OVER DE NAAM
De naam van deze website is ontleend aan een lied van Huub Oosterhuis en Antoine Oomens dat mij diep geraakt heeft toen ik op zoek was naar een fundament onder mijn leven. Het is maar de halve zin want eigenlijk staat er “Omdat Gij het zijt, groter dan ons hart”. Het gaat over een Gij die geen naam heeft maar wiens betekenis ons, mijn hart, ver overstijgt.
OVER MIJ
Ik ben Pieter Raaijmakers, van “paplepelkatholiek” geworden tot “fundamenteel katholiek”. Natuurlijk weet ik dat dat woord aversie oproept omdat het tegenwoordig direct in verband gebracht wordt met terrorisme, maar ik bedoel het in de zin zoals van Dale het omschrijft “betreffende de grondbeginselen”. Eigenlijk klopt het ook weer niet helemaal want als ik echt een fundamenteel katholiek zou zijn, dan was ik een heilige. Dat zou ik wel willen, maar ik ben er verre van.
Bij de Jumbo kunnen we dit jaar maar liefst 250 Paasprodukten kopen, en voor de allerlekkerste Paascroissantjes kun je bij Albert Heijn terecht. Al een paar weken wordt ons ingepeperd hoe belangrijk het is om dat allemaal te vergaren voor het Pasen.
Maar wat voor een zielig overblijfsel is dat alles van hetgeen er werkelijk gebeurd is! Wat een armoede als de werkelijke urgentie van Pasen je daarmee ontgaat; belangrijker dan elk door mensen bedacht hoogtepunt, belangrijker dan elke oorlog, belangrijker dan elke vakantie, belangrijker dan elke facelift, elke sportschool, belangrijker dan elk concert, belangrijker dan elk vastgrijpen aan wat dan ook in dit tijdelijke aardse bestaan; een werkelijke revolutie voor het menselijk leven; een volledig nieuwe inhoud; want een totaal nieuw leven; dat is Pasen. En niet het wonderlijke, maar zo bekende nieuwe leven van pas uitgekomen kuikentjes, jonge konijntjes of pasgeboren baby’s. Nee, nieuw leven van een totaal andere orde! Eeuwig leven voor u en voor mij! Voor iedere mens. Overwinning op de dood. Het dóórbreken van wat men noemt “the circel of live”; dat in zichzelf zinloze herhalen van opbloei en verval. Zomer en winter, geboorte en dood. In de verrijzenis van Jezus, is er een onmogelijk geachte grens doorbroken; de grens van de dood, de begrenzing van ons leven in tijdelijkheid. Er is iets gebeurd dat elk mensenleven zin geeft. Want datgene waar we allemaal het meest bang voor zijn, de dood, die heeft zijn verpletterende macht over ons verloren. Hij is doorstoken, overwonnen, doorleeft, machteloos gemaakt door God. En het is niet een mooie filosofische gedachte; het gaat hier om een werkelijkheid, goddelijke openbaring; God laat zich voor eens en voor altijd zien in ons mensenbestaan.
Hardleers zijn we wel. Eigenlijk zouden we genoeg bewijs moeten hebben van de grootheid van God, puur in het simpele feit dat we bestaan. Want wat een wonder! Wat een wonder, de hele Schepping, maar toch zeker u en ik zelf. Dat wij hier zo zitten; zingen in deze prachtige ambiance. Hardleers zijn we wel.. God heeft ons geschapen; wij hebben het niet erkend. God heeft ons bevrijd uit Egypte en toegeleid naar het beloofde land. Wij waren het vlug weer vergeten. God heeft talloze getuigenissen laten geven door de profeten; wij hebben ze uitgelachen. Tenslotte is God zelf maar naar ons toe gekomen in Jezus. Wij hebben hem gekruisigd. God het zwijgen opgelegd; tenminste dat dachten we.
