Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

26 September 2020

Vijfentwintig jaar diaken.

Op 30 september was het 25 jaar geleden dat ik door Mgr. ter Schure tot permanent diaken werd gewijd en ik kan wel zeggen dat het, naast mijn huwelijk,  de meest gelukkige stap is geweest in mijn leven. 

Waarom diaken? Eigenlijk ben ik vanaf mijn puberjaren naar mezelf op zoek geweest en vooral naar de zin van mijn leven. Ik had zo mijn persoonlijke verdrietjes maar om me heen zag ik veel grotere ellende. Daarbij kwamen nog milieuverontreiniging, overbevolkingsproblemen en atoomdreiging. Kortom; de onheilsprofeten hadden mij behoorlijk in hun greep. Waartoe dan eigenlijk dit leven? De Kerk had geen betekenis voor mij want die hield zich bezig met “dingen die niet bestaan”, zoals onze zoon nu  ook (nog?) zegt.  Ik ben verwonderd over hoe het gegaan is. Maar het was mijn vrouw die mij naar het diakenambt gedreven heeft met haar “eis” om te trouwen; ook voor de Kerk. Door die vraag zag ik mij genoodzaakt om een grondig onderzoek in te stellen naar het wezen van de Kerk en warempel, na enkele jaren heb ik dat wezen ontdekt; Jezus Christus. Mijn vrouw gaf me destijds een boekje van Lucas Grollenberg, “Jezus’ weg naar hoopvol samenleven”. Ik had nog nooit zoiets gelezen! Een heel belangrijke rol speelde vervolgens de Hooge Berktgemeenschap in Bergeijk. Daar heb ik de vragen kunnen stellen die ik had. Daar heb ik gezien hoe Jezus Christus in de dagelijkse praktijk van betekenis is. Gewoon; samen leven, werken, studeren, ontspannen in geloof. Daar was ik razend enthousiast over. Eindelijk een echt en blijvend fundament onder mijn voeten! Ik had alle schepen achter me willen verbranden (een Petruskwaal?) en naar Bergeijk willen verhuizen, maar weer was het mijn vrouw die mij met beide benen op de grond hield. Als ik iets voor Jezus wilde gaan doen, moest dat ook kunnen op de plek waar wij wonen. Maar ik kwam nooit in de parochiekerk, we gingen voor de viering (zoals we dat noemden) altijd naar Bergeijk, dus ik had daar ook nog een hele weg in te gaan. Mijn stagetijd had ik in Boekel en in Mill en hoewel het parochieleven nogal verschilt van het leven in de Hooge Berktgemeenschap, zag ik wel dat het een andere manier van hetzelfde was. Iets waar ik me toch ook goed in thuis zou kunnen voelen. Alleen… op dat altaar gaan staan? Preken? Een uitvaart leiden??? Pff.. daar kreeg ik het Spaans benauwd van. Ik heb vaak tegen mezelf moeten zeggen; “Je staat hier niet voor je zelf, het is God die jou hier heeft neergezet.  Doe het nou maar, dan helpt Hij je wel”.

Blijven groeien. Na mijn diakenwijding was het niet gedaan met mijn zoektocht. Want wat voor een diaken ben je dan? Neem je klakkeloos alles over wat “des kerks”  is of heb je ook een eigen mening en een eigen stijl? En in hoeverre ben je trouw aan de belofte die je gedaan hebt aan de bisschop? Want dat vind ik ook belangrijk; je gaat niet jezelf staan preken, maar de Kerk van Christus! Eerlijk gezegd maakte ik een wat overmoedige start. Ik zou zo’n ingedutte parochie weleens wakker schudden met nieuw elan en nieuwe inzichten! Gaandeweg moest ik echter het hoofd buigen en de realiteit onder ogen zien dat ook ik geen wonderen verricht, dat er eigenlijk nauwelijks nieuwe inzichten zijn, dat de Kerk alles al heeft uitgevonden,  dat het geen rozentuin is en dat het er eigenlijk op neer komt om gewoon dóór te gaan. De grootste beweging die ik nog heb gemaakt heeft zich voltrokken onder pastoor van Osch. Waar wij eerder tamelijk de vrije hand hadden in de liturgie, stelde hij veel duidelijker de officiële teksten centraal. Achteraf heb ik er spijt van maar ik heb aanvankelijk behoorlijk tegen gesputterd. Ik heb mij meer verdiept in teksten van, destijds kardinaal  Ratzinger, de latere paus Benedictus en kwam uit bij “de Heer“ van Romano Guardini om de diepte van de Sacramenten te ontdekken en dat dat allemaal zoveel meer omvat, zoveel rijker is ook, dan onze eigen “creatieve inbreng”. Alles, maar dan ook alles ben ik blijven bevragen. Niet meer vanuit mijn vroegere “puberaal-kritische” houding, maar meer van “hoe zit het nou echt, wat wil de Kerk hiermee zeggen en wat betekent het voor mensen”? Vooral over de verrijzenis heb ik verschillende pastoors en bisschoppen “doorgezaagd”. Natuurlijk over de verrijzenis, want dat is het belangrijkste, maar ook het moeilijkste punt van ons geloof. Ik probeerde dan vooral iets te horen van hun persoonlijke  verstaan en beleven. Soms voelde ik mij afgescheept met een overbekende kerkelijke formulering, dan weer had ik het gevoel echt gehoord te zijn en verder te kunnen met het antwoord, al is het laatste woord er nooit over gezegd. Ondertussen blijft mijn moeder ook altijd nog aanwezig met haar antwoord, dat ik als puber zo verfoeid heb; “mysterie”. Onder deze kop “blijven groeien” hoort eigenlijk nog een heel scala aan ontdekkingen, maar dan kan ik beter een boek schrijven. Ik noem er maar een paar; herontdekking van de Biecht, verstaan van huwelijk en seksualiteit, betekenis van stille retraites, wat het maken van een preek met mezelf doet, dat je van jezelf geen heilige kunt maken, etc. etc. 

