Het feest van de Doop van de Heer nodigt ons uit om eens stil te staan bij ons eigen doopsel. Hoewel weinigen van ons zullen weten wanneer we gedoopt zijn is die dag voor een christen eigenlijk belangrijker dan welke andere dag ook. Want op die dag werd je geënt op het leven van Christus. Met het doopsel werd je deelgenoot aan de relatie van de Zoon met God. Sinds die dag mag je God, “Je Vader” noemen. Op die dag ben je binnengeleid in een geheiligd leven en bestemd tot eeuwig leven. En zo, door het doopsel, geënt op Christus zelf, ben je ook één met Hem in Zijn drievoudige roeping; de roeping tot priester, profeet en koning.
Maar wat houdt het in om priester, profeet en koning te zijn? Eerst het priesterschap; wat of wie is een priester? In de Bijbel zie je dat de priester namens de mensen offers opdraagt aan God. En zo is een priester iemand die contact zoekt met God. Iemand die bidt, voor zichzelf, maar ook voor andere mensen. Als gedoopten zijn wij dus allemaal gezalfd tot het priesterschap. Tot het algemene priesterschap weliswaar, niet te verwarren met het gewijde priesterambt waarmee onze Kerk mensen speciaal heeft aangesteld om voor te gaan in het gebed en de Sacramenten toe te dienen. Priester zijn betekent allereerst dat je bidt. Dus daar ligt een vraag voor ieder van ons; ouders, katholieke ouders, bidt u regelmatig voor uw kinderen? Neemt u het voor hen op bij God op een biddende manier? En kinderen? Bidden jullie wel eens voor je ouders? Want ook jullie zijn priesters als je gedoopt bent. Echtgenoot bidt u voor uw vrouw, echtgenote bidt u voor uw man? Het is de priesterlijke taak die je bij het doopsel gekregen hebt. Gezinnen; bidt u voor de maaltijd? Thuis, en, altijd een beetje spannender, hoe doet u dat als u dineert in een restaurant? Ouders, bidt u een avondgebedje met de kinderen en zegent u hen voor het slapengaan. Zo’n mooi en teder priesterlijk gebaar. En tenslotte; gaat u naar de heilige mis op gezette tijden? “Ja”, zult u zeggen, “ik ben er toch?” Inderdaad u bent er, maar de eerlijkheid gebied te zeggen, dat nog maar een paar procent van de gedoopten zijn priesterlijke roeping waarmaakt in het belangrijkste gebed van de Kerk; daar waar je priesterschap het best tot uitdrukking komt. Hoezo daar dan? Zullen sommigen zich afvragen. De pastoor zorgt toch wel dat de Mis door gaat? Maar nee. Zo meteen, bij het klaarmaken van het altaar wordt ons gezamenlijke priesterschap heel mooi uitgedrukt in dat kleine zinnetje, dat velen wellicht ontgaat; “Bidt broeders en zusters dat mijn en uw offer aanvaard kan worden door God de almachtige Vader”. "Mijn en uw offer…..” Hij zegt niet “Mijn offer…”dat ik hier in mijn eentje opdraag, nee, “Mijn offer en dat van u, van alle gedoopten hier aanwezig”. Alle aanwezigen nemen deel aan dat offer van de priester en worden daarmee deelgenoot aan dat grote offer van Christus zelf, aan God. Zo is de collecte die eraan vooraf gaat ook niet zomaar een korte pauze om geld in te zamelen; het is een wezenlijk onderdeel van de mis. De offerande, omdat je daarin iets offert, iets weggeeft van jezelf in het belang van anderen. Het offer dat je brengt is een priesterlijke handeling. Dus als gedoopte ben je als eerste een priester.
Op de tweede plaats ben je gezalfd tot profeet. Wat is een profeet? Een profeet is iemand die namens God spreekt. Uit de Bijbel kennen we de grote namen; Mozes, Jesaja, Jeremia, Johannes en natuurlijk Jezus. En zoals we uit die Bijbelverhalen, en mogelijk ook uit eigen ervaring weten; Het is gevaarlijk werk om het woord van God te spreken, want het betekent nogal eens dat je tegen de wereldse stroming in moet gaan. Wie durft nog openlijk op te komen voor de visie van de katholieke Kerk ten aanzien van haar morele standpunten? Hoe lang is het trouwens geleden dat u een boek las over God of christelijke spiritualiteit? Dat is niet alleen iets voor pastoors en theologen, alleen. Dat is iets voor ieder van ons. Je bent gedoopt om profeet te zijn, dus om het woord van God te spreken, maar dan moet je ook willen weten wat dat woord inhoudt. Elke gedoopte persoon immers moet op elk moment klaar staan om, zoals Petrus het in een van zijn brieven zo mooi zegt; “te getuigen van de hoop die in ons leeft”. Er zijn zoveel jonge mensen in onze omgeving die de weg kwijt zijn en met levensgrote vragen zitten. Natuurlijk kloppen ze niet allemaal bij ons aan, maar als ze dat wel doen, zijn wij dan in staat om een antwoord te geven waarmee ze verder komen? Als wij hier onze kleine kindjes dopen wordt er ook expliciet naar gevraagd; “Van u wordt verwacht, dat u uw kind opvoedt in het geloof. Bent u zich bewust van de taak, die u hiermee op u neemt?” Wij mogen dat niet afschuiven op scholen, catecheten en pastoors; De ouders zijn de eerste leraren van het geloof voor hun kinderen.
