Als we op zoek gaan naar gelovig leven en we slaan daartoe de Bijbel open, dan zien we dat er bij elke mens die gelovig is drie sleutelelementen te onderscheiden zijn. Ten eerste begint het altijd met het doorbreken, het binnenkomen van de genade. Een indrukwekkende gebeurtenis in iemands leven, geboorte, overlijden, op het nippertje gered worden uit een situatie, genezing van een ziekte of gewoon een overweldigende ervaring in de natuur, dat kunnen allemaal aanleidingen zijn waardoor de genade binnen kan komen, anders gezegd; die ons iets van Godsbesef doen ervaren. Het tweede, wat daarop volgt is het besef van eigen nietigheid en oneindig tekort schieten ten opzichte van die door God gegeven genade. Zondebesef en bekering. En het derde wat je bij elk bekeringsverhaal in de Bijbel ziet, is dat deze gelovigen zich gezonden weten. Zij willen of mogen hun godsgeluk niet voor zichzelf houden maar voelen zich geroepen om het verder te vertellen; te missioneren.
Zowel in de eerste lezing als in het Evangelie van vandaag vinden we die elementen dan ook terug. In zijn visioen spreekt Jesaja van een overweldigende ervaring. Voor ons een wat vreemd verhaal, voor Jesaja zelf waarschijnlijk ook, maar het is in elk geval een moment waarin de genade van God hem overrompelt. En het gebeurt in het sterfjaar van koning Uzziahu. Dat is een belangrijk detail waarmee gezegd wil zijn dat het niet zomaar een vaag iets is, maar dat mensen vaak precies kunnen aanwijzen waar, wanneer en waardoor het was dat zij door God gegrepen werden. “Wee mij, ik ben verloren”. Ook Jesaja erkent zijn eigen kleinheid en zondigheid tegenover die genadevolle God. “Ik heb onreine lippen”. “Ik ben zondig”. Hoe meer licht er op een zaak schijnt, des te beter zie je de verontreiniging. Zo gaat het met alle heiligen; hoe meer zij getroffen worden door het licht van Gods genade hoe meer zij beseffen hoe klein en zondig ze eigenlijk zijn ten opzichte van de Schepper. God kan ook niets met hoogmoedige, zelfgenoegzame mensen. Die hebben God niet nodig, die hebben genoeg aan zichzelf; denken ze.
Maar God schept er geen behagen in om de mens neer te drukken in zijn zondigheid. Hij zuivert de onreine lippen van Jesaja met een gloeiende kool, en nu, met die geweldige Godservaring, bevrijd van zijn zondigheid, biedt Hij zich spontaan aan bij God om zijn woord onder de mensen te verspreiden. “Wie moet ik zenden?” “Hier ben ik heer, zend mij”. Genade, besef van zondigheid, zending.  
In het Evangelie zien we een parallel aan dit verhaal. De vissers zwoegen tevergeefs, ze hebben niets gevangen en ze geloven ook niet dat er nog iets zit. Dan bezorgt Jezus hun die overrompelende ervaring van een massa vissen, die Petrus ertoe brengt op zijn knieën voor Jezus neer te vallen en zijn kleinheid zijn zondigheid te belijden. Alleen al dat gebaar betekent voor Jezus dat Petrus zijn plek ten opzichte van God kent en juist daarom wordt hij door Jezus gezonden om namens Hem te spreken en voortaan mensen in plaats van vissen te vangen. Genade, besef van kleinheid of zondigheid, zending.
