Ik hoop niet dat we mw. Saskia Noort hoeven te beschouwen als “influencer” want als haar mening de massa zou beïnvloeden, ware dat een bron van grote zorg. In haar column in het Brabants Dagblad van 3 oktober jl. betoogt zij dat “een pik zich niet met abortus moet bemoeien”. Dat dat ten ene malen onmogelijk is ontgaat haar kennelijk. Een “pik”, om maar in haar taalgebruik te blijven, is namelijk de oorzaak van abortus. En een onomstreden wet is dat je problemen bij de bron moet aanpakken. Als haar vooronderstelling klopt, dat je met iedereen moet kunnen neuken (weer haar taalgebruik) als je daar zin in hebt, dan heeft ze wel een punt waar het gaat om de verantwoordelijkheid ten aanzien van ongewenste zwangerschap. Dat vrouwen allerlei rotzooi moeten slikken om zich te allen tijde te kunnen aanbieden, dat zij, als het mis gaat met de ellende zitten en dat mannen maar aan kunnen klooien, dat is natuurlijk een onrechtvaardigheid van de eerste orde. In die zin heeft mw. Noort wel een punt; samen problemen veroorzaken, dan ook samen de verantwoordelijkheid nemen.
Verder betoogt zij dat abortus al zoveel jaar een recht is en dat er daarom niet aan getornd mag worden. Maar het feit dat iets al zolang bestaat betekent toch niet automatisch dat het goed is? De kerk bijvoorbeeld bestaat al 2000 jaar. Ik geloof niet dat mw. Noort dezelfde redenering op haar toe zal passen. Nee, abortus is een ramp. Voor het ongeboren kind, voor de vrouw die het moet ondergaan en voor de samenleving die zo’n duivels mechanisme in haar midden duldt. Ontelbare mensen nemen alle mogelijkheden te baat om zo gezond mogelijk te leven. Ze eten verantwoord, met vitaminen, vezels en weet ik wat al niet meer. Men probeert niet te veel te drinken, liefst niet te roken en zo min mogelijk medicijnen, giftige stoffen of kunstmatige middelen binnen te krijgen. Alleen als het om seks gaat dan lijkt al die zorg te vervallen. Dan verminken wij ons vrijwillig. Ja, natuurlijk, liefst zo min mogelijk, maar toch. Voor vrouwen hebben we de pil, voor mannen erectie bevorderend spul. Want het spel is heilig. Dat er voor een dergelijke onnatuurlijke manier van met elkaar en je eigen lichaam omgaan uiteindelijk een hoge prijs betaald moet worden, lijkt bijzaak.
Dus mw. Noort, wil ook eens kritisch kijken naar de vraag of alles wat lekker is ongelimiteerd geconsumeerd kan worden. Want daar zie ik u in uw column geen enkel vraagteken bij zetten.
Angst en vervreemding tegenover een vernieuwde kijk op ons ‘gelovig kind van God’ zijn in onze tijd 27-09-2020 (Inleidend artikel parochieblad H. Willibrordusparochie Oss)
Corona heeft veel te weeg gebracht en een van de gevolgen van de komst van deze ongewenste vreemdeling is dat heel veel activiteiten en handelingen in een ander licht zijn komen te staan. Ook persoonlijk verhoudingen zijn er door veranderd en dat is niet altijd prettig of gewenst. Moeilijk te begrijpen of ronduit lastig. De wereld zal niet meer het zelfde zijn na corona. Vraag is of er wel een ‘na-corona tijdperk’ zal zijn; ik vermoed dat het virus er altijd wel zal zijn in meerdere of mindere mate, gecontroleerd of ongecontroleerd. Afstand is er gegroeid, angst gezaaid en individualiteit gekweekt. Het virus heeft veel in verandering gebracht. Daartegenover staat dat wij als gelovige mensen steeds meer doordrongen worden van het feit dat ons geloof ons kracht en werkelijke steun geeft als we samen komen om te vieren, te delen en te leren. En dat wij God en elkaar nodig hebben om angst, eenzaamheid en lijden te dragen en te overwinnen.
