Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

2 Januari 2021

"A star is born". Openbaring van de Heer. 2021

Openbaring des Heren Jes. 60,1-6, Ef. 3,2-3a.5-6 Mt. 2,1-12

Voor de oosterse christenen verloopt de openbaring van Jezus Christus, die we vandaag vieren, langs drie gebeurtenissen of feesten; Als eerste  de erkenning van het Kind door de wijzen uit het oosten (wat we vandaag vieren), als tweede de doop van Jezus in de Jordaan en tenslotte Zijn eerste wonder; het wijnwonder op de bruiloft van Kana. Wij vieren vandaag de eerste van de drie, in de volksmond -3 koningen- genoemd. Het is een mooi verhaal dat door de eeuwen heen de fantasie behoorlijk geprikkeld heeft. Terwijl wij spreken over 3 koningen, wordt nergens in het Evangelie gezegd dat het er 3 waren. Evenmin dat het koningen waren. Ook hun drie namen Melchior, Caspar en Balthasar kom je in het Evangelie nergens tegen. Sommigen menen zelfs dat hun leeftijden ergens aan af te leiden zijn. Het lijken mij allemaal details die er niet echt toe doen. Het gaat om de boodschap die met dit verhaal wil worden uit-gezegd.En wat dat aangaat heb ik weer een mooie impuls gekregen van de Amerikaanse bisschop Robert Barron. Hij legt het verhaal van de drie koningen langs ons eigen onderweg zijn met God.  

De figuren die koningen genoemd worden zijn astronomen, astrologen, geleerde sterrenkijkers die in de sterren zoeken naar betekenis, zin en inhoud.Wij zouden zeggen dat ze op zoek zijn naar God. Zoals de heilige Edith Stein zegt; “zoek je de waarheid dan zoek je God”. Dat sterren kijken doen die wijzen heel serieus, heel aandachtig, elke nacht opnieuw, jaar in jaar uit, kijken en standen vergelijken, het is een levenstaak. En hoe doen wij dat? Hoeveel energie en hoeveel aandacht besteden wij aan het zoeken naar God? Wij hebben het vaak zo druk met van alles en nog wat dat zoiets nutteloos als ‘naar de sterren kijken’ er bij in schiet. Ook het beschouwen van ons leven in relatie tot de Ene ster?  

Afijn de wijzen zien de ster en gaan meteen op reis, ze komen in actie. Nu was reizen in die tijd een riskante onderneming zeker voor die wijzen die helemaal niet gewend waren om te reizen. Maar nu twijfelen ze geen moment; ze gaan meteen op weg. En hoe is dat met ons? In hoeverre brengen wij de moed op om te doen waarvan we eigenlijk wel weten dat we het zouden móéten doen? Komen wij echt in beweging als het nodig is? Met enthousiasme, omdat we de ene Ster hebben gezien, immers gedoopt als we zijn?   

Vervolgens stuiten de wijzen die op weg zijn naar het Licht op tegenstand; Herodus. “En dat”, zegt Robbert Barron, “is exemplarisch voor iedere mens die op weg is naar God”. Niet soms, niet vaak, maar altijd! Want de wereld probeert ons constant vast te houden en naar beneden te trekken. Het kwaad in en om ons heen, probeert ons opgaan naar God te dwarsbomen. Dat geldt gewoon voor ons mensen in alle aspecten van het leven, maar ik heb het zelf een keer heel duidelijk voor me gezien toen ik nog met alcohol –en drugsverslaafden werkte. Toen het een bepaalde persoon leek te gaan lukken, om van zijn verslaving af te komen, werd hem door zijn mede-patiënten het leven moeilijk gemaakt. En in een vrij weekend werd hij gestimuleerd om gewoon weer te gaan gebruiken. Immers, als het hem niet lukte, was dat een mooi excuus voor het eigen onvermogen. En zo werkt het echt; steeds als iemand de wil van God probeert te doen, roept dat weerstand op bij anderen, die dat niet willen, niet durven of niet kunnen. Dus schrik nooit van de weerstand die je tegenkomt; die móét je wel tegenkomen als je los probeert te komen van de zondigheid in onze wereld. Herodus staat hier symbool voor die weerstand.  