Hebben wij hier ook nog iets mee van doen? Hebben wij ooit serafs gezien of wonderbaarlijke visvangsten? Met andere woorden; Hebben wij ooit een Godservaring gehad? Wellicht wel, misschien niet zo spectaculair, maar toch zal zeker iemand van u wel kunnen vertellen wat er op zijn of haar levensweg gebeurd is dat je een beslissende Godservaring zou willen noemen. Ik in elk geval wel. Het is eigenlijk een heel lang verhaal, maar ik zal het heel kort vertellen. Rond mijn 25ste zat ik in een existentiële crisis. Wie ben ik? Wat moet ik? Waarvoor doe ik het allemaal en wat heeft het voor zin? Er was die dag veel gebeurd waardoor ik mij afgewezen voelde door de collega’s op mijn werk en ik had al niet zo’n hoge pet van mezelf op, dus ik zat er helemaal doorheen. Terwijl de tranen langs mijn wangen liepen, startte ik mijn auto om naar huis te gaan en het cassettebandje dat nog opstond sloeg meteen aan. En snoeihard klonk het lied van ene Peter Schneider; “I’ ll never let you go, cause I love you so” “Ik laat je nooit los, want Ik hou zoveel van je”. Gewoon het zoveelste liefdesliedje maar bij mij sloeg dat die dag in als een bom. Ik kan u precies aanwijzen waar dat gebeurt is. Voor mij was dit de stem van God. Precies op het juiste moment. Het heeft mijn hele leven veranderd. Waar ik bijvoorbeeld eerst geen gezin aandurfde, hebben wij nu vier kinderen. (en ben ik inmiddels ook nog drie keer opa). Want vanaf die Godsontmoeting weet ik het zeker; “Ik hoef nergens meer bang voor te zijn. Want als ik ooit nog eens in zo’n situatie van totale verlatenheid terecht kom, dan zal Hij ook daar weer zijn om mij op te vangen”.
Het voorval heeft mij ook in de richting van het diakenschap gestuurd, want natuurlijk doe je voortaan niets liever dan getuigen van het grote wonder dat je overkomen is. Dat gun je iedereen. 
“Heilig, heilig, heilig, God der hemelse machten”, roepen de serafs Jesaja toe in de eerste lezing. Heilig, heilig, heilig, God der hemelse machten” zingen wij elke keer opnieuw als we beginnen aan het grote bruiloftsmaal. Wat een genade dat wij dit hier zo samen mogen vieren! Keer op keer. Amen.
			
		
		
				De vieringen van dit weekend, de lezingen, het doopsel van Jezus, zij  bieden vandaag meer dan genoeg voeding voor een hele lange preek. Niettemin zal ik het zo kort mogelijk houden. Ik wil eerst iets zeggen over het woord “conservatief”.  Voor de meeste mensen heeft “conservatisme”een bijzonder negatieve klank. Ook het woordenboek van van Dale, spreekt van “gericht zijn op het behoud van de bestaande maatschappelijke toestanden”. En over een conservator is men niet veel positiever;  een conservator is de beheerder van een museum. Niets over de minutieuze waakzaamheid die hij aan de dag moet leggen  om de waardevolle kunstwerken te beschermen tegen allerlei invloeden waardoor ze beschadigd zouden kunnen raken.  Ja, conservatief betekent inderdaad “behoudend”. En ja, je kunt alles alleen maar blijven doen omdat het altijd zo geweest is. Maar je kunt ook dingen hetzelfde houden omdat ze gewoon goed zijn. Grootmoeders soep is toch niet te evenaren? En “Pizza di mamma”, die moet je hebben.
Maar progressief zijn, dat is het adagio vandaag de dag. “Alles moet anders, niets mag blijven zoals het is”.  En het is natuurlijk geen van beiden waar. Conservatief moet je wel degelijk zijn. Niet ten opzichte van alles, maar wel  ten aanzien van de dingen die nou eenmaal gewoon goed zijn. Progressief moet je zeker zijn, ook niet ten opzicht van alles, maar wel ten aanzien van die dingen die beter zouden kunnen. En in onze tijd waarin de wereld de progressie heilig verklaard lijkt te hebben; -letterlijk alles moet op de schop-, heeft de Kerk inderdaad een wat conservatief, een wat behoudend karakter. “Ho, ho, niet alles overboord gooien wat goed is”.