Heel wonderlijk dan ook hoe verschillende mensen en instanties op verschillende wijze met de aanwezigheid van het virus omgaan. De overheid reageert zoals een regering betaamt; verantwoordelijk omgaan met een pandemie en tegelijk rekening houden met het feit dat er een scheiding bestaat tussen staat en religie in ons land. Onze geestelijke leiders reageren echter op een wijze die toch minstens verwondering oproept. We zijn niet van het soort als de man die bij een overstroming op de nok van het dak in afwachting alle reddingsacties aan zich voorbij laat gaan en steeds roept ‘God zal wel voorzien’ om tenslotte te verdrinken omdat hij alle uitgestoken handen genegeerd heeft. Maar wij zijn toch ook niet van het soort dat de gezondheid boven het geloof in de genezende en helende kracht van Jezus Christus stelt. Voorzichtigheid ja, met verantwoordelijkheid, natuurlijk, maar sacramenten toedienen met pincetjes, wattenstaafjes gaat toch wel erg ver, pastoraat aan kwetsbare mensen zoveel mogelijk via telefoon of email afhandelen? Waar is dan de zo nodige directe pastorale nabijheid en het geloof in God’s kracht en nabijheid? Als God’s liefde, Zijn zorg en genezende kracht gestalte moet krijgen dan zal dat met vertrouwen en geloof gepaard moeten gaan. Altijd, in alle tijden van crisis, rampen en epidemieën, heeft de Kerk en haar bedienaren sterk en krachtig gestaan naast de zieke, de zwakke, gekwetste mens. Dacht u dat moeder Theresa bang was om een of andere vreselijke ziekte op te lopen als ze een arme sloeber van de straat opgeraapt had, dacht u dat Peerke Donders met een pincet of een wattenstaafje Communie uitgereikt heeft of zieken gezalfd? Hebt u het verhaal van pater Damiaan de Veurster al eens gelezen of de film gezien?
De Communie hebben we vanwege corona uitgesteld en ook het Vormsel tot op een beter en gunstiger tijdstip. Zeer binnenkort beginnen we met een nieuw catecheseproject in een nieuwe opzet voor de hele parochie, waarbij we het hele gezin willen betrekken en waar wij als gelovige gemeenschap jong en oud onze banden met Christus opnieuw aanhalen, verdiepen en versterken, om zo sterk te staan in een wereld die steeds verder van God verwijderd raakt. Om ook een krachtig antwoord te geven aan het onzinnige inhumane proces van onze tijd waar het menselijk leven met willekeur naar de hand gezet wordt door zelfbeschikking en tegennatuurlijke processen, waarbij jonge mensen totaal verward raken over eigen identiteit en waarmee zij het doel van het leven totaal uit het oog verliezen. Waar we aan willen werken zijn goed verzorgde vieringen en gebedsmomenten, catechese voor jong en oud waar het plan van God met de mens helder wordt uitgelegd en geleerd en waar oprechte diaconale zorg voor mensen dichtbij maar ook verder weg, Gods liefde en barmhartigheid laat zien en ervaren. Geen uitstel meer, corona heeft ons in verwarring en onzekerheid gebracht maar beheerst niet onze agenda we gaan een nieuw seizoen in met nieuwe moed, een engagement, met verdieping en bezinning, zodat we een krachtige gelovige, liefhebbende gemeenschap kunnen vormen die Christus opnieuw in onze wereld tot leven laat komen.
Ik vraag u met aandacht en zorg en gebed opnieuw te keren tot God en Zijn Kerk. Zegen en animo, Pastoor Roland Kerssemakers
Op 30 september was het 25 jaar geleden dat ik door Mgr. ter Schure tot permanent diaken werd gewijd en ik kan wel zeggen dat het, naast mijn huwelijk, de meest gelukkige stap is geweest in mijn leven.
