Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

28 April 2024

Een goede herder. 4e zondag van Pasen 2024

Ik geloof niet dat het beeld van een goede herder vandaag de dag nog zo tot de verbeelding spreekt, als dat het eeuwenlang gedaan heeft. Sinds de 60-er jaren wensen wij ons namelijk niet meer als schapen te laten leiden door welke herder dan ook. Hoewel wij natuurlijk mondiger geworden zijn en gemiddeld ook wat meer gestudeerd hebben; het idee dat mensen geen herder meer nodig zouden hebben, is toch wel een beetje doorgeslagen. Want waar haalt men de wijsheid van vandaag vandaan? Is het een of andere geleerde? Is het de televisie? Is het deze of gene goeroe? Een popster? Ik heb tot mijn 30ste ongeveer, voordat ik opnieuw katholiek werd, best wat gestudeerd; psychologie, psychiatrie, theologie en ik heb daar heus ook wel wat van opgestoken. Toch bekroop mij bij al die studies steeds weer een bepaalde twijfel; Wat heb ik er eigenlijk aan, het is allemaal zo theoretisch? En wie zeg mij dat het echt zo is, en op grond waarvan? Hoe weet men dat zo zeker? Mensen zijn vaak uit op geld, roem of eer, dus als er weer een prijzig boek de markt op kan,  dan is dat toch weer mooi meegenomen? Eigenlijk bekroop mij een soort van wantrouwen ten opzichte van alle instituten, ten opzichte van alle wetenschap en ook ten opzichte van mijzelf. Want ook bij mijzelf merkte ik dat veel van wat ik doe met eigenbelang te maken heeft. Tenslotte kwam bij mij steeds sterker de vraag naar boven; “Wie heeft er iets voor de wereld betekend zonder daar zelf beter van te worden”. Dus niet iemand die allerlei prachtige filosofieën bedacht heeft, maar iemand die iets voor de mensheid gedaan heeft en daar zelf niet beter van geworden is. En toen kwam ik noodzakelijkerwijs uit bij Degene die zich vandaag de goede herder noemt. Jezus.

Wat is een goede herder? Het schijnt dat paus Franciscus daar iets moois over gezegd heeft. “Een goede herder” zegt hij “moet vóór de schapen uitgaan, hij moet er middenin staan en hij moet bij tijd en wijle achterop komen”. De herder moet voorop gaan en de weg wijzen, hij moet weten waar het beste gras is. Maar de herder moet ook weer niet zover vooruit lopen dat de schapen hem niet kunnen volgen. Hij moet contact houden met de kudde. Er middenin staan. “Hij moet de geur van de schapen hebben”; zegt paus Franciscus. Tenslotte moet de herder ook achterop komen om de achterblijvers in de gaten te houden; zieke of minder vlotte schapen erbij houden, die anders door de wilde dieren zouden worden aangevallen. Als hij dat niet doet heeft hij op den duur helemaal geen kudde meer.  

En als we dat beeld van een goede herder even vasthouden; is Jezus dan zo’n goede herder? Zeker wel. Overal ging Jezus voorop; in Galilea, aan het meer, in Jerusalem, op de Olijfberg, op de Tabor bij de gedaanteverandering.  Zijn intocht in Jerusalem. Of als de verrezen Heer die zegt. “Raak me niet aan, je kunt mij niet vasthouden”. Jezus leidt wel degelijk; Hij leidt ons naar -wat geen oor gehoord en geen oog gezien heeft-. Maar Jezus is ook dicht bij de mensen. Hij nodigt de leerlingen uit om bij hem te blijven. Hij zit met hen in een bootje op het meer. Hij eet en drinkt zelfs met prostituees en publieke zondaars. Jezus is altijd onder de mensen, behalve als Hij bidt. En tenslotte; Ja,  Jezus had zeker oog voor de achterblijvers. Vooral voor degenen die er niet bij hoorden, de verstotenen, de lepralijders enzovoort. Hij raakt ze zelfs aan en geneest hen. Denk aan de vrouw bij de bron, de blindgeborene, Zacheus, de verstoten belasting-inner. Denk aan de overspelige vrouw: “Laat degene die zonder zonden is de eerste een steen gooien”. Jezus heeft veel aandacht voor degenen die buiten de boot vallen. Hij is inderdaad de goede herder op alle drie de gebieden; voorop gaan, ertussen staan en de achterhoede erbij houden.