En dat is waar ik naar toe wil. Want in die geest mogen wij steeds meer jonge mensen ontmoeten die dat gaan inzien. “Ja, ja, experimenteren, verandering, zelf de dingen bepalen, de verworvenheden van de vrije samenleving, allemaal prima, maar is alles dan vloeibaar, is er helemaal geen vaste grond meer onder onze voeten?” En dan vinden zij die “conservatief” genoemde  katholieke Kerk in Oss. Dan zien zij daar een oprechte  eerbied voor Iets wat eigenlijk onzichtbaar is. Dan zien zij daar een groep mensen bij elkaar die conservatief is; positief conservatief ten aanzien van het zicht op eeuwig leven. Want dat is wat wij hier proberen te doen; wij proberen het zicht op eeuwig leven bij God onze Vader, te conserveren, te behouden; voor onszelf en voor komende generaties. En dan is het  hartverwarmend om zo af en toe te mogen ervaren dat er jonge mensen zijn die dat kennelijk begrijpen. 
Zij hebben het zojuist bij hun binnenkomst geantwoord op de vragen van de pastoor; Wat vragen jullie van de Kerk?               Het geloof.  Welke waarborg schenkt het geloof jullie?            Het eeuwige leven. Zij vragen aan ons om het opleidingstraject in te mogen gaan dat zal leiden tot het Heilig Doopsel, dat inderdaad de deur is naar eeuwig leven. En het feit dat zij dit doen in volledige vrijheid, niet, -zoals vroeger misschien vaak- omdat het moet, of omdat het nou eenmaal zo hoort, -daar hebben zij geen weet van- maar omdat zij zelf op zoek zijn naar waarheid in liefde. Het zijn er geen honderden. Het zijn er maar vier, maar het zijn er vier en zij zijn mogelijk de voorlopers voor een hele lange stoet volgelingen; zeker in de mate dat zij in oprechtheid kunnen getuigen van de weg die zij gaan in eenheid met de “conservatieve Kerk”.   En het is iets wat tot nadenken moet stemmen als drie van de vier kandidaten voor het catechumenaat, zoals dat proces officieel heet, als drie van de vier kandidaten zich vooral aangesproken voelen door de zogenaamde ”tridentijnse ritus”. Dat vraagt mogelijk ook enige uitleg.
Tot het Tweede Vaticaans concilie bestond de kerkelijke liturgie uit een ritus –een manier van vieren- die terug te voeren is naar concilie van Trente dat plaatsvond in de 16e eeuw. Meest in het oog springend daarbij was dat de priester de mis opdroeg met zijn gezicht naar het hoogaltaar en dat de hele mis opgedragen werd in het latijn. Die vorm had zijn sterke kanten; het mysterie dat God nou eenmaal is, kwam beter tot uitdrukking omdat de hele vorm van de liturgie iets mysterieus had. Het had ook zijn minder sterke kanten,  bijvoorbeeld dat het neigde naar een heel sterk individualistisch bezig zijn. De priester stond daar in de verte, met de rug naar het volk onverstaanbaar te bidden en iedereen was in eigen gebed verzonken. Deze manier van doen heeft toch bijna 500 jaar haar duidelijke betekenis gehad.
Bij het Tweede Vaticaans concilie vond men dat het anders moest. Niet alleen het mystieke, niet alleen de aanwezigheid van God moest benadrukt worden, ook de mensen, de gemeenschap van gelovigen moest actiever betrokken worden bij het gebeuren. Gewone gelovigen kregen dan ook een taak in de mis als lector. De taal werd de verstaanbare landstaal en misschien wel het meest in het oog springend; de priester draaide zich om, het altaar werd een heel eind de kerk in geschoven en het werd meer iets van “wij samen”. Dat element van “wij samen”, dreigt nu weer een beetje door te slaan, want in nogal wat kerken meent men dat men op een soort democratische manier, kan gaan vaststellen “wat wij vandaag samen eens van de mis zullen maken”. Terwijl de officiële Kerk dáár toch altijd heel duidelijk in is gebleven; Christus immers is dezelfde, gisteren, vandaag en altijd en Hij wordt vertegenwoordigd door daartoe aangestelde, gewijde, celibataire priesters. Dienovereenkomstig heeft onze moeder de Kerk met grote zorgvuldigheid vastgesteld wat wij hier op het priesterkoor te doen en te laten hebben. Dat is een positieve vorm van conservatisme; als een conservator, met grote zorg behouden wat ten ene male goed is. Paus Benedictus heeft ingezien dat de veranderingen van het Vaticaans concilie weliswaar goed waren, maar hij heeft ook gezien dat daarmee de oude ritus, waarin het goddelijk mysterie beter tastbaar is, niet ineens verkeerd zou kunnen zijn. Wij, hier in onze parochie zijn eigenlijk wel blij dat we een thuis mogen bieden aan beide vormen omdat ook wij aanvoelen dat beiden een eigen goed vertegenwoordigen.  