De wijzen passeren Herodes en vinden Jezus in de kribbe. Ze knielen ze voor Hem neer en bieden Hem geschenken aan; traditioneel uitgelegd als; goud omdat Hij koning is, wierook omdat Hij heilig is een mirre omdat Hij zal lijden. Maar je kunt er ook in algemene zin naar kijken; Wat geven ze aan het kindje Jezus? Ze geven het beste wat ze hebben. Niet alleen iets wat veel geld waard is, maar gewoon het beste wat ze hebben. Zo kun je weet hebben van de ster, misschien heb je de moed om op weg te gaan en overwin je de weerstanden die je tegenkomt. Maar dan, als je God gevonden hebt, geef je Hem dan ook het beste van wat je hebt? Of meet je op het beslissende moment de zaak toch nog af; wel wàt aan God geven, maar niet het beste van wat je te geven hebt? Het beste wat je te geven hebt, dat ben je natuurlijk zelf; met heel je hart, heel je ziel heel je verstand en heel je kracht. Hem liefhebben doorheen het leven wat je gekregen hebt, doorheen de mensen die je op je weg tegenkomt. 

En tenslotte; de wijzen gaan langs een andere weg terug. Als je Christus eenmaal gevonden hebt, als je Zijn Licht eenmaal gezien hebt, dan kun je eenvoudigweg niet meer langs dezelfde weg terug,niet meer gewoon doorgaan waar je mee bezig was. Als God je geraakt heeft, dan kan je leven nooit meer hetzelfde zijn als voorheen. Hij laat je nooit meer los en jij laat Hem nooit meer los.

Mogen we zo het nieuw jaar in gaan. Dóórgaan in ons opgaan naar God, groeiend in geloof, toenemend in kracht. om tenslotte, net als de wijzen, het beste te geven wat we hebben. Amen.

27 December 2020

In geloof je weg gaan; Feest van de H. Familie. 2020

Gen. 15,1-6;21,1-3,  Hebr. 11,8.11-12.17-19 Lc. 2,22-40 

Gisteren op de feestdag van H. Stefanus, sloot de pastoor af met een kleine duiding van de inhoud van het feest. “Het feestelijke van vandaag is natuurlijk niet dat er iemand gestenigd is”, zei hij, “maar dat hij voor het gelóóf gestenigd is”. “Nou, dank je de koekoek” dacht ik, “dat maakt het inderdaad een stuk leuker, dat die diaken gestenigd is om zijn geloof!” Om met Maxima te spreken; “De pastoor was een beetje dom”. (….) Want het is natuurlijk een vreselijke schande dat er een diaken gestenigd wordt óók, en misschien nog wel méér, als dat om zijn geloof is. Het feestelijke eraan is, dat deze diaken zo’n sterke godsverbondenheid kende dat hij zich niet de mond liet snoeren, ook niet als hij dat met steniging moest bekopen. Daarmee geeft hij een onverwoestbaar getuigenis.

Maar vandaag hebben we weer een heel ander feest. We vieren vandaag de Heilige Familie. Als wij in, deze dagen na kerstmis, terugkijken op de kinderjaren van Jezus, dan lopen we het gevaar te blijven steken in een al te eenvoudig en romantisch beeld; Maria en Jozef wisten vanaf het begin dat ze met een heilig kind te doen hadden en hoefden zich dus geen zorgen te maken. Hij was immers de Zoon van God en Hij wist dus zelf goed wat Hij moest doen! Maar zo is het natuurlijk helemaal niet geweest. Dat kun je heel goed zien aan dat ene zinnetje midden in het Evangelie; “Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat er over dit kind gezegd werd”. Zoals gezegd, achteraf snappen wij de gang van dit kind misschien wel, maar zijn ouders, noch Jezus zelf wisten van te voren wat het betekende om Gods Zoon te zijn. Zelfs tot heel kort voor Zijn dood was Hij nog heftig in strijd met de Vader over het hoe en waarom van Zijn bittere einde.  Nee, Maria en Jozef ze zagen de tekenen, ze hoorden wat er van Hem gezegd werd, “maar ze verbaasden zich keer op keer en Maria bewaarde alles in haar hart”; zo staat er. En Maria en Jozef doen verder gewoon met Jezus wat elke vrome Jood deed; Zo goed mogelijk leven volgens hun geloof en de Wet die ze kenden. En ze wisten waar het goed voor was “dat toe-heiligen van de eerstgeborene van het mannelijk geslacht aan de Heer”. Ze kenden de betekenis van de tempel in Jerusalem die volgens de overlevering precies stond op de plek waar Abraham zijn enige zoon Isaak dacht te moeten offeren. Wat ze nog niet wisten was dat hun Zoon het geloof van die tempel niet zou overleven en echt geofferd zou worden. Maar ze blijven luisteren, ze blijven de dingen van het leven volgen in geloof. Ze geven Jezus mee wat ze zelf hebben geleerd aan wijsheid en waarheid vanuit hun geloof, maar ze laten Hem ook vrij om Zijn eigen weg gaan. Precies zoals Abraham. 