Tenslotte het koningschap. Een koning is iemand die regeert, die leiding geeft, die ordening aanbrengt. In spirituele zin betekent ons koningschap dat we onze mogelijkheden en gaven ordenen in de richting van God. De paus in Rome doet dat op zijn manier in het groot. Maar ouders handelen als koningen als ze zo richting aan de talenten van hun kinderen weten te geven dat ze hun roeping in het volk van God kunnen ontdekken. Zo ook voor onze houding bij het werk; “Hoe geef je zo richting aan de mogelijkheden die er zijn, dat ze opbouwend zijn voor het Rijk van God in de wereld?” Maar de eerste vorm van koningschap gaat eigenlijk over onszelf. In hoeverre zijn wij in staat om baas te zijn over onszelf. Hoe brengen wij ordening in ons eigen leven, met al onze hartstochten en impulsen? Want iemand die koning is over zichzelf zal ook beter in staat zijn om de koninklijke taak, die van het doopsel uitgaat, te vervullen.
Door ons doopsel zijn we een deel van Christus geworden, wij zijn geënt op Hem, wij werden christenen, “andere christussen”. Dat betekent gezalfden. Dat is een grote rijkdom maar tegelijk ook een grote verantwoordelijkheid. En alleen met de hulp van God zullen we daar op een goeie manier vorm aan kunnen geven. Laten we Hem dan steeds opnieuw bidden om die hulp. Amen.
In de aanloop naar deze preek, over de Driekoningen, heb ik van de week, zoals ik gewoon ben te doen, geluisterd naar wat de Amerikaanse bisschop Robbert Barron erover te vertellen heeft*. En opnieuw werd ik geraakt door de verbluffende schoonheid, de waarde en de onomstotelijke waarheid van ons geloof. En ook over het feit dat we, ik in elk geval, vaak maar half beseffen wat voor een rijkdom het is, die wij met onze Kerk mogen behoeden.
Er is zoveel om op in te gaan, om over na te denken. Teveel voor een preekje van 5 min. Ik zal mij dus beperken tot de meest in het oog springende zaken. Op de eerste plaats de vraag; wie kwamen er bij Jezus? Drie koningen? Waren het er drie? Koningen? Wijzen? Of zijn Wijzen in zekere zin koningen? Zeker is wel dat het over astronomen gaat, ze hadden immers aan de stand van de sterren afgelezen waar ze heen moesten. Dat is minder vreemd dan het lijkt, want astrologie is altijd van groot belang geweest, voor het vinden van richting. Zelfs ik kan aan de stand van de Grote Beer aflezen waar het noorden is, en dus ook waar het zuiden is en het westen en het oosten. Vandaag de dag hebben we andere hulpmiddelen zoals radio en GPS, maar dat men in de tijd van Jezus meer naar de sterren keek, dat is logisch; het was, en is eigenlijk nog, een serieuze wetenschap.
Veel jonge mensen van vandaag nemen afstand van ons geloof omdat ze zeggen dat het niet wetenschappelijk te onderbouwen is. In hun ogen hangt alles aan elkaar van vreemde sprookjes en nergens is wetenschappelijk bewijs voor. En, al zal het verhaal van de Driekoningen bij hen ook wel in het vak van de sprookjes belanden; het is juist de wetenschap, in dit geval de astronomie, die de drie wijzen naar Christus leidt. Hetzelfde geldt voor de wetenschap van vandaag. Zuivere wetenschap staat niet tegenover het geloof, maar is juist helemaal in één lijn met het geloof. Zuivere wetenschap leidt, net als bij de drie wijzen, nog steeds tot geloof, want hoe meer je weet, hoe meer waardering je krijgt voor het grote wonder dat tenslotte toch de grondslag is onder alles. Ik zeg wel met nadruk “zuivere” wetenschap want de wetenschap zoals wij die kennen is vaak niet helemaal zuiver. Ze staat aan alle kanten onder druk van wereldse machten en conventies. De duivel immers kruipt overal in, ook in de wetenschap. Maar in het Evangelie van vandaag laat de wetenschap zich gelukkig niet misbruiken door de aardse machten. De wijzen geven die machten, gesymboliseerd in koning Herodus, mooi het nakijken. Ze gaan in een grote boog om hem heen, terug naar waar ze vandaan kwamen.