En hoe zit dat met de herders van onze Kerk? Onze paus, de bisschoppen en de priesters? Ook zij moeten niet alleen een vriendelijk, gezellig mannetje zijn; “ouwe-jonges, krentenbrood”. Ook zij dienen voorop te gaan. Mensen leiden in een richting die ze misschien niet helemaal begrijpen. Daarom moeten ze, tot op zekere hoogte theoloog zijn, ze moeten bovengemiddeld bekend zijn met de Bijbel, de catechismus en de vereisten voor de liturgie. Zij moeten weten wat de essentie is van samen Kerk zijn. Bovenal moeten zij verwijzen naar de ene Goede Herder en net als Hij een man van gebed zijn. Maar als hij alleen dat doet, dan verliest hij het contact met de mensen. Hij moet ook proberen daar te zijn, waar de mensen leven, waar ze samenkomen. In het ziekenhuis, op straat, bij het voetballen en op school. “Prima als je de mensen leert wat een goede moraal is” zegt paus Franciscus, “maar als dat alles is, als je die morele eisen zo maar over de mensen heen strooit en dan vertrekt, dan ben je toch niet zo’n goede herder. Je moet de waarheid spreken maar je moet ook moeite doen voor de mensen die dat nog niet kunnen volgen. Dus er wordt nogal wat van onze herders gevraagd. Trouwens; daar komt voor een pastoor van tegenwoordig ook nog eens bij dat hij niet alleen onbekommerd herder kan zijn. Hij moet ook nog eens eindverantwoordelijkheid dragen voor eindeloos ingewikkelde bestuursbeslissingen. Veel en veel te dure kerkgebouwen, fusies en al dat soort moeilijke zaken. En als je zo al die vereisten optelt dan lijkt het celibaat nog niet zo’n gek idee. Stel dat een pastoor daar ook nog eens een gezin bij zou moeten onderhouden? 

Het ligt voor de hand dat wij elkaar nu aan gaan kijken. Op welke punten scoort onze bisschop of waar schiet hij tekort? En hoe komt onze pastoor er vanaf, om maar niet over mij te spreken? Maar dat is te gemakkelijk. Wij zijn allemaal gedoopte mensen en in Christus zijn we allemaal gezalfd tot Koning, Profeet en Priester. Wij hebben tot op zekere hoogte allemaal dezelfde verantwoordelijkheid. Dat wij als goede herders naar elkaar omzien; dat we getuigen van de waarheid, waar dat nodig is, dat we tussen de mensen staan die ons nodig hebben en dat we de dwalenden proberen erbij te houden.

Nadenkend over goed herderschap, kan ik toch niet helemaal heen om de schaduwkanten die de laatste decennia in onze Kerk aan het licht gekomen zijn. Met het seksueel misbruik nog maar net achter de rug en nieuwe geruchten over homoseksuele ontsporingen bij een aantal priesters moet je toch constateren dat er ook huurlingen onder de herders zitten. Wat dat betreft zijn er zorgen genoeg voor de Kerk van vandaag. Mensen die al aan de rand staan zullen gemakkelijk zeggen; “Zie je wel! En moet ik naar zo iemand luisteren”? Werk genoeg dus voor de echte herders! Moge God ons helpen om zulke herders te zijn of te worden. Amen.

 

 

 

 

 

 

 

 

7 April 2024

De ongelovige Thomas. 2e zondag van Pasen 2024

Vandaag lezen we het Evangelie van wat wel “de ongelovige Thomas” wordt genoemd, en dat is om meerdere redenen een heel interessant verhaal. Op de eerste plaats denk ik, zullen heel veel mensen zich in Thomas herkennen. Hoeveel moeite hebben velen van ons niet om te geloven in de verrijzenis, zonder zelf gezien te hebben. Het is toch ook een zo groot en onvoorstelbaar wonder; we willen wel, maar als we eerlijk zijn is er iets in ons dat zegt; “het kan niet!” Slimme theologen hebben allerlei constructies bedacht om het voor een gewoon mensenverstand aannemelijk te maken, maar ja, als je die dan gelooft, dan is er destijds eigenlijk helemaal niets bijzonders gebeurd! De wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging was gewoon een hele efficiënte manier van -samen delen-. Het lopen over het water was gewoon in een ondiep stuk van het meer, of er lagen stenen waar Jezus over liep. De storm die plotseling ging liggen, dat was toeval; dat gebeurt wel vaker rond het meer van Galilea. De verrijzenis is slechts een wensdroom van zijn leerlingen. Zij voelen zich zo verbonden met Jezus, dat zij het gevoel hebben dat Hij niet echt dood is. Zoals wij dat ook van een dierbare overledene kunnen zeggen; “Het is net of hij of zij er nog is!” En voor de leerlingen gold dat dan in hele sterke mate. Allemaal helemaal niet zo buitengewoon dus. Maar als het dan allemaal niet zo buitengewoon geweest is, dan vraag ik mij toch af waarom we het er 2000 jaar later, in de hele wereld, nog steeds over hebben.

