Een van de veelgehoorde argumenten waarmee mensen “geloof” afzweren, is, dat het de oorzaak is van veel oorlogen. En dat is ook zo. Geloof is oorzaak van alles. Alles wat ons motiveert, alles wat ons in beweging zet, dus ook alles wat tot oorlog aanzet, wordt veroorzaakt door “geloof”. De vraag is daarbij natuurlijk “Welk geloof?” Je hebt het spontane geloof van alle mensen (die zich eventueel atheïst noemen) en de institutionele vormen die wij er van kennen. Ik noem even de drie grootste: Islam, Jodendom en Christendom. En ik zal niet ontkennen dat de Tien Geboden, die door alledrie erkend worden, vaak door mensen geschonden worden. Bijvoorbeeld; “Gij zult de Naam van God niet lichtvaardig gebruiken.” Hoeveel oorlogen zijn er inderdaad niet gevoerd “in Naam van God”, terwijl Hij er waarschijnlijk niets mee te maken wil hebben? En dan heb ik het nog niet gehad over “Gij zult niet doden”. Maar als we het over “schending” hebben, dan gaat het over -wat mensen ermee doen- en daar kun je “het geloof” niet op aanwijzen. De Tien Geboden zijn voortgekomen uit een “institutionele” religie maar bedoelen toch echt een wereld in te richten die vrede voor alle mensen impliceert. Maar een wereld van vrede voor alle mensen betekent natuurlijk niet dat iedereen zomaar kan doen en laten wat hij of zij wil.
Ik ben natuurlijk geen geleerde op het gebied van de macro-sociologie, maar mij lijkt dat het geweld tussen de volkeren een kwestie is van een heel ander soort geloof. Het geloof in macht en noodzaak te overleven, ofwel geloof in geld. Ten diepste komt het neer op geloof in zelfbehoud.
De vraag is dus niet of het geloof oorlog veroorzaakt, maar welk geloof ons van oorlog af kan houden. Persoonlijk kan ik daar niet anders op antwoorden dan met het geloof in de mensgeworden God; Jezus Christus.
Jesaja 6, 1-2a.3-8, 1 Kor.15, 1-11, Lucas 5, 1-11
Alle drie de lezingen van vandaag hebben “roeping” als thema, en in de eerste lezing en het Evangelie zijn heel duidelijk drie fasen te onderscheiden. Er is een overrompelende Godservaring, er is het besef van –niet waardig zijn aan zoiets groots deel te hebben- en tenslotte is er de zending; het op weg gaan met een opdracht. Het visioen van Jesaja uit de eerste lezing, is voor ons natuurlijk wel een heel vreemd beeld, met die serafs met zes vleugels en gloeiende kolen. Daarvan zal de betekenis aan ons voorbij gaan. Maar samenvattend heeft Jesaja inderdaad een sterke Godservaring. Vervolgens roept hij “Wee mij ik ben verloren”. Daarmee erkent hij zijn kleinheid en zondigheid tegenover God, en wellicht juist door dat besef vergeeft God hem. Vervolgens durft Jesaja te antwoorden op de roep van God; “Hier ben ik, zend mij!”
Dezelfde lijn vind je in het Evangelie; Petrus schrikt zich een hoedje nadat ze, op het woord van Jezus, zoveel vissen vangen dat ze ze amper kunnen bergen. Hij weet; “dit is niet normaal, dit is Gods werk”, en hij gaat op de knieen. “Heer ga bij mij weg want ik ben een zondig mens”. Maar deze schuldbekentenis betekent voor Jezus al meteen dat hij bij Petrus aan het goede adres is, want iemand die zijn plaats kent ten opzichte van God, die is te vertrouwen. “Wees niet bevreesd voortaan zult ge mensen vangen”.Ze laten alles achter en volgen Hem. Later zal Petrus het fundament van de Kerk vormen.
Misschien nog even wat over dat “mensen vangen”, dat voor ons misschien toch wat onsympathiek overkomt, want het is gewoon een probleem van de vertaling. Natuurlijk wordt hier niet bedoeld dat we mensen, tegen hun zin, in de netten van de Kerk moeten zien te vangen. Hier wordt veel meer bedoeld; opvangen, redden uit de diepe, beangstigende zee, die onze wereld voor veel mensen is.
Dat gaat dus over Petrus en Jesaja en Paulus, allemaal heel lang geleden. Hebben wij hier ook nog iets mee van doen? Hebben wij ooit serafs gezien of wonderbaarlijke visvangsten? Met andere woorden; Hebben wij ooit een Godservaring? Wellicht wel, misschien niet zo spectaculair, maar toch zal zeker iemand van u wel kunnen vertellen wat er op zijn of haar levensweg gebeurd is dat je een Godservaring zou willen noemen. Ik in elk geval wel. Het is eigenlijk een heel lang verhaal, maar ik zal het heel kort vertellen.