Waarom diaken? Eigenlijk ben ik vanaf mijn puberjaren naar mezelf op zoek geweest en vooral naar de zin van mijn leven. Ik had zo mijn persoonlijke verdrietjes maar om me heen zag ik veel grotere ellende. Daarbij kwamen nog milieuverontreiniging, overbevolkingsproblemen en atoomdreiging. Kortom; de onheilsprofeten hadden mij behoorlijk in hun greep. Waartoe dan eigenlijk dit leven? De Kerk had geen betekenis voor mij want die hield zich bezig met “dingen die niet bestaan”, zoals onze zoon nu ook (nog?) zegt. Ik ben verwonderd over hoe het gegaan is. Maar het was mijn vrouw die mij naar het diakenambt gedreven heeft met haar “eis” om te trouwen; ook voor de Kerk. Door die vraag zag ik mij genoodzaakt om een grondig onderzoek in te stellen naar het wezen van de Kerk en warempel, na enkele jaren heb ik dat wezen ontdekt; Jezus Christus. Mijn vrouw gaf me destijds een boekje van Lucas Grollenberg, “Jezus’ weg naar hoopvol samenleven”. Ik had nog nooit zoiets gelezen! Een heel belangrijke rol speelde vervolgens de Hooge Berktgemeenschap in Bergeijk. Daar heb ik de vragen kunnen stellen die ik had. Daar heb ik gezien hoe Jezus Christus in de dagelijkse praktijk van betekenis is. Gewoon; samen leven, werken, studeren, ontspannen in geloof. Daar was ik razend enthousiast over. Eindelijk een echt en blijvend fundament onder mijn voeten! Ik had alle schepen achter me willen verbranden (een Petruskwaal?) en naar Bergeijk willen verhuizen, maar weer was het mijn vrouw die mij met beide benen op de grond hield. Als ik iets voor Jezus wilde gaan doen, moest dat ook kunnen op de plek waar wij wonen. Maar ik kwam nooit in de parochiekerk, we gingen voor de viering (zoals we dat noemden) altijd naar Bergeijk, dus ik had daar ook nog een hele weg in te gaan. Mijn stagetijd had ik in Boekel en in Mill en hoewel het parochieleven nogal verschilt van het leven in de Hooge Berktgemeenschap, zag ik wel dat het een andere manier van hetzelfde was. Iets waar ik me toch ook goed in thuis zou kunnen voelen. Alleen… op dat altaar gaan staan? Preken? Een uitvaart leiden??? Pff.. daar kreeg ik het Spaans benauwd van. Ik heb vaak tegen mezelf moeten zeggen; “Je staat hier niet voor je zelf, het is God die jou hier heeft neergezet. Doe het nou maar, dan helpt Hij je wel”.
Blijven groeien. Na mijn diakenwijding was het niet gedaan met mijn zoektocht. Want wat voor een diaken ben je dan? Neem je klakkeloos alles over wat “des kerks” is of heb je ook een eigen mening en een eigen stijl? En in hoeverre ben je trouw aan de belofte die je gedaan hebt aan de bisschop? Want dat vind ik ook belangrijk; je gaat niet jezelf staan preken, maar de Kerk van Christus! Eerlijk gezegd maakte ik een wat overmoedige start. Ik zou zo’n ingedutte parochie weleens wakker schudden met nieuw elan en nieuwe inzichten! Gaandeweg moest ik echter het hoofd buigen en de realiteit onder ogen zien dat ook ik geen wonderen verricht, dat er eigenlijk nauwelijks nieuwe inzichten zijn, dat de Kerk alles al heeft uitgevonden, dat het geen rozentuin is en dat het er eigenlijk op neer komt om gewoon dóór te gaan. De grootste beweging die ik nog heb gemaakt heeft zich voltrokken onder pastoor van Osch. Waar wij eerder tamelijk de vrije hand hadden in de liturgie, stelde hij veel duidelijker de officiële teksten centraal. Achteraf heb ik er spijt van maar ik heb aanvankelijk behoorlijk tegen gesputterd. Ik heb