Dat dacht iedereen. Dat dacht ook Maria Magdalena toen ze ’s morgens vroeg naar het graf ging. Wat valt er bij een afgesloten graf meer te doen dan te rouwen? Maar dan blijkt het graf niet afgesloten! De sluitsteen is weg! Allicht kan de eerste gedachte enkel zijn dat ze de dode hebben weggehaald. Maria is net zo hardleers als wij; Want had Jezus dan niet zoiets gezegd? In elk geval; grote opschudding, die ochtend. Maria rent naar Simon Petrus en Johannes en die rennen op hun beurt om het hardst terug naar het graf. Wij denken bij Petrus en Johannes wellicht aan bedaarde oude mannen, maar het waren twintigers, dertigers misschien. En natuurlijk rennen die naar het graf, als ze zoiets alarmerends horen. En natuurlijk kijken ze eerst eens heel goed rond in het graf; het is allemaal zo raar. Vreemd ook; die zwachtels en zweetdoek liggen daar zo netjes opgerold. Als het lijk vlug gestolen was dan had men dat toch niet gedaan? En dan dringt zoetjesaan het ongehoorde door; Jezus lijk is helemaal niet weggehaald maar er is iets heel anders gebeurd; iets wat zo ongelofelijk is, dat het, ondanks alles wat er eerder gezegd en gebeurd is rond Jezus, toch nog maar langzaam binnendringt; “Hij is werkelijk opgestaan uit de dood”! Ongehoord! Maar Johannes zag en geloofde. Eindelijk wordt geloofd wat alle profeten gezegd hadden en wat Jezus zelf ook gezegd had; dat Hij de tempel in drie dagen zou herbouwen.
Ondanks al onze welvaart is er zoveel onvrede in ons land. Zoveel ongelukkige mensen, echtscheidingen, jongeren die geen kant uit weten. Geen wonder als hen alleen wordt voorgehouden welke paasproducten er allemaal te koop zijn. Welke vapes het lekkerst zijn. Hoe heerlijk het is om vertier te zoeken bij Paaspop en op de Paaskermis. Vertier. Tijdverdrijf. En natuurlijk, als je niet gelooft, dan is dat in elk geval een troost; Genieten van de dingen die het aardse leven te bieden heeft. Zeker óók doen! Ook als je wel gelooft. Maar het blijft een schrale troost, het blijven geneugten die tijdelijk zijn; om met Jezus en de Samaritaanse vrouw te spreken; het blijft water waar je steeds opnieuw dorst van krijgt. Het water dat Jezus geeft; uitzicht op eeuwig leven bij God, is een bron die ver uitreikt boven alles wat wij hier op aarde verzinnen. Afgelopen nacht hebben 5 jonge mensen gekozen voor de eeuwige bron die Jezus is, en vandaag wordt jij, Megan, door het heilig Doopsel ingeleid in dezelfde bron van eeuwig leven. En dat is niet iets voor later in de hemel; geloof in de verrijzenis verandert je leven vandaag.
Zalig Pasen, zalig geloof in eeuwig leven.
Amen.
Mag het ietsje meer zijn? Dat hoorde je vroeger regelmatig in de winkel, als je gesneden vlees besteld had.
Mag het ietsje meer zijn? Dat riepen de lezingen vandaag ook in mij op. Mag men aan een christen iets meer vragen dan aan mensen die geen weet hebben van Christus? Mag men aan mij wat meer vragen dan aan een ander? Want daar gaat het vandaag over. Jezus zet zijn gedachten uiteen over een leefbare wereld
en Hij vraagt ons nadrukkelijk om daarvoor iets meer te doen dan het gewone. En het is zo eenvoudig om dàt te begrijpen. Want natúúrlijk verandert er alleen iets in onze wereld als er mensen zijn die nèt iets meer doen, dan wat iedereen vanzelf al doet. Mensen die inderdaad proberen om op een ongewone manier met elkaar om te gaan; ongewoon in de zin van tegengesteld aan wat we allemaal zo gewoon vinden; bedankt te worden als je iets goed doet, terug te slaan als je geslagen wordt, terugeisen als er iets van je gestolen is, je vijand te grazen nemen als je de kans krijgt, iemand een hak zetten die jou niet goed behandeld heeft, enzovoorts en enzovoorts. Die dingen gebeuren dagelijks onder ons. In de eerste lezing zijn we getuigen van een heroïsch voorbeeld. Saul zit met een heel leger achter David aan om hem te vermoorden.
Maar als hij dan ligt te slapen en David de kans krijgt om Saul met zijn eigen lans te doorsteken, doet Hij dat niet. Hij neemt de lans weg en laat die later vanaf een veilige plek aan Saul zien.