Wat God tegen Jezus zegt bij Zijn doop, mogen wij toch echt aannemen als was het tegen  ieder van ons gezegd, Tridentijn, Romein, zondaar of halve heilige; ’Gij zijt mijn zoon, mijn dochter, in u heb ik welbehagen”.  Niet wat wij horen of hoe wij vieren is tenslotte bepalend voor wie wij zijn in Gods ogen. Bepalend is ons persoonlijke antwoord op Zijn stem.  Amen.
			
		
		
				Als wij vandaag het feest van de heilige familie vieren, dan moeten we een beetje afstand nemen van de romantische waas, die toch altijd een beetje over het kerstfeest dreigt te hangen.  Als wij vooral menen te zien dat er in deze heilige familie geen spanningen waren, - de twaalfjarige puber Jezus gaat toch zo braaf met zijn pappa en mamma mee-, dan gaan we toch voorbij aan kern van het verhaal. Het gaat de schrijver van dit Evangelie, Lucas, er niet om, te laten zien wat voor een zoet jongetje Jezus geweest is. Er is wel meer om te ontdekken. 
Allereerst kijken we naar de ouders. Die gaan ieder jaar bij gelegenheid van het paasfeest naar Jerusalem, naar de tempel, naar God. Dat is niet zomaar een toevallige mededeling, daarmee wil gezegd zijn wat voor een opvoeding Jezus heeft gekregen. “Ieder jaar met zijn ouders naar de tempel in Jerusalem”. En dan zullen sommigen zich wellicht afvragen; “Had Jezus dan een opvoeding nodig? Hij was toch God en God hoeft zich toch niet te laten opvoeden!? En met die vraag zitten we midden in een groot theologische probleem dat door de tijden heen in de Kerk gespeeld heeft; Jezus die God en mens tegelijk is. Dat gaat ons voorstellingsvermogen te boven. Ons begrip kan wel bevatten dat het het één of het ander is, maar dat Jezus God en mens tegelijk is, dat is voor ons mensenverstand eigenlijk maar heel moeilijk te vatten.
Toch hebben we van de week de menswording van God gevierd in de geboorte van Jezus. Mens- wording. God is dus geen God gebleven in een mensenpakje! God is mens geworden en heeft dus ook een opvoeding gehad. O.a. in het Evangelie van vandaag  zien we dat Jezus zich laat vormen door het geloof van zijn ouders, de joodse godsdienst en traditie; heel indringend zelfs, want zo staat er duidelijk in het Evangelie; “Hij luisterde en stelde vragen aan de leraren in de tempel”. Jezus zat dus niet zomaar wat te luisteren. Hij deed actief mee, vroeg dóór en ging in gesprek met mensen die verstand van zaken hadden.
En daarmee kom ik op een tweede thema dat zou willen bespreken. Ik geloof dat het mrg. Bluyssen was die in de roerige 60-er jaren het “eigen geweten” onder het stof vandaan gehaald heeft in de Nederlandse kerk. Dat woord viel in vruchtbare grond. Wellicht terecht, in die tijd, waarin de Kerk door velen vooral ervaren werd als bazig en betuttelend, maar uiteindelijk heeft het toch een dramatische uitwerking gehad.  Velen hebben dat woord “eigen geweten” omarmd en het uitgelegd als een kerkelijke goedkeuring voor alles waarvan men zelf vond dat het wel goed was. “Als het voor jouw geweten goed voelt, dan is het goed”. Maar een “een goed gevoel” is iets anders dan “goed geweten”. Een goed geweten heeft vorming nodig, dat was zelfs bij Jezus zo en dan zal het toch zeker ook bij ons zo zijn.