mij meer verdiept in teksten van, destijds kardinaal Ratzinger, de latere paus Benedictus en kwam uit bij “de Heer“ van Romano Guardini om de diepte van de Sacramenten te ontdekken en dat dat allemaal zoveel meer omvat, zoveel rijker is ook, dan onze eigen “creatieve inbreng”. Alles, maar dan ook alles ben ik blijven bevragen. Niet meer vanuit mijn vroegere “puberaal-kritische” houding, maar meer van “hoe zit het nou echt, wat wil de Kerk hiermee zeggen en wat betekent het voor mensen”? Vooral over de verrijzenis heb ik verschillende pastoors en bisschoppen “doorgezaagd”. Natuurlijk over de verrijzenis, want dat is het belangrijkste, maar ook het moeilijkste punt van ons geloof. Ik probeerde dan vooral iets te horen van hun persoonlijke verstaan en beleven. Soms voelde ik mij afgescheept met een overbekende kerkelijke formulering, dan weer had ik het gevoel echt gehoord te zijn en verder te kunnen met het antwoord, al is het laatste woord er nooit over gezegd. Ondertussen blijft mijn moeder ook altijd nog aanwezig met haar antwoord, dat ik als puber zo verfoeid heb; “mysterie”. Onder deze kop “blijven groeien” hoort eigenlijk nog een heel scala aan ontdekkingen, maar dan kan ik beter een boek schrijven. Ik noem er maar een paar; herontdekking van de Biecht, verstaan van huwelijk en seksualiteit, betekenis van stille retraites, wat het maken van een preek met mezelf doet, dat je van jezelf geen heilige kunt maken, etc. etc.
Indrukwekkendste ervaringen. Waar ik eigenlijk het meest tegenop zag bleek al gauw het mooiste om te doen; uitvaarten. Verschrikkelijk leek me dat om in je eentje voor zo’n grote, volle kerk te staan op zo’n uiterst belangrijk en verdrietig moment in het leven van zoveel mensen. En ik dank God dat me dat vrijwel altijd zo goed is afgegaan. Steevast maakte ik in mijn preek een overgang van het leven van de overledene naar het geloof in de verrijzenis. Heel vaak merkte ik ook dat de aandacht daarbij niet af, maar juist toenam. Immers, wat je over de overledene kunt zeggen dat is bij de meeste aanwezigen wel bekend. Veel minder vanzelfsprekend is dat mensen de verrijzenis en het eeuwige leven serieus nemen. En als je daar vanuit die hoek over spreekt dan zie je de mensen de oren spitsen. Niet dat ze het er dan allemaal mee eens zullen zijn, maar ze hebben wel iets om over na te denken. En dat vind ik grote winst. Iedereen moet zijn eigen weg gaan in geloof, maar wij, als voorgangers van deze Kerk moeten wel waarachtig blijven getuigen “van de hoop die in ons leeft”. Dan waren er ook de reizen/bedevaarten die ik heb mogen meemaken. Helemaal aan het begin, een week deelnemen aan het leven in Taizé; geweldig, al die oprecht zoekende jongeren! Heel inspirerend was ook de reis naar Israël, met oud pastoor Ponsioen, en dan vooral het bezoek aan de ruïne van de synagoge van Kafarnaüm, waarbij je zeker weet dat Jezus daar gestaan heeft toen hij de boekrol van Jesaja aangereikt kreeg. Daarmee kwam het hele Evangelie ineens veel dichterbij. Tenslotte heeft de begeleiding van een stervende mij een keer diep geraakt. Eigenlijk was het andersom; de stervende begeleidde mij meer dan ik haar. Het laat zich niet op papier uitdrukken, maar de manier waarop deze mevrouw, in volledige overgave en vrede, biddend een schier eindeloze doodsstrijd heeft gevoerd, deed mij vermoeden wat een heilige moet zijn. Ik hoop dat ik later ook zo dood kan gaan.