“Tot u die naar mij luistert…… zeg ik”: zegt Jezus. “Tot u die naar mij luistert”. Jezus roept niet zomaar wat in de wilde weg; nee, Hij kiest zijn mensen uit. Hij spreekt alleen diegenen aan die hebben laten zien dat ze naar Hem willen luisteren. Anders gezegd, dit alles wat Jezus vraagt, vraagt Hij om te beginnen alleen aan mensen die Hem kennen, aan ons. Jezus weet wel dat het een bepaalde instelling vraagt om Hem te begrijpen. En Hij begrijpt ook dat mensen die geen boodschap aan Hem hebben Zijn woorden als waanzin zullen verwerpen. “Maar aan jullie, jullie die mijn vrienden zijn, jullie die naar Mij luisteren”. Sterker nog, aan ons, mensen die gedoopt zijn in de geest van Christus, één geworden met Hem in de Eucharistie; aan ons, in wie Christus zelf leeft; aan ons durft Hij dit alles te vragen…..” En waarom vraagt Hij dat aan ons?
Omdat wij bedoeld zijn om, net als Hij, lief te hebben zoals God zelf liefheeft. En Jezus predikt niet alleen een onbereikbare moraal, Hij heeft die zelf in daden omgezet. Hij heeft zich laten bespuwen, Hij heeft zich een doornkroon op laten zetten, Hij heeft zich laten geselen, Hij heeft zich zelfs laten doden.
Misschien is het goed om een kleine duiding te geven bij dat “bemint uw vijand”. In het Hebreeuws kent het woord “beminnen of liefhebben” verschillende naamvallen en verschillende nuances. Zo betekent “God beminnen” toch nog iets anders dan “je vijand beminnen”, ook al zijn het dezelfde woorden in het Nederlands. Als Jezus ons vraagt om onze vijand te beminnen, dan vraagt Hij ons om op-bouwend met die vijand te leven. Proberen om tegen je gevoel in goede daden te stellen. Jezus vraagt ons niet om een onmogelijk gevoel van genegenheid te hebben voor die vijand maar om desondanks goed te doen aan hem.
Doorbreken van de cirkel van geweld, het goede voor de ander willen, ook al vind je hem of haar misschien helemaal niet zo aardig. En dat kan altijd, tenminste, als je niet steeds je eigen gevoel voorrang geeft, maar probeert te reageren in de geest van Christus. “Vader vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen”. Het is een veeleisend Evangelie maar er is ook geen speld tussen te krijgen. „Als gij bemint wie u beminnen, wat voor recht op dank hebt ge dan?" Hoe ieder van ons de vragen van Jezus in zijn of haar concrete leven moet vertalen dat kan ik natuurlijk niet zeggen, maar de strekking van zijn bedoelingen lijken me overduidelijk.
“Tot u die naar mij luistert…” Wij zijn een uitverkoren volk. Wij hebben kennis en weet van Christus. Daarmee zijn we niet alleen “binnen”, maar daarmee hebben we juist ook een groter verantwoordelijkheid.
Dankzij Christus weten we hoezeer God van ons houdt, hoezeer God van alle mensen houdt. Laten we dat allereerst beseffen; dat God, dat Jezus niet eerst allerlei eisen op tafel heeft gelegd, maar dat Hij eerst Zijn eigen leven op tafel heeft gelegd, voor ons. Opdat wij aan die tafel van ultieme liefde zouden kunnen eten en drinken en vanuit dat besef –grenzeloos geliefd te zijn-, op onze beurt op een abnormale manier lief kunnen hebben. Om zo goed te zijn voor een ander als God goed is voor ons. Om barmhartig te zijn voor elkaar, zoals de Vader barmhartig is voor ons. Jezus vraagt het ons en dan moeten we niet te gauw zeggen dat dat niet kan.
Laten we elkaar succes toewensen in onze pogingen zo te groeien in het kindschap van God. Christus laten leven in en door ons. Zijn boodschap voor ogen houden en ons niet uit het veld laten slaan door de zoveelste mislukking. Want het kan natuurlijk gebeuren dat je bijna verpletterd wordt onder het besef
dat je zo weinig terecht brengt van je goeie bedoelingen. Iedere dag is er een nieuw kans, en bij elke nieuw poging van ons zal Hij alle vorige misstappen vergeven; God kijkt niet achterom en Hij vraagt niet alleen dat jij goed bent voor een ander; Hij is ook eindeloos goed voor jou. Amen.