U kent dat prachtige maar vreemde begin van het Evangelie van Johannes; “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het woord was God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is”. Het “Woord”, zoals Johannes dat noemt, is een kreupele vertaling van het griekse “Logos”. Wat hiermee door Johannes bedoeld wordt is iets heel anders dan wat wij onder “woord” verstaan; een aantal letters op een rijtje. “Logos” is eigenlijk niet te vertalen; maar je hoort er het woord “logica” in meeklinken. Al onze wetenschappen zijn getekend met dat woord “Logos”; psychologie, fysiologie, technologie, immunologie en ga zo maar door. Er zijn maar liefst 811 wetenschappen waarin dat woord “Logos” voorkomt. Dus zonder dat ze er zelf erg in hebben worden alle wetenschappers getekend met de Logos; het Woord, dat in het begin bij God was en dat God is. Wetenschap kan niet bestaan zonder “de Logos”, het Woord dat God is. Want wetenschap kan er alleen zijn, omdat er een zekere logica zit in alle verschijnselen. Die logica, die kan bestudeerd worden. Juist die logica, de Logos, de ordening die God is, die maakt wetenschap mogelijk. Anders gezegd; als alles chaos was, als elke logica, elke ordening, alle Logos zou ontbreken, als God geen ordening had aangebracht, dan viel er nergens een conclusie uit te trekken. Dan viel er ook helemaal geen wetenschap te bedrijven.
Zo is het bijvoorbeeld logisch dat Christus pas geboren kon worden na vele eeuwen Jodendom. Logisch dat het Woord pas vlees kon worden toen de wereld genoeg tijd had gehad, om zich voor te bereiden op Zijn komst. Logisch ook dat Jezus geboren moest worden als kwetsbaar kind in een stal; liefde is immers kwetsbaar en kan niet komen met macht en geweld. Logisch ook dat heel Jerusalem verontrust was; de geboorte van Christus is immers een bom onder de machten van het kwaad. Logisch ook dat heel Jerusalem tenslotte riep; “Aan het kruis met Hem”. Zoveel goedheid is onverdraaglijk voor de machten van het kwaad en die geven zich niet zomaar gewonnen.
Vandaag waren we getuigen van de ontmoeting van de wijzen, de geleerden van de wereld, met het kindje Jezus. Eerder al, waren er de herders, de mensen van eenvoud, dicht bij de natuur, dicht bij het gewone leven. Hier, voor u links, in de Kerk, hebben we twee glas in loodramen, waarop beide ontmoetingen verbeeld worden. Zo kunnen ook wij Jezus ontmoeten; in eenvoud, gewoon zien in wat voor een wondere wereld wij leven maar we kunnen God ook ontmoeten door het leven te onderzoeken en door na te denken. Na denken over wat het leven is, waar het toe leidt en waar het toe dient. Niet één van de twee wegen is de beste, ze hebben elkaar nodig. Want: Geloof zonder wetenschap, zonder redelijkheid, kan verworden tot bijgeloof of godsdienstwaanzin. Wetenschap zonder geloof leidt tot zelfgenoegzaamheid, kortzichtigheid en blindheid.
Herders en wijzen kwamen Jezus prijzen; laten ook wij doordrongen raken van de grootsheid van het vleesgeworden Woord, en vol eerbied voor Hem door de knieën gaan. Amen.
* Klik hier voor de genoemde inleiding van mgr. Robbert Barron
Het gaat behoorlijk snel met het leven van Jezus. Gisterennacht vierden we nog zijn geboorte, vandaag heeft Hij al zo’n beetje de leeftijd van een 1 ste Communicant of een Vormeling. Hoewel, het Vormsel en de 1ste Communie, die kenden ze toen natuurlijk nog niet. In de tijd van Jezus waren er andere tradities, zoals bijvoorbeeld het Paasfeest. Traditioneel, reisden de mensen met hun kinderen naar het centrum van het land, naar Jerusalem, om daar het feest te vieren dat herinnerde aan de bevrijdende uittocht uit Egypte. Dat was toen al heel lang geleden. Traditioneel hebben wij honderden, duizenden kinderen de 1ste Communie laten doen en het Vormsel toegediend. Maar blijkbaar is deze traditie aan de buitenkant blijven hangen, want evenzoveel kinderen zien we hier bijna nooit meer terug.