Kijk op de Kerk. Tsja…, je kunt bijna zeggen dat het een haat-liefde verhouding is. Van de ene kant zie ik dat er zo verschrikkelijk veel mis is met onze Kerk, dat ik me soms bijna schaam om erbij te horen. Neem het seksueel misbruik; onvoorstelbaar dat zoiets kan in een gemeenschap die hoog opgeeft over de moraal! Voeg daarbij de grote verdeeldheid in de Kerk en al het gekrakeel onder pastoors en diakens. Om moedeloos van te worden. “Dat de Kerk nog bestaat is het bewijs dat ze van God moet zijn” heb ik eens gehoord. Ja, als de Kerk alleen zou drijven op het gepruts van ons, haar voorgangers, dan was ze al lang verdwenen. Maar er is altijd dat ene, onverwoestbare hart in de Kerk; Jezus Christus. En dat is ook een kant van de Kerk, dat zij Hem doorheen 2000 jaar levend gehouden heeft. Dat is werkelijk iets om grote bewondering voor te hebben. We kunnen het overal over oneens zijn, maar dat Hij ons, hoe dan ook, samen houdt, daarover bestaat geen enkel verschil van mening. Nee, er is beslist niets mis met het wezen van de Kerk, integendeel, zij is en zal met Christus onverwoestbaar blijven. Zaak is meer hoe wij daarmee omgaan. U en ik, hoe geven wij vorm aan de “schat in de akker”, die ons gegeven is? Die vraag zal mijn hele verdere leven blijven kleuren in de hoop dat door of na ons, de Kerk weer op mag bloeien.
Jubileum. Natuurlijk had ik het 25 jarig jubileum graag uitbundig en met iedereen gevierd, maar het gedoe met corona maakt dat er van spontaan ontmoeten nauwelijks sprake kan zijn. Op 11 oktober zal de Mis van 10.00 uur mede in het teken staan van het jubileum. Vervolgens zal er in het parochiecentrum een besloten receptie zijn met helaas maar een klein aantal genodigden. Maar hoe dan ook, groot of klein, de dankbaarheid voor alles wat ons gegeven is moet hoog in het vaandel staan.
Ez. 18,25-28 Fil. 2,1-11, Mt. 21,28-32
Vorige week heb ik al gezegd dat de parabels die Jezus vertelt soms zo duidelijk zijn, dat het aanmatigend lijkt om er iets aan toe te willen voegen. Was dat vorige week al zo, deze week is het nog véél duidelijker.
Volkomen helder is het dat je niets hebt aan iemand die “ja” zegt, maar “nee” doet. Ook God heeft niets aan mensen met mooie beloften alleen. Dus; nòg een kortere preek dan vorige week zult u wellicht denken.
Ik geloof dat hij van monseigneur Mutsaerts is, maar op de klacht van mensen, dat de Bijbel zo moeilijk te begrijpen is, zou hij geantwoord hebben; “Nou, als we eens beginnen met te doen wat we allemaal wel begrijpen, dan zouden we al een heel end zijn”.
Want laten we eerlijk zijn, hoe moeilijk is het niet voor ieder van ons om datgene te doen wat we eigenlijk heel goed weten dat we zouden moeten doen? Ach, en wie van ons heeft dan recht van spreken? Het is zo gemakkelijk om vanaf de preekstoel te gaan zeggen wat u moet doen. Maar hoe doe ik dat dan zelf?
Ik ga hier geen openbare biecht houden, maar van alle mooie woorden en goede raad, die ik voor u in petto heb vanuit het Evangelie; wat breng ik daar zelf van terecht? Dus wat kan ik nog zeggen? Het is niet de eerste keer dat ik tegen dat probleem aanloop. Ik heb het eens aan mijn oud-pastoor Ponsioen in Uden voorgelegd en hij antwoordde als volgt; “Ook al weet je dat je zelf niet in staat bent om alle christelijke deugden in praktijk te brengen, dan wil dat nog niet zeggen dat je er niet over mag spreken”. En dat is natuurlijk ook zo. Als alleen heiligen iets mogen zeggen, dan moeten we allemaal onze mond houden.
Goed, laten we dan verder kijken naar de lezingen van vandaag. De eerste lezing is er een uit het boek Ezechiël, een boek waaruit we niet vaak lezen. Ezechiël is een profeet uit de tijd dat het joodse volk in ballingschap was. “Het joodse volk” zullen sommigen misschien nog denken, “wat hebben wij daarmee?”