Als we op zoek gaan naar gelovig leven en we slaan daartoe de Bijbel open, dan zien we dat er bij elke mens die gelovig is drie sleutelelementen te onderscheiden zijn. Ten eerste begint het altijd met het doorbreken, het binnenkomen van de genade. Een indrukwekkende gebeurtenis in iemands leven, geboorte, overlijden, op het nippertje gered worden uit een situatie, genezing van een ziekte of gewoon een overweldigende ervaring in de natuur, dat kunnen allemaal aanleidingen zijn waardoor de genade binnen kan komen, anders gezegd; die ons iets van Godsbesef doen ervaren. Het tweede, wat daarop volgt is het besef van eigen nietigheid en oneindig tekort schieten ten opzichte van die door God gegeven genade. Zondebesef en bekering. En het derde wat je bij elk bekeringsverhaal in de Bijbel ziet, is dat deze gelovigen zich gezonden weten. Zij willen of mogen hun godsgeluk niet voor zichzelf houden maar voelen zich geroepen om het verder te vertellen; te missioneren.
Zowel in de eerste lezing als in het Evangelie van vandaag vinden we die elementen dan ook terug. In zijn visioen spreekt Jesaja van een overweldigende ervaring. Voor ons een wat vreemd verhaal, voor Jesaja zelf waarschijnlijk ook, maar het is in elk geval een moment waarin de genade van God hem overrompelt. En het gebeurt in het sterfjaar van koning Uzziahu. Dat is een belangrijk detail waarmee gezegd wil zijn dat het niet zomaar een vaag iets is, maar dat mensen vaak precies kunnen aanwijzen waar, wanneer en waardoor het was dat zij door God gegrepen werden. “Wee mij, ik ben verloren”. Ook Jesaja erkent zijn eigen kleinheid en zondigheid tegenover die genadevolle God. “Ik heb onreine lippen”. “Ik ben zondig”. Hoe meer licht er op een zaak schijnt, des te beter zie je de verontreiniging. Zo gaat het met alle heiligen; hoe meer zij getroffen worden door het licht van Gods genade hoe meer zij beseffen hoe klein en zondig ze eigenlijk zijn ten opzichte van de Schepper. God kan ook niets met hoogmoedige, zelfgenoegzame mensen. Die hebben God niet nodig, die hebben genoeg aan zichzelf; denken ze.
Maar God schept er geen behagen in om de mens neer te drukken in zijn zondigheid. Hij zuivert de onreine lippen van Jesaja met een gloeiende kool, en nu, met die geweldige Godservaring, bevrijd van zijn zondigheid, biedt Hij zich spontaan aan bij God om zijn woord onder de mensen te verspreiden. “Wie moet ik zenden?” “Hier ben ik heer, zend mij”. Genade, besef van zondigheid, zending.
In het Evangelie zien we een parallel aan dit verhaal. De vissers zwoegen tevergeefs, ze hebben niets gevangen en ze geloven ook niet dat er nog iets zit. Dan bezorgt Jezus hun die overrompelende ervaring van een massa vissen, die Petrus ertoe brengt op zijn knieën voor Jezus neer te vallen en zijn kleinheid zijn zondigheid te belijden. Alleen al dat gebaar betekent voor Jezus dat Petrus zijn plek ten opzichte van God kent en juist daarom wordt hij door Jezus gezonden om namens Hem te spreken en voortaan mensen in plaats van vissen te vangen. Genade, besef van kleinheid of zondigheid, zending.
Hebben wij hier ook nog iets mee van doen? Hebben wij ooit serafs gezien of wonderbaarlijke visvangsten? Met andere woorden; Hebben wij ooit een Godservaring gehad? Wellicht wel, misschien niet zo spectaculair, maar toch zal zeker iemand van u wel kunnen vertellen wat er op zijn of haar levensweg gebeurd is dat je een beslissende Godservaring zou willen noemen. Ik in elk geval wel. Het is eigenlijk een heel lang verhaal, maar ik zal het heel kort vertellen. Rond mijn 25ste zat ik in een existentiële crisis. Wie ben ik? Wat moet ik? Waarvoor doe ik het allemaal en wat heeft het voor zin? Er was die dag veel gebeurd waardoor ik mij afgewezen voelde door de collega’s op mijn werk en ik had al niet zo’n hoge pet van mezelf op, dus ik zat er helemaal doorheen. Terwijl de tranen langs mijn wangen liepen, startte ik mijn auto om naar huis te gaan en het cassettebandje dat nog opstond sloeg meteen aan. En snoeihard klonk het lied van ene Peter Schneider; “I’ ll never let you go, cause I love you so” “Ik laat je nooit los, want Ik hou zoveel van je”. Gewoon het zoveelste liefdesliedje maar bij mij sloeg dat die dag in als een bom. Ik kan u precies aanwijzen waar dat gebeurt is. Voor mij was dit de stem van God. Precies op het juiste moment. Het heeft mijn hele leven veranderd. Waar ik bijvoorbeeld eerst geen gezin aandurfde, hebben wij nu vier kinderen. (en ben ik inmiddels ook nog drie keer opa). Want vanaf die Godsontmoeting weet ik het zeker; “Ik hoef nergens meer bang voor te zijn. Want als ik ooit nog eens in zo’n situatie van totale verlatenheid terecht kom, dan zal Hij ook daar weer zijn om mij op te vangen”.
