Vandaag wil ik de Schriftlezingen, hoe belangrijk ze ook zijn, toch even laten voor wat ze zijn. Tenminste ten dele. Want ten dele sluiten ze wel aan bij wat ik graag wil zeggen. Ik wil u spreken over wat mij is overkomen tijdens mijn retraite van een paar weken terug. Niet omdat mijn persoon in deze zo belangrijk is, maar omdat ik u wil meenemen in wat een mens in een klooster kan overkomen.
Eerst even over de lezingen dus. Dan zien we daar een stukje uit de Openbaring van Johannes ofwel de Apocalyps. U weet dat in vrijwel alle boeken het eerste en het laatste hoofdstuk de belangrijkste zijn. Het eerste hoofdstuk vertelt waar het boek over gaat en in het laatste hoofdstuk wordt de clou, of de boodschap onthult. En zo hebben de samenstellers van de Bijbel er ook naar gekeken. Het Scheppingsverhaal hebben ze vooraan gezet, want het gaat over de Schepping. Maar de bedoeling, de clou van het boek komt achteraan; de Apocalyps, Het boek van de Openbaring. Ge-openbaard wordt namelijk dat met de Verrijzenis van Christus een heel nieuwe wereldorde ontstaan is. De oude wereld heeft afgedaan en in Christus is een nieuwe aangebroken. En zo’n omwenteling gaat natuurlijk niet zonder slag of stoot. Daar zou nog veel over te zeggen zijn, het is trouwens ook geen gemakkelijke taal, maar dat laat ik maar even.
Die retraite dus. Eindelijk mocht het weer na twee jaar afgeketst te zijn op corona. Van de ene kant dacht ik; Ach laat ook maar. Ik ga toch met pensioen, het hoeft niet meer. Maar aan de andere kant; Juist wel! Want wat betekent dat, om met pensioen te gaan? Een reden te meer om je in de stilte terug te trekken en je te bezinnen op de rest van je leven! En dan is er ook nog de ervaring die ik inmiddels opgedaan heb; dat ik er vooraf misschien nooit zo’n zin in heb om me in een klooster op te sluiten maar dat ik er aan het eind toch altijd zo blij mee ben. Zo gek, dat je in het begin nog zo bezig bent met van alles wat je gaat missen, maar dat gaandeweg je hart gevuld wordt met oneindig veel meer dan dat alles; een zorgeloosheid, een godsverbondenheid, een geborgen verwijlen in de stilte bij God. Je kunt het je niet voorstellen, maar het gebeurt ook alleen, als je het doet. Maar het is kwetsbaar. Het lijkt op dat verhaal van Jezus met Zijn leerlingen op de Tabor. Je zou het liefst in die mooie droom blijven zitten, maar je moet weer van de berg af. De laatste dag speelde er b.v. een hakkefietje waardoor er een innerlijk conflict in mij begon op te spelen waarbij ik biddend aan God vroeg; “Houdt mij toch vast want ik ben nu al aan het wegzakken. Op eigen kracht kan ik het contact met U niet vasthouden”. Tsja en thuisgekomen wordt je dan meteen weer overspoeld met allerlei vragen en verplichtingen. U zult het misschien een beetje gek vinden, maar sinds die retraite sla ik elke keer een kruis als ik iets van contact met God voel, of juist als ik bang ben om dat kwijt te raken. Gewoon om het bij mezelf te bevestigen en om het vast te houden.