Rond mijn 25ste zat ik in een existentiële crisis. Wie ben ik? Wat moet ik? Waarvoor doe ik het allemaal en wat heeft het voor zin? Er was die dag veel gebeurd waardoor ik mij afgewezen voelde door de collega’s op mijn werk en ik had van mijzelf ook al niet zo’n hoge pet op, dus ik zat er helemaal doorheen. Terwijl de tranen langs mijn wangen liepen, startte ik mijn auto om naar huis te gaan en het cassettebandje dat nog opstond sloeg meteen aan. En meteen begon ene Peter Schneider keihard te zingen; “I’ ll never let you go, cause I love you so”, “Ik laat je nooit los, want Ik hou van je”. Helemaal niet zo’n vreemde zaak want alle liefdesliedjes gaan erover, maar het sloeg die dag bij mij in als een bom. Voor mij was dit de stem van God, die precies op het juiste moment kwam. En het heeft mijn hele leven veranderd. Waar ik eerst geen gezin aandurfde, heb ik nu vier kinderen. En het voorval heeft mij ook in de richting van het diakenschap gestuurd.
Vanaf dat moment weet ik het zeker; “Ik hoef nergens meer bang voor te zijn, want als ik ooit nog eens in zo’n situatie van totale verlatenheid terecht zal komen, dan zal Hij daar ook weer zijn”. Maar ja, dat is mijn verhaal. Ik hoop dat ieder van u zoiets zijn of haar eigen leven herkent, een gebeurtenis waardoor je niet alleen hoort spreken over God, maar dat je ook ervaart, dat je ook voelt, dat Hij werkelijk Iemand voor je is. En als je dat eenmaal gevoeld hebt, dan wordt je vanzelf gezonden. Dan wil je dat Godsvertrouwen delen met alle mensen die je lief zijn. Dat dat dan weer niet meevalt, is vers twee, maar dat neemt het eerste toch nooit meer weg. Als je eenmaal geraakt bent, dan laat je alles achter om Hem te volgen. Dat hoeft natuurlijk niet letterlijk, je kunt je ook innerlijk vrij maken en Hem volgen.
Amen.
Onze oud-pastoor en novice kluizenaar, Theo van Osch heeft een nieuwsbrief gestuurd naar zijn kennissen en contacten. De meest indrukwekkende passage uit zijn relaas gaat over ouderdom, ontleend aan Dom André Louf:
Het christelijke Oosten heeft de ouderdom lief. Het denkt dat dit de tijd is om te bidden. Wie oud is en voelt dat het omhulsel van zijn biologische leven dunner en dunner wordt, weet dat hij God steeds meer naderbij komt. Hij wordt als een kind dat zich bewust aan de Vader toevertrouwt. Door de nabijheid van de dood is hij zacht geworden, doorschijnend voor het grote licht. Een beschaving die niet meer bidt, is een beschaving waar de ouderdom geen zin meer heeft. Zij gaat achteruitlopend de dood tegemoet en bewierookt de jeugdigheid. Het is een intriest spektakel. De ouderdom biedt een mogelijkheid, een wonderbaarlijke kans juist door de ultieme onteigening die haar kenmerkt. Maar onze beschaving grijpt deze kans niet aan. We hebben behoefte aan grijsaards die bidden, die glimlachen, die onbaatzuchtig liefhebben, die verwonderd kunnen zijn. Alleen zij kunnen aan de jongeren tonen dat het leven de moeite waard is en dat het “niets” het laatste woord niet heeft. Elke monnik bij wie de ascese haar vrucht heeft voortgebracht, wordt in het Oosten – ongeacht zijn leeftijd – een “mooie grijsaard” genoemd. Hij is mooi door de schoonheid die uit zijn hart opstijgt.
Ik ben weer eens flink geraakt door een passage uit het boek “De Heer”, van Romano Guardini. Het stelt, in de ogen van velen, misschien niet zoveel voor, maar voor mij is het toch weer een soort “eye-opener”.
Ik had altijd een beetje het gevoel dat Petrus een lafaard is als hij zegt dat “Hij die man niet kent”. Maar eigenlijk spreekt hij wel de waarheid, want hij kent Hem inderdaad niet en daarom is hij nog altijd zo bang. Als Jezus gevangen genomen wordt, zijn ze niet laf dat ze deze geweldige Jezus in de steek laten, maar ze zijn het geloof kwijt in degene die ze meenden dat Jezus moest zijn; Een succes. Ze dachten Jezus te kennen, maar ze kenden Hem nog helemaal niet! Zo ook wij; Wij denken Hem (na al die jaren dat we ons met Hem bezig houden) misschien te kennen, maar kennen wij Hem echt?
En wat zegt het over mijn eigen angsten waar soms lafheid uit voortkomt? Jezus leren kennen, beter nog dan Petrus Hem kende, daar gaat het om!