Natuurlijk liggen er veel stokken klaar om mee te slaan, als ik durf te zeggen dat onze Kerk het beste instituut is om die vorming te bieden. Maar de misstappen van enkelen, of van mijn part velen, mogen de schat in de akker niet verduisteren. Want hoe je het ook wendt of keert, een Godsgeschiedenis van 5000 jaar, moet toch een geweldige schat aan menselijke wijsheid en ervaring met zich mee dragen! 5000 Jaar geschiedenis waarin mensen zich bezig gehouden hebben met die ene vraag; de vraag naar het hoogst mogelijke geluk; God die liefde is. Menselijke ervaring met God die liefde is!
Maar willen wij ons laten vormen in wat èchte Liefde is? Willen wij weten hoe God ons bedoeld heeft, niet alleen door te luisteren, maar ook door actief vragen te stellen aan onze Kerk? Ik kom, bijvoorbeeld bij de doopvoorbereiding vaak jonge mensen tegen, die denken alles wel te weten, terwijl ze eigenlijk gewoon helemaal niets weten. En zo gaat het trouwens met alles wat wij leren. Door iets te leren kom je er pas achter wat je allemaal niet weet. Als je iemand piano ziet spelen, dan ziet er dat niet eens zo moeilijk uit, een beetje op de goeie toetsen drukken. Dan kun je denken; “dat zal ik ook eens gaan doen”. Maar dan kom je er stap voor stap achter wat er allemaal voor nodig is om een echte pianist te worden. Tegen de tijd dat je dan behoorlijk piano speelt, zie je zelf pas in dat je er eigenlijk nog maar weinig van kunt. Zo ook met ons geloof; op een afstandje, ach dan geloof je het allemaal wel, maar om ècht een goed christen te worden dat vraagt  inzet, dat vraagt gebed, dat vraagt oefening, doorzettingsvermogen, offers zelfs, soms. Dat gaat niet zomaar vanzelf. En het is wel nodig.
In deze tijd waarin alle richting zoek lijkt, moeten wij onze verantwoordelijkheid nemen en de schat in de akker, die ons geloof is, opgraven. Onze nek uitsteken, daar waar onze christelijke normen en waarden met voeten worden getreden. De onverwoestbare vreugde van een diep geloof nooit laten ondersneeuwen door de gekte van onze dagen. Beseffen wij voldoende de ernst van de zaak; Dat wij, dat onze generatie er zelf verantwoordelijk voor is of onze kinderen straks nog de kans krijgen om Jezus te leren kennen?
Leven uit Gods Liefde is een zegen die je iedereen zou gunnen. “Maar als het zout zijn kracht verliest, zegt Jezus, waarmee moet men dan zouten?” Amen.
			
		
		
				We hebben de langste nacht alweer achter de rug, vanaf nu gaan de dagen weer lengen en de winter strengen….zeggen ze er vaak bij.  Gisterenmorgen om tien voor half elf  heeft de winterzonnewende plaats gehad. Altijd een gedenkwaardig moment toch als het licht weer terug komt.  Hier brandt inmiddels de 4e kaars. We zijn zoetjesaan klaar voor de dagen, dat we de komst van het echte licht gaan vieren. Het licht van Christus, zoals we met Pasen zingen.
Je hoort nogal eens zeggen dat de Bijbel vooral een mannenboek is en in zekere zin klopt dat ook wel. De meeste  Bijbelwoorden  gaan over mannen, of zijn van mannen. Zo waren op de eerste drie zondagen van de Advent Jezus, Jesaja en Johannes de Doper aan het woord. Belangrijke woorden, oproep tot omkeer, waarschuwingen aan het mensengeslacht, enzovoorts. Maar hoe anders gaat het er vandaag aan toe! Een eenvoudige, maar bijzonder vreugdevolle ontmoeting tussen twee vrouwen. Twee zwangere vrouwen. Allebei zwanger trouwens, op een manier, die menselijk gezien voor onmogelijk gehouden wordt. Maar deze twee vrouwen weten het zeker; zij hebben geloofd in wat “hen van Godswege gezegd is”.