Maar er is nog veel meer. Ik heb in die week een heel bijzonder boek van kardinaal Sarah gelezen; een priester/kardinaal uit Guinee, Afrika dus. Het eerste wat mij trof was dat de kardinaal heel indringend spreekt over het belang van de stilte en het besef van heiligheid. Dat zijn natuurlijk twee zaken die je in zo’n klooster meteen herkent. Maar de kardinaal betreurt het en ziet het als een groot gemis, dat in onze wereld, ook in onze kerkelijke wereld, de aandacht voor het heilige, het sacrale, bijna helemaal verloren is gegaan. Onze liturgie vervlakt door al te menselijke omgang, waardoor de ontmoeting met God bemoeilijkt wordt. Het is voor ons, mensen, nodig om onze plek ten opzichte van God te kennen. Dat wij opnieuw leren wat de “vreze des Heren” is. Geen angst ten opzichte van God, -hoe zou je bang kunnen zijn voor Iemand die zo goed is, dat Hij Zijn leven voor je geeft- geen angst dus, maar diep ontzag. De kardinaal illustreert dat met een voorbeeld dat speelt tussen Jezus en Petrus bij de wonderbare visvangst. “Petrus”, zo zegt de kardinaal, “maakt geen vreugdesprong bij het zien van die grote vangst en hij heft ook niet meteen een loflied aan op de goedheid van God. Hij valt op zijn knieën en zegt; “Heer, ga van mij weg want ik ben een zondig mens “. Het gaat om het Godsbesef dat wij opnieuw moeten leren, veel meer dan we doen. Zoals bij Mozes; “Mozes, doe je sandalen uit, want de grond waar je staat is heilige grond”. Wij moeten als mens beginnen met onze kleinheid te erkennen. Wij moeten er opnieuw gevoelig voor worden dat we alles wat we zijn en hebben en krijgen, toch echt enkel en alleen aan de goede God te danken hebben! “En dat” zegt kardinaal Sarah, “dat valt voor de hoogmoedig geworden westerling niet meer mee”. In de Oosterse Kerken schijnt men niet anders dan achteruit-lopend de kerk te verlaten. Dat doet men puur uit respect voor de aanwezigheid van God, die je toch niet zomaar de rug kunt toekeren? En wij, hoe doen wij dat? Maken we ons nog schoon door met wijwater een kruisje te maken bij binnenkomst? Kan er nog een kleine kniebuiging vanaf in de richting van onze Heer, voordat we gaan zitten? Ach beste mensen, als u dat allemaal niet doet; het gaat er mij niet om u de les te leren, ik kan zelf ook nog zoveel leren, maar het moge ons allemaal helpen om dieper te groeien in het besef van Gods aanwezigheid. Hoe dan ook; de kardinaal stelt dat dat Godsbesef, dat gevoel voor heiligheid, dat dat het allerbelangrijkste is wat de Kerk en wat de priesters van de Kerk ons moeten bijbrengen.
Naast de aandacht voor deze thematiek zegt de kardinaal ook nog hele rake dingen over vrijheid, waarheid, kapitalisme en democratie. Hij ziet dat de westerse mens zichzelf boven God meent te verheffen en dat er geen ruimte meer is voor de waarheid, zoals die ons in de natuurwet gegeven is. De westerse mens verafgoodt de vrijheid, de absolute vrijheid, een vrijheid die zich niet wenst te laten begrenzen door een door God gegeven waarheid. De verboden vrucht uit het Scheppingsverhaal? Flauwekul, weg ermee! Men wil absoluut vrij zijn. Wat iemand voelt, dat moet gebeuren. En zo’n cultuur zegt de kardinaal, is tenslotte dodelijk. Want als er geen objectieve waarheid is, als alleen datgene geldt wat iemand wil of vindt dan is er uiteindelijk niets meer waarover we het eens zullen zijn. Zoveel mensen zoveel meningen. We zien het ook al gebeuren in de hedendaagse politiek. Als alle meningen even belangrijk zijn, en dat is, als er geen objectieve waarheid aanvaard wordt, dan valt een land niet te besturen. Dan zijn er tenslotte net zoveel politieke partijen als er mensen zijn. En in de chaos van al die partijdigheid gaat straks het recht van de sterkste weer gelden. Dan zal de wereld van onze kinderen een hel worden.