Bij lezing van het verhaal over het offer van Isaak gaan menig wenkbrauwen fronsen; “Wat een achterhaald en primitief gedoe met die mensenoffers!” Moet daar de kinderbescherming niet op af gestuurd worden? Maar wat nadere studie leert ons dat het hier gaat om één van de fraaiste staaltjes geloofsopvoeding uit de geschiedenis van de mensheid. Geloofsopvoeding voor allebei, zowel voor Abraham als voor Isaac; Abraham is een diepgelovige mens maar hij is zoekende. Moet hij, zoals dat in zijn volk gebeurde, ook zijn zoon aan de goden offeren? Want dat God het belangrijkste is van alles, dat wist hij wel. Maar wat is dat voor een God? Wat wil deze God van hem? Hoe kan Abraham het offeren van zijn enige zoon rijmen met de belofte van dezelfde God, dat zijn nakomelingen talrijker zullen zijn dan de zandkorrels aan de zee? Afijn, ik kan hier in deze vijf minuten geen complete studie geven maar Abraham leert rond dit offer dat hij alles over moet geven in de handen van God. Hij was al weggetrokken uit het land en uit zijn familie; alles wat hem bestaanszekerheid gaf. Dat was al en onbegrijpelijke stap. Maar moet hij nou ook nog alles wat hoop op toekomst geeft opofferen? In de drie dagen dat ze samen onderweg zijn wordt het Abraham duidelijk dat –aan God geven- niet betekent; vermoorden, maar vrij maken, vrij geven; zijn eigen eisen en verwachtingen ten aanzien van zijn kind loslaten en in Gods hand leggen. En tegelijk leert Isaak in dit hele proces van zijn vader dat gehoorzaamheid aan God van het allerhoogste belang is. Hij leert dat geloof niet iets is wat je er zo één keer in de week een beetje bij doet, maar dat het een allesbepalende levenshouding is; een zaak van leven en dood. Het is dan ook belangrijker om je kinderen te leren naar God te luisteren, dan naar jou als vader of moeder. Niet omdat jij als vader of moeder niet het goede voor zou hebben, maar omdat je erop vertrouwt dat wat God voor je kinderen in petto heeft, nog veel belangrijker en beter is, dan wat jij denkt.

Dat is ook de gang van het heilige gezin. De Amerikaanse bisschop Robert Barron, die ik al eerder aanhaalde zegt het zo; Een familie is niet zozeer heilig omdat de kinderen netjes hun ouders gehoorzamen, dat men aardig en behulpzaam is voor elkaar, dat er onderling vergeving is, dat er trouw is enzovoort. Dat zijn allemaal belangrijke dingen waaraan ook ongelovigen waarde hechten. Nee, wat een familie heilig maakt is dat zij buitengewone dingen kunnen doen, en doen, vanuit een ijzersterk vertrouwen op God. Zoals we ook lezen in de tweede lezing; Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roeping van God. Door geloof heeft Sara een onmogelijk geacht kind gekregen. Door het geloof heeft Abraham Isaak ten offer gebracht. En door het geloof heeft Abraham zijn zoon Isaak teruggekregen.  

Misschien ter illustratie iets over mijzelf. Ik ben, zoals men dat wel noemt “een paplepelkatholiek”. Het geloof is mij met de paplepel ingegeven. Of beter gezegd, de gebruiken, de tradities van het geloof, zijn mij van kinds af aan bijgebracht. Want geloof, daadwerkelijk godsvertrouwen kun je niet zomaar doorgeven. Om echt tot geloof of tot godsvertrouwen te komen heb je voorbeelden nodig, maar daar ga je dan wel een persoonlijke, eigen weg mee. Je kunt “gelovig leven” niet zomaar nadoen. Afijn, voordat ik tot dat verinnerlijkte geloof kwam had ik de stellige overtuiging dat ik geen kinderen op deze wereld zou zetten. “Er lijden al te veel mensen honger op deze wereld en als ik per sé een kind wil, dan haal ik er wel een uit Afrika”; zo dacht ik. Na jaren van vallen en opstaan ben ik dus tot dat innerlijke godsvertrouwen gekomen en vanaf dat moment dacht ik; “Als God mens en wereld zo geschapen heeft en het gevolg van de liefde tussen mijn vrouw en mij zou zijn dat er een kind geboren wordt, wie ben ik dan om het tegen te houden?” En “vier kinderen, waar begin je in deze tijd aan!!?”; werd ons voorgehouden. In Godsvertrouwen je weg gaan en het komt goed! Zelfs met vier… of meer kinderen. Dat wil niet zeggen dat er geen dingen gebeuren die je liever niet zou hebben, maar het wil zeggen dat je blijft vertrouwen; Je blijft vertrouwen omdat je zeker weet dat God uitkomst biedt. Niet de uitkomst die jij het liefste ziet misschien, maar wel uitkomst, ooit,…. in het beroerdste geval pas in het eeuwige leven bij Hem. Mogen wij zo groeien in het geloof; durven te getuigen met alles wat we waard zijn maar loslaten waar God kennelijk andere wegen voorzien heeft. Amen.

