Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

19 December 2020

Voor God is niets onmogelijk. 4e zondag Advent 2020

4e zondag van de advent; 2 Sam. 7,1-5.8b-11.16 Ps. 89 Rom. 16,25-27 Lc. 1,26-38

Vandaag wil ik twee fenomenen bespreken, waar ik  eigenlijk geen verstand van heb. Een weldenkend mens zegt dan; “doe dat dan maar niet”, maar ik hoop dat ik er,  -om met Jezus te spreken-, niet één ben van de “wijzen en verstandigen van deze wereld, maar van de kleinen die geloven”. Twee fenomenen dus die we vandaag in het Evangelie tegenkomen; Engelen en maagdelijke geboorte. We hebben het hier over de engel Gabriël die Maria komt vertellen dat ze moeder wordt van de Zoon van God. “So what, dat hebben we al zo vaak gehoord”, zullen wij bijna onverschillig denken, maar ik kan u verzekeren dat Maria, zich kapot geschrokken is. Ik kom daar straks op terug.

Eerst die engel. Wat is dat voor iets geks, een engel? Hierachter staan er een paar. Althans een paar beelden. Beelden van mannen of vrouwen met vleugels. Ook al zijn het hele mooie beelden; ik heb het er niet zo op. Nou gaat het natuurlijk niet over mijn voorkeuren, maar mijn reserve tegenover die engelenbeelden is duidelijk gefundeerd in de Bijbel. “Gij zult van de Heer uw God geen beeld maken”, luidt het tweede van de tien geboden in korte vorm. En als wij dan van God zelf geen beeld maken, maar wel van zijn naaste medewerkers, de engelen, dan begeven wij ons op glad ijs. Want hebt u ooit zo’n menselijk wezen met vleugels gezien? En als wij dat dan geen van allen ooit gezien hebben, betekent dat dan er geen engelen meer bestaan, of dat ze in elk geval niet onder ons zijn? Als wij nooit ergens dat akelige mannetje zien met die rooie kop met horens en een lange staart, betekent dat dan dat er geen duivelse krachten meer onder ons zijn? Nee, de beelden die wij ervan maken kunnen ons gemakkelijk op het verkeerde been zetten. Het woord “engel” betekent niets meer en niets minder dan “boodschapper”. En boodschappen van God worden niet zozeer overgebracht door mensachtigen met vleugels, maar ze komen van alle kanten op ons toe, dag in dag uit. Overal waar wij geraakt of gegrepen worden door iets of iemand op een manier die zich eigenlijk niet onder woorden laat brengen, zijn wij aangesproken door een engel. Dat kan een indrukwekkende zonsondergang zijn, dat kan de verwondering zijn over het uitbotten van een rozenknop, of een onzichtbaar virus, dat in staat is de hele wereld te ontregelen, de geboorte van een kindje enz. enz. enz. Het zijn allemaal boodschappen van God. In zekere zin is elke mens voor ons een engel, want elke mens is drager van een boodschap van God. Iedere mens heeft mij iets te vertellen, of hij of zij nou vitaal is en midden in het leven staat, of oud en versleten; een mens is een engel, want drager van een boodschap, want door God gewild. Overal waar iets onzegbaars inwerkt op het alledaagse, daar is sprake van een boodschap van God, ofwel van een engel; overal waar het hemelse het aardse raakt. Heel grappig in dit verband is om te zien hoe zich dit ook uitdrukt in de taal. Waar hemel en aarde elkaar raken, waar het horizontale geraakt wordt door het vertikale is sprake van een hoek. En het zal geen toeval zijn dat in het Duits in het Engels en in het Frans dat woord “hoek” vertaald wordt met der Angel, the angle of l’angle.  Maar engelen zijn er genoeg om ons heen. Het is meer een vraag of wij voldoende open staan voor hun boodschap.Wat Maria precies gezien heeft, dat weten we niet, ook al verbeelden wij de boodschapper steevast als een mens met vleugels. Trouwens, de naam van die engel bevestigt mijn verhaal van zojuist, want Gabriël betekent niets anders dan; “de kracht van God”. Nou, en dat die daar aan het werk is geweest, die kracht van God, dat is wel duidelijk.