Maar wij hebben alles met het joodse volk! Het is in zekere zin onze moeder. Maria was joods. Jezus is geboren als jood en later heeft Hij gezegd dat er geen letter of jota veranderd mag worden aan de joodse wet. Met andere woorden; Jezus identificeert zich volkomen met het jodendom. “Alleen”, zo zegt Hij,
“Ik ben niet gekomen om de wet op te heffen maar om hem te vervullen”. Met andere woorden; Jezus preekt niet alleen over de mooie inzichten van het jodendom, maar Hij dóét ze radicaal. En dat is waarom wij niet de joodse wet aanhangen, maar Jezus Christus. Hij is veel meer dan wet en profeten. Hij is de vervulling ervan. Maar daarmee is ook gezegd dat het wel degelijk goed is om het jodendom in ere te houden en er ook van te leren waar mogelijk. Christus begrijpen gaat veel beter naarmate men ook het jodendom begrijpt. Vandaar dus dat we de lezingen, uit wat men noemt -het oude- testament, opnemen in de liturgie van het christendom. Ezechieël nu, is een man die in het diepste duister van het gelovige jodendom, de Babylonische ballingschap, is blijven getuigen van de aanwezigheid van God. “Ja”, zei hij, “het hart van ons geloof, de tempel in Jerusalem zal verwoest worden, maar er zal ook een nieuw begin komen". Ezechieël kende God als een nabije God, Die zijn belofte, gedaan aan de aartsvader Abraham, niet zal breken, Die dus Zijn volk nooit in de steek zal laten. In die zin zie ik wel overeenkomsten met onze tijd. Want terwijl enerzijds de Kerk steeds verder in het moeras van een onverschillige samenleving lijkt weg te zakken, -de ene na de andere kerk wordt gesloopt, of omgedoopt tot monument-, ben ik, en zijn sommigen met mij, er diep van overtuigd dat de Kerk nooit teloor zal gaan. Dat kàn eenvoudigweg niet omdat midden onder ons Iemand staat die een antwoord geeft op de grootste vraag die de mensheid zich stelt; Wat met de dood? En daaraan gerelateerd; Wat is dan de zin van mijn leven? Aangezien geen mens kan ontkomen aan die vraag, aangezien iedere mens dus vroeg of laat bij Jezus Christus uit móét komen, -omdat Hij het enige antwoord is-, zal de Kerk tenslotte onverwoestbaar blijken. Oh jawel, er zullen zeker nog wel een aantal gebouwen verdwijnen, maar het hart blijft altijd bestaan.
Waar gaat het over in het korte stukje dat we lezen uit Ezechiël? Het gaat over het thema van individuele keuze en verantwoordelijkheid. Er waren joodse stromingen die ervan uit gingen dat je leven volledig bepaald is door je ouders en voorouders. Dat ouders bestraft worden voor eventuele misstappen van hun kinderen. “De vaders hebben zure druiven gegeten en de tanden van de kinderen zijn er stroef van”;
dat zijn de poëtische woorden uit de schrift, die Ezechiël heftig bestrijdt.
Natuurlijk hebben je ouders en voorouders te maken met wie jij geworden bent. Natuurlijk nemen je kinderen iets over van jouw manier van doen, goed en slecht. Maar “Nee”, zegt Ezechiël, “ook al is het zo dat je deels gevormd wordt door je ouders, iedere mens heeft een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om de keuze goed of kwaad te doen”. Omstandigheden spelen een rol maar je mag je er niet achter verstoppen.
De tweede lezing uit de brief van Paulus aan de Fillipenzen lijkt me ook klare taal. God zal beter herkenbaar worden in de wereld, naarmate wij als Zijn Kerk, samen zichtbaar maken wat Paulus daar voor ogen heeft.
Samengevat; de gezindheid moet onder ons heersen welke in Christus Jezus was. Laten we daar van harte om bidden. Amen.