van alles wat je gaat missen, maar dat gaandeweg je hart gevuld wordt met oneindig veel meer dan dat alles; een zorgeloosheid, een godsverbondenheid, een geborgen verwijlen in de stilte bij God. Je kunt het je niet voorstellen, maar het gebeurt ook alleen, als je het doet. Maar het is kwetsbaar. Het lijkt op dat verhaal van Jezus met Zijn leerlingen op de Tabor. Je zou het liefst in die mooie droom blijven zitten, maar je moet weer van de berg af. De laatste dag speelde er b.v. een hakkefietje waardoor er een innerlijk conflict in mij begon op te spelen waarbij ik biddend aan God vroeg;  “Houdt mij toch vast want ik ben nu al aan het wegzakken. Op eigen kracht kan ik het contact met U niet vasthouden”. Tsja en thuisgekomen wordt je dan meteen weer overspoeld met allerlei vragen en verplichtingen. U zult het misschien een beetje gek vinden, maar sinds die retraite sla ik elke keer een kruis als ik iets van contact met God voel, of juist als ik bang ben om dat kwijt te raken. Gewoon om het bij mezelf te bevestigen en om het vast te houden.

Maar er is nog veel meer. Ik heb in die week een heel bijzonder boek van kardinaal Sarah gelezen; een priester/kardinaal uit Guinee, Afrika dus. Het eerste wat mij trof was dat de kardinaal heel indringend spreekt over het belang van de stilte en het besef van heiligheid. Dat zijn natuurlijk twee zaken die je in zo’n klooster meteen herkent. Maar de kardinaal betreurt het en ziet het als een groot gemis, dat in onze wereld, ook in onze kerkelijke wereld, de aandacht voor het heilige, het sacrale, bijna helemaal verloren is gegaan. Onze liturgie vervlakt door al te menselijke omgang, waardoor de ontmoeting met God bemoeilijkt wordt. Het is voor ons, mensen, nodig om onze plek ten opzichte van God te kennen. Dat wij opnieuw leren wat de “vreze des Heren” is.  Geen angst ten opzichte van God, -hoe zou je bang kunnen zijn voor Iemand die zo goed is, dat Hij Zijn leven voor je geeft- geen angst dus, maar diep ontzag. De kardinaal illustreert dat met een voorbeeld dat speelt tussen Jezus en Petrus bij de wonderbare visvangst. “Petrus”, zo zegt de kardinaal, “maakt geen vreugdesprong bij het zien van die grote vangst en hij heft ook niet meteen een loflied aan op de goedheid van God. Hij valt op zijn knieën en zegt; “Heer, ga van mij weg want ik ben een zondig mens “. Het gaat om het Godsbesef dat wij opnieuw moeten leren, veel meer dan we doen. Zoals bij Mozes; “Mozes, doe je sandalen uit, want de grond waar je staat is heilige grond”. Wij moeten als mens beginnen met onze kleinheid te erkennen. Wij moeten er opnieuw gevoelig voor worden dat we alles wat we zijn en hebben en krijgen, toch echt enkel en alleen aan de goede God te danken hebben! “En dat” zegt kardinaal Sarah, “dat valt voor de hoogmoedig geworden westerling niet meer mee”. In de Oosterse Kerken schijnt men niet anders dan achteruit-lopend de kerk te verlaten. Dat doet men puur uit respect voor de aanwezigheid van God, die je toch niet zomaar de rug kunt toekeren? En wij, hoe doen wij dat? Maken we ons nog schoon door met wijwater een kruisje te maken bij binnenkomst? Kan er nog een kleine kniebuiging vanaf in de richting van onze Heer, voordat we gaan zitten? Ach beste mensen, als u dat allemaal niet doet; het gaat er mij niet om u de les te leren, ik kan zelf ook nog zoveel leren, maar het moge ons allemaal helpen om dieper te groeien in het besef van Gods aanwezigheid. Hoe dan ook; de kardinaal stelt dat dat Godsbesef, dat gevoel voor heiligheid, dat dat het allerbelangrijkste is wat de Kerk en wat de priesters van de Kerk ons moeten bijbrengen.