 

 

19 December 2020

Voor God is niets onmogelijk. 4e zondag Advent 2020

4e zondag van de advent; 2 Sam. 7,1-5.8b-11.16 Ps. 89 Rom. 16,25-27 Lc. 1,26-38

Vandaag wil ik twee fenomenen bespreken, waar ik  eigenlijk geen verstand van heb. Een weldenkend mens zegt dan; “doe dat dan maar niet”, maar ik hoop dat ik er,  -om met Jezus te spreken-, niet één ben van de “wijzen en verstandigen van deze wereld, maar van de kleinen die geloven”. Twee fenomenen dus die we vandaag in het Evangelie tegenkomen; Engelen en maagdelijke geboorte. We hebben het hier over de engel Gabriël die Maria komt vertellen dat ze moeder wordt van de Zoon van God. “So what, dat hebben we al zo vaak gehoord”, zullen wij bijna onverschillig denken, maar ik kan u verzekeren dat Maria, zich kapot geschrokken is. Ik kom daar straks op terug.

Eerst die engel. Wat is dat voor iets geks, een engel? Hierachter staan er een paar. Althans een paar beelden. Beelden van mannen of vrouwen met vleugels. Ook al zijn het hele mooie beelden; ik heb het er niet zo op. Nou gaat het natuurlijk niet over mijn voorkeuren, maar mijn reserve tegenover die engelenbeelden is duidelijk gefundeerd in de Bijbel. “Gij zult van de Heer uw God geen beeld maken”, luidt het tweede van de tien geboden in korte vorm. En als wij dan van God zelf geen beeld maken, maar wel van zijn naaste medewerkers, de engelen, dan begeven wij ons op glad ijs. Want hebt u ooit zo’n menselijk wezen met vleugels gezien? En als wij dat dan geen van allen ooit gezien hebben, betekent dat dan er geen engelen meer bestaan, of dat ze in elk geval niet onder ons zijn? Als wij nooit ergens dat akelige mannetje zien met die rooie kop met horens en een lange staart, betekent dat dan dat er geen duivelse krachten meer onder ons zijn? Nee, de beelden die wij ervan maken kunnen ons gemakkelijk op het verkeerde been zetten. Het woord “engel” betekent niets meer en niets minder dan “boodschapper”. En boodschappen van God worden niet zozeer overgebracht door mensachtigen met vleugels, maar ze komen van alle kanten op ons toe, dag in dag uit. Overal waar wij geraakt of gegrepen worden door iets of iemand op een manier die zich eigenlijk niet onder woorden laat brengen, zijn wij aangesproken door een engel. Dat kan een indrukwekkende zonsondergang zijn, dat kan de verwondering zijn over het uitbotten van een rozenknop, of een onzichtbaar virus, dat in staat is de hele wereld te ontregelen, de geboorte van een kindje enz. enz. enz. Het zijn allemaal boodschappen van God. In zekere zin is elke mens voor ons een engel, want elke mens is drager van een boodschap van God. Iedere mens heeft mij iets te vertellen, of hij of zij nou vitaal is en midden in het leven staat, of oud en versleten; een mens is een engel, want drager van een boodschap, want door God gewild. Overal waar iets onzegbaars inwerkt op het alledaagse, daar is sprake van een boodschap van God, ofwel van een engel; overal waar het hemelse het aardse raakt. Heel grappig in dit verband is om te zien hoe zich dit ook uitdrukt in de taal. Waar hemel en aarde elkaar raken, waar het horizontale geraakt wordt door het vertikale is sprake van een hoek. En het zal geen toeval zijn dat in het Duits in het Engels en in het Frans dat woord “hoek” vertaald wordt met der Angel, the angle of l’angle.  Maar engelen zijn er genoeg om ons heen. Het is meer een vraag of wij voldoende open staan voor hun boodschap.Wat Maria precies gezien heeft, dat weten we niet, ook al verbeelden wij de boodschapper steevast als een mens met vleugels. Trouwens, de naam van die engel bevestigt mijn verhaal van zojuist, want Gabriël betekent niets anders dan; “de kracht van God”. Nou, en dat die daar aan het werk is geweest, die kracht van God, dat is wel duidelijk.