Hoe anders was dat bij Jezus. Zijn ouders dachten dat Hij het wel begreep; gewoon met de club mee naar huis, als het feest afgelopen is. Naar Jerusalem, het feest vieren, en dan weer naar huis. Dat was hoe het gewoonlijk ging. Na drie dagen komen ze erachter dat Jezus niet zomaar mee hobbelde in die traditie. Nee, in Jerusalem, in het centrum van de wereld van die dagen, en wel precies in de tempel, in het huis van God, dáár wilde Jezus het naadje van de kous weten. “Waar gaat dat hier over?” Zal Hij gevraagd hebben. “Wat is Pasen precies en wat heeft dat met Mijn leven te maken?” En als Zijn ouders Hem dan gevonden hebben blijkt Hij zich definitief te hebben losgemaakt van hen. “Wisten jullie dan niet dat ik in het huis van Mijn Vader moest zijn?” Het kenmerkt Jezus voor de rest van Zijn leven; de wil van God, Zijn Vader, die gaat Hem boven alles. En voor ons, wij die ons toch Zijn leerlingen willen noemen, zou dat niet anders moeten zijn. Jezus wil best gehoorzaam zijn aan de aardse wetten en gebruiken, maar als het puntje bij paaltje komt is de wil van God altijd, maar dan ook altijd, doorslaggevend.
In datzelfde gebied zit hier onze omgang met het coronavirus. Natuurlijk willen wij in redelijkheid meegaan met de regelgeving waarmee men meent het virus te kunnen bestrijden; maar als het puntje bij paaltje komt, doen wij de kerk niet dicht. Als het waar is wat Jezus zegt; “Niet van brood alleen leeft de mens, maar van ieder woord uit de mond van God”; hoe zouden wij dan de supermarkten open kunnen houden en de kerken sluiten?
De wil van de Vader doen, daar gaat het Jezus dus om. Het grappige is dat Jezus dat niet van een vreemde heeft. Als vrome joodse had Maria kunnen weten dat haar Zoon zich zou houden aan het zesde gebod; “eert uw vader en uw moeder”. En het eren van vader en moeder betekent meer dan alleen positief over hen spreken. Eren van je vader en moeder doe je vooral door hun levenslessen in acht te nemen. En was het niet de moeder van Jezus, bij wie de “wil van de Vader” het eerst ingang vond? Toen zij de engel antwoordde; “Mij geschiede naar uw woord”? Was dat niet al precies hetzelfde als wat Jezus nu doet; “volledige overgave aan de wil van God de Vader?” Wat Jezus doet, is enkel de lijn van Zijn moeder doortrekken in Zijn eigen leven.
Ik zei eerder al, dat die wil van de Vader ook voor ons voorop zou moeten staan. En dan komt er een hardnekkig misverstand om de hoek kijken. Want wat is de wil van de Vader? Als je niet verder kijkt dan dat Jezus daar aan dat kruis hangt te kreperen, dan zou je goed kunnen bedanken voor de wil van de Vader. Wij schijnen de wil van de Vader toch nog vaak te ervaren als iets wat haaks staat op onze eigen wil. Maar de wil van de Vader doen betekent niet voor iedereen hetzelfde. Gods wil is uiteindelijk niets anders dan dat wij gelukkig zijn. Voor Jezus betekende de wil van de Vader; sterven aan het kruis….., maar ook verrijzen. Dat sterven aan het kruis werd, in de verrijzenis Jezus’ grootste glorie. Wij zijn waarschijnlijk geen van allen geroepen om te sterven aan een kruis, maar allemaal wel om de wil van de Vader te doen. Dat wil zeggen dat wij onze roeping moeten volgen; op christelijke wijze vorm geven aan ons leven; als vader, als moeder, als echtgenoot, als student, als werkgever en als werknemer. En soms betekent dat inderdaad ook, dat we iets van een kruis te dragen krijgen. Maar dan moeten we dat, net als Jezus, niet van ons afschudden, maar het opnemen omdat het de wil van de Vader is. Maar dat vraagt ook iets van onderscheidingsvermogen want je kunt ook niet zomaar van elk verdriet zeggen dat het de wil van de Vader is.
De wil van de Vader, dat is ook ons hoogste geluk. Dat kun je niet altijd zien, dat kun je niet altijd proeven, maar dat is de essentie van ons geloven. Door dit aardse leven het eeuwige leven bereiken, dat is de wil van God voor ieder van ons. Amen.