Naast de aandacht voor deze thematiek zegt de kardinaal ook nog hele rake dingen over vrijheid, waarheid, kapitalisme en democratie. Hij ziet dat de westerse mens zichzelf boven God meent te verheffen en dat er geen ruimte meer is voor de waarheid, zoals die ons in de natuurwet gegeven is. De westerse mens verafgoodt de vrijheid, de absolute vrijheid, een vrijheid die zich niet wenst te laten begrenzen door een door God gegeven waarheid. De verboden vrucht uit het Scheppingsverhaal? Flauwekul, weg ermee! Men wil absoluut vrij zijn. Wat iemand voelt, dat moet gebeuren. En zo’n cultuur zegt de kardinaal, is tenslotte dodelijk. Want als er geen objectieve waarheid is, als alleen datgene geldt wat iemand wil of vindt dan is er uiteindelijk niets meer waarover we het eens zullen zijn. Zoveel mensen zoveel meningen. We zien het ook al gebeuren in de hedendaagse politiek. Als alle meningen even belangrijk zijn, en dat is, als er geen objectieve waarheid aanvaard wordt, dan valt een land niet te besturen. Dan zijn er tenslotte net zoveel politieke partijen als er mensen zijn. En in de chaos van al die partijdigheid gaat straks het recht van de sterkste weer gelden. Dan zal de wereld van onze kinderen een hel worden.

Dus, dat is voor mij een teken om arbeidsrechtelijk dan wel met pensioen te gaan, maar niet voor zover het mijn christelijke identiteit betreft en mijn roeping als diaken. Wij moeten met het oog op een toekomst voor onze kinderen, vol blijven getuigen van de hoop die in ons leeft. Al weten zij het misschien nu nog niet; dat geloof, ons geloof in de waarheid die Christus is, is keihard nodig om hun wereld niet tot een hel te laten verworden. Dus niet een beetje lauw en vrijblijvend. Nee, we zijn het aan de toekomst verplicht om er vol voor gaan. Ieder natuurlijk op eigen plek, met eigen gaven en talenten. Zeker niet met het geweld waarvan deze wereld zich bedient, maar wel met grote standvastigheid; desnoods bereid om ervoor te lijden. En, zoals ik in het klooster weer ervaren heb, naarmate je meer groeit in je verbondenheid met God, is het gemakkelijker om te sterven aan jezelf. Is het gemakkelijker om je ego los te laten en te gaan voor de goede zaak zelf. Maar om niet steeds te verzanden in zorgen om jezelf, om niet te verzuipen in de angsten van deze wereld, moet je wel blijven bidden; dat betekent blijvend het contact zoeken met God. Vindt daarvoor de vorm die jou/die u het beste past. Maak desnoods 100 keer per dag een kruisteken. Amen.

 

 

 

2 April 2022

Wie mag de eerste steen gooien? 5e zondag Veertigdagentijd C

In deze veertigdagentijd worden we wekelijks getrakteerd op heel bijzondere lezingen. Werkelijk hoogstandjes van humaniteit, van echte menselijkheid. Vorige week bijvoorbeeld dat verhaal van de verloren zoon. We zien daar hoe een jongeman, die een ongelofelijke puinzooi van zijn leven heeft gemaakt, weer thuiskomt en hoe blij zijn vader daarmee is; ondanks alles. We zien daar hoe blij God is, met iemand die tot bekering komt, iemand die weer thuis komt bij Hem; wat er voordien ook gebeurd is. Jezus gebruikt de parabel om weerwoord te bieden aan de Farizeeën die Hem verwijten dat Hij contact onderhoudt met zondaars. Steeds laat Jezus ons zien hoe de heilige wet van God wèl en niet werkt. En ook vandaag weer, mogen wij van Jezus leren dat de wet op zich heilig is, maar dat hij bedoeld is om leven te geven en niet om elkaar mee dood te slaan. We komen daar zo op terug, maar eerst een paar woorden over de tweede lezing. 

Want daar staat toch wel iets waarvan menigeen een keer zal moeten slikken. Ik in elk geval wel. Want wie kan Paulus nazeggen?; “Broeders en zusters, ik beschouw alles als verlies, want mijn Heer Christus Jezus kennen gaat alles te boven. Om Christus houd ik alles zelfs voor vuilnis, als het erom gaat Hem te winnen”. Het is nogal wat voor een gewone mens om te zeggen dat buiten Christus kennen, alles maar vuilnis is. Natuurlijk, als je er goed bij stilstaat klopt het wel; Christus winnen, je relatie met God optimaliseren, dat betekent het eeuwige leven binnengaan en dat is het belangrijkste wat er is. Maar dat eeuwige leven lijkt zo ver weg en is zo ongrijpbaar, onvoorstelbaar zelfs, dat ons streven gemakkelijk overspoeld wordt door van alles en nog wat. Gelukkig ziet Paulus ook de realiteit en de weerbarstigheid van het gewone leven; “Ik beeld mij niet in er al te zijn, ik ben nog niet volmaakt, maar ik vergeet wat achter mij ligt en strek me uit naar wat voor mij ligt; de prijs van Gods hemelse roeping”. En inderdaad; in vergelijking met die prijs is alles vuilnis. Paulus geeft ook heel goed aan dat enkel de toekomst telt. Het is zijn vertaling van de woorden van Jezus; “Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom kijkt, is ongeschikt voor het Rijk van God”. Of zoals mijn “ongelovige” broer vroeger een poster boven het trapgat had hangen; “Deze dag is de eerste dag van de rest van mijn leven”.