Afijn, bij onze aarzeling om maar eenvoudigweg te geloven bevinden wij ons in elk geval in goed gezelschap, tenminste als je de leerlingen van Jezus goed gezelschap mag noemen. Zij hebben er allemaal moeite mee om te geloven. Het begint al bij Petrus als Jezus nog leeft en Hij zijn lijden, sterven en verrijzen aankondigt. Petrus reageert alleen op lijden en sterven. Dat Jezus zegt dat Hij ook zal verrijzen, dat komt schijnbaar helemaal niet binnen! En als Jezus dan verrezen is, en ze zien het lege graf, ook dan gaat er bij hen geen lichtje op, in de zin van: “Ach ja, dat had Hij toch ook gezegd: dat Hij zou verrijzen!” Als Maria zegt Hem gezien te hebben, noemen ze het beuzelpraat. Als Hij aan twee anderen verschijnt, die daarvan vertellen, worden zij niet geloofd. En als Jezus tenslotte aan de elf verschijnt, maakt Hij hen een verwijt, dat ze geen geloof aan hen geschonken hebben. Dat kunnen we lezen in het Evangelie van Marcus.

En vandaag in het Evangelie van Johannes zien we dat de leerlingen zich als angsthazen opgesloten hebben. Niks verrijzenisgeloof. Angst en beven voor de Romeinen en de Farizëen dat ze ook achter hen aan zullen komen. En dan staat Jezus ineens in hun midden. En niet zomaar als een nieuwe mens, maar mèt de wonden van de kruisdood duidelijk zichtbaar. Het lijden is overwonnen, maar het is wel een realiteit. Zo is ook het leven van een christen geen gegarandeerd feest van rozengeur en maneschijn, geen onrealistische “flower power”. Christen zijn betekent ook een kruis dragen. Ieder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid. Maar wij mogen de ellende om ons heen niet verdoezelen met een mooie droom over God en de hemel waar het allemaal wel goed komt. En ook de pijn en het verdriet in ons eigen leven moeten we niet wegmoffelen maar aankijken. Realistisch. Maar Jezus leert ons ook dat het nooit hopeloos is.

Maar het tonen van de kruiswonden heeft nog meer betekenis. Het toont de ultieme barmhartigheid van onze God tegenover onze zonden. Want al hebben wij zelf Jezus niet gekruisigd, dagelijks slaan wij kleine spijkertjes in de levens van andere mensen. En de wonden van de verrezen Christus, laten ons zien hoe groot de barmhartigheid van onze God is. “Vrede, zij u” en nog eens “vrede zij u”. Niets van het  verwijt dat toch zo voor de hand zou liggen; “Mooie vrienden zijn jullie, je hebt mij mooi in de steek gelaten” Nee. “Vrede zij u”.

En dan onze ongelovige Thomas. Zoals ik net al heb laten zien is de ongelovige Thomas echt niet veel minder gelovig dan de rest. Geen van allen immers hebben ze geloofd op het woord van een ander. Pas hier, als Jezus zelf  voor hen staat, dan dringt het door en maakt de diepe angst plaats voor grote vreugde; zoals het Evangelie vertelt. Thomas gaat om precies dezelfde reden geloven als al die anderen; als hij Hem zelf ziet. Er is nog wel één kolossaal verschil. Tot nu toe heeft men Jezus voor van alles aangezien; voor een profeet, voor de Messias, of Hij werd ook wel de Mensenzoon genoemd. Maar hier, deze Thomas is de eerste die het ronduit belijdt; “Mijn Heer en mijn God”. Thomas is de eerste die tot de conclusie komt, dat het allemaal geen vrome dromerij is geweest waar ze mee bezig waren, maar dat in Jezus, God werkelijk zelf naar ons is toegekomen. De reactie van Jezus op de uitroep van Thomas zouden we kunnen zien als een licht verwijt aan hem; “Zalig zij die niet gezien en toch geloofd hebben”. Dat moge zo zijn, maar de boodschap is toch vooral aan ons gericht. “Zalig zij die niet gezien en toch geloofd hebben”. Laten we dat elkaar toewensen, dat we steeds meer mogen groeien in die overtuiging van de onbegrensde liefde van God voor ons. Want dan niet lijfelijk meer onder ons; die Liefde van “in den beginne”, die is, die was en die zal zijn. Daar heeft Jezus niets aan veranderd maar Hij heeft haar zichtbaar gemaakt voor degenen die willen zien. Amen.