Dus, dat is voor mij een teken om arbeidsrechtelijk dan wel met pensioen te gaan, maar niet voor zover het mijn christelijke identiteit betreft en mijn roeping als diaken. Wij moeten met het oog op een toekomst voor onze kinderen, vol blijven getuigen van de hoop die in ons leeft. Al weten zij het misschien nu nog niet; dat geloof, ons geloof in de waarheid die Christus is, is keihard nodig om hun wereld niet tot een hel te laten verworden. Dus niet een beetje lauw en vrijblijvend. Nee, we zijn het aan de toekomst verplicht om er vol voor gaan. Ieder natuurlijk op eigen plek, met eigen gaven en talenten. Zeker niet met het geweld waarvan deze wereld zich bedient, maar wel met grote standvastigheid; desnoods bereid om ervoor te lijden. En, zoals ik in het klooster weer ervaren heb, naarmate je meer groeit in je verbondenheid met God, is het gemakkelijker om te sterven aan jezelf. Is het gemakkelijker om je ego los te laten en te gaan voor de goede zaak zelf. Maar om niet steeds te verzanden in zorgen om jezelf, om niet te verzuipen in de angsten van deze wereld, moet je wel blijven bidden; dat betekent blijvend het contact zoeken met God. Vindt daarvoor de vorm die jou/die u het beste past. Maak desnoods 100 keer per dag een kruisteken. Amen.
In deze veertigdagentijd worden we wekelijks getrakteerd op heel bijzondere lezingen. Werkelijk hoogstandjes van humaniteit, van echte menselijkheid. Vorige week bijvoorbeeld dat verhaal van de verloren zoon. We zien daar hoe een jongeman, die een ongelofelijke puinzooi van zijn leven heeft gemaakt, weer thuiskomt en hoe blij zijn vader daarmee is; ondanks alles. We zien daar hoe blij God is, met iemand die tot bekering komt, iemand die weer thuis komt bij Hem; wat er voordien ook gebeurd is. Jezus gebruikt de parabel om weerwoord te bieden aan de Farizeeën die Hem verwijten dat Hij contact onderhoudt met zondaars. Steeds laat Jezus ons zien hoe de heilige wet van God wèl en niet werkt. En ook vandaag weer, mogen wij van Jezus leren dat de wet op zich heilig is, maar dat hij bedoeld is om leven te geven en niet om elkaar mee dood te slaan. We komen daar zo op terug, maar eerst een paar woorden over de tweede lezing.
Want daar staat toch wel iets waarvan menigeen een keer zal moeten slikken. Ik in elk geval wel. Want wie kan Paulus nazeggen?; “Broeders en zusters, ik beschouw alles als verlies, want mijn Heer Christus Jezus kennen gaat alles te boven. Om Christus houd ik alles zelfs voor vuilnis, als het erom gaat Hem te winnen”. Het is nogal wat voor een gewone mens om te zeggen dat buiten Christus kennen, alles maar vuilnis is. Natuurlijk, als je er goed bij stilstaat klopt het wel; Christus winnen, je relatie met God optimaliseren, dat betekent het eeuwige leven binnengaan en dat is het belangrijkste wat er is. Maar dat eeuwige leven lijkt zo ver weg en is zo ongrijpbaar, onvoorstelbaar zelfs, dat ons streven gemakkelijk overspoeld wordt door van alles en nog wat. Gelukkig ziet Paulus ook de realiteit en de weerbarstigheid van het gewone leven; “Ik beeld mij niet in er al te zijn, ik ben nog niet volmaakt, maar ik vergeet wat achter mij ligt en strek me uit naar wat voor mij ligt; de prijs van Gods hemelse roeping”. En inderdaad; in vergelijking met die prijs is alles vuilnis. Paulus geeft ook heel goed aan dat enkel de toekomst telt. Het is zijn vertaling van de woorden van Jezus; “Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom kijkt, is ongeschikt voor het Rijk van God”. Of zoals mijn “ongelovige” broer vroeger een poster boven het trapgat had hangen; “Deze dag is de eerste dag van de rest van mijn leven”.