Het voorval heeft mij ook in de richting van het diakenschap gestuurd, want natuurlijk doe je voortaan niets liever dan getuigen van het grote wonder dat je overkomen is. Dat gun je iedereen.
“Heilig, heilig, heilig, God der hemelse machten”, roepen de serafs Jesaja toe in de eerste lezing. Heilig, heilig, heilig, God der hemelse machten” zingen wij elke keer opnieuw als we beginnen aan het grote bruiloftsmaal. Wat een genade dat wij dit hier zo samen mogen vieren! Keer op keer. Amen.
De vieringen van dit weekend, de lezingen, het doopsel van Jezus, zij bieden vandaag meer dan genoeg voeding voor een hele lange preek. Niettemin zal ik het zo kort mogelijk houden. Ik wil eerst iets zeggen over het woord “conservatief”. Voor de meeste mensen heeft “conservatisme”een bijzonder negatieve klank. Ook het woordenboek van van Dale, spreekt van “gericht zijn op het behoud van de bestaande maatschappelijke toestanden”. En over een conservator is men niet veel positiever; een conservator is de beheerder van een museum. Niets over de minutieuze waakzaamheid die hij aan de dag moet leggen om de waardevolle kunstwerken te beschermen tegen allerlei invloeden waardoor ze beschadigd zouden kunnen raken. Ja, conservatief betekent inderdaad “behoudend”. En ja, je kunt alles alleen maar blijven doen omdat het altijd zo geweest is. Maar je kunt ook dingen hetzelfde houden omdat ze gewoon goed zijn. Grootmoeders soep is toch niet te evenaren? En “Pizza di mamma”, die moet je hebben.
Maar progressief zijn, dat is het adagio vandaag de dag. “Alles moet anders, niets mag blijven zoals het is”. En het is natuurlijk geen van beiden waar. Conservatief moet je wel degelijk zijn. Niet ten opzichte van alles, maar wel ten aanzien van de dingen die nou eenmaal gewoon goed zijn. Progressief moet je zeker zijn, ook niet ten opzicht van alles, maar wel ten aanzien van die dingen die beter zouden kunnen. En in onze tijd waarin de wereld de progressie heilig verklaard lijkt te hebben; -letterlijk alles moet op de schop-, heeft de Kerk inderdaad een wat conservatief, een wat behoudend karakter. “Ho, ho, niet alles overboord gooien wat goed is”.
En dat is waar ik naar toe wil. Want in die geest mogen wij steeds meer jonge mensen ontmoeten die dat gaan inzien. “Ja, ja, experimenteren, verandering, zelf de dingen bepalen, de verworvenheden van de vrije samenleving, allemaal prima, maar is alles dan vloeibaar, is er helemaal geen vaste grond meer onder onze voeten?” En dan vinden zij die “conservatief” genoemde katholieke Kerk in Oss. Dan zien zij daar een oprechte eerbied voor Iets wat eigenlijk onzichtbaar is. Dan zien zij daar een groep mensen bij elkaar die conservatief is; positief conservatief ten aanzien van het zicht op eeuwig leven. Want dat is wat wij hier proberen te doen; wij proberen het zicht op eeuwig leven bij God onze Vader, te conserveren, te behouden; voor onszelf en voor komende generaties. En dan is het hartverwarmend om zo af en toe te mogen ervaren dat er jonge mensen zijn die dat kennelijk begrijpen.