Mannen mogen dan de meeste woorden van de Bijbel voor zich opeisen;  daar waar echt iets nieuws moet gebeuren, daar zijn het toch vaak de vrouwen die aan de basis staan. Meestal niet met zoveel woorden, maar meer met daden. Vaak daden van verbluffende eenvoud. Maria doet eigenlijk helemaal niets,… helemaal niets anders dan haar hart openstellen voor God.
Als je trouwens in Jezus’ tijd in Nazareth een vrouw zou zoeken die Maria heette, dan zou je er geen vinden.  Die naam kwam daar niet voor. Maria is een vergrieksing van het hebreeuwse Mirjam. En die naam, Mirjam, die zijn we al eerder tegengekomen; óók op een keerpunt in de geschiedenis van het Godsvolk. Mirjam was de zus van Mozes, die hem uit de Nijl heeft gered. En daarmee heeft deze eerste Mirjam aan de basis gestaan van de redding van haar volk uit de slavernij van Egypte.  Hier staat weer een vrouw op zo’n allesbeslissend moment; Opnieuw een Mirjam dus, Maria; met haar overgave aan de stem van God heeft zij aan de basis gestaan van onze definitieve redding; bevrijding uit een andere slavernij; de slavernij van zonde en dood.
Als wij, mensen in 2024 terugkijken op die hele geschiedenis dan nijgen wij te geloven dat het allemaal wel helder is. Natuurlijk waren Maria en Elisabeth zo blij. Zij wisten immers precies wat er allemaal ging gebeuren. Dat was hen aangezegd want dat staat toch allemaal in de Bijbel. Maar ik geloof niet dat God vandaag zo anders met mensen omgaat dan toen en Maria had geen Bijbel, tenminste niet die van ons. Maria had niet meer dan haar geloof, een diep geworteld vertrouwen dat het goed was, wat God met haar deed. Maar voor de rest snapte ze die vreemde boodschap van de engel niet en ook kende ze die Jezus niet, die uit haar geboren zou worden. Als we later horen dat ze Hem kwijt is, blijkt ze ook niet te begrijpen wat Hij allemaal aan het doen is, maar dat ze alles wat ze hoort en ziet eenvoudig bewaart in haar hart. “Mij geschiede naar uw woord.”.. dat had ze gezegd en in die overgave leefde ze verder met die vreemde Jezus.
Dus als wij ons zouden afvragen wat wij, anno 2024 met die oude verhalen over Maria en Jozef en Jezus kunnen, dan is dat het antwoord. Vrijuit leven, in het vertrouwen dat God met ieder van ons, een weg gaat waar we op kunnen vertrouwen en dat God iedere dag een nieuw begin met ons kan maken. Tenminste als wij, net als Maria en Elisabeth, ons hart open stellen voor het woord van God. Abraham werd op zijn 80 ste pas vader. Elisabeth werd moeder op een moment dat het helemaal niet meer kon. Maria snapte er ook niets van; “Hoe zal het geschieden daar ik geen man beken?” Maar het besef dat voor God niets onmogelijk is, brengt haar toch tot die overgave; “Mij geschiede naar uw woord”. 
“Ave Maria” zingt de Engel dan. Is het u ooit opgevallen dat je, als je Ave omkeert, dat je dan de naam van Eva hebt?  Is het misschien niet alleen een omkering van naam, maar ook een omkering van houding? Waar Eva recht tegen Gods bedoelingen inging, geeft de nieuwe Eva, Maria zich juist totaal aan Hem over. “Mij geschiede naar uw woord”. Elisabeth prijst Maria omdat zij, zoals het Evangelie in de laatste zin zegt; “geloofd heeft dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is.”  
“Geloven dat tot vervulling zal komen wat ons vanwege de Heer gezegd is”, Moge ook ons dat gegeven zijn; te geloven wat ons vanwege de Heer Jezus gezegd is; En wat is dat dan? Wat heeft Jezus gezegd?  “Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven”. Menselijk gesproken net zo onmogelijk als een kindje krijgen zonder man. Edoch; voor God is niets onmogelijk!  Amen.