Maar laten we toch vooral het Evangelie wat beter aankijken, want het is wederom een juweeltje. Misschien moeten we eerst even door onze spontane afschuw heen van het element van die steniging. Want, wij mensen van de 21ste eeuw, vinden steniging sowieso een verwerpelijke, barbaarse daad. Maar dat is niet de reactie van Jezus. Overspel mag tegenwoordig steeds gewoner- en zelfs aangemoedigd worden, door contactplatforms als “second-love”; in de kern was, is en blijft het een zeer ernstige, gemeenschaps-ontwrichtende zaak. Jezus ontkent dat niet. Jezus laat, mèt Mozes, overeind dat overspel een zeer ernstige zaak is maar; en dan komt het sublieme van zijn optreden; Hij gaat niet in op de vraag of de vrouw al dan niet gestenigd moet worden. Impliciet zegt Hij misschien wel dat het eigenlijk zou moeten gebeuren, maar; Wie moet het doen? Wie moet dat oordeel ten uitvoer brengen? Wie is er zo zonder zonden en zo zuiver van eigen geweten, dat hij of zij gerechtigd zou zijn, om de eerste steen te gooien? Wie kan vanuit een oprecht hart beweren dat diezelfde stenen niet ook voor hem of haar zelf bestemd zouden moeten zijn? Oké, wij zullen dan wellicht geen overspel plegen in de letterlijke zin van het woord, maar in de kern beschouwd, doen we dat wel degelijk. Allemaal! Want hoe vaak vervallen we niet in ontrouw aan onze God. Prachtig, hoe Jezus op de grond gaat zitten schrijven. Er zijn heel wat theorieën geopperd over wat Jezus daar geschreven heeft, maar die laat ik liever in het midden. Wat belangrijk is, dat is dat Jezus bij dat schrijven, helemaal niemand aankijkt. Hij geeft elk individu de kans om in vrijheid bij zichzelf te rade te gaan en Hij brengt niemand in verlegenheid. Prachtig ook hoe dan de oudsten, de meest wijze mensen wellicht, het eerst tot een eerlijke conclusie komen; “Inderdaad we zijn geen van allen smetteloos”, en vertrekken. Ontroerend vervolgens hoe de vrouw daar blijft staan, als laatste. Ze ontloopt het oordeel niet. Ze is niet weggelopen, terwijl ze daar nu toch de kans voor had. Ze wacht op de reactie van Jezus, die tenslotte dat bevrijdende woord spreekt; “Ook ik veroordeel u niet, ga heen en zondig niet meer”.
God is barmhartig. Hij wil dat wij toekomst hebben, dat we leven in vrijheid. Dat we niet neergedrukt worden en veroordeeld om wat was. Maar, het feit dat God barmhartig is, het feit dat God zonden wil vergeven, wil niet zeggen dat er geen zonden meer zijn!! Dat is misschien wel de grootste misvatting die onder ons, katholieken, gegroeid is in de laatste decennia. “Gaat heen en zondig niet meer”; zegt Jezus. Jezus wil de vrouw ècht vrij maken; vrij van oordeel en steniging, maar ook vrij van de destructieve manier van leven, die overspel wel degelijk is. En dat wil Hij ook voor ons; dat we leven in vrijheid, vrij van oordeel en angst, maar ook vrij van zonden. De universele wet van de Tien Geboden is niet aan mode onderhevig. Wat goed is voor een mens, is en blijft goed, altijd. Wat slecht is voor een mens, wat schade toebrengt aan het mensenbestaan, blijft slecht. Zonden doen, is niet het overtreden van regeltjes die God ons als een soort testcase heeft opgelegd. Zonden doen is schade toebrengen aan het eigen, of andermans leven, door dingen te doen die niet bij de waardigheid van de mens horen. Daarom is God ook zo blij als we ons bekeren en staat Hij onmiddellijk klaar om de zondige mens, om u en mij, in Zijn armen te ontvangen.
Dus laten we niet bang zijn om onze zondigheid te erkennen, zodat we straks met nieuw elan Pasen kunnen vieren. “Ook ik veroordeel u niet, ga heen en zondig van nu af niet meer” of met het jubelen van psalm 126 die we net gelezen/gezongen hebben; “Geweldig is het wat de Heer ons deed, daarom zijn wij zo blij”. Amen.