Indrukwekkendste ervaringen. Waar ik eigenlijk het meest tegenop zag bleek al gauw het mooiste om te doen; uitvaarten. Verschrikkelijk leek me dat om in je eentje voor zo’n grote, volle kerk te staan op zo’n uiterst belangrijk en verdrietig moment in het leven van zoveel mensen. En ik dank God dat me dat vrijwel altijd zo goed is afgegaan. Steevast maakte ik in mijn preek een overgang van het leven van de overledene naar het geloof in de verrijzenis. Heel vaak merkte ik ook dat de aandacht daarbij niet af, maar juist toenam. Immers, wat je over de overledene kunt zeggen dat is bij de meeste aanwezigen wel bekend. Veel minder vanzelfsprekend is dat mensen de verrijzenis en het eeuwige leven serieus nemen. En als je daar vanuit die hoek over spreekt dan zie je de mensen de oren spitsen. Niet dat ze het er dan allemaal mee eens zullen zijn, maar ze hebben wel iets om over na te denken. En dat vind ik grote winst. Iedereen moet zijn eigen weg gaan in geloof, maar wij, als voorgangers van deze Kerk moeten wel waarachtig blijven getuigen “van de hoop die in ons leeft”. Dan waren er ook de reizen/bedevaarten die ik heb mogen meemaken. Helemaal aan het begin, een week deelnemen aan het leven in Taizé; geweldig, al die oprecht zoekende jongeren! Heel inspirerend was ook de reis naar Israël, met oud pastoor Ponsioen, en dan vooral het bezoek aan de ruïne van de synagoge van Kafarnaüm, waarbij je zeker weet dat Jezus daar gestaan heeft toen hij de boekrol van Jesaja aangereikt kreeg. Daarmee kwam het hele Evangelie ineens veel dichterbij. Tenslotte heeft de begeleiding van een stervende mij een keer diep geraakt.  Eigenlijk was het andersom; de stervende begeleidde mij meer dan ik haar. Het laat zich niet op papier uitdrukken, maar de manier waarop deze mevrouw, in volledige overgave en vrede, biddend een schier eindeloze doodsstrijd heeft gevoerd, deed mij vermoeden wat een heilige moet zijn. Ik hoop dat ik later ook zo dood kan gaan.

Kijk op de Kerk. Tsja…, je kunt bijna zeggen dat het een haat-liefde verhouding is. Van de ene kant zie ik dat er zo verschrikkelijk veel mis is met onze Kerk, dat ik me soms bijna schaam om erbij te horen. Neem het seksueel misbruik; onvoorstelbaar dat zoiets kan in een gemeenschap die hoog opgeeft over de moraal! Voeg daarbij de grote verdeeldheid in de Kerk en al het gekrakeel onder pastoors en diakens. Om moedeloos van te worden. “Dat de Kerk nog bestaat is het bewijs dat ze van God moet zijn” heb ik eens gehoord.  Ja, als de Kerk alleen zou drijven op het gepruts van ons, haar voorgangers,  dan was ze al lang verdwenen. Maar er is altijd dat ene,  onverwoestbare hart in de Kerk; Jezus Christus. En dat is ook een kant van de Kerk, dat zij Hem doorheen 2000 jaar levend gehouden heeft. Dat is werkelijk iets om grote bewondering voor te hebben. We kunnen het overal over oneens zijn, maar dat Hij ons, hoe dan ook, samen houdt, daarover bestaat geen enkel verschil van mening. Nee, er is beslist niets mis met het wezen van de Kerk, integendeel, zij is en zal met Christus onverwoestbaar blijven. Zaak is meer hoe wij daarmee omgaan. U en ik, hoe geven wij vorm aan de “schat in de akker”, die ons gegeven is? Die vraag zal mijn hele verdere leven blijven kleuren in de hoop dat door of na ons, de Kerk weer op mag bloeien.   

Jubileum. Natuurlijk had ik het 25 jarig jubileum graag uitbundig en met iedereen gevierd, maar het gedoe met corona maakt dat er van spontaan ontmoeten nauwelijks sprake kan zijn. Op 11 oktober zal de Mis van 10.00 uur mede in het teken staan van het jubileum. Vervolgens zal er in het parochiecentrum een besloten receptie zijn met helaas maar een klein aantal genodigden. Maar hoe dan ook, groot of klein, de dankbaarheid voor alles wat ons gegeven is moet hoog in het vaandel staan.