Maar laten we toch vooral het Evangelie wat beter aankijken, want het is wederom een juweeltje. Misschien moeten we eerst even door onze spontane afschuw heen van het element van die steniging. Want, wij mensen van de 21ste eeuw, vinden steniging sowieso een verwerpelijke, barbaarse daad. Maar dat is niet de reactie van Jezus. Overspel mag tegenwoordig steeds gewoner- en zelfs aangemoedigd worden, door contactplatforms als “second-love”; in de kern was, is en blijft het een zeer ernstige, gemeenschaps-ontwrichtende zaak. Jezus ontkent dat niet. Jezus laat, mèt Mozes, overeind dat overspel een zeer ernstige zaak is maar; en dan komt het sublieme van zijn optreden; Hij gaat niet in op de vraag of de vrouw al dan niet gestenigd moet worden. Impliciet zegt Hij misschien wel dat het eigenlijk zou moeten gebeuren, maar; Wie moet het doen? Wie moet dat oordeel ten uitvoer brengen? Wie is er zo zonder zonden en zo zuiver van eigen geweten, dat hij of zij gerechtigd zou zijn, om de eerste steen te gooien? Wie kan vanuit een oprecht hart beweren dat diezelfde stenen niet ook voor hem of haar zelf bestemd zouden moeten zijn? Oké, wij zullen dan wellicht geen overspel plegen in de letterlijke zin van het woord, maar in de kern beschouwd,  doen we dat wel degelijk. Allemaal! Want hoe vaak vervallen we niet in ontrouw aan onze God. Prachtig, hoe Jezus op de grond gaat zitten schrijven. Er zijn heel wat theorieën geopperd over wat Jezus daar geschreven heeft, maar die laat ik liever in het midden. Wat belangrijk is, dat is dat Jezus bij dat schrijven, helemaal niemand aankijkt. Hij geeft elk individu de kans om in vrijheid bij zichzelf te rade te gaan en Hij brengt niemand in verlegenheid. Prachtig ook hoe dan de oudsten, de meest wijze mensen wellicht, het eerst tot een eerlijke conclusie komen; “Inderdaad we zijn geen van allen smetteloos”, en vertrekken. Ontroerend vervolgens hoe de vrouw daar blijft staan, als laatste. Ze ontloopt het oordeel niet. Ze is niet  weggelopen, terwijl ze daar nu toch de kans voor had. Ze wacht op de reactie van Jezus, die tenslotte dat bevrijdende woord spreekt; “Ook ik veroordeel u niet, ga heen en zondig niet meer”.

God is barmhartig. Hij wil dat wij toekomst hebben, dat we leven in vrijheid. Dat we niet neergedrukt worden en veroordeeld om wat was. Maar, het feit dat God barmhartig is, het feit dat God zonden wil vergeven, wil niet zeggen dat er geen zonden meer zijn!! Dat is misschien wel de grootste misvatting die onder ons, katholieken, gegroeid is in de laatste decennia. “Gaat heen en zondig niet meer”; zegt Jezus. Jezus wil de vrouw ècht vrij maken; vrij van oordeel en steniging, maar ook vrij van de destructieve manier van leven, die overspel wel degelijk is. En dat wil Hij ook voor ons; dat we leven in vrijheid, vrij van oordeel en angst, maar ook vrij van zonden. De universele wet van de Tien Geboden is niet aan mode onderhevig. Wat goed is voor een mens, is en blijft goed, altijd. Wat slecht is voor een mens, wat schade toebrengt aan het mensenbestaan, blijft slecht. Zonden doen, is niet het overtreden van regeltjes die God ons als een soort testcase heeft opgelegd. Zonden doen is schade toebrengen aan het eigen, of andermans leven, door dingen te doen die niet bij de waardigheid van de mens horen. Daarom is God ook zo blij als we ons bekeren en staat Hij onmiddellijk klaar om de zondige mens, om u en mij, in Zijn armen te ontvangen.

Dus laten we niet bang zijn om onze zondigheid te erkennen, zodat we straks met nieuw elan Pasen kunnen vieren. “Ook ik veroordeel u niet, ga heen en zondig van nu af niet meer” of met het jubelen van psalm 126 die we net gelezen/gezongen hebben; “Geweldig is het wat de Heer ons deed, daarom zijn wij zo blij”. Amen.