Onverantwoord rijgedrag veroorzaakt ongelukken, dat weten we allemaal. On-ver-antwoord rijgedrag veroorzaakt on-gelukken. Daar zitten drie heel belangrijke woorden in. Antwoord, oorzaak en geluk. En die betekenis mogen we onverkort doortrekken naar ons hele leven. On-ver-antwoord leven veroorzaakt on-geluk. Of in positieve zin; verantwoord leven veroorzaakt geluk. Als ons leven niet verantwoord is dan worden we ongelukkig. Onze samenleving heeft er de mond vol van; “je hoeft niet te geloven, je hoeft niet naar de kerk te gaan, als je maar verantwoord leeft”.
Maar wat is dat dan; verantwoord leven? Op wie of wat geef je antwoord met je leven? Zijn het de afgoden van onze tijd, die ieder het hardst om onze aandacht schreeuwen. De vele afgoden, die als voordeel hebben dat ze tenminste zichtbaar en grijpbaar zijn; zoveel meer voor de hand liggend, dan die andere, vreemde, stille God van de Bijbel, die niet eens een naam heeft. Die God die we niet zien, die we niet kunnen pakken maar van wie wij sinds mensenheugenis wel belijden dat Hij ons geschapen heeft. Wij mogen ons, heel speciaal in deze Veertigdagentijd gelukkig prijzen met de geweldige schoonheid die ons gepresenteerd wordt door de Bijbel. En dan niet alleen poëtische schoonheid maar een schoonheid waar je iets aan hebt.
We lezen in deze Veertigdagentijd veel uit het boek Exodus, de uittocht uit Egypte. Het lijkt lang geleden misschien, maar toch is het een blauwdruk van onze eigen uittocht. Onze eigen doortocht door dit leven, met vallen en opstaan, van geloof en ongeloof, toch op weg naar het beloofde land. Vandaag horen we dat prachtige, betekenisvolle verhaal van Mozes; de roeping van Mozes, bij de brandende doornstruik. En net als hier bij Mozes is het vaak in de stilte, de kaalheid en de verlatenheid van de woestijn, dat mensen gevoelig worden voor de stem van God. En het gaat dan niet alleen letterlijk om een woestijn; ook ons eigen leven kan zich voordoen als een woestijn van verlatenheid en zinloosheid. Maar terug naar Mozes. Stel je even voor, deze Mozes, die toch opgegroeid is aan het hof van de Farao, echt een kind van de high society, de super-rich; diezelfde Mozes loopt hier onvrijwillig in de woestijn achter een paar schapen aan. Oh zeker, voor ons is het misschien een romantisch plaatje, maar ik kan u verzekeren dat schapen hoeden in de woestijn destijds allesbehalve romantisch was. “Mozes” zegt God. Ja, God kent ieder van ons bij onze naam. “Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien”. Maar Mozes zelf had de ellende van dat volk ook heel goed gezien. In blinde woede daartegen protesterend sloeg hij zelfs een slavendrijver dood, en is vervolgens de woestijn ingevlucht. Maar hier in de stilte van de woestijn, komt Mozes erachter dat hij niet kan blijven vluchten voor de waarheid en raakt hij opnieuw gevoelig voor de stem van God.
“Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien en Ik daal af om mijn volk te bevrijden”. Als je heel goed kijkt, dan is het toch een merkwaardig gesprek tussen God en Mozes. God geeft Mozes namelijk helemaal niet de opdracht om naar Egypte te gaan, die conclusie lijkt Mozes zelf te trekken. Hij had ook kunnen zeggen; “Oke God, ik hoor dat U uw volk gaat bevrijden. Heel mooi, doe Uw best, succes ermee”. Maar nee, Mozes antwoordt met zijn eigen leven op de stem van God. Hij voelt dat God hem nodig heeft. Het is een mooi voorbeeld van het partnerschap tussen God en mensen. Later zien we natuurlijk ook Jezus, zo met Zijn leven, antwoord geven aan God.