Zij hebben het zojuist bij hun binnenkomst geantwoord op de vragen van de pastoor; Wat vragen jullie van de Kerk? Het geloof. Welke waarborg schenkt het geloof jullie? Het eeuwige leven. Zij vragen aan ons om het opleidingstraject in te mogen gaan dat zal leiden tot het Heilig Doopsel, dat inderdaad de deur is naar eeuwig leven. En het feit dat zij dit doen in volledige vrijheid, niet, -zoals vroeger misschien vaak- omdat het moet, of omdat het nou eenmaal zo hoort, -daar hebben zij geen weet van- maar omdat zij zelf op zoek zijn naar waarheid in liefde. Het zijn er geen honderden. Het zijn er maar vier, maar het zijn er vier en zij zijn mogelijk de voorlopers voor een hele lange stoet volgelingen; zeker in de mate dat zij in oprechtheid kunnen getuigen van de weg die zij gaan in eenheid met de “conservatieve Kerk”. En het is iets wat tot nadenken moet stemmen als drie van de vier kandidaten voor het catechumenaat, zoals dat proces officieel heet, als drie van de vier kandidaten zich vooral aangesproken voelen door de zogenaamde ”tridentijnse ritus”. Dat vraagt mogelijk ook enige uitleg.
Tot het Tweede Vaticaans concilie bestond de kerkelijke liturgie uit een ritus –een manier van vieren- die terug te voeren is naar concilie van Trente dat plaatsvond in de 16e eeuw. Meest in het oog springend daarbij was dat de priester de mis opdroeg met zijn gezicht naar het hoogaltaar en dat de hele mis opgedragen werd in het latijn. Die vorm had zijn sterke kanten; het mysterie dat God nou eenmaal is, kwam beter tot uitdrukking omdat de hele vorm van de liturgie iets mysterieus had. Het had ook zijn minder sterke kanten, bijvoorbeeld dat het neigde naar een heel sterk individualistisch bezig zijn. De priester stond daar in de verte, met de rug naar het volk onverstaanbaar te bidden en iedereen was in eigen gebed verzonken. Deze manier van doen heeft toch bijna 500 jaar haar duidelijke betekenis gehad.
Bij het Tweede Vaticaans concilie vond men dat het anders moest. Niet alleen het mystieke, niet alleen de aanwezigheid van God moest benadrukt worden, ook de mensen, de gemeenschap van gelovigen moest actiever betrokken worden bij het gebeuren. Gewone gelovigen kregen dan ook een taak in de mis als lector. De taal werd de verstaanbare landstaal en misschien wel het meest in het oog springend; de priester draaide zich om, het altaar werd een heel eind de kerk in geschoven en het werd meer iets van “wij samen”. Dat element van “wij samen”, dreigt nu weer een beetje door te slaan, want in nogal wat kerken meent men dat men op een soort democratische manier, kan gaan vaststellen “wat wij vandaag samen eens van de mis zullen maken”. Terwijl de officiële Kerk dáár toch altijd heel duidelijk in is gebleven; Christus immers is dezelfde, gisteren, vandaag en altijd en Hij wordt vertegenwoordigd door daartoe aangestelde, gewijde, celibataire priesters. Dienovereenkomstig heeft onze moeder de Kerk met grote zorgvuldigheid vastgesteld wat wij hier op het priesterkoor te doen en te laten hebben. Dat is een positieve vorm van conservatisme; als een conservator, met grote zorg behouden wat ten ene male goed is. Paus Benedictus heeft ingezien dat de veranderingen van het Vaticaans concilie weliswaar goed waren, maar hij heeft ook gezien dat daarmee de oude ritus, waarin het goddelijk mysterie beter tastbaar is, niet ineens verkeerd zou kunnen zijn. Wij, hier in onze parochie zijn eigenlijk wel blij dat we een thuis mogen bieden aan beide vormen omdat ook wij aanvoelen dat beiden een eigen goed vertegenwoordigen.
Wat God tegen Jezus zegt bij Zijn doop, mogen wij toch echt aannemen als was het tegen ieder van ons gezegd, Tridentijn, Romein, zondaar of halve heilige; ’Gij zijt mijn zoon, mijn dochter, in u heb ik welbehagen”. Niet wat wij horen of hoe wij vieren is tenslotte bepalend voor wie wij zijn in Gods ogen. Bepalend is ons persoonlijke antwoord op Zijn stem. Amen.