Groter dan ons hart

Pieter Raaijmakers

20 Juli 2025

Vandaag, op deze vijftiende zondag in het kerkelijk jaar, horen wij enkele klassiekers uit de heilige Schrift. Natuurlijk is daar die overbekende parabel van de barmhartige Samaritaan. Maar ik zou toch graag eerst naar de eerste lezing kijken uit het boek Deuteronomium. Het gaat daar over een belangrijk principe waaraan de moderne mens steeds minder een boodschap lijkt te hebben; de natuurwet. Dat is niet zozeer een wet van regeltjes en punten en komma’s,  maar het gaat hier over het principe dat er iets zou bestaan dat van nature goed is of slecht. De moderne mens schuift alsmaar verder op in de richting van het relativeren; “Er bestaat geen universeel goed. Wat goed is, dat is datgene wat voor mij goed is”.  En het kan dus zomaar zijn dat wat de een goed vindt, de ander juist slecht vindt. En we mogen ons niet meer met elkaar bemoeien, want "ieder zijn eigen mening". Maar als er geen universeel goed erkend wordt, dan heeft iedereen dus ook zijn eigen gelijk. En een land waarin iedereen zijn eigen gelijk heeft, valt natuurlijk niet meer te besturen. De een frustreert het bestuur met eindeloze vergaderingen om toch maar recht te doen aan ieders eigen gelijk en de ander frustreert het bestuur door het eigen gelijk dan maar met geweld af te dwingen.

Maar zo zit de wereld dus niet in elkaar. Ook al willen velen hem niet meer kennen er is wel degelijk sprake van een natuurwet. Er is aan de mens iets gegeven als richting en de 10 geboden zijn daar een soort samenvatting van. Het Bijbelboek Exodus, maar meer nog Deuteronomium gaan over die natuurwet. Vandaag lezen we daar een mooie passage uit. “De geboden die ik u heden geef zijn niet te zwaar voor u en zij liggen niet buiten uw bereik. Zij zijn niet in de hemel, ze zijn niet overzee. Nee, het woord is dicht bij u. Het in uw mond, het is in uw hart. Gij kunt het dus volbrengen”. Er is iets waarvan alle mensen, waar ook ter wereld, van nature aanvoelen dat het goed is of slecht. Vervolgens weet ook iedereen van nature dat het goed is om het goede dan te doen en het slechte te vermijden.

Een vooraanstaande moraalfilosoof onderscheidt een aantal basisprincipes die elke mens erkent als goed en die het derhalve waard zijn om gezocht te worden. Ik noem er vijf. Het eerste is leven; we snappen allemaal dat het goed is om leven te bevorderen en om alles wat tegen het leven ingaat te vermijden. Het tweede is; wetenschap; we snappen allemaal dat het beter is iets te weten dan niets te weten en dom te blijven. Het derde is; spel. Alle mensen begrijpen spontaan dat iets goed kan zijn, enkel en alleen omdat het leuk is. Sport, spel, theater, kunst, in zichzelf nutteloos misschien, maar leuk om te doen of om naar te kijken, goed voor alle mensen waar ook ter wereld.  Het vierde is; vriendschap. De mens is nou eenmaal een sociaal wezen en zoekt spontaan naar contact met andere mensen. En het vijfde is religie. Vrijwel alle mensen zoeken een vorm van transcendentie, een hogere macht of een hoger doel. Spontaan erkent iedereen dat er meer moet zijn onder hemel en aarde. Dus er is wel degelijk iets van een natuurwet, een aanvoelen van wat goed en kwaad is. Het is ingeschapen in iedere mens. De vraag is dan; wat voor mens wil ik zijn?

En wenden wij ons daarmee dan tot het Evangelie. “Wat moeten wij doen om het eeuwig leven te verwerven?” Want dat is ook onze vraag. “Hoe wordt ik wie ik bedoeld ben te zijn?” Ofwel; “Hoe leef ik zo dat ik volkomen één wordt met mijzelf” of met woorden die we vandaag de dag niet meer zo gemakkelijk uitspreken;  “Hoe wordt ik heilig?” Jezus verwijst de wetgeleerde (en ons dus ook) naar wat hij eigenlijk allang weet; “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel, al uw krachten en geheel uw verstand en de naaste als uzelf”. Als de wetgeleerde daar niet genoeg aan heeft en wil weten wie hij als zijn naaste moet zien, dan komt Jezus met de parabel van de barmhartige Samaritaan, waarbij elke verdere uitleg overbodig is. Het woord is dicht bij. Je hoeft het niet ver te zoeken, het is in uw mond het is in uw hart. Je kunt het dus volbrengen.

Op de klacht dat de Bijbel zo’n moeilijk boek is, schijnt monseigneur Mutsaerts eens gezegd te hebben, dat wij ons niet zo druk moeten maken over wat we allemaal niet begrijpen, maar dat we zouden kunnen beginnen met te doen wat we wel begrijpen. Dat vond ik een waar woord want als we proberen te doen wat we wel begrijpen, dan hebben daar onze handen meer dan vol aan. God beminnen? Ja!. Maar met heel ons hart, met heel onze ziel, met al onze kracht al ons verstand? Een uurtje op zondag dat is al heel wat, voor velen.. En de naaste beminnen als onszelf? Pffff. daar hebben we toch ook nog wel wat te doen. Zeker als we ons realiseren dat Jezus met die parabel bedoelt dat wij ook onze vijanden zouden moeten zien als onze naasten. God beminnen en de naaste als onszelf. Genoeg te doen dus, maar niets op eigen kracht. Allereerst moeten we ons bekeren tot God en in Zijn liefde de kracht zoeken om naast de ander te kunnen gaan staan. Het is dan ook met die bedoeling dat wij steeds opnieuw Eucharistie vieren. Amen.