Antwoord geven, dat is dus de sleutel tot geluk. Dat was het in de tijd van Mozes, en dat is nu nog precies hetzelfde. Ook wij lopen dagelijks tegen allerlei situaties aan waar we kunnen kiezen tussen antwoord geven of wegdraaien van onze verantwoordelijkheid. Of het nou gaat over de vraag wie de afwas moet doen, of dat het gaat over antwoord geven aan onze democratische plicht om te gaan stemmen. Of misschien dezer dagen de vraag om al dan niet een Oekraïns gezinnetje in huis op te nemen. Antwoord geven op wat God van ons vraagt, dat leidt tot geluk. Maar…….. .iedere mens kan alleen zijn of haar eigen antwoord geven. Niemand kan het antwoord voorschrijven dat een ander zou moeten geven. God zegt niet; “Mozes ga”, maar dàt Mozes gaat, is zijn eigen antwoord in vrijheid. Dat is ook zo’n prachtig geschenk van God. Niemand kan jouw leven bepalen. Jij bent immers uniek in je relatie met God en met de mensen, maar antwoorden moet je wel; met jouw antwoord.
Ik wil nog graag een ander element belichten uit het verhaal van Mozes. De Godslamp, het vlammetje boven het tabernakel, dat natuurlijk staat voor Gods aanwezigheid in het Lichaam van Christus verwijst ook naar de betekenis van de brandende doornstruik; “Doe je sandalen uit want de plaats waar je staat is heilige grond”. Zo belangrijk in deze tijd waarin niets meer heilig lijkt! Laten we één plekje koesteren dat ons eraan blijft herinneren dat we op heilige grond leven. Dat alles wat we doen en hebben en krijgen ons gegeven wordt door Hem die ons zegt; “Doe hier je sandalen uit want de plaats waar je staat is heilige grond”.
In het Evangelie tenslotte lezen we dat God ons veel kansen wil geven. De onvruchtbare vijgenboom die niet aan de verwachtingen beantwoordt wordt niet omgehakt. God heeft geduld met ons. Hij geeft ons steeds nieuwe kansen om toch nog tot antwoord te komen, misschien volgend jaar. Wat een geluk dat wij niet enkel mèt en voor onszelf leven in een ijzig, koud heelal. Dat er, hoe dan ook, Iemand is die van ons houdt, Iemand die ons aanspreekt, Iemand die ons iets vraagt. Dat er Iemand is die op ons antwoord wacht, ook al moet Hij lang wachten, ook al moet Hij soms heel lang wachten. Laten we, naar het voorbeeld van Christus, verantwoord proberen te leven. Zo, dat ons leven het mooiste antwoord is op de bedoelingen van onze Schepper; dat we inderdaad beeld van God zijn. Amen.
Zoals u wellicht weet, is de vertaling van de Bijbel altijd een beetje problematisch geweest. De culturen en de talen waarin de eerste woorden op schrift zijn gesteld, zijn zo totaal verschillend met die van ons, dat sommige betekenissen gewoon verloren gaan, en daarom blijven geleerden maar studeren en vertalen en hertalen. Om vandaag wat dichter bij de eerste lezing te komen zouden we ons kunnen laten helpen door de Engelse vertaling. Daar staat niet; vervloekt degene die zich afkeert van de Heer, maar “vervloekt degene die met zijn hart niet bij de Heer blijft”. Het kan muggenzifterij lijken, maar mij helpt het. Want het gaat er natuurlijk niet om dat je mensen niet zou mogen vertrouwen; je echtgenoot, je beste vrienden. Natuurlijk wel! Maar je hart, het centrum van je doen en laten, de uiteindelijke kern van je beslissingen, die moet altijd bij God blijven liggen. Natuurlijk heb je als mens behoeften en mag je genieten van wat Gods Schepping heeft voortgebracht. Zo zijn wij toch geschapen? En daartoe heeft God ons de Schepping juist gegeven; niet om haar te verachten, maar om ervan te genieten en om al het goede van de schepping lief te hebben. Alleen; wij moeten niet de schepselen zelf tot hart van ons bestaan maken, wij moeten onze uiteindelijke vervulling niet zoeken in één van de schepselen of een heleboel van die schepselen, maar bij de Schepper zelf. Alles wat wij in de schepping tegenkomen immers, zelfs datgene wat wij tegenwoordig het allerbelangrijkste achten, onze gezondheid, is hoe dan ook, vergankelijk. De Schepper zelf echter, Hij die zo grenzeloos anders is en zo ver boven alles verheven, degene die Jesaja “de Heer” noemt; die Heer, onze God, Die is onvergankelijk.