En nu dus terug naar Maria.Wat wij van haar weten, is dat zij zeker een diepgelovige vrouw was, die samen met haar joodse geloofsgenoten met een groot verlangen uitzag naar de komst van de Messias. Een diepgelovige familie of clan, waarin we weten dat Zacharias, de man van Elisabeth, priester was. Geen katholiek priester natuurlijk, maar joods. Dus je zou kunnen zeggen dat de familie figuurlijk al lang zwanger was, al lang in verwachting van de komst van iets nieuws, voordat de Gabrïël de geboorte van Jezus aankondigde.Wat ik maar wil zeggen is dat de aankondiging van de komst van Jezus, niet zomaar ergens in de wilde weg uit de lucht is gedropped, maar dat er een vruchtbare bodem voor nodig was. Die bodem vond God in Maria. Maar zwanger zonder gemeenschap met een man; “Dat kan niet”, zei Maria. En dat zeggen wij eigenlijk allemaal; dat kan toch niet! Net als alle profeten sputtert ook Maria tegen bij haar roeping om moeder van God te worden; “Het kan niet, het is veel te groot voor mij, wil ik dat wel en hoe moet dat dan?” Maar Maria is dan wel even in tweestrijd, ze breekt het gesprek niet af, ze wil in haar relatie met God niet het laatste woord hebben. Ze vraagt het gewoon letterlijk; “Hoe zal dat geschieden, daar ik geen man beken?" “Maria, je weet toch dat voor God niets onmogelijk is”, zegt de engel, “kijk anders nog maar eens naar je nicht Elisabeth, die heette toch onvruchtbaar!’. Wat ik zo om mij heen hoor is toch dat wij katholieken de maagdelijke geboorte van Jezus graag met een korreltje zout nemen of een beetje verdoezelen. Want eigenlijk kan het ook niet. En ik heb er nog eens wat wijze mannen op nageslagen maar die hebben allemaal verschillende theorieën, dus uiteindelijk wordt je daar niet veel wijzer van. Persoonlijk haak ik aan bij één woord; “Voor God is niets onmogelijk”. Als maagdelijke geboorte voor God onmogelijk zou zijn, dan is de verrijzenis ook onmogelijk en dan is ons hele geloof waardeloos, zoals Paulus zegt. En als ik de schittering van onze Schepping zie dan gaat er dàt niet in bij mij. En bij Maria ook niet, want dan volgt de apotheose, misschien wel de mooiste woorden uit de hele Bijbel; “Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar Uw woord”. Die woorden worden later, op Zijn manier herhaald door Jezus; “Vader in Uw handen beveel ik mijn geest”.

Maar er zit nòg een hele belangrijke lijn in de lezingen van vandaag. Ik heb vorige keer iets van een klacht laten doorschemeren, dat er zo weinig zichtbaar is van Gods bemoeienis met de wereld. Onzin natuurlijk, maar het kan je soms overkomen. In de eerste lezing horen we God aan de koning David beloven dat Hij voor hem een huis zal bouwen dat vast staat voor eeuwig. Dat huis van David heeft 400 jaar geregeerd. Dat is lang maar niet eeuwig. Maar hier, bij Zijn geboorte wordt Jezus op de troon van David gezet met “een koningschap waaraan”, volgens de belofte,  “nooit een einde zal komen”. En inderdaad aan het huis van God, aan onze Kerk, aan het mystieke lichaam van Christus, is tot op heden geen einde gekomen. In geen 2000 jaar! En ook al lijkt onze Kerk er voor het oog misschien niet zo florissant voor te staan; het is inmiddels ondenkbaar dat er ooit een einde aan zal komen, eenvoudigweg omdat zij een waarheid herbergt waar de mensheid altijd naar op zoek zal blijven.

Dus dank aan Abraham; de eerste mens die geluisterd heeft naar de stem van God. Dank aan Isaac en Jacob; die het vuurtje brandend hebben gehouden. Dank aan Mozes; die het verdwaalde volk heeft teruggebracht bij Hem. Dank aan koning David; die Gods rijk aanzien gegeven heeft. Dank aan Maria (en een beetje aan Jozef); die “Ja” gezegd heeft aan haar roeping om moeder van God te worden. Dank aan Jezus; die God heeft laten zien in de liefde waarmee Hij voor ons gestorven is. Dank aan de apostelen en alle mensen die; de stormen van de tijd hebben doorstaan en van Hem zijn blijven getuigen tot op de dag van vandaag. Amen.