 

 

 

 

 

1 April 2024

"Waar was jij....." 2e Paasdag 2024

Vanaf Palmzondag hebben we een aantal indrukwekkende vieringen meegemaakt, met toch wel als hoogtepunt; de Paaswake. Ik las van de week ergens iets in de krant over een “versteende kerk”. Nou, dan hadden ze hier eens bij de Paaswake moeten zijn; Alles rond het belangrijkste thema van ons mensenleven; alles rond het leven zelf. 

Wat geloof je over het leven en wat is dat “geloven?” Gisteren sprak de pastoor al duidelijke taal over wat geloof te weeg brengt en belangrijk; ook dat geloof in de verrijzenis bepaald geen vanzelfsprekendheid is; toen niet en nu niet. Het is zeker nuttig om catechese te volgen, de Bijbel te lezen, enzovoorts, maar ècht tot geloof komen, dat blijft toch iets ongrijpbaars. Er zijn maar genoeg theologen en godsgeleerden, die wel een hoop weten, maar desondanks niet geloven. Mij komt het geloof zeker ook voor als een genadegave die je niet zelf maakt, maar die je krijgt van God; als je jezelf ervoor open stelt. En het is ook net zo gemakkelijk om te bewijzen dat God niet bestaat, als dat Hij wel bestaat. Maar dan spreken we over categorieën van het verstand. Dan gaat het om begrijpen. Dan gaat het om menselijke voorstellingen van wat wel en niet kan. Dan zien we één ding schromelijk over het hoofd; Dat voor God, alles mogelijk is. En dan haal ik graag nog eens die prachtige woorden aan, uit het boek Job. Het is het antwoord van God, als Job zich erover beklaagt dat God maar niet wil ingrijpen in zijn leven.  (Job. H. 38-39)

Toen begon God de Heer in storm en wind tot Job te spreken: “Wie waagt het daar met woordenkraam mijn bestel te verdoezelen? Weer je als een man, want Ik ga je vragen stellen, jij geeft bescheid. Waar was jij toen Ik de aarde begon te bouwen? Spreek op als je zoveel weet. Wie stelde het bestek vast - jij weet dat toch - wie bepaalde de maten? Waarop werden haar zuilen afgezonken? Wie plaatste de sokkels? Waar was je toen de zee haar poorten beukte, onstuimig los wilde breken uit de moederschoot, toen Ik haar kleedde in wolken en hulde in windsels van morgenslierten, toen Ik haar paal en perk stelde, de poort vergrendelde en zei: tot hier en niet verder, hier breken uw trotse golven? Ben jij doorgedrongen tot de bronnen van de zee, heb jij rondgewandeld in de onpeilbare diepten van de oceaan? Zijn de poorten van de dood toegankelijk voor jou, de poorten van de duisternis, heb jij die ooit gezien? Omvat jouw begrip heel de uitgestrektheid van deze wereld? Vertel op dan, als je er toch alles van weet. Waar is de weg naar de woonplaats van het licht? Waar houdt het duister zich op? Dan kun jij ze thuis brengen en hen wegwijs maken. Jij weet dat toch, zo lang geleden geboren, met zo'n enorm aantal jaren achter de rug. Ben jij op bezoek geweest in de schatkamers van de sneeuw, de schatkamers van de hagel, heb jij die ooit gezien? Wie groef een bedding voor de stromende regens, wie effende een pad voor de rollende donder om regen neer te gieten zelfs op een land zonder mensen, op de woestijn waar niemand woont, om wildernis en woestijn te drenken en zelfs daar fris groen te doen ontkiemen? Heeft de regen een vader? Van wie stammen de dauwdruppels? Uit welke schoot komt het ijs voort, wie is er moeder van de rijp die uit de hemel valt?  Kun jij de Plejaden intomen of Orion uit zijn ketenen bevrijden?  Kun jij de Hyaden op tijd naar buiten brengen, de Grote en de Kleine Beer mennen? Ken jij de wetten van de hemellichamen en leg jij die hier beneden vast? Als jij een bevel schreeuwt naar de wolken, stroomt dan de regen weldadig over je heen? Als jij de bliksem beveelt om te gaan, zegt die dan: 'Hier ben ik, Heer?' Wie draagt voedsel aan voor de raven wanneer hun jongen krijsen tot God fladderend van de honger? Stel jij vast wanneer de klipgeiten werpen en de reeën kalven?"   