En nu dus terug naar Maria.Wat wij van haar weten, is dat zij zeker een diepgelovige vrouw was, die samen met haar joodse geloofsgenoten met een groot verlangen uitzag naar de komst van de Messias. Een diepgelovige familie of clan, waarin we weten dat Zacharias, de man van Elisabeth, priester was. Geen katholiek priester natuurlijk, maar joods. Dus je zou kunnen zeggen dat de familie figuurlijk al lang zwanger was, al lang in verwachting van de komst van iets nieuws, voordat de Gabrïël de geboorte van Jezus aankondigde.Wat ik maar wil zeggen is dat de aankondiging van de komst van Jezus, niet zomaar ergens in de wilde weg uit de lucht is gedropped, maar dat er een vruchtbare bodem voor nodig was. Die bodem vond God in Maria. Maar zwanger zonder gemeenschap met een man; “Dat kan niet”, zei Maria. En dat zeggen wij eigenlijk allemaal; dat kan toch niet! Net als alle profeten sputtert ook Maria tegen bij haar roeping om moeder van God te worden; “Het kan niet, het is veel te groot voor mij, wil ik dat wel en hoe moet dat dan?” Maar Maria is dan wel even in tweestrijd, ze breekt het gesprek niet af, ze wil in haar relatie met God niet het laatste woord hebben. Ze vraagt het gewoon letterlijk; “Hoe zal dat geschieden, daar ik geen man beken?" “Maria, je weet toch dat voor God niets onmogelijk is”, zegt de engel, “kijk anders nog maar eens naar je nicht Elisabeth, die heette toch onvruchtbaar!’. Wat ik zo om mij heen hoor is toch dat wij katholieken de maagdelijke geboorte van Jezus graag met een korreltje zout nemen of een beetje verdoezelen. Want eigenlijk kan het ook niet. En ik heb er nog eens wat wijze mannen op nageslagen maar die hebben allemaal verschillende theorieën, dus uiteindelijk wordt je daar niet veel wijzer van. Persoonlijk haak ik aan bij één woord; “Voor God is niets onmogelijk”. Als maagdelijke geboorte voor God onmogelijk zou zijn, dan is de verrijzenis ook onmogelijk en dan is ons hele geloof waardeloos, zoals Paulus zegt. En als ik de schittering van onze Schepping zie dan gaat er dàt niet in bij mij. En bij Maria ook niet, want dan volgt de apotheose, misschien wel de mooiste woorden uit de hele Bijbel; “Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar Uw woord”. Die woorden worden later, op Zijn manier herhaald door Jezus; “Vader in Uw handen beveel ik mijn geest”.

Maar er zit nòg een hele belangrijke lijn in de lezingen van vandaag. Ik heb vorige keer iets van een klacht laten doorschemeren, dat er zo weinig zichtbaar is van Gods bemoeienis met de wereld. Onzin natuurlijk, maar het kan je soms overkomen. In de eerste lezing horen we God aan de koning David beloven dat Hij voor hem een huis zal bouwen dat vast staat voor eeuwig. Dat huis van David heeft 400 jaar geregeerd. Dat is lang maar niet eeuwig. Maar hier, bij Zijn geboorte wordt Jezus op de troon van David gezet met “een koningschap waaraan”, volgens de belofte,  “nooit een einde zal komen”. En inderdaad aan het huis van God, aan onze Kerk, aan het mystieke lichaam van Christus, is tot op heden geen einde gekomen. In geen 2000 jaar! En ook al lijkt onze Kerk er voor het oog misschien niet zo florissant voor te staan; het is inmiddels ondenkbaar dat er ooit een einde aan zal komen, eenvoudigweg omdat zij een waarheid herbergt waar de mensheid altijd naar op zoek zal blijven.

Dus dank aan Abraham; de eerste mens die geluisterd heeft naar de stem van God. Dank aan Isaac en Jacob; die het vuurtje brandend hebben gehouden. Dank aan Mozes; die het verdwaalde volk heeft teruggebracht bij Hem. Dank aan koning David; die Gods rijk aanzien gegeven heeft. Dank aan Maria (en een beetje aan Jozef); die “Ja” gezegd heeft aan haar roeping om moeder van God te worden. Dank aan Jezus; die God heeft laten zien in de liefde waarmee Hij voor ons gestorven is. Dank aan de apostelen en alle mensen die; de stormen van de tijd hebben doorstaan en van Hem zijn blijven getuigen tot op de dag van vandaag. Amen.