Maar die God, de Heer van de Schepping zelf zien wij niet. Wat wij zien, is alleen datgene wat Hij voor ons geschapen heeft. Van alle eeuwigheid is het voor een mens dan ook heel verleidelijk geweest om niet verder te kijken dan de schepselen en zich aan die schepselen vast te klampen, en ze tot zijn bezit te maken. Net zo lang tot zich dat tegen hem keert, net zo lang tot dat hij geen bezit meer heeft, maar dat hij bezeten is……. van ….……wat alles wat hij nastreeft. Met andere woorden, tot hij zijn vrijheid verliest aan de schepselen die hij zo belangrijk acht; dat kan geld zijn of een partner of status of noem het maar op. Waar Jesaja toe oproept is dat wij ons altijd moeten realiseren dat God zelf achter alles staat waarvan we zeggen dat het van ons is. Zonder Hem zijn we niets, zonder Hem hebben we niets. En dat wij bij alle ups en de downs van ons leven, met ons hart bij de Heer blijven. Want zoals Jesaja het noemt; “Iemand die met zijn hart bij de Heer blijft is als een boom aan de rivier; de droogte, -de tegenspoed in het leven-, deert hem niet, want hij staat met zijn wortels in het water”. Iemand wiens hart niet bij de Schepper is, maar enkel bij Zijn schepselen, komt vroeg of laat bedrogen uit, want links- of rechtsom; ooit zal het hem allemaal ontvallen.
En eigenlijk draait het in het Evangelie om hetzelfde thema. Ook daar gaat het niet om het afwijzen van elk bezit, elk geluk en elke vorm van aards succes. Wat Jezus zegt is dat je gelukkig bent als je je hart niet verpand, als je je leven niet ophangt, aan het najagen van die zaken. Met andere woorden, als je jezelf geen slaaf maakt van de aardse tijdelijke wereld, of dat nou materieel of geestelijk is. De kern van de zaak is dat je met je hart bij God blijft, ook als dat ten koste zou gaan van sommige aardse, tijdelijke zaken, ook als dat ten koste zou gaan van je populariteit. Want tenslotte zijn het niet de aardse rijkdommen die blijven, maar het Rijk Gods.
En om aan te geven hoe coherent ons geloof is; uiteindelijk is datgene wat hier zowel door Jesaja als door Jezus gezegd wordt helemaal terug te voeren op de aloude Tien Woorden, ofwel de Tien Geboden, zoals we ze beter kennen. “Gij zult geen andere goden hebben ten koste van Mij. Gij zult geen godenbeelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde. Gij zult u voor hen niet ter aarde buigen en hun geen goddelijke eer bewijzen want ik de Heer uw God ben een jaloerse God……….”. Het gaat hier natuurlijk niet over het verbod om beeldjes te maken, maar het gaat erom dat je niets boven je relatie met de ene God stelt, dat je Hem boven alles in het vizier houdt, dat niets in deze wereld voor jou belangrijker is dan je relatie met de God van eeuwigheid. Ik heb het al vaker gezegd; dat is niet omdat God het zo nodig heeft, maar opdat wij daarmee worden zoals onze Schepper ons bedoeld heeft; “Beeld van God”, zo zijn wij geschapen. Amen.