De leerlingen krijgen aan het eind van het Evangelie de opdracht om gewoon terug te gaan naar het leven waar ze vandaan kwamen; in Galilea. Dáár, in het gewone leven van alledag, daar zouden ze Jezus zien, omdat ze vanaf de verrijzenis anders hadden leren kijken. Daarmee worden wij eigenlijk ook naar huis, naar ons eigen Galilea, gestuurd, na elke heilige mis; dat we door de ontmoeting met God in de Verrijzenis van Christus, anders naar de dingen gaan kijken, en daardoor anders, positiever in het leven komen te staan. Dat is ook de betekenis van het “Ite missa est”, aan het einde van de viering. Niet dat de mis is afgelopen, maar dat de missa, de “zending” is begonnen. Vanuit dood en verrijzenis van Christus, gezonden worden om anders in de wereld te gaan staan, zoals de leerlingen terug gezonden werden naar Galilea; als andere, nieuwe mensen. Amen.

Zalig Pasen!

17 Maart 2024

Over de zonde. 5e zondag Veertigdagentijd 2024

Een van de zaken in onze Kerk die ik tot voor kort minder waarderen kon, is haar veelvuldig spreken over de zonde. In de doopliturgie bijvoorbeeld komt 10 keer het woord zonde of schuld voor. En dat, och-arm, moeten die ouders dan aanhoren, over hun schattige babytje! Het laatste woord van de dagsluiting, het officiële avondgebed van onze Kerk is; “zondaars”. En daar mag je dan mee gaan  slapen. Een paar weken geleden sprak ik kap. Quinten daarover en die wist dat het in het latijn toch niet het laatste woord is. Maar dat is meer voor de specialisten.

Onlangs was ik op retraite en daar ben ik toch wat anders gaan denken. Wat willen wij als mens? Of met de oude catechismus: “Waartoe zijn wij op aarde?” De ouderen kennen het antwoord want dat moesten zij nog van buiten leren. “Wij zijn op aarde om hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn”. Dat is niet alleen omdat het in de catechismus staat, maar omdat iedere mens daar naar op zoek is; het hoogste geluk. En dat is dus volkomen legitiem want wij worden er ook in het Scheppingsverhaal al toe aangemoedigd; In de Nederlandse vertaling staat het er  wat armoeiig; “Gij moogt eten”; In het oorspronkelijke Hebreeuws staat het er veel uitbundiger; “Toe maar, eet maar! Geniet er van. Het is allemaal voor jullie”. Maar het hoogste geluk, is alleen het hoogste geluk als er geen einde aan komt. En laat dat nou de belofte zijn waarmee wij, christenen,  inderdaad mogen leven; “eeuwig leven, eeuwig geluk’! Er zit maar één “maar”aan, en dat is, dat wij in de juiste verhouding leven tot Degene die ons dit allemaal gegeven heeft; God onze Schepper en Vader. 

En de belangrijkste sta-in-de-weg voor die juiste verhouding met God, dat zijn onze zonden. Want in het zondigen keren wij ons juist af van God, in de zonde doen we nèt wat we eigenlijk niet willen. Daarom is het toch terecht dat de Kerk zich zo druk maakt over de zonde. De Kerk wil niets anders dan ons eeuwige geluk, dus; dat wij onze verhouding tot God in orde brengen, en dan is het logisch zij vooral datgene probeert aan te pakken wat daarbij in de weg staat. Waarom zijn we toch zo hypergevoelig als het over onze zonden gaat? Ik heb het zo vaak gehoord; “Biechten?’ Waar is dat voor nodig, ik doe niks verkeerd”. Maar hoogmoed is de aller gevaarlijkste zonde; daar is niets meer aan te doen. Nou zijn de meesten van ons natuurlijk geen notoire misdadigers, maar ik weet zeker dat ieder van ons dagelijks zondigt, in ieder geval  in het klein. Allerlei kleine onhebbelijkheden die bijna altijd het gevolg zijn van een bepaalde vorm van egoïsme. Egoïstische trekken die voortkomen uit het feit dat we menen niet genoeg te hebben; dat alles wat God ons geeft, niet genoeg is; dat we dus onze relatie met God niet op orde hebben.

Grote zonden zetten grote krassen op onze ziel, kleine zonden, kleine krassen, maar het zijn allemaal beschadigingen. Nou, en hoe komen we dan van onze zonden af? Daar zijn twee mogelijkheden voor; De eerste is; door gewoon niet meer te zondigen. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Wellicht hebt u allemaal de ervaring dat u zich echt voorneemt om dit of dat niet meer te doen, terwijl u de eerste de beste keer dat het voorkomt, weer gewoon hetzelfde doet. Puur op eigen kracht valt het niet mee om verkeerde gewoonten af te leren. Wat dan beter helpt is; God zoeken. Gewoon meer bidden; dat wil zeggen; geen gebedje afraffelen, maar echt God vragen om je te helpen niet meer te zondigen. En ook volharden in dat gebed. Niet te gauw afhaken als niet onmiddellijk gebeurt wat je vraagt. Want dat zou al te gemakkelijk zijn. Dan waren we morgen allemaal heilig. Door op een positieve manier het contact met God te zoeken, hoef je niet meer met alle macht tegen je zondigheid te vechten maar smelt de behoefte om verkeerde wegen te gaan als vanzelf. 

Een andere mogelijkheid om van het gewicht van de zonden af te komen, dat is de Biecht ofwel het Sacrament van Verzoening. Het prachtige woord zelf zegt al hoe mooi het is; Verzoening. Verzoening met God en jezelf; Kusje erop! Grijp die mogelijkheid toch met beide handen aan, zou ik willen zeggen! Wat is er mooier? Wat draagt meer bij tot je persoonlijke geluk dan dat je openlijk uitkomt voor het feit dat je maar een mens bent en te zwak om in alle situaties te doen wat je zou moeten doen? Hoe heerlijk is het niet om met een schone lei te beginnen en van jezelf te mogen toegeven; “Ja, ik zit er vaak langs, maar ik ben een mens, ik mag een mens zijn en God doet het met deze mens zo gebroken en zwak als ik ben”.

Niet te gemakkelijk denken; “Ach ik doe toch niet zoveel verkeerd, daar hoef je toch niet voor te biechten?” Elk krasje is er één. En als je met grote schuld rondloopt, zo groot dat je het eigenlijk niet durft te zeggen….; des te belangrijker om daar vanaf te komen! Doe het! Want Christus is niet gekomen voor de gezonden maar voor de zieken? Hij is er niet om ons te oordelen, maar om ons te redden. Verzoenen. Kusje erop. In Zijn spoor is ook de Kerk er niet om te oordelen, maar om te genezen. Om onze relatie met God te herstellen, opdat wij hier en in het hiernamaals gelukkig zouden zijn.

Nog heel even iets over de lezingen; we horen Jeremia spreken over een nieuw verbond dat in het hart van de mensen gegrift zou staan. De zoveelste poging van God uit, om een verbond met ons te sluiten; Hij sloot er al een met Abraham, met Mozes en opnieuw met David. Dat ging vaak gepaard met offerdieren en bloed dat “leven” betekent. Bij het Loofhuttenfeest sprenkelen de joden de helft van het bloed van een offerdier over het altaar en de rest over het volk, als teken van een bloedband tussen God en mens. Hier, in de Eucharistie hebben wij dat nieuwe en laatste verbond waarover Jeremia spreekt. Geen vlees van een offerdier en bloed dat over de mensen heen gesprenkeld wordt, maar lichaam en bloed van God zelf, dat  wij mogen eten en drinken. Inniger contact met Hem is onmogelijk! Mogen wij toch ooit doordringen tot de volledige diepte van dit grote geschenk; God die ons leven geeft, God die ons zichzelf geeft. Amen.