 

5 December 2020

Advent, maar komt Hij wel? 2e Zondag van de Advent. 2020

Jes. 40,1-5.9-11 Ps. 85 2 Petr. 3,8-14 Mc. 1,1-8

Ik ben nu 25 jaar diaken en ik heb mij dus zeker 25 keer intensief bezig gehouden met de lezingen van de Advent. “Hij komt” dat is wat wij elkaar jaar in jaar uit voorhouden. En straks is het Kerstmis; en dan zeggen we -dat Hij gekomen is-. Daarna ruimen we de Kerststal weer op en dan beginnen we weer gewoon met de zondagen door het jaar, tot de Veertigdagentijd en dan wordt het ook vanzelf wel weer Pasen. En is er ondertussen dan iets nieuws te verwachten? Of draaien we gewoon in de vaste molentred mee? Ik moet eerlijk bekennen dat ik soms wel eens een beetje ongeduldig wordt. In plaats van de ervaring dat God zich nog eens laat zien met kracht, zoals Jesaja belooft, lijkt ons christenvolkje steeds verder af te brokkelen. Zo kun je naar jezelf en ons kleine samenzijn kijken. En dat is misschien helemaal niet verkeerd, want dat is óók de realiteit van dit moment. En wij mogen de kop niet in het zand steken. Wat kan voor ons dan toch die belofte betekenen? Want een belofte van God is geen loze belofte…....”Troost, troost mijn volk…”           -“Ja, Heer, dat hebt U al zo lang geleden gezegd en dat doopsel met de heilige Geest, daar is toch ook niet zoveel van terecht gekomen?”-

"Wat weet jij daarvan? Is voor mij niet één dag als duizend jaren en duizend jaren als één dag? Weet jij hoe de wereld eruit gezien zou hebben zonder Mijn komst? Zonder al Mijn volgelingen, die eeuwenlang vorm hebben gegeven aan onderwijs, gezondheids –en armenzorg? Weet je wel wat je zelf voor een leven je gehad zou hebben, als je Mij niet had gekend?" En inderdaad, als God zo tegen je spreekt dan smelten verzet en ongeduld onmiddellijk. Dan zie je weer dat die kleine 25 jaar in de hele geschiedenis van God met mensen, nog veel minder voorstellen dan een speldenprik. Ik las ergens dat de mens meer dan 125.000 jaar op aarde leeft. Tegen dat licht komt zelfs het christendom met zijn 2000 jaartjes pas net kijken. En het is niet aan mij of aan ons om te bepalen hoe en wanneer God aan onze verwachtingen moet voldoen. Dus als God belooft dat Hij komt, en als voor Hem duizend jaren zijn als één dag, dan moeten we misschien toch nog maar een paar dagen geduld hebben. Maar geen geduld in de zin van; “Het zal mijn tijd allemaal wel duren”.  

En als het dan zo is dat wij te klein zijn om de wereldgeschiedenis om te buigen naar een tijd van wereldvrede, waar de visioenen van Jesaja, nota bene 700 jaar voor Christus al van spreken, wat valt ons dan te doen? Wat voor verwachting mogen we dan wèl hebben? Christus wordt geboren, het wordt zeker weer Kerstmis. Maar deze Kerst komt er niemand anders, dan degene die al 2000 keer gekomen is. Dus groot nieuws kan dat voor ons niet meer zijn. Wat wel kan, dat is, dat wij ons op een nieuwe manier open stellen voor Zijn komst. Dat wij meer ruimte maken voor Hem, te beginnen in ons eigen hart, te beginnen met meer werk te maken van ons gebed. Want doorgaans zijn wij allemaal eigenlijk te vol van onszelf. Druk met onze gezondheid, druk met onze carrière, onze bezittingen, druk met zelfbevestiging en het eigen ego. En als je zo vol bent van jezelf dan is er geen plaats voor God om binnen te komen. Dat Hij wil komen, dat is zeker. Dat wil Hij niet alleen met Kerstmis, dat wil Hij gewoon iedere dag;… al vanaf “den Beginne”. Maar zo lang wij te vol zijn van onszelf, is er voor Hem geen plaats. “Een weg banen voor de Heer”, dat betekent voor ons dus -meer ruimte maken-. Ruimte voor Hem, te midden van al onze eigen drukte. Gewoon heel concreet ook; in deze Advent, extra innerlijke stilte zoeken in het gebed, privé, of samen met ons hier in de Kerk. Jezelf nog eens extra toeleggen op “aardig zijn”. Gewoon voor je buurman of buurvrouw. Gewoon een keer wat minder op je goed recht staan, maar de fout van een ander toedekken of vergeven. Gewoon meer aandacht voor een ander. Gewoon een stapje extra zetten voor hem of voor haar…….. In dat kader wil ik ook onze Adventsactie nog een keer noemen; father Patrick, een jonge priester in Ghana, die geld nodig heeft voor het schooltje van zijn parochie. Ach het is niks groots misschien, een druppel op de gloeiende plaat, zeker  tegen de achtergrond van de grote wereldproblemen. Maar toch, een school waar de kinderen veilig kunnen leren is geen overbodige luxe. Sowieso denk ik aan het gemak waarmee wij hier in ons superrijke westen met miljarden kunnen smijten, zoals nu bij de aanpak van de corona-crisis. Wat een onrecht ten opzichte van de rest van de wereld! Dus een beetje delen van alles wat wij teveel hebben hoort zeker bij “een weg banen voor de Heer”. 

“Vreugdebode van de Heer, beklim de hoogste berg en verkondig het luide; “Uw God is op komst! Zie God de Heer komt met kracht”; dat roept Jesaja ons toe. En wij zijn in de bevoorrechte positie dat onze God er al lang is. Laten we dan niet passief afwachten, maar ruimte maken voor Zijn heerschappij in ons hart, zoals we dagelijks zingen in het getijdengebed; “Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, zoals het was in het begin en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen". -Eer brengen aan God-, betekent immers dat heel veel problemen zullen wegsmelten als sneeuw voor de zon. Amen. 

16 November 2020

Onmogelijke neutraliteit.

Door de kwesties rond de anti-homoverklaring van een reformatorische school en het botsen van het recht op vrije meningsuiting, ook ten aanzien van het beledigen van de profeet Mohammed, is de wens om het bijzonder onderwijs af te schaffen weer “hot”. Zo op het eerste gezicht een begrijpelijke reactie. Want als je vindt dat kinderen ergens “verkeerde dingen” leren, dan is het logisch dat je de bron aanpakt. De vraag is natuurlijk; wat zijn verkeerde dingen en wie bepaalt dat? Want dat is toch de vergissing die verdedigers van de openbare scholen voortdurend maken; echte neutraliteit is onmogelijk en bovendien onwenselijk.

Ik zie het al voor me; je gaat kinderen van alles leren over het timmermansvak, maar je verbiedt ze om het ooit te worden. Zo vertel je bij de lessen over het christendom of over de islam allerlei interessante dingen, maar geeft vooral ook de waarschuwing, of het verbod zelfs, om ooit zelf christen of moslim te worden!

Bovendien, openbare scholen  hebben, net zo goed als bijzondere, een eigen ideologie die ze uitdragen. Weliswaar een andere, maar óók een ideologie, die men dan “neutraal” noemt. Als onderwijs echt neutraal moet worden mag alles alleen nog gepresenteerd worden in boekhoudkundige of wiskundige vormen (ik moet nu oppassen dat ik geen boekhouders of wiskundigen beledig die ziel en zaligheid in hun werk steken)en dan wordt het leven oersaai. Dan worden alle mensen zielloze automaten. Nee, de drijfveer voor het leven is datgene waar je enthousiast voor wordt en je wordt enthousiast voor dingen waar je in gelooft. Shit, en dat mag dan weer niet. Of ja, je moet dan geloven in wat de "neutrale school" je voorgehouden heeft.

Pffff…..wordt daar maar eens vrolijk van.

P.s. Gelukkig zijn er naast de institutionele "neutrale" scholen ook net zoveel "bijzondere" schooltjes als er gezinnen zijn. Tenminste, zolang die